1893 N°. Zaterdag 4 Maart. 80ste jaargang. De uitgave dezer Courant gescliiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; niet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen on Advertentiè'n voor dit blad aangenomen bij de heeren Ntjgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijsfê slecbts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende] dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Snzendmg van advertentiën vóór 8 uren den dag der uitgave. Brieven uit de Ganzestad. XL VIII. Omstreeks bet midden der 13e eeuw leefde in Duitschiand een minnezanger, die den eenvoudigen naam van Heinrich droeg. Als schier allen zijner vakgonooten, en ook geheel in overeenstemming met zijne betrekking want ochhet minnezingen was toch ook bij velen meer een middel om aan den kost te komen dan een drang des harten was de vrouw" het meest geliefkoosde onderwerp van zijne dichterlijk© zangen, en het schijnt dat hij van de zwakke sekse veel goeds had ondervonden althans hij schreef van haar zooveel schoons, dat hem door zijne tijdgenooten de bijnaam »Frauenlob" gegeven werd. Tot verblinding leidde hem echter blijkbaar zijne sympathie voor de vrouw niet, want van hem vindt men vermeld, dat hij, zoekende naar eene af- leiding van het woord »Frau" (oud-duitschvrouwe), die meende te vinden in eene samensmelting van de woorden: »froh" en wek", wat wij in ons keden- daagsch Hollandsch uitdrukken doorlief en leed. Het is mij niet bekend of Heinrich Frauenlob het voorrecht heeft gehad om, evenals ik tot hiertoe, ruim 25 jaren met eene gade in het huikje, dat men het huwelijksbootje noemt, den stroom des levens af te glijden naar die onbekende zee, waarbeen wij allen gevoerd worden en welker geheimen niemaud kent, al meenen velen die volledig te doorgronden. Hoe dit zij, zijne bovengenoemde woordafleiding schijnt mij gelukkiger toe dan vele andere, die mij wel eens onder de oogen zijn gekomen, en zij levert het bewijs, dat hij, getrouwd of niet, de vrouwen goed kende, want bij ai het lief, dat zij ons kunnen schenken, sparen zij ons het leed allerminst. Dit ondervond ik de vorige week, toen mijne vi'ouw op zekeren avond, dat wij met onzen stam houder gezellig bijeen zaten, mg gruwelijk uit mgn humeur maakte. »Manlief begon ze en ik was dadelijk op mgn qai-vivewant als ze zoo zoet een woordeke spreekt, weet ik dat dit slechts het verguldsel is eener dulde- loos bittere pil manlief, moet je binnenkort niet eens een avondje uit »Ik, kindje" ik wilde niet minder honig men gen in 't gesprek dan zij »hoe vraagt ge dat zoo?" En daar kwam het hooge woord er uit. Het doch tertje van een onzer kennissen buiten Ganzestad, dat bg ons woont om hier de school te kunnen be zoeken, moest eenige vriendinnetjes op partij hebbon, en daarvoor moest nu de beer des huizes het veld ruimen. Tevergeefs verdedigde ik mgn goed recht om te blijven, waar ik was tevergeefs beriep ik mij op het Engelsche spreekwoord»my house is my castle" om gevrijwaard te zijn tegen eene invasie van meerdere jonge dochteren tevergeefs kantte ik mij tegen dat malle heen en weör vragen van kin deren bij kinderen, van die partijtjes, die al hooger worden opgevoerd door het overdreven verstrekken van allerlei versnaperingen en het meebrengen van geschenken, waarmede men op zulk een avond de haven des vermaaks binnenzeilt. Met echt vrouwe lijke hardnekkigheid hield mijn »kindje" voet bij stuk en bet eind van ons vrij hevig debat was, dat ik nog slechts te zoeken had naar eene gelegenheid om éen der komende avonden buiten mijn huis te kunnen doorbrengen. Daar deed opeens mijn zoon, die jaist de courant zat te lezen, mij de vraag »Pa, gaat u niet naar Dlihne >Naar Dlihne, wat zou ik daar moeten doen Ik heb nooit iets van natuurkunde geleerd". »0, maar het zijn populaire" voordrachten". »Nu, wat zou dat Wil dat zeggen, dat men er niets van behoeft te begrijpen, of dat ieder het kan begrijpen En bovendien, ik versta maar een pover beetje Duitsch". 