'•-Heer Afotakerke. Herkozen tot ouderling
(Herv. gem.) dhr. A. Van der Meulen en tot diaken
dhr. D. Korstanje.
JBorsele* Door den Kerkeraad der Ned. Herv.
gemeente alhier zijn tot ouderlingen herkozen de
heeren W. Gansel en P. Polderdijk, en tot diaken
de heer J. Lous.
'•-Heer Arendskerke. Vrijdag zijn door den
gemeenteraad tot onderwijzers benoemdaan de
school te Ouddorp dhr. YV. P. Markusse te Krab-
hendijke, en aan de school te Nieuwdorp dhr. J. J.
Verhulst te Brakel.
lerseke* De heer J. B. Eekman, onderwijzer
aan school 1 alhier, is in gelijke betrekking benoemd
te Sommelsdijk.
Rechtszaken.
Het vonnis tegen den heer T. Nawijn, hoofd
der o. 1. school te Beets, is door het Hof te Leeu
warden vernietigd en opnieuw recht doende heeft
het hem wegens smaadschrift veroordeeld tot 50
boete of 20 dagen hechtenis.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
RAAD der gemeente GOES,
op VRIJDAG den 9 DECEMBER 1892,
des avonds te 8 uren.
Voorzitter de heer mr. J. G. De Witt Hamer,
burgameester.
Tegenwoordig 12 leden en de secretaris.
Afwezig de heer Kakebeeke met kennisgeving.
I. De notulea der vergadering van 12 October jl.
worden gelezen en goedgekeurd.
II. De voorzitter doet do volgende mededeelingen,
die allen, voor zooveel noodig met goedkeuring, voor
notificatie worden aangenomen
dat J. Van der Voorde verzocht heeft zijn adres
om een subsidie voor zijn omnibusdienst tusscnen
het Wolfertsdijksche veer en het station Goes van
den Staatsspoorweg te beschouwen als niet te zijn
ingediend
dat voor de invoering van vak j op de scholen
voor lager onderwijs het leerplan is gewijzigd, en
daarvan, nadat het zal zijn gedrukt, aan ieder van
de leden een exemplaar zal worden uitgereikt
dat eenig snoeihout tot een bedrag van f 22,50
is verkocht aan Anthonie Ockée
dat de benoemde leeraar A. Postma zijn betrek
king met den 1 November heeft aanvaard
dat door S. Van der Peijl opzegging is gedaan
van de pacht van den grond bij de brandplaats,
zulks met ingang van 1 November jl.
dat bereids van de besturen van verschillende in
stellingen de aanbevelingen zijn ingekomen ter ver
vulling van vacaturen, die door periodieke aftreding
met 1 Januari a. s. zullen ontstaan, welke aanbe
velingen in eene volgende vergadering zullen worden
ter tafel gebracht
dut op uitnoodiging van Burg. en Weth de zoo
genaamde Nieuwjaars-commissie weder gevormd ij,
en de heer J. J. Ramondt welwillend het voorzit
terschap daarvan heeft op zich genomen.
Hl. Als ingekomen stukken worden ter tafel ge
bracht
a. K. B, van 7 Nov., no. 7, houdende eervol ont
slag van D. Stigter en benoeming van P. Van der
Meulen als kapitein-kommandant der dd. schutterij.
b. Brief van Ged. Staten, waarbij wordt medege
deeld, dat bij K. B. van 22 Nov., no. 24, is goed
gekeurd de vaststelling der jaarwedde van den ge
meente-ontvanger op ƒ1200.
c. Jaarverslag der gemeente Maastricht over 1891.
d. Verslag van den toestand der Ambachtsschool
o/er 1891/92.
Alles voor notificatie aangenomen.
IV. Op voorstel van Burg. en Weth. wordt, aan
gezien met 1 Januari 1893 vak j moet worden in
gevoerd, de verordening, regelende het lager onder
wijs, zoodanig gewijzigd, dat dit vak wordt opge
nomen onder de verplichte vakken, genoemd in al.
1 van art. 3 dier verordening.
V. Alsnu is aan de orde een voorstel van Burg.
en Weth., met gunstig advies der financiêele com
missie, om de verordening, regelende de verdeeling
en bezoldiging van het onderwijzend personeel, aan
te vullen met een art., luidendeDe jaarwedde
der onderwijzers en onderwijzeressen, belast met het
onderricht in vak j, bedraagt J 25 voor elk lesuur
's weeks, dat hun wordt opgedragen", enz.
