1893 N°. 69.
Dinsdag 13 Juni,
80sle jaargang.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bg alle Boekverkoopers en Brievengaai ders.
In sending van advertent! ën voor SI uren op den dag der uitgave.
COURANT.
De prjjs der gewone advertentiön is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets.
Bjj directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slecbts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
OP ZATERDAG DEN 17 JUNI 1893, den gedenkdag van
den
SLAC1 BIJ WATERLOO
in 1815, zal, aan de woonhuizen gehouden worden, eene
Collecte ten behoeve van het Fonds 1
tot aanmoediging en ondersteuning van
den Gewapenden Dienst in de Nederlanden.
«In de laatste jaren meldt het Hoofdbestuur van het
Fouds in zijn verslag sluit de rekeniug van het Fonds
telkeus met een nadeelig saldo en beliep het tekort over het
jaar 1891 de aanzienlijke som van 9,806,72 Volgens dat
iverslag werd aan gratitieatiëu eu toelagen aan 2477 deelge-
rechtigden uitgekeerd eeua som van 77,785,26. Deze cyfer»
toonen aan dat het Fonds, zijne roeping getrouw, steeds voort
gaat den moedigen krijger en den oud-soldaat, die op de
erkentelijkheid zijner laudgenooten aanspraak mag maken, een
stoffelijk "blijk van waardeering zijner diensten aan te bieden.
Een belangrijk deel der uitgaven kwam ten goede aan de
oud-strijders van België, die gerechtigd zijn tot het dragen
van het Metalen Kruis, doch geen militair pensioen genieten
liet aantal sollicitanten, om als deelgerechtigden in het Fonds
te worden opgenomen, doch daarvoor nog niet in aanmerking
kunnen komen, beloopt 887."
Het is te hopen dat een ieder zich opnieuw opgewekt en
aangespoord inoge gevoelen deze Vaderlaudsche stichting naar
vermogen te steunen.
Goes, 10 Jnui 1893.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Algemeen Overzicht.
Terwijl het Engelsche parlement, dank zjj een
groot aantal amendementen nog steeds bezig is
met de behandeling van art 3 van het home-rule-
ontwerp, is het ATederlandgche parlement, niet
tegenstaande een groot aantal amendementen, reeds
jl. Donderdag met het gelijknamig artikel der b e-
drijfsbelasting gereed gekomen.
Dit artikel geeft aanleiding om een oogenblik bij
de behandeling van bedoeld wetsontwerp stil te staan,
niet slechts, omdat daarbij sprake is van de be
lasting te betalen door hen, die vroeger daarvan
vrijbleven, namelijk ambtenaren met vaste tracte-
menten, gepensioneerden, zij, die eene lijfrente ge
noten enz., maar ook en vooral, omdat daarbij be
paald werd, dat de landbouwer van de betaling van
bedrijfsbelasting zal zjjn vrijgesteld.
Op dit art. 3 waren niet minder dan 14 amende
menten voorgesteld, behalve die, welke in den loop
der discussiön door de regeering zijn overgenomen.
Verreweg het meerendeel had betrekking op para
graaf 7, waarbij bepaald werd, dat »pensioenen,
wachtgelden en lijfrenten, mits deze laatste niet bij
huwelijksche voorwaarden of ter zake van huwelijk
door bloedverwanten of aangehuwden in de rechte
opgaande linie ten behoeve van kinderen en andere
afstammelingen zijn gevestigd, worden gerekend tegen
vjjftig ten honderd van hun bedrag".
Over het algemeen hadden de op deze paragraaf
voorgestelde amendementen de strekking de daarin
genoemde inkomsten zwaarder te treffen dan de
regeering voorstelde en ten slotte vereenigde de
meerderheid der Kamer zich dan ook met een voor
stel' van den heer Goeman Borgesius om slechts de
eerste 1000 van dergelijke inkomsten tot 50 pet.
in rekening te brengen.