5» Maar alles wordt vooraf door twee mannen van het vak verklaard en dus komt bet er weinig op aan of u mijnheer Dlihne niet verstaat". Dus zou ik drie avonden moeten uitgaan Ik dank je hartelijk Het resultaat van deze tweede discussie was dat ik drie avonden naar »de" sociëteit ging; maar een onrustige nacht was toch van dit besluit het gevolg. Het scheen mij op mijne jaren een kras stuk drie avonden lang geleerdheid te moeten verduwen, waarvan ik te voren nooit iets had gehoord. Al wakende herinnerde ik mij, dat de slachtoffers, die de opera *der Ring der Nibelungengingen hooren vier avonden gebonden waren en dit verzachtte eenigs- zins mgn leed, maar tegelijk rees voor mijn geest een plaat op, die mij uit de Fliegende Blatter was bijgebleven uit den tijd, toen die opera voor het eerst te Bayreuth zou worden opgevoerdeen eer zaam huisvader, beladen met koffer, tasck, hoeden doos, parapluie en meerdere reisbenoodigdheden, die diep bewogen afscheid neemt van zijne schreiende vrouw en kinderen met den zuchtvJenseit der Nibelungen sehen wir uns ivieder". Met dit tafereel voor oogen viel ik in eene onrustige sluimering. Ik heb alles tot het eind toe medegemaakt, en ik aarzel niet volmondig te bekennen, dat ik veel heb genoten, al heb ik weinig begrepen. Uit dien boofde was voor mij onze stedelijke deskundigen zullen i mij mijne openhartigheid, naar ik hoop, vergeven i de eerste avond de minst amusante, en ik mag niet ontkennen, dat eene groote vrees mij beving toen ik i boorde, dat de heer Dlihne zoo vaag was geweest in j zijne mededeelingen omtrent de proeven, die hg zou nemen. Zou die zelfde vaagheid merkbaar zijn bij j zijne verklaring daarvan Ik geloof niet, dat die vrees bewaarheid is ge worden althans ik had ziflfe eene bespraaktheid welbespraaktheid durf ik het niet noemen, want ik meende optemerken, dat hij een vrij geprononceerd dialect sprak bij een luitenant van de landweer veldartillerie als de heer Dlihne schijnt te zijn niet durven vermoeden. Maar wensehelijk ware bet wel geweest, of dat de heer Dlihne zich genoegzaam met onze taal had vertrouwd gemaakt om zich voor ieder verstaanbaar te maken, öf dat hij een tolk had mede gebracht, die zijne woorden vertaalde, gelijk de vreemde officieren van het Heilsleger doen, öf dat men de voordrachten niet »populair" had genoemd. Want werkelijk voor vele bezoekers waren zijne voordrachten, slechts voorstellingen a la Maju en Basch, schitterender in meer dan éene beteekenis weliswaar dan van deze, maar toch in zooverre daarmede overeenstemmende, dat zij mij en mijns gelijken onbegrepen wonderen der natuur en dor wetenschap lieten zien. En wanneer men dan nagaat, dat dit onbegrepen© door allen met veel tijd, door meerderen met veel -geld en door sommigen met veel opofferingen is gekocht, dan geloof ik, dat het dankbaar maar niet voldaan" aan het einde op veler lippen heeft gelegen. Men denke echter niet, dat ik daarmede wil zeg gen, dat de voorstellingen niet veel genot verschaft hebben. Ik althans heb dingen opgemerkt, waar mede ik mij uitermate heb geamuseerd. In de eerste plaats vond ik het zeldzaam, dat het in de zaal donker moest zijn om alles goed te kunnen zien. Niet natuurlijk omdat bij het publiek eenige over eenkomst met de katten werd verondersteld, maar alleen om het effect van het licht, dat de experi menteel physicus, zooals de heer Dlihne zich noemt, en dat in het Hollandsch, geloof ik, zoo iets be- teekent van proefondervindelijke natuurkundige", zou ontsteken. In de tweede plaats heb ik verbaasd gestaan en dit was mijn grootste genot op den eersten avond, den avond van voorbereiding, waarop het Rheingold dezer Nibelungen werd opgevoerd, over het groot aantal personen, die alles begrepen wat er werd verklaard, blijkende uit de gelaatstrekken, waarop duidelijk te lezen stond »dat snap ik." Voorts vond ik opmerkelijk de handigheid, waar mede, zoodra er eenig rumoer in de zaal ontstond, de heer Dlihne de bel hanteerde, en als hij een Franschman geweest was, zou ik zeker elk oogen- blik verwacht hebben, dat hij zijn hoed zou opzet ten, evenals de voorzitter der Fransche Kamer doet als hij wegens de opgewonden houding der verte genwoordigers de zitting sluit. Voeg ik daarbij nu nog het effect der z-trillin- gen, die niet te zien waren en de juistheid waar mede de helle stralen gericht werden op een ru moerig groepje achter in de zaal, waardoor de schuldigen leelijk in hetkunstlichtje" werden gezet, dan zal men mij toegeven, dat ik althans niet on voldaan kan zijn huiswaarts gekeerd. En dit te minder, omdat behalve al de genoemde wetenswaardigheden, de proeven mij en allen hebben doen bewonderen de hooge vlucht, die kunst en wetenschap genomen hebben, waar zij in staat zijn ons dingen te doen zien, waarvan wij te voren nimmer hadden gehoord of die wij althans nooit hadden aanschouwd. Ik breng daarom hulde aan hen die het optreden van den heer Dlihne hier hebben voorbereid en doen slagen de Dlihne-trilogie heeft alles overtroffen wat de wintervermakelijkheden alhier in lange jaren ons hebben doen smaken. En j>jenseit dieser Trilogie" zag ik mijn huisge- nooten weder in welstand, maar niet gansch tevreden, want »door bijzondere omstandigheden" was het jonge-damespartijtje niet doorgegaan voor haar eene teleurstelling, voor mij een triomf te meer. ADSPIRANT a. GOES, 3 Maart 1893. j Plet vermoeden, dat de tweede voor dracht van den heer Dlihne niet minder be langrijk zou zijn dan de eerste, is waarheid geworden. Het onderwerp, dat hij 11. Woensdagavond behandelde, was electriciteit in betrekking tot licht en geluid. De proeven slaagden even als den vorigen avond uitstekend en waren zeer belangwekkend, terwijl de heer Dlihne van een en ander uitvoerige verklarin gen gaf. Ongetwijfeld zijn de beide avonden zeer leerzaam en genotvol geweest. Dat de voordrachten van den heer Dlihne ook elders geroemd worden, bewijzen de gunstige recen cies, die daarvan door bevoegde beoordeelaars zijn gegeven. Prof. V. d. Waals te Amsterdam sprak er een zeer gunstig oordeel over uit en verklaarde te vens, dat ook natuurkundigen uit het buitenland de proeven onberispelijk noemen en eenige er van ont dekkingen zijn van den laatsten tijd. Ook prof. Julius te Amsterdam en prof. Lorentz te Leiden roemen ze als om strijd. Volgens bet le ontwerp der Zomerdienst regeling op de Staats-Spoorwegen, die met 1 Mei a. s. in werking treedt, komt er, wat betreft den dienst op de lijn Vlissingen—Roozendaal, geen verandering. Naar men verneemt zal de Greönwichtijd gehand haafd blijven, terwijl op de Nederlandsch-Duitsche baanvakken, zooals Èlten— Emmerik en meer andere, de midden-Europeesche tijd wordt toegepast. Indertijd is melding gemaakt van een ge schil tusschen Gedep. Staten van Zee land en den gemeenteraad van Vlis singen in zake de verhooging der jaarwedden van onderwijzers en onderwijzeressen bij het ver krijgen van eene nieuwe akte voor een verplicht gesteld vak van onderwijs, in casu voor vak j, vrije en orde-oefeningen der gymnastiek. Nadat de gemeente raad had geweigerd de uitgave voor verhoogingen als bovenbedoeld op de begrooting voor 1892 uit te trekken, gingen Gedeputeerde Staten met toe passing van artikel 212 der Gemeentewet daartoe hunnerzijds over. Thans is, op het daartegen door den gemeenteraad ingestelde beroep, bij Kon. besluit de uitspraak van Gedep. Staten bekrachtigd, o. a. uit overweging, dat Gedep. Staten bij de goedkeuring van de in art. 44 der wet bedoelde door den gemeente raad vastgestelde jaarwedden niet enkel op het wet telijk minimum, maar ook op de belangen van de gemeente en van het onderwijs, in het bijzonder ge val aan hunne beoordeeling onderworpen, hebben te letten gehad. Etlewouclsdijk. Woensdagnamiddag hield onze gemeenteraad eene feestvergadefing tot het in gebruik nemen van het nieuwe gemeentehuis. Hulde brengende aan architect en aannemer voor hun werk, sprak de voorzitter onder anderen den wensch uit, dat de harmonie, die in het oude gebouw steeds onder de leden had bestaan, in de nieuwe vergader plaats zou voortduren, waardoor de belangen dei- gemeente zeker het best zouden worden behartigd. Met enkele genoodigden bleef de raad eenigen tijd Eenige dagen geleden verscheen het voorloopig verslag der Tweede Kamer over de kiesrecht-ont werpen. Het bevat natuurlijk het oordeel van enkele, sommige, meerdere en vele leden, meestal weinig afwijkende van wat reeds over die ontwerpen in politieke redevoeringen en courantenartikelen gezegd is. We zullen onze lezers daarmede niet vervelen en er alleen uit over nemen onderstaande bewering, dat het getal kiezers, volgens bet voorstel der Regeering, in de eerste jaren niet boven de 500,000 zal stijgen, dus 300.000 minder dan de Minister Tak onderstelt. Men kwam daartoe door de volgende becijfering. De Minister stelt het aantal dergenen, die niet kunnen lezen en schrijven en die bedeeld zijn, op 200.000. Daarbij komen dan nog 22.000 wegens andere reden van uitsluiting (wanbetaling bij belas tingen, verlies van beschikking over het vermogen, krankzinnigen enz.). Van de 1.083.528 mannelijke meerderjarige ingezetenen tevens Nederlanders blijven dus 861.000 over, of ruim 79 pet. Daarvan gaat echter, meenden vele leden, nog een groot aantal af. Eerst de gevangenen, die de Minister niet in rekening heeft gebracht. Voorts zal het aantal »anal- phabeten" (niet lezen en schrijven) veel grooter jsijn, zooals ook reeds uit de statistiek der militie- pliehtigen is aangetoond. De Minister i-ekent op slechts 5.4 pet., der lotelingen, het cijfer van 1892, maar de oudere personen vallen, onder de percentages van 23, 19, 12 en 10 pet., die 40, 30, 15 en 10 jaren geleden niet konden lezen en schrijven. De statistiek der miliciens, die tot de korpsseholen werden toegelaten, leert dat er in 1875 nog 32 pet., in 1890 nog 24 pet. waren, die niet of gebrekkig konden lezen en schrijven. Daarbij komen dan degenon, die het lezen en schrijven hebben verleerd na het verlaten dor school. In België is daarvan een statistiek gemaakt, die leert, dat het getal »ongeletterden" onder de 70jarigen 49 pet. bedraagt, en voor de 45—49jarigen wel daalt tot 34 pet., maar voor de 35—39jarigen nog 27 en voor de 2529jarigen nog 20 pet. is. Dan betwijfelde men, of de thans verstrekte op gaven, vooral wat de tijdelijke bedeelden betreft, wel volledig zijn. Onder de strengere straf bedreiging van het ontwerp zouden de staten der armbesturen een veel grooter aantal bedeelden omvatten dan de Minister voorziet. Zoo kwam men tot een aantal van 400,000 die de kenteekenen van geschiktheid en welstand van het ontwerp zouden missen. Voegt men daarbij degenen, die uit gebrek aan belangstelling geen aan vraag zouden inleveren zooals bij de lodgers is gebleken en het verschil tusschen bevolkingsre gisters en verhlijfregisters, dan komt men, volgens het verslag tot de slotsom, dat het getal kiezers in de eerste jaren niet boven 500,000 zal zijn (thans 300,000), wellicht nog minder. De Minister van oorlog heeft bepaald, dat de Roomsck-katholieke militairen op hunne erkende feestdagen dezelfde vrijstellingen van dienst zullen genieten, als den Israëlieten tijdens hunne godsdienstfeesten wordt verleend. De heer Boreel Van Hogelanden, lid der Tweede Kamer, is benoemd tot burgemeester van Haarlem. Bij de Tweede Kamer zijn ingekomen twee wetsontwerpen, het eene tot wijziging der wet tot wering van besmetting door uit zee aankomende schepen, het andere tot wijziging der wet tot voorziening te en besmettelijke ziekten. De heer J. C. Benit te Amsterdam heeft aan den Minister van waterstaat enz. een adres gezon den, waarin hij mededeelt, dat hij door zijne fiuan- ciëele relatiën in staat is gesteld, over een kapitaal van ongeveer twee honderd en twintig millioen gul den te kunnen beschikken, uitsluitend beschikbaar gesteld tot gebeele of gedeeltelijke droogleg ging der Zuiderzee, tegen een zeer billijke rente". De uitvoering der werken zou worden over gelaten aan Nederlandsche ingenieurs en aannemers, onder oppertoezicht van de Nederlandsche regeering. Adressant verzoekt den Minister bij overweging van plannen met hem in nadere onderhandeling te treden. De algemeene Nederlandsche Poli tiebond zal zijne tiende algemeene vergadering houden op Vrijdag 7 April te Zwolle. lo Maart jl. is te Leiden verschenen het eerste nommer van »De Leidenaareen vrijzinnig blad, dat voortaan tweemaal 's weeks zal worden uitge geven. Onze troepen hebben reeds driemaal tevergeefs een aanval gewaagd op de Atjebsche ver sterking Kaloet, en verkregen de onzen daar bij de laatste maal 7 dooden en 32 gewonden. Thans verneemt het Vaderland uit een particulier schrijven uit Kota-Radja, dat er plan bestaat andermaal te beproeven die sterkte te nemen. Het tijdstip, waarop die aanval zou plaatshebben, was onbekend, wellicht in den loop van Maart. In ieder geval zullen er veel troepen aan deelnemen. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. De Tweede Kamer zal Dinsdagmiddag de voor dracht voor den Hoogen Raad opmaken art. 469 Rechtsvordering en de mailcontraeten in behandeling nemen en verder eenige conclusies, waaronder die over het jongste Tjioraas-adres. Aldus werd besloten in een gistermiddag gehouden vergadering, waarin tevens, met een hartelijk woord van den president, aan den heer Betz, den veteraan van het bureau der Kamer, op zijn verzoek eervol ontslag werd verleend als commies-griffier. Aan de lijst ter in de afdeelingen te onderzoeken wetsontwerpen zijn nog toegevoegd, als van urgenten aard, de wetjes tot wijziging der besmettelijke ziekten-wetten. Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Doopsgezinde kerk. Zondag 5 Maart 's avonds 7 uur: ds. T. Kielstra van Middelburg. Ter beroeping van een predikant bij de Geref. gem. te Nieuwdorp is het volgende drietal opge maakt L. Bouma te Ter-Neuzen, H. Elfers te Wolfertsdijk en S. De Jager te Serooskerke A.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1893 | | pagina 1