De heer Hildernisse vraagt of, nu een wetsont
werp tot uitstel van de invoering van vak j bij de
2de Kamer is ingediend, ook de onderwerpelijke wij
ziging der verordening niet kan verschoven worden
De Voorzitter antwoordt, dat hij dit zeer zou be
treuren. Nog slechts drie weken scheiden ons van
1 Januari, de dagteekening der verplichte invoering
van het vak de onderwijzers, die zich beijverd heb
ben om de akte te behalen, en daarvoor kosten
hebben gemaakt, leven in het vooruitzicht, dat hun
de lessen zullen worden opgedragen en daarvoor de
belooning te genieten, zoodat niet-invoering van het
vak nu een groote teleurstelling voor hen zou zijn
d« noodige leermiddelen zijn aangeschaftde begroo
ting voor 1893 is er op ingerichtde districts
schoolopziener is er op gehoord en heeft zijne goed
keuring verleend, en dat alles zou te vergeefsch zijn.
Naar sprs. oordeel, zal het vak van zelf vervallen,
wanneer mocht blijken, dat het niet voldoet, doch
zou het geen houding hebben thans de invoering
niet te doen doorgaan.
De heer Hildernisee voert aan, dat er nog alleen
kosten voor de leermiddelen zyn gemaakt, die*aité*
zoo groot zijn, maar dat de gemeente de kosten van
salaris der onderwijzers voorloopig sparen kan.
De heer M. De Jonge Jz. is het eens met den
heer Hildernisse. Er zijn bij het onderzoek van het
wetsontwerp in de sectiön zelfs stemmen opgegaan
om het vak weder uit de wet lichten. In afwach
ting van de beslissing kan men ook hier afwachten.
De Voorzitter wil gaarne erkennen, dat wellicht
het besluit, om vak j in de wet te brengen, in der
tijd by verrassing genomen is. Ook zijn er enkele
leden in de sectie's, die zich ten gunste eener ver
wijdering van het vak uit de wet hebben uitgela
ten maar het is en blijft twijfelachtig of daarvoor
eene meerderheid zal gevonden worden, waardoor
de Kamer zich zelf een slag in het aangezicht ge
ven en eene groote onbillijkheid begaan zou tegenover
de honderden onderwijzers in Nederland, die uit
kracht van de wet de akte hebben behaald. Het
komt spr. voor, dat de heer De Jonge geen voor
stander is van de gymnastiek, doch hij gelooft dat,
wanneer de heer De Jonge er kennis méé maakt,
zijn oordeel gunstiger zal zijn.
De heer M. De Jonge Jz. herneemt, dat hij wél
voorstander is van de gymnastiek, maar weinig op
heeft met de invoering van dit onderdeel.
De heer Hildernisse stelt nu voor om de zaak aan
te houden, totdat eene beslissing omtrent het be
trokken wetsontwerp in de Tweede Kamer genomen
en dit in het Staatsblad verschenen is.
De Voorzitter vraagtEn dus terug te komen op het
besluit, dat in de vorige raadsvergadering genomen
is, toen de kosten zijn toegestaan op de begrooting
De heer Hildernisse merkt op, dat die kosten op
de begrooting kunnen blijven, maar niet behoeven
uitgegeven te worden.
Het voorstel wordt in rondvraag gebracht en
aangenomen met 7 stemmen.
Vóór de heeren Fabery De Jonge, Den Boer,
Van Asperen Vervenne, Adam, M. De Jonge Jz.,
Hildernisse en Quisfc.
Tegen de heeren Lambrechtsen, Ramondt, Oeht-
man, Lenshoek en De Jonge Mulock Houwer.
VI. Vervolgens wordt goedgekeurd een ontwerp
besluit tot af- en overschrijving op da begrooting
van uitgaven voor 1892, noodzakelijk door meerdere
lesuren aan de inrichtingen voor middelbaar onder
wijs, en het havenen der kleeding van politie-agenten
door kwaadwilligen, die in arrest genomen werden.
"VII. Nu is aan de orde een ontwerp-besluit tot
wijziging der begrooting voor 1892, ten einde met
het reeds beschikbaar zijnde gedeelte van het kapitaal
der leenbank de laatste termijnen van de geldleening
van 1885 af te lossen.
Dit ontwerp wordt zonder beraadslaging en zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VIII. Daarna wordt gelezen een voorstel van B.
en W. tot verkoop van 25 stuks boomen, staande
aan den voet van den Schansdijk, weike hoornen in
hun groei belemmerd worden door de hooger ge
plaatste boomen, en wederkeerig nadeelig zijn voor-
het land, dat naast de plaats der boomen gelegen is.
Dit voorstel, waaromtrent de financiöele commissie
een gunstig advies heeft uitgebracht, wordt zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
IX. Het tweede suppletoir kohier van den Hoof-
delijken Omslag voor 1892 wordt, behoudens goed
keuring van Gedep. Staten, vastgesteld met 30 con-
tribuabelen op een bedrag van f 265,06.
X. Wordt vastgesteld het eerste suppletoir kohier
der belasting op de honden over 1892 met 21 be
lastingplichtigen en een totaal bedrag van 44.