Wij gelooven, dat de Kamer daarmede een ge
lukkig besluit genomen heeft. Het is toch een on-
wederlegbaar feit en het is ook bij de uitgebreide
discussiön, daarover in de Kamer gevoerd, niet af
doende weerlegd dat zij, die gepensioneerd of op
vrachtgeld gesteld zijn, vaak lang niet van slechte
conditie zjjn. Zeker, ook onder hen, en vooral onder
de eersten, zullen er meerderen zijn, die uithoofde
van hun hoogen leeftijd of lichamelijke gebreken
Ongeschikt zijn tot eenige werkzaamheid, en die van
een .niet al te ruim pensioen moeten leven. Het
denkbeald is zelfs in den loop der debatten nog aan
gegeven om in de aanhangige wet een leeftijd te
bepalen, waarop gepensioneerden zouden worden vrij
gesteld, een denkbeeld, dat echter, om de practische
bezwaren er aan verbonden, niet in een voorstel is
belichaamd. Maar eene belastingwet te maken, die
nooit onbillijk werkt, is nu eenmaal eene onmogelijk
heid, en zoo moeten ook de minder gelukkig ge
pensioneerden hun deel in dezen bijdragen om te
kunnen treffen die velen, die bij hun pensioen,
uithoofde van andere betrekkingen, zich ruim kun
nen bewegen, en die derhalve ook in bun pensioen
kunnen getroffen worden, terwjjl door het amende-
ment-Borgesius toch een niet onbelangrijk bedrag
van dat pensioen slechts voor de helft wordt in re
kening gebracht.
Wat we hier schreven van pensioenen, geldt in
nog hoogere mate van de lijfrenten, omdat deze niet
zelden verkregen worden door het storten van een
vrjj aanzienlijk kapitaal, tegen eene vaste jaarljjksche
uitkeering. Waar dit aanleiding kan en meestal zal
geven, dat de vermogensbelasting dergelijke personen
niet onder hare contribuabelen kan tellen, daar is
drijfsbelasting worden getroffen.
Yan meer belang voor deze streken intusschen
is de verwerping van het amendement-Poelman om
ook den landbouw in de bedrijfsbelasting te be
trekken. Men weet, dat de minister Pierson de
man, wien men kort na zijn optreden als minister
door eene verkeerde uitlegging zijner woorden ge
tracht heeft belangstelling voor den landbouw te
ontzeggen, maar die nu toch reeds door de ver
mindering der mutatierechten enz. getoond heeft
den landbouwers zeer ter wille te zijn voor
stelde den landbouw niet in de bedrijfsbelasting te
betrekken, door aan te nemen dat bet landbouwbedrijf
niet meer dan 4 pet. winst oplevert. Hiertegen kwamen
de heer Poelman, en met hem verschillende andere
leden der Kamer, in verzet. Zij meenden, dat er
geene termen waren om den landbouw in dezen
boven andere industrieën te bevoordeelen, integen
deel, dat alle over éene kam moesten worden ge
schoren.
We zullen onze lezers niet vermoeien met een
ook zelfs maar beknopt overzicht van alles wat tegen
en voor het araendement-Poelman in de Kamer is
aangevoerd. Hoogstgeleerde theoriëen zijn ten beste
gegeven, zoowel om te betoogen, dat de landbouw
recht heeft op vrijstelling van als verplichting tot het
bijdragen ook in deze belasting. Het komt ons voor,
dat twee tegenstanders van het amendement, die
gewoon zijn de zaken van de meest practische zijde
te beschouwen, ook bij deze quaestie kort en dui
delijk hebben aangegeven, waarom de landbouw
door de bedrijfsbelasting niet mocht worden getrof
fen. We bedoelen de heeren De Kanter en Zijp.
De eerste herinnerde aan het reeds over dit punt
bij de vermogensbelasting gesprokene, waarbij meer
dere leden verklaarden hunne stem vóór die belas
ting te zullen uitbrengen, mits de landbouw van
de bedrijfsbelasting werd vrijgesteld. Zoo zeide de
heer Rutgers van Rozenburg op 24 Juni 1892, dat
hij vóór de vermogensbelasting zou stemmen, maar
dat hij in de eerste plaats erop moest kunnen
rekenen, dat »de landbouw niet bovendien betrokken
wordt in de bedrijfsbelasting". En de heer De Kanter
zelf voegde daaraan op 28 Juni d. a. v. toe Dank
baar aanvaard ik wat de minister ons biedt, mits
onder die conditiegeen bedrijfsbelasting van de
boeren". Ook bij de behandeling van de perequatie
der grondbelasting is door dezen afgevaardigde op
hetzelfde aanbeeld gehamerd, en is door hem waar
schuwend gewezen op de strooming in de Kamer
om den landbouw wel in de bedrijfsbelasting te
betrekken. En al moet nu elk wetsontwerp op zich
zelf beschouwd worden, aldus redeneerde de heer
De Kanter zeer terecht, het is niet te ontkennen,
dat er is een verbanddat ook schept een band
m. a. w. nu eerst, als het ware onder bepaalde
conditiën, de andere belastingwetten zijn aangeno
men, gaat het niet aan die conditiën bij dit ontwerp
weder te niet te doen.
