jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen on Ad verteriten voor dit blad aangenomen bij de lieeren Nijgh Van te Botterdam en verder bij alle Boekverkoopors en Brievengaarders. Be prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs j slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. SnaE^iufiSssfig van aalverten4s.ën voos* S- ïi2*«?Ha (den «3n.jg d.ear uatgfiavie- Brieven uit de Ganzestad. XL VI. Ik had juist de pen in de inkt gedoopt om een heilslied te zingen op de »sport", het eenige onder werp waarvoor op het oogenblik jong .Nederland, en misschien ook nog wel wie zich niet meer daartoe durven rekenen, zich interesseert, toen ik plotseling de vraag te beantwoorden kreeg»Of asehstrooien behoort tot de huishoudelijke aangelegenheden al dan niet V" Mijne lezers zullen al wel dadelijk begrijpen, dat de toestand onzer straten aanleiding gaf' tot deze vraag, die dreigde eene rechtsquaesti© te worden. Het was namelijk erg glad, wat hat trouwens ter wijl ik dit schrijf nog is, en mijne vrouw beval daarom Betje om wat asch op de straat te gooien, meer met het oog op de veiligheid van de voorbij gangers dan van zichzelf en hare huisgenooten, want wij wachten ons zooveel mogelijk voor uitstapjes. Maar Betje, vermoedelijk bevreesd voor veel vuile voeten in huis, en minder bezorgd voor het heil harer medemenschen dan voor de blankheid an het gangplaveisel in het huis, welks reinheid aan har© verantwoordelijkheid is toevertrouwd, had tegen het denkbeeld van mijne vrouw ernstige bezwaren, en om daaraan een hechten grondslag te verzekeren, uitte zij de meening, dat mijnheer beslissen moest of het »wel mocht vanwege de politie". Mijne vrouw gaf als har© besliste overtuiging te kennen, dat het aan de orde zijnd© punt eene zaak van zuiver huishoudelrjken aard was, waarin hst oordeel van ondergeteekende niet behoefde te worden gevraagd waarop onze dienstmaagd weOr repliceerde, dat, zoo al de asch kon gerekend worden te behooren tot het huishouden, mitsgaders ook zij, die haar strooide, toch de straat niet kan geacht worden te vallen binnen de grenzen van het huishoudelijk domein, maar veel meer te behooren to$ dat rechtsgebied, waarover bet stedelijk bestuur door zijne voorschrif ten heer en meester is. Nog lang hadden deze beide Portia's bare eigene zaak kunnen verdedigen, ware het niet, dat de climax, die er in haar beider spreektoon viel opiemerken, mij noopte het belangstellend publiek bij dit rechts geding t© gaan uitmaken. Nauwelijks kreeg Betje mjj in het oog, of met den uitroep»daar hebt u nou meneer zeivers", onderwierp zij de aanhangige quaestie aan mijn zeer gewaardeerd oordeel, en stelde mij daarmede voor de beslissing van de hierboven vermelde vraag. Zooals het eeno jury betaamt, trok ik mij, na beide partijen geboord te hebben, in raadkamer terug, ter overweging van mijne conclusie, en, in mijne studeercel teruggekeerd, greep ik naar den eerbiedwaardigen stapel verordeningen, door den raad der gemeente Ganzestad vastgesteld, die, als bijvoegsel bij dit blad my ter hand gekomen, altijd trouw door mij worden bewaard Weldra had ik gevonden, wat mij in dezen als leiddraad dienen moest, nl. verordening no. 95, betrekkelijk de stra ten, stegen, gangen, markten, pleinen, wallen, we gen en andere openbare plaatsen, benevens de v. ater- leidingen in de gemeente Ganzestad." Met ijver zette ik mij tol de beBtudeering van deze verordening, maar het kostte mjj moeite mijne gedachte bij het onderhavige" geval te bepalen, want reeds het eerste artikol wekte in hooge mate mijne verbazing. Daarin toch las ik, dat er in onze goede stad gedeelten zijn, waar aaneengebouwde huizen in „reien" gevonden worden. Met