1893 N°. 76.
Donderdag 29 Juni.
80slc jaargang.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiëu voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bjj alle Boekverkoopers en Brie vengaai ders
Snuending van
De prjjs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets
Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel,
advertentiën voor 8 uren op den dag: der uitgave.
GOES, 28 Juni 1893.
Tot directeur van het kantoor der firma Van
Gend en Loos alhier, ter opvolging van den heer
C. J. IC o o m a n die met 1 Aug. a s. naar Kampen
vertrekt, is benoemd de heer Govaerts, thans
werkzaam op het kantoor der firma te Utrecht.
Bij kon. besluit zijn benoemd tot dijkgraaf
van het waterschap Groede en Baanst A. Lom
baard; tot dijkgraaf van den Willem-Leopold-
polder, Nederlandsch gedeelte, J. Basting; tot
gezworen voor het waterschap Groot- en Klein-
Biarzande c. a. A. A. B e c utot gezworen voor
den polder Vlooswijk F. De Jonge; tot gezworen
voor den polder Nieuwlande J. S i n k e tot ge
zworen voor den nieuwen polder (annex Stavenisse)
A. C. Van Zorge.
De vereeniging van Burgemeesters, Secreta
rissen en Ontvangers in het Oostelijk deel van
Zeeuwsch-Vlaanderen hield jl. Maandag haar zomer
vergadering in een der zalen van het Koffiehuis
»de koning van Engeland" te Hulst. Ongeveer 30
leden waren tegenwoordig.
De Voorzitterde heer J. A. Van Boven, burge
meester van Ter-Neuzen, opende de vergadering met
een welkom, waarin hij het welslagen der oprich
ting van de vereeniging en hare erkenning als
rechtspersoon schetste, en stelde namens het bestuur
voor de heer H. G. Hartman Jz., secretaris van Goes,
aan wiens initiatief de vereeniging haar ontstaan te
danken had, het eerelidmaatschap aan te bieden.
Dit voorstel werd met acclamatie aangenomen. De
benoemde, die tegenwoordig was, bedankte in harte
lijke woorden voor de hem toegekende onderscheiding.
Nadat nog eenige huishoudelijke werkzaamheden
waren afgedaan, werden de volgende punten be
handeld
le. Zou het geene overweging verdienen, om, in
navolging van en overeenkomstig met de vereeni
ging in Zuid- en Noord-Beveland, pogingen aan te
wenden bij de Regeering, om de secretarissen der
gemeenten op te nemen onder de deelgerechtigden
in het Rijks-pensioenfonds van burgerlijke ambte
naren
Ter inleiding van het vraagstuk werd hoofdzake
lijk herhaald, wat in de vergadering van de Beve-
landsche vereeniging van 21 April 1893 is aange
voerd. De gevoelens der leden waren verdeeld.
Terwijl sommige erkenden, dat men moest zien te
verkrijgen wat eenigszins mogelijk was, konden
anderen geene reden vinden, waarom alleen den
secretarissen en niet ook den burgemeesters en den
ontvangers het gewenschte voorrecht zou mogen
ten deel vallen. Het is waar, zoo werd gezegd, dat
de burgemeester slechts voor 6 jaren wordt benoemd
en daarin misschien een struikelblok gevonden wordt,
doch vroeger werden ook de kantonrechters slechts
tijdelijk benoemd en deze deelden toch ook in het
pensioenfonds. En de ontvangers mogen niet zoo
direct voor het Rijk werkzaam zijn, zij worden
toch, als gemeenteambtenaren met den secretaris op
éen lijn gesteld.
Na eene ernstige bespreking werd ten slotte goed
gevonden dit punt aan te houden tot de volgende
vergadering en inmiddels rijpelijk te overwegen, wat
kan gedaan worden, om te trachten in den tegen-
woordigen toestand, die algemeen erkend wordt on
houdbaar en onbillijk te zijn, verandering te brengen.
2o. Welke is de beteekenis van art. 25 al. 2
van het Burgerlijk Wetboek Met andere woorden
wie beoordeelt den vorm van de kantmeldingen.