Kwam alzoo mr. De Kanter op voor de goede
trouw, die gebood thans den landbouw vrijgesteld
te laten, de heer Zijp wees als practisch landbouwer
op de onjuistheid als zou de boer niet reeds op
andere wijze voldoende aan belastingen opbrengen.
Loodzwaar, zoo komt het mij voor, drukt de fiscus
op den nij veren boerenstand. Verkoopt hij eene koe
aan den slager, de fiscus komt hem 10 pet. van de
waarde van het beest vragen. Verwerkt hij melk
van zijne koeien tot kaas of boter, de zoutbelasting
is voor den kaasmaker nog altijd f 0,80 per koe en
per jaar. Verkoopt hij land, wat in deze ongunstige
tijden voor zijn bedrijf vaak uit nood geschiedt, de
fiscus vraagt 2.15 pet. mutatierechten. In de perso-
neele belasting betaalt de boer niet het minste,
omdat hij voor zijn bedrijf eene grootere woning
noodig heeft. Landbouwschuren doen voor boerde
rijen van 20—30 H.A. niet zelden f 400 tot f 600
huurwaarde. Bezit hij meer dan f 13,000 dan treft hem
ook de vermogensbelasting. Daarbij komt dan de
grondbelasting met hare opcenten voor provincie
en gemeente, de tollen op wegen en vaarten, en
eindelijk de polderlasten, die moeten dienen om dijken,
wegen en vaarten te onderhouden, mede ten bate
van de burgers ten plattenlande en van den stedeling".
In deze korte woorden schelste de heer Zijp wat
de boer zooal aan belasting betaalt, en waarlijk dan
is er niet veel betoog meer noodig om overtuigd
te worden, dat geene bedrijfsbelasting op den land
bouw een nieuwe last mag leggen.
Het is dan ook een gelukkig verschijnsel, dat het
amendement-Poelman met zulk eene groote meerder
heid (73 tegen 20 stemmen) is verworpen, waaruit
blijkt hoe èn de regeering èn de meerderheid der
Kamerleden een open oog hebben voor de belangen
van den landbouw. Onder de laatsten mag niet
gerekend worden de afgevaardigde uit het district
Goes, mr. Keuchenius, die vóór het amendement-
Poelman stemde en die dus van meening is, dat bij
het zeker billijk, dat zij op deze wijze door de be- .-^de vele lasten, die den boer reeds drukken, ook nog
de bedrijfsbelasting kan gevoegd worden. Of de
landbouwende bevolking, die hem afvaardigde, hem
dankbaar kan zijn voor deze zonderlinge opvatting,
mag betwijfeld worden.
Het lot der zuivelfabrieken zal beslist worden,
wanneer morgen over art. 5 en het daarop voor
gestelde amendement-Lieftinck zal worden gestemd.
Tot nogtoe is er geen amendement-Gerritsen gekomen
op dit artikeltrouwens, nu hij zelf ji. Donderdag
tegen zijn amendement heeft gestemd, mag ook niet
verwacht worden, dat hij daarmede opnieuw voor
den dag zal komen. Radicaler is wel nooit een
amendement verworpen, dan met behulp van den
voorsteller zelf.
In het buitenland trok Frankrijk in de afge-
loopen week in de eerste plaats de aandacht door
eene belangwekkende rede, door den oud-minister
Constans te Toulouse gehouden. De redenaar zeide
bij die gelegenheid, dat de aanstaande verkiezingen
daar te lande bijna eenstemmig in republikeinsehen
geest zouden uitvallen. Gevaar loopt de republiek
niet, nu velen barer binnenlandsche vijanden de wape
nen hebben neergelegd. Het is echter niet voldoende,
dat er eene meerderheid zij, men moet komen tot
de vorming eener krachtig aaneengesloten meerder
heid. Er kan nu een tijdperk van organisatie aan
vangen, en die organisatie moet krachtig en ver
draagzaam zijn, de toegetreden conservatieven toe
latende, zonder hun de regeering toe te vertrouwen.