nog meer haast dan waarmede ik zooeven naar den sta pel verordeningen had gegrepen, zocht ik nu naar mijn woordenboek. En toen ik het had, vond ik daarin»rei (koor) zie Vondel's weikeu." Huizen in koren Toen ik van mijne eerste verbazing was bekomen, herinnerde ik mij weder, waarom ik eigenlijk deze verordening zat te bestudeeren, en, zonder mij al te zeer te verwonderen over het nieuw aan"gelegd straatwerk, waarvan in art. 2 sprake is, vond ik in art. 4 wat ik meende noodig te hebben. Maar al te spoedig zou ik mijne conclusie nog niet kunnen nemen, want ik stuitte hier andermaal op iets, dat in klimmende mate mijne belangstelling gaande maakte. Art. 4 toch luidt »Bij gladheid tengevolge van ysel, sneeuw of vorst moeten, na openbare kennisgeving van den Burgemeester, binnen den daarbij te noemen tijd, de straten met zand, koJenascb, turfmolm of zaagsel worden bestrooid, en daarmede voortgegaan, zoo danig, dat de gladheid zij en blijve weggenomen." Er moge grond zijn voor de bewering, dat wetten onvolmaakte dingen zijn, omdat zij niet in alle ge vallen voorzienmen moge zelfs om die bewering te staven zich beroepen op het nu ongeveer twee jaren geleden op eerlijke wijze begraven wetje-Lohman tot verdeeling der groote steden in enkelvoudige kiesdistricten verordening no. 95 van Ganzestad is toch ongetwijfeld der volmaaktheid nabij. Want tot zelfs voor het ondenkbare geval, dat we hier glad heid tengevolge van »Ysel" krijgen, is gezorgd, hoe wel in het midden is gelaten of het Holiandsche of Geldersehe zal zijn. Men ziet hieruit, dat het geen overdreven eisch behoeft te heeten als men wensebt, dat dergelijke antiquiteiten" bij herziening der verordening wor den vermeden, tenzij hier gedacht moet worden aan minder zorgvuldige correctie ter secretarie. Intusschen was door dit artikel de mij voorgelegde rechtsvraag opgelost, want, aangezien er geene open bare kennisgeving van den burgemeester was geschied, moest er geene asch gestrooid worden, doch verboden scheen het mij ook niet. Ik haastte mij mijne be slissing aan de beide partijen mede te deelen en mijn aanzien werd, naar ik heb meenen op te merken, niet weinig verhoogd door de omstandigheid, die zich meermalen bij rechterlijke uitspraken voor doet, dat het eindoordeel geen der beide partijen geheel in het gelijk stelde. Ik kan mijnen lezers niet mededeelen of er asch gestrooid is of niet wat hun trouwens weinig belang zal inboezemen want verordening no. 95 had zoodanig mijne belangstelling gewekt, dat ik onmiddellijk naar mijne kamer terugkeerde om haar weder ter hand te nemen, en haar verder te be studeeren. En daarbij las ik in art. 6 alin. 2 »De verplichtingen, zooals zij in de artt. 1 tot en met 5 zijn omschreven, moeten worden opgevolgd ter lengte van en langs de perceelen voor panden in straten of stegen ter halver breedte van de straat, en aan de kaden, markten of pleinen ter breedte van ten minste vier meters". Ook deze zinsnede gaf mij ruimschoots stof ter overweging. Immers, de straten waren vóór enkele dagen zoo glad, dat men er echt »fm-de-siècle" op zag schaatsen rijdenzoo glad, dat zelfs de meest deftige ingezetenen onzer stad een deel van hun deftigen gang moesten inboeten als ze het waagden of als ze genoodzaakt waren zich op straat t© be geven. Gelukkig worden or in Ganzestad thans eene soort sneeuwschoenen gedebiteerd, waarmede men nu eens werkelijk goed beslagen ten straatijs kan komen, al doet dit schoeisel wel wat afbreuk aan den ge wonen vorm onzer onderdanige" ledematen, en al geeft het den dragers ervan eenige meerdere gelij kenis met die bekende viervoeters, die men som wijlen kunstenmakend langs de straten geleidt. Maar aan de huidige gladheid is een© periode voorafgegaan, die men gevoegelijk de periode van de meest onbelemmerde stelselmatigheid zou kunnen noemen, althans het scheen mij toe, dat de Ganze- stadters in die dagen zoowat ieder een eigen stel seltje" van sneeuwopruiming er op na hielden. De een bood den wandelaar eene geheel schoone straat van de stoep tot den overkantdat was blijkbaar een man van groote stelsels. De ander gaf een schoon trottoir met een geniepig eindje schoone straatdat was vermoedelijk iemand van middelsoort-stelsels. Wéér anderen lieten de sneeuw- en ijsmassa onge rept dat waren mensckeu van een zeer vast of van in het geheel geen stelsel. Zoo kon men zelfs aan sneeuwopruiming iemands beginselen toetsen Maar het gevolg van al die stelseltjes was intus schen, dat onze straten een allererbarmelykst gezicht opleverden en dat men soms sneeuw opruimde, die voor de liefhebbers van sneeuwsport uitstekend was soms hardnekkig liet liggen vuile, dunne laagjes, waarop des daags zelfs geea jongen met ©en stikker voortkon en ons des avonds de kans geboden werd een arm of been te breken. Ware het daarom niet beter, dat aan de verordening no. 95 nauwgezet de hand werd gehouden en dat nauwkeurig werd toe gezien of ieder datgene doet, wat hij doen moet Nu werd van gemeentewege zand gestrooid, maar hoe? Om d© 7 of 8 meter wordt zooals jl. Zondag door de twee »stadsjantjes" geschiedde, één schop zand over die lengte uitgezwaaid en dus wordt er gestrooid op eene wijze zoo dun, zoo onvoldoende, en omdat het zand geen hal ven meter, laat staan vier meter, breed wordt uitgestrooid, zoo in strijd met de eigen verordening, dat dit anti-uitglijdingsmiddel een pover beetje helpt en nauwelijks de daaraan verbonden kosten rechtvaardigt. Het komt mij voor, dat de betrekkelijke verorde ning hoognoodig eens dient herzien te worden, en dat het voor de voetgangers een practisch resultaat en voor de huismoeders een gemakkelijk te vervullen plicht zou opleveren, wanneer bspaald werd, dat bij gladheid van gemeentewege en dan ineens aangepakt met een flink aantal arbeiders, die in den winter gemakkelijk te krijgen zjjn langs alle trottoirs of aan de kanten der straten een flinke laag zand zal worden aangebracht, en dat de ingezetenen bij dooi- weder op eerste aanzegging door de politie verplicht i zijn onmiddellijk en zonder verwijl die trottoirs en straatkanten over eene bepaalde breedte van sneeuw te zuiveren, zooals thans ook bepaald is. Op die wijze is ieder gebaat, want de liefhebbers van sleetje-rijden en arren vinden dan in het mid den der straten nog gelegenheid genoeg om aan hun sport-zucht bot te, vieren en hen zou ik allerminst in hunne liefhebberijen willen dwarsboomen wat thans of door de verordening óf door de ingezeteneu wèl geschiedt want ik ben, niettegenstaande mijn koogen leeftijd, een gioot voorstander van de keden- daagscke sport-manie. Dit hoop ik in een volgenden brief nog wel eens nader te bewijzen. Adspirant c. GOES, 20 Januari 1898. Gisteravond trad voor de afdeeling »Goes" van den Nederlandscken Protestantenbond in »de Prins van Oranje" alhier als spreker op ds. VV. Have r- k a m p van Bergen-op-Zoom, die zijn gehoor het publiek was, het wéér en de straten in aanmerking genomen, vrij talrijk een paar uur bezighield met eene verhandeling over zonnemythen" in den Bijbel. Achtereen volgens besprak ds. Haverkamp het boek Esther, de geschiedenis van Simson, den dood van Mozes en het verhaal der wetgeving om telkens daarbij aan te toonen, dat de schrijvers dezer ver halen öf een beeld hebben willen leveren van de kracht der zon, de wisseling der jaargetijden, het op- en ondergaan der zon, óf althans, dat zij, in hunne kinderlijke