Aanleiding tot deze vraag was gevonden in den
eisch van een off. van justitie, aan den Ambt. van
den B. S. eener gemeente gedaan, om de kantmel
ding in te richten in den vorm zooals zij te Goes
geschiedt, en nadat het door hem voorgeschreven
model eenige malen gevolgd was, een nieuwen eisch
stelde, om namelijk Middelburg na te volgen.
Als conclusie der bespreking werd vastgesteld, dat
het O. M. alleen te zorgen heeft voor de eenvormige
inschrijving van de kantmelding in de registers,
welke ter griffie van de rechtbank berusten, doch
dat de vorm of de inhoud der kantmelding aan den
A. v. d. B. S. is overgelatenmits deze aan de wet
voldoet.
3o. Is het noodig de processen-verbaal van aan
besteding te doen registreeren
Met het oog op het bekende gevoelen van den
Minister van Financiën werd gevreesd, dat moeie-
lijkheden zouden ontstaan wanneer bevelschriften van
betaling werden afgegeven voor de aannemingssom,
zonder dat het proces-verbaal was geregistreerd,
doch, het bekende arr. van den H. R. van 3 Juni
1891, en de ondervinding te Clinge met een onge
registreerd proces-verbaal opgedaan, waar de boete
geheel werd kwijtgescholden, leidden tot de conclusie,
dat men het maar zou wagen zonder formaliteit
van registratie.
Een gezellige maaltijd, waarbij een heildronk op
H. M. de Koningin en de Koningin-Regentes werd
uitgebracht en naar het Loo geseind, besloot de
vergadering.
De eerstvolgende bijeenkomst, in Sept. 1893, zal
te Aksel gehouden worden.
Hare Majesteiten zijn Zaterdag in goede
gezondheid op Het Loo aangekomen.
Hare Majesteit de Koningin-regentes bracht te
Arolsen een bezoek aan het graf van haren vader,
den vorst van Waldeck-Pyrmont.
De president van het Bestuur van Neer
bosch (en vermoedelijk ook meerdere bestuursleden)
waren tegen Maandag voor den rechter te Arnhem
gedagvaard inzake de beweerde mishandeling van
kinderen aldaar.
Ook is de heer A. J. Van Houten voor de
rechtbank gedagvaard. Deze vervolging ging van de
justitie zelve uit.
De onrustwekkende berichten over den ge
zondheidstoestand van H. M. de Ko
ningin, die door de Daily Chronicle in de wereld
gebracht werden, zijn ook naar Paramaribo overge
seind en wekten daar, door bulletins van De West-
Indiër verspreid, groote ontsteltenis.
Naar aanleiding van het bericht seinde de gou
verneur der kolonie op 1 Juni aan den Ned. mi
nister van koloniën: Baart toestand Koningin on
gerustheid waarop het geruststellende antwoord
werd ontvangen »Neen".
De ontvangst dezer heuglijke tijding is met groote
feesten gevierd.
Het Hbl. maakt, naar aanleiding der aanne
ming door de Tweede Kamer van het wetsontwerp,
houdende regeling van de belasting op be
drijf s - en andere inkomsten, de opmer
king, dat vermoedelijk nog in dit zittingjaar en
dus binnen twee jaren na zijn optreden in Aug.
1891, het liberale ministerie het belangrijkste deel
zal hebben volbracht van hetgeen in de troonrede
van dat jaar als »een dringende eisch der recht
vaardigheid" werd vooropgesteld een billijker ver
deeling van algemeene lasten.
De billijkheid der nieuwe regeling is onmiskenbaar.
Vermogensbelasting en bedrijfsbelasting met elkan
der zullen bewerken, dat een bedrag van ongeveer
12 millioen gulden veel rechtvaardiger dan thans
over de burgerij wordt omgeslagen. Wie nauwlijks
kunnen rondkomen, worden geheel vrijgesteld. De
kleine inkomsten boven f 500 a 550 uit kapitaal
en boven f 650 uit arbeid, worden voor een zeer
laag bedrag aangeslagen, en van de hoogere bereikt
allengs de percentage nog niet 5 pet van de in
komsten uit kapitaal en 3 2 pet. van die uit arbeid.