Hij besloot met de woorden»na 1870 heeft de
republiek Frankrijk omboog geheven. Frankrijk wil
alleen zijn kracht bezigen om het welzijn van allen
in het land te bevorderen. Tevens wenscht het den
algemeen en vrede te verzekeren met ongeschonden
handhaving zjjner rechten, die het voornemen is
door allen en overal te doen eerbiedigen."
Deze rede van den oud-minister heeft deze tevens
gestempeld tot den minister der toekomst, zoo niet
tot meer. Algemeen hebben zijne woorden dan ook
een uitmuntenden indruk gemaakt en bij de ver
kiezingen zal de vraag: »voor of tegen Constans"
vermoedelijk de strijdvraag worden. Frankrijk ge
voelt zelf, dat het groote behoefte heeft aan een
man met het devies »de hand aan den ploeg" en
het zal toonen dien man gevonden te hebben in den
minister Constans, die ook vroeger tegenover het
Boulangisme getoond heeft te kunnen, te willen en
te durven. Het is verre van onwaarschijnlijk, dat
binnenkort de poorten van het Elysée zullen worden
ontsloten om den president Constans te doen binnen
treden.
De berichten uit Achter-Indië luiden gunstig. De
Siameezen hebben hunne vooruitgeschoven posten
allen ingetrokken en de gevangen genomen kapitein
Thoreux is weder vrijgelaten. Men acht de crisis
aldaar dan ook opgelost.
Daarentegen komen berichten omtrent nieuwe
schermutselingen in Dahomey, waarbij verscheidene
Fransche officieren zouden zijn gewond en zelfs óen
zou zijn gesneuveld. Afdoende berichten laten nog
op zich wachten en de regeering is als altijd zeer
terughoudend.
Eene tweede redevoering, die in de afgeloopen
week niet minder de aandacht vroeg was die van
den Oostenrljksch-Hongaarschen minister
Kalnoky bij gelegenheid van de behandeliag der
begrooting. Uit deze rede bleek, dat het drievoudig
verbond ongewijzigd krachtig blijft voortbestaan,
maar dat tevens de verhouding van Oostenrijk tot
Rusland veel verbeterd is, tengevolge van de mindere
spanning, die er op het Balkan-schiereiiand heerscht.
Ernstige verwikkelingen zijn daar niet te duchten,
daar de toestand, zoowel in Servië als in Bulgarije,
op het oogenblik weinig reden tot bezorgheid biedt.
Wel meenen sommigen, dat de beteekenis dezer
rede verzwakt wordt door een tweede, die de mi
nister Kalnoky jl. Vrijdag in de begrootingscommissie
hield, waarin hij verklaarde, dat vermeerdering van
het leger noodzakelijk zal zijn, maar dit neemt niet
weg, dat de verklaringen ten opzichte van Rusland
van groot gewicht big ven. De tweede rede is dan
ook meer te beschouwen als een antwoord naar
aanleiding van opmerkingen in de Duitsche bladen
over de eerste rede en waarin gezinspeeld wordt
op eene wijziging in de betrekkingen tusschen
Duitschland en Oostenrijk. Hiertegen nu kwam
Kalnoky jl. Vrijdag met kracht op en hij zeide
daarbij, dat eenige maatregelen noodig zijn in ver
band met het Duitsche leger, maar dat die maat
regelen te beschouwen zijn als een waarborg voor
den vrede. In het algemeen acht men den vrede dan
ook meer verzekerd dan ooit.
De Spaansche ministriëele crisis is, in strijd
met vroegere berichten toch nog niet opgelost. De
conservatieven blijven, als loon voor d3 verleende
hulp, eischen, dat geene bezuinigingen worden ge
maakt ten opzichte van 's lands verdedigingsmid
delen. De betrokken ministers willen echter niet
toegeven en daardoor blijft de toekomst gespannen.
De minister-president Sagasta stelt alles in bet werk
om den vrede te herstellen, 'doch geslaagd is hij
daarin nog niet.
De Bulgaarsclie Sobranje heeft de Grondwets
herziening aangenomen. Den vorst is nu de titel
van Keizerlijke Hoogheid verleend, in overeenstem
ming met die der vroegere vorsten van dat land.
De Servische radicalen zijn zoo prat op hunne
overwinningen, dat zij de vroegere ministers in staat
van beschuldiging willen stellen en hunne verbanning
eischen. Ristics is zoo verstandig geweest een decreet
daartoe niet af te wachten, maar zich vrijwillig in
Zwitserland te vestigen.
De Duitsche regeering schijnt voornemens te
zijn de eventueele herstemmingen voor den Rijksdag
alle op denzelfden dag te doen plaats hebben. Vroeger
bepaalde elk district zoo wat zelf den dag eener
herstemming, waardoor de Rijksdag nooit van het
begin af voltallig kon samenkomen en de districts-
regeeringen niet zelden politieken invloed konden
uitoefenen door eene herstemming lang aan te houden.
De Liberale Unie.
In de jl. Zaterdag gehouden vergadering van de
liberale Unie, onder voorzitterschap van mr. E. E.
Van Raalte, werd o. a. mededeeling gedaan, dat op
31 December jl. aangesloten waren 91 kiesvereni
gingen met 12050 leden, benevens 978 buitengewone
leden en beschermers.
Tot leden van het hoofdbestuur werden gekozen
mr. H. L. Drucker te Leiden, mr. L. W. Ebbinga
te Kampen, mr. E. Fokker te Middelburg en mr.
A. C. Crena De Jongh te Dordrecht.
Voorts kwam in die vergadering aan de orde de
bespreking der vraagWelke hervormingen op sociaal
gebied behooren uit het oogpunt der liberale politiek het
eerst aan de orde te komen
Dit punt werd ingeleid door mr. Drucker, die
aantoonde, hoe de gewenschte hervormingen juist op
sociaal gebied vooral door de vooruitstrevende libe
ralen met medewerking van allen,.die daartoje bereid
zijn, moeten worden tot stand gebracht. Spr. om
vatte in de sociale vragen, die het meest dringend
en ten deele het meest rijp voor beslissing zijnde
herziening van den rechtstoestand der gehuwde
vrouw, de verhouding van pachter en landheer, de
verzekering tegen ongelukken, ziekte, ouden dag en
werkeloosheid, de regeling van het arbeidscontract,
de armverzorging, de zorg voor betere woningen, enz.
Spr. stelde voorts op den voorgrond, dat de noo-
dige hervormingen geleidelijk en bezadigd moeten
tot stand gebracht, doch met krachtige hand onder
nomen en voortgezet worden.
De inleiding gaf aanleiding tot een zeer geanimeerd
debat, dat blijk gaf van groote eenstemmigheid bij
alle fractiën der liberale partij om de sociale her
vormingen ter hand te nemen.
De behandeling van dit punt en daarmede de
vergadering werd besloten met het aannemen
met algemeene stemmen van de volgende motie
»De vergadering, zich plaatsende op het standpunt
van het manifest van 1891, instemmende met het
denkbeeld in de inleidende rede ontwikkeld, is van
oordeel, dat de liberale partij in de naaste toekomst
krachtig de hand moet slaan aan sociale hervor
mingen".
Wanneer onze lezers kennis genomen hebben van
het gesprokene op de jongste vergadering der liberale
kiesvereeniging »Goes", waarin hetzelfde punt aan
de orde is geweest, zullen zij ontwaren, dat de libe
rale Unie-vergadering tamelijk wel gestrand is, op
de klip, die men in onze kiesvereeniging meende te
ontwaren.
De vraag toch luidde: Welke hervormingen be
hooren het eerst aan de orde te komen en het
antwoord»We zullen krachtig de hand aan her
vormingen slaan".
Het komt ons voor, dat vraag en antwoord niet
heel best bij elkander passen en dat, ongeacht bet
nut der behartigenswaardige wenken, in het debat
gegeven, en der opgewekte discussiön, deze vergade
ring der liberale Unie niet aan haar doel heeft be
antwoord.
Men vroeg wel degelijk naar eene prioriteit, al
werd dit in het debat ontkend, toen bleek, dat daar
omtrent zooals te begrijpen was de meeningen
verdeeld waren. Maar daarom had ook het gestelde
vraagpunt geen raison dêtrete minder, omdat,
zelfs al ware jl. Zaterdag eenstemmigheid verkregen
Regeering en Kamer zich daardoor niet kunnen laten
binden en was de motie der kiesvereeniging Zutfen,
die door den voorzitter niet ze9r heusch werd ont
vangen en door de vergadering werd verworpen,
volkomen van pas. Daz9 luiile