gedachten, gekleurd met den gloed der Oosterscke verbeelding, aan de zon en hare werking de beelden ontleenden, waarmede deze ver halen zijn gesierd, zonder dat uit een en «ander zou mogen worden afgeleid, dat niet Esther, Simson of Mozes werkeljjk zouden hebben bestaan. De schoon© taal en de rijkdom van gedachten, die de leden van den Protestantenbond reeds meermalen in ds. Haverkamp mochten bewonderen, boeiden het publiek van gisteravond blijkbaar weder evenzeer. Maar toch, dunkt ons, dat bij menigeen de gGdachte aan het bekende gezegde moet zijn opgekomenals het niet waar is, enz. De voorzitter der afdeeling, dhr. G. J. Kooman, dankte aan het einde den spreker voor zijn optreden voor de leden van den Protestantenbond. Op initiatief van den heer W. Kapteijn, predi kant bij de Gereformeerde gemeente alhier, werd reeds een paar maal eene vergadering van lidmaten dier kerk bijeengeroepen om te trachten een z a n g- vereenigin'g (kerkelijk gem. koor) in het leven te roepen. Woensdagavond kreeg deze zaak zijn beslag en is de vereeniging geconstitueerd, die reeds 63 werkende leden telt, terwijl reeds een twintigtal donateurs hun fm&nciëelen steun toezegden. Het hoofd van het voorioopig bestuur is genoemde predikant, terwijl de muzikale leiding zal worden opgedragen aan den heer II. Poolmeijer, vroeger hoofd der Chr. school. Op verzoek is eervol ontslag verleend aan H. J. van Eb benhorst Tengbergen, als lid van het college aan regenten over de rijkswerkinrich ting en het huis van bewaring te Hoorn, onder dank betuiging voor de in die betrekking bewezen diensten. ïerselie. De beer F i e d e 1 d ij arts alhier, heeft tegen 31 Jan. ontslag genomen als gemeente- deeling en daarop verliet het comité het stadhuis. Op den N, Z. Voorburgwal kwam men weer bij een, en daar werd mededeeling gedaan van het antwoord des burgemeesters. Het comité zou, dus zei da woordvoerder, morgen per strooibiljet verdere maatregelen meededen. Daarop trok een groot deel der werkloozen naar de Beurs, waarvan de hoofdingang weldra zoo bezet was, dat niemand der gewone Beursbezoekers toe gang koa verkrijgen. Eenigen probeerden het, maar ze werden, ouder luid geschreeuw, van de trappen Wemeldinge. Uit de vele sollicitanten naar de betrekking van teekenaar-schrijver aan den pol der Delfland werd heden benoemd de heer A d r. Van de Linde, alhier. Bij Kon. besl. is benoemd tot ontvanger van het recht van successie no. 21 en van de domeinen te 's-Graveuhage J. De Graag, thans inspecteur der registratie en domeinen van de le klasse bij het Depart, van Financiën. Gistermorgen kwamen de werkloozen te Amsterdam bijeen en werden toen in vrij ru moerige taal toegesproken. Des middags zouden ze, als ze van den burgemeester kwamen naar de Beurs gaan. Komen er dan agenten met stokken, welnu we zullen ons verdedigen", zoo heette het. Biljetten werden rondgedeeld waarop stond, dat dien middag geld en brood zou worden uitgedeeld. De stoet maakte een lange wandeling langs Heeren en Keizersgrachten, en kwam 12 i/2 uur aan het Stadhuis. Met de nieu wsgierigen mede waren het een paar duizend personen. Het comité ging bij den burgemeester, die op de discussie in den Baad wees en zeide, dat de ge meente als zoodanig aan de werkloosheid geen einde kon maken. De aanvoerder Steenbergen bedankte voor de mede- Dichter en dichter werd de volksmassa, en nog altijd hield men den toegang tot de Beurs bezet. Vel© Beursbezoekers gingen in den achteringang, anderen wachtten. Een agent van politie ging de Beurstrappen langzaam op men hinderde hem niet. Boven gekomen, begon hij met een zoet lijntje ruimte te maken, maar nu liet men hem niet met vrede, hij werd genoodzaakt de trappen af te gaan. Op