Daarentegen wordt het patent afgeschaft, is reeds
de heffing der grondbelasting op ongebouwde eigen
dommen van 7 tot 6 pet. verlaagd, zijn de kosten
van overdracht bij alle goederen tot een derde ver
minderd, is de zeepaecijns verdwenen en de zout-
accijns van 9 tot 3 centen per kilo verlaagd. Alleen
de jeneveraccijns is met 3 centen per liter verhoogd.
Dat is een belastingverbetering van beteekenis,
die zoowel de regeering, die haar voorstelde, als de
Tweede Kamer, die haar aannam, tot eer strekt.
Afschaffing van 4*/2 millioen aan schadelijke accijn-
sen, van bijna even zooveel aan louter fiscale
rechten op de overdracht (vaak »een belasting op
de armoede") en van 1 millioen aan grondbelas
ting opheffing eindelijk van het onrechtvaardig
patentrecht, en bet gat, dat daardoor in de rijks
financiën is geslagen, bijna uitsluitend gedicht door
een matige en progressieve algemeene inkomsten
belasting, ziedaar een rijken oogst van nog geen
twee jaren arbeid, na zoo langdurigen stilstand.
Die oogst is thans zoo goed als binnengehaald, dank
zij de eendrachtige samenwerking van bijna alle
liberale elementen in de Tweede Kamer, dank zij
vooral de voortvarendheid, de werkkracht en het
beleid van den Minister Pierson.
Met volle recht kon dan ook de heer Tijdens
Woensdag verklaren»Ik zou bijna durven ver
zekeren dat, uitgenomen een kleine kring van oppo
santen, heel het land is ingenomen met de belasting
hervorming van dezen Minister."
De Friesche Ct. geeft eenige historische
herinneringen omtrent het patent
recht, tot welks afschaffing in verband met de
heffing eener belasting op bedrijfs- en andere in
komsten besloten is.
Het patentrecht heeft een verbazend lang leven
gehad, ongeacht de groote gebreken die het aan
kleefden en die, het mag gezegd worden, steeds zeer
breed zijn uitgemeten.
Het reeht van patent dagteekent van het jaar
1805. Bij ordonnantie van den 2 December van dat
jaar werd vastgesteld »het recht van patent op allen
handel, nei-ingen, beroepen en bedrijven en eenige
andere objecten van weelde of vermaak", om met
1 Januari 1806 reeds in werking te treden.
Zonder de voormalige gilden te vervangen, tijdens
de omwenteling in 1798 afgeschaft, kwam het pa
tent als het ware er voor in de plaats en de gelden,
vroeger gevorderd om als lid te worden aangenomen
of de jaarlijksche bijdragen ten behoeve van het
gild, kwamen nu onder den naam van belastingen
in 's lands kas.
Sommige vroegere heffingen, zooals het licence-
recht op den verkoop van tabak, het pleiziergeld
voor vaartuigen, het recreatie-geld, vindt men terug
in de patentwetten. In de ordonnantie van 1805
werd ook opgenomen eene afdeeling, regelende de
belasting op het dragen van haarpoeder, hetzij met
rond en gekapt baar, paruiken, tourtjes of wat dies
meer was, zonder eenige exceptie, waartoe een acte
van consent vereischt werd, geschreven op zegels
van f5,alleen goed voor het loopende jaar. Deze
nieuwe belasting bracht echter geen zoden aan den
dijk. Men veranderde de mode en maakte hierdoor
de heffing illusoir. Ook de jachtacten waren in die
ordonnantie opgenomen.
In de jaren 1814, 1815 en 1816 onderging de
ordonnantie meer of minder belangrijke wijzigingen.
De tegenwoordige patentwet is van het jaar 1819,
ofschoon zij bij onderscheidene latere wetten niet
onbelangrijk is gewijzigd. Die wijzigingen strekten
meestal om den druk van sommige bedrijven te
verlichten of wel daarvoor algeheele vrijstelling te
verleenen.
Een oud-minister van financiën, Gogel, oordeelde
al zeer ongunstig over de patentwet. Hij noemde
het een wandrochtelijk voortbrengsel, een wet, die
zoo geraffineerd is, zoo kunstig uitgebreid en zoo
willekeurig, dat het meestal van het goedvinden van
geïnstrueerde ambtenaren of van menschen, met de
innerlijke waarde der bedrijven onbekend, afhangt
te beslissen, wat elk werkzaam mensch voor het
verlof om den kost te winnen betalen zal. Verder
twijfelde Z.E. niet, of de instructiën en terechtwij
zingen aan de ambtenaren besloegen een boekdeeltje
van dubbele dikte als de oorspronkelijke wethij
meende voorts dat deze veelal uitloopen om de
ambtenaren les te geven in de wijze, hoe men het
best van elk belast persoon het meest af halen kan
anders toch voldeed men niet aan het oogmerk,
waarom het willekeurige in de wet is gelegd.
Dat in deze uiting schromelijke overdrijving
heerscht, valt reeds af te leiden uit de slottirade.
Immers, men mag niet aannemen, dat men een wet
expres zóo inricht, dat zij willekeurig kan worden
toegepast. Trouwens, dit oordeel van Gogel gold
de oude patentwetten. Toen hij omtrent het nieuwe
belastingstelsel, dat bij de wet van 12 Juli 1821
(St.bL no. 9) is ingevoerd, geraadpleegd werd, was
hij van oordeel, dat het recht op de patenten wei
nig of geen nadeel zou doen, indien het niet hoo-
ger werd gesteld dan het eerst ingevoerde patent
recht en met weglating van het willekeurige en
vooral van te ruime afscheiding van bedrijven.
Welnu, de wet van 1819 werd reeds in 1823 en
later nog herhaalde malen gewijzigd, ongetwijfeld
in den geest van den oud-minister Gogel. Uit zijn
barre uitspraak werd echter door de tegenstanders
der wet munt geslagen.
De patentwet lijdt aan tal van gebreken, ook en
vooral doordat vele nieuwe bedrijven langzamer
hand zijn ontstaan, die bij assimilatie moeten wor
den aangeslagen, en niet minder door de zeer ver
anderde wijze van werken in tal van beroepen,
tengevolge der aanwending van stoomkracht. Zij is
dus geheel verouderden belast bovendien de
verschillende beroepen en bedrijven dikwijls op verre
na niet naar hunne vermoedelijke winstgevendheid
hier vordert ze te veel, elders te weinig. Hare
afschaffing is dus wensckelijk, ook omdat meermalen
te vergeefs beproefd is, grondige verbeteringen te
maken en aan de wetgevende macht voor te leggen.
Hare afschaffing is noodzakelijk bij het invoeren
van eene algemeene inkomstenbelasting, zooals de
vermogens- en bedrijfsbelasting die zullen vormen.
Haar taai leven heeft dus weldra een einde ge
nomen, want zonder twijfel zal ook de Eerste Kamer
hare goedkeuring hechten aan het Vrijdag door de
Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp.
Het bericht, dat| de directeur-generaal der
posterijen enz. bepaald heeft, dat voortaan voor
post- en telegraafbestellers uitsluitend
zullen worden gekozen gepasporteerdo of gep. mili
tairen, is onjuist. Wel is waar en dat is geen nieuws,
dat de militairen bij gelijke aanspraken de voorkeur
genieten.
De Hooge Raad besliste, met vernietiging van
het vonnis der Middelburgscke Rechtbank, dat het
in het openbaar aanbieden van een
open brief, waarin om een aalmoes wordt ge
vraagd, met verzoek om dien brief binnenshuis te
laten lezen en daarop antwoord te mogen ontvangen,
is te beschouw en als bedelarij in het
openbaar.
Men schrijft over de Bank van Leening
te Utrecht aan de Amst. D. v. N. .-
Als een bewijs welk een duivelsche sluwheid de
directeur Koch of misschien ook welk een duif-
sche argeloosheid de leden der met de controle be
laste commissie bij de gepleegde malversatiën hebben
aan den dag gelegd, mag wel dienen, dat Koch's
boeken en staten zoo netjes in orde waren, dat de
heeren in den waan verkeerden, dat de Bank in zulk
een nooit te voren gekenden bloeienden toestand
verkeerde, dat zij reeds een eigen kapitaal van een
kwart ton bezat en in werkelijkheid blijkt er
meer dan een ton gouds verdwenen te zijn. Aan de
oproeping om voor den rechter van instructie te
verschijnen ter herkenning van beleende panden, die
bij uitdragers hier ter stede door de politie werden
in beslag genomen, werd door veel beleeners hoe
schoorvoetend dan ook door sommigen voldaan.
Menigeen vond zijn panden terug, maar niet weini
gen ook keerden teleurgesteld huiswaarts.
Nu kan men begrijpen, dat er nog altoos velen
uit schaamte of uit een gevoel van onverschilligheid
niets van zich laten hooren, zoodat men wel nimmer
tot de kennis van den waien toestand zal komen.
Intusschen blijkt meer en meer dat de directeur,
die steeds zeer zenuwachtig van aard was, maar
nooit door bijzondere geestesgaven had uitgeblonken,
bij uitnemendheid de gave bezat om zich in het
vertrouwen zijner mede Christenen te dringen. Zoo
is zijn commissaris mr. Waller voor een bedrag van
niet minder dan f 25,000 dupe geworden en heeft
Koch diens naam laten dienst doen tegenover een
thans te Amsterdam woonachtigen vriend, die hem
f 15,000 toevertrouwde, welke hij slechts als een
bijzondere gunst wilde aannemen en op voorwaarde
dat mr. W. er niet mede bekend werd want
die wilde graag zijn goed in de bank beleggen.
Burgemeester Reiger, vóór een jaar of zeven ook
commissaris der bank, had eveneens 15,000 in de
de zaak gestoken, doch heeft geruimen tijd geleden
dat postje als een rentegevende belegging overgedaan
aan zijn medelid in het Dagelijksch Bestuur mr. F. J.
De Beaufort. Toch is de burgemeester er later nog
weer voor een kleine duizend gulden geleend geld,
toen de directeur wegens uitbreiding van zaken weer
eens court d'argent" was, ingeloopen.
De directeur heeft, naar het blijkt, zoo wat ieder
een die met hem in aanraking kwam en >pumpfiihig"
was, deel in zijn zaak doen nemen. En hij deed dit
zonder aanzien des persoons zijn vrienden, zijn broe
der, zijn schoonmoeder wie maar geld hadden,
waren hem welkome
De ontevredenheid der benadeelden over het ge
drag der heeren commissarissen neemt echter met
den dag toe. Men noemt reeds twee Amsterdamsche
advocaten, die zouden optreden voor de belangen
van ben die bijna of geheel geruïneerd zijn en die
hun kapitaal indertijd slechts afstonden in vertrouwen
op de door den Gemeenteraad benoemde commissie,
die een vrij nauwkeurig, bij reglement omschreven
controle hadden uit te oefenen.
De Deli Ct. meldt het volgende omtrent d e
Atjehsche troebelen: »Dank zij het stil
zitten der regeering te Batavia, die maar geen flinke
maatregelen schijnt te willen nemen om de Atjehers
uit Tamiang te verdrijven, waartoe de hier aanwe
zige troepenmacht niet voldoende is, wordt de toe
stand in het noordelijk deel dezer residentie er niet
beter op en is volgens hier ontvangen berichten de
vijand (ongeveer 40 man sterk) nu in Beneden-Lang-
kat gedrongen, waar hij de henting Boekit Koeboe
heeft beschoten, en eenige kleine gedehs, die zich
slechts op pl. m. 200 meters van de benting be
vonden, plunderde. Na aldus acte de présence ge
maakt te hebben, verdween de bende weder in het
oerwoud.
Indien wij goed zijn ingelicht, dan houdt het
grootste gedeelte der bende van Nja Makam zich
nog steeds op in de streek van Aloer Pandjang tot
Rantau Pakam terwijl hij zelf zich op eerstgenoemde
plaats bevindt.
Geheel in strijd met de berichten in de Javasche
Courantals zouden zich onder de gesneuvelden bij
de gevechten op 30 Maart en 2 April geen Tami-
angers bevonden hebben, is nu gebleken, dat de in-
heemsche bevolking er wel degelijk bij vertegen
woordigd was, en dat familieleden van Tamiangsche
hoofden bij die ontmoetingen het leven lieten".
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Naar men ons mededeelt heeft ds. Giltay, pred.
bij de Ned. Herv. gem. te 's-Heer Arendskerke, het
voornemen tegen 1 October a. s. emeritaat aan. te
vragen.