XI. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming wordt ingewilligd het verzoek van het
bestuur der Ambachtsschool om voor 1893 het sub
sidie der gemeente met f 75 te verhoogen.
XII. Op de gebruikelijke rondvraag zegt de beer
Lenshoek dat hij de vorige vergadering niet heeft
kunnen bijwonen en ook niet in de gelegenheid was,
den toer naar het Sas mede te maken. Hij wenschte
echter wel te weten, wie de kosten der rijtuigen van
dien toer betaalt
De Voorzitter antwoordt, dat deze worden gevon
den uit den post Kleine uitgaven" van de gemeente-
begrooting.
De heer Lenshoek vindt dit minder gepast. Hij
acht het beneden de waardigheid van de leden van
den Raad, om ten koste der gemeente een rijtoertje
te maken. Bij de behandeling van de begrooting
voor 1893 is op initiatief van eenige leden een post
van 10, bestemd voor eene kweekschool van onder
wijzeressen, geschrapt. Met die zuinigheid is de uit
gaaf voor den rijtoer niet te rijmen.
De Voorzitter gelooft, dat als de heer Lenshoek
ter vorigo vergadering ware tegenwoordig geweest,
hij geene opmerking als nu gedaan is, zou gemaakt
hebben. De ingenieur wenschte zijn werk aan zijne
zoogenaamde patroons te laten zien en deze zijn er
voor rekening van den eigenaar van het werk heen
gegaan.
De heer Ochtman wenscht te protesteeren tegen
de opmerking van den heer Lenshoek. Waar een
gemeenteraad, welks leden geen presentiegeld ge
nieten, en geheel belangeloos de belangen der gemeente
behandelen, geroepen wordt om op 11/2 uur afstands
een werk van de gemeente in oogenschouw te nemen,
daar behoort de gemeente zijns inziens de kosten te
dragen en hij acht dit volstrekt niet ongepast.
De heer Den Boer releveert de geschiedenis van
de oorzahk, die tot het bezoek aan het Sas geleid
heeft en voegt er hij, dat hij nog later een deskundige
geraadpleegd heeft, die hem de meest geruststellende
berichten omtrent het Sas gegeven heeft.
De heer Lenshoek herneemt dat de heer Den Boer
spreekt over den toestand van het Sas, maar dat dit
de zaak niet is. De raadsleden moesten genoeg belang
stellen in hunne betrekking, om uit eigen zak de
kosten van den rijtoer te voldoen. Spreker stelt voor,
dat dit alsnog geschiede, waarbij hij gaarne zijn aan
deel zal voegen.
De Voorzitter vraagt of dit voorstel ondersteund
wordt
De heer Quist wil niet ondersteunen, maar in
tegendeel doen uitkomen, dat als de leden van den
Raad in het belang der gemeente zich moeten ver
plaatsen, dit wel degelijk voor rekening der gemeente
mag geschieden.
De heer M. De Jonge Jz. protesteert tegen de
wijze waarop de heer Lenshoek telkens zinspeelt op
de bezuinigingszucht door eenige leden van den" raad
getoond, in het rooieeren van een post voor eene
inlichting in den vreemde van de begrooting voer
1893. De raadsleden hadden het recht dit te doen.
Als dhr. Lenshoek geen betere argumenten voor zijn
voorstel heeft, had hij beter gedaan het thuis te
houden.
Aangezien het voorstel niet wordt ondersteund,
trekt de heer Lenshoek dit in.
De heer Ramondt komt nog terug op het dooi
den heer Hildernisse gedaan en door den raad aan
genomen voorstel omtrent de vrije en ordeoefeningen.
Daarover nadenkende, is bij hem twijfel ontstaan of
dat besluit, nu de gemeente geen verzoek om uit
stel heeft ingediend, wel uitvoerbaar zal zijn indien
op het voorstel van den minister niet vóór Januari
beslist is. Wacht men tot dit besluit in het Staatsblad
staat, dan kan het wel Februari of Maart, waar
schijnlijk na 1 Jan. worden. Zullen nu de gemeenten,
die geen verzoek tot ontheffing hebben ingediend,
waaronder Goes, niet gehouden zijn en geacht wor
den met 1 Januari het vak j in te voeren
De Voorzitter vertrouwt, dat, hoewel hij het aan
nemen van het voorstel-Hildernisse betreurt, de wet
gevende macht zorgen zal, dat eene wijziging van
eene wet, die met 1 Januari a. s. in werking treden
moet, ook vóór dien tijd is afgedaan.
De heer Ochtman is van oordeel, dat, wanneer de
wijziging tot stand komt, daarvan alle gemeenten,
ook die niet om uitstel gevraagd hebben, kunnen
gebruik maken.