het plein voor de Beurs viel men hem aan, maar hij verdedigde zich. Nu kwamen juist te goe der uur van vier zijden sterke afdeeliogen politie opzetten, de commissaris Stork aan *t hoofd. Overal helmen. Het volk schreeuwde en joelde, maar weldra wa ren de trappen van de Beurs weer vrij en konden de bezoekers binnengaan. Het volk kief het vrijheids lied aan en een roods vlag werd omhoog gestoken. De agenten schoten toe, namen de vlag af en een schermutseling ontstond. Sabels werden getrokken maar niet gebruikt. In de worsteling werd. een man aan het hoofd gewond, en door politieagenten ia veiligheid gebracht in een koffiehuis. Een poosje later was de man in staat om naar huis te gaan. Aan de Damrakzijde en de Beurs was het het woeligst, en had het af- en aanrijden van de tram tusschenbeiden eenig bezwaar. Het plein voor de Beurs was in een breeden kring door de agenten afgezeten tegen twee uur vertrok een afdeeling agenten, die terug ging naar het bureau. Verschillende groepen trokken later nog door verscheidene straten, nu en dan zingende. In de bocht van de Heerengracht bij het huis van den burgemeester was veel politie. Enkele malen kwa men botsingen voor met de politie, bijv. in de Vijzelstraat en op het Rokin, waar met steenen en brokken ijs werd geworpen naar de agenten, die dan de menigte uiteendreven. Er heerscht^ schijn baar ongerustheidpolitie-agenten patrouilleeren. Van een winkel in de Kalverstraat werd een der groote spiegelruiten ingeworpen. De vermoedelijke dader is gearresteerd. Te 4 uur is een groote menigte door de politie uiteengedreven. Er heerscht volgens den Haagschen correspon dent van de Amst. in de militaire kringen te 's Hage weer groote verontwaardiging over den gang van zaken in het leger. Een geval, dat thans in die kringen druk bespro ken wordt, zou hierop neerkomen De kapitein der grenadiers, Buys, werd bevorderd tot majoor, en geplaatst bij het 3e bataljon van 't le regiment te Groningen. De heer Buys had echter geen zin om naar Groningen te gaan, maar wenschte liever te Breda in garnizoen te komen. Wat deed hij nu Fluks schreef de grenadier een verzoekschrift aan de Koningin-Regentes. De Regentes liet den Minister Seyffardt bij zich komen en sprak haar verlangen uit, dat aan den wensch van den heer Buys zou worden voldaan. De heer Seyffardt meende, dat dit niet kon, omdat er geen plaats was bij 't 6e regiment te Breda. De Koningin-Regentes bleef echter aandringen, waarop Seyffardt zeide, dat het onrechtvaardig zou zijn, een van de andere hoeren, die in Breda wenschen te blijven, over te plaatsen, ten pleiziere van den heer Buys. De Regentes, zoo beweert men, herhaalde, dat zij verlangde, dat Buys geplaatst zou worden te Breda, en dat, als er geen plaats was, de Minister van Oorlog een ander hoofd-offieier moest over plaatsen. En dit beslist uitgesproken verlangen zou dan de Minister als een Koninklijk bevel hebben beschouwd. Ook maakt dezelfde correspondent nog gewag van de plotselinge pensioneeriug van den luit.-kolonel Schelfcus van IJseldijk, wien men tot op het laatst toe in den waan heeft gehouden, dat hij kolonel zou worden. Doch op 't ongewachtst kreeg deze als zeer kundig te boek staande hoofd-offieier zonder eenige kennisgeving zijn pensioneering in de dag bladen te lezen. En in de militaire kringen, schrijft men die han delwijze hieraan toe, dat de heer Seheltus zich altijd een man toonde van groote onafhankelijkheid van karakter; en deswege de ongenade op zich laadde »van het Haagsche militaire clubje, dat men spot tenderwijze heeft genoemdde Maatschappij tot ex ploitatie der gelden voor hoofdstuk VIIL"

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1893 | | pagina 1