Do heer Ramondt stemt dit toe, doch merkt op,
dat de wijziging de beide Kamers doorloopon moet
en deze den begrootingsarbeid nog te volvoeren
hebben. De gemeenten, die uitstel gevraagd hebben,
zijn in dezen niet en défautzij zullen waarschijnlijk,
hangende de zaak, wel eene beschikking tot uitstel
ontvangen en kunnen zich anders op hun verzoek
beroepen. Goes niet, dat bij de weinige kosten ver
bonden aan de invoering, op de wijze als hier is
goedgekeurd en die zonder eenige verhooging van
lasten kan geschieden, waarlijk ook geene reden tot
een verzoek om ontheffing kan doen gelden. Het
voorstel van den minister beoogt dan ook sleeht6
uitstel v'au de verplichting op grond van de aanvragen.
De Voorzitter is van meening, dat men thans den
uitslag der zaak kan afwachten, in welke meening
de heer Ramondt ten slotte berust.
XIV. De heer M. De Jonge Jz. hoopt, dat aan
Van Renterghem na aanstaanden Dinsdag niet langer
vergunning zal worden verleend om met zijn car
rousel voorstellingen te geven. Afgezien van het
verkeerde, om dergelijke gelegenheden te bezoeken,
behoort een einde te komen aan het onnoodig geld-
uitgeven door den minderen man. Vooral nu de
nood der werkloozen zoo groot is, moet aan alles
wat onnut en onnoodig is, paal en pork gesteld
worden. Spr. vraagt of aan Van Renterghem nog
voor langer tijd vergunning zal worden gegeven
De Voorzitter zegt, dat a. s. Woensdag met het
afbreken der tent een aanvang zal worden gemaakt.
Overigens zal spr. niet uitweiden over eene zaak,
die voor verschillende opvattingen ratbaar is, maar
hij kan verklaren, dat B. en W. met het verleenen
der vergunning alleen het belang der gemeente voor
oogen hadden.
De vergadering is daarna op de gewone wijze
gesloten.
Algemeen Overzicht.
Zooals we reeds gemeld hebben bleek jl. Dinsdag
in de UTederlaudgclie Tweede Kamer dat het
amendement Roëll-Borgesius op art. 3 der perae-
quatie-wet volgens het oordeel van de meerderheid
der Kamer geen amendement te zijn, wat niet be
lette, dat volgens diezelfde ineerderhaid eene wijzi
ging van het voorstel Rotëll, ingediend door mr.
Van Houten, wel een amendement werd genoemd.
Aangezien echter zoowel dit amendement als art.
3 werden verworpen, willen we daarbij niet langer
stilstaan en alleen vermelden, dat de gemeenten,
die door de verlaagde opbrengst van de grondbe
lasting uit de opcenten daarop, minder daaruit zullen
trekken, dit mindere niet vergoed krijgen door den
Staat, maar dat dit uit andere belastingen door haai- zal
moeten worden aangevuld, iets wat den uitwonenden
grondeigenaren, die wel profiteeren van de vermin
derde grondbelasting maar niet deelen in eene even-
tueele verhooging van eenige gemeentebelasting, zeker
niet zal spijten. Ten slotte werd het peraequatie-
ontwerp aangenomen, wat ook voor onze provincie
van groot belang zal zijn, wijl ook in Zeeland de
grondbelasting over het algemeen zal vermindeven.
Behalve met deze aangelegenheid hield ons Lager
huis zich deze week uitsluitend bezig met de staats-
begrooting. Het algemeen debat, dat slechts ruim
twee zittingen eischte, had over het algemeen een
zeer matton toon. Verwonderen mag dit niet.
Na eene reeks van jaren, die arm waren aan in
grijpende regeeringsmaatregelen, omdat party gekra
keel de hoofdbezigheid der Kamer was, waarin boven
dien twee bijna even machtige hoofdpartijen een
evenwicht daarstelden, die regeering en volksverte
genwoordiging tot werkloosheid doemde, zijn we
eene parlementaire periode ingetreden, waarvan ieder
gevoelt, dat zij tot gewichtige dingen leiden moet,
tot beslissingen, die niet meer kunnen teruggesteld
worden, omdat ze naar waarheid zyn dringende
eischen des tijds. Onder die omstandigheden durft
de oppositie niet in het krijt treden tegen eene
regeering als de tegenwoordige, die inderdaad groote
plannen heeft en blijk heeft gegeven, dat 't haar daar
mede ernst is. En de tegenpartij kan dit te minder,
omdat zij zoo jammerlijk verdeeld is, dat van een
goed geleiden strijd op het gebied der algemeene
politiek geen sprake kan zijn.
Van een zuiver politiek debat derhalve geen zweem.
Iedere spreker trad voor zichzelf opgeen hunner
voor eenige party. Dr. Schaepman en dr. Vermeulen
voerden beiden het woord, maar niet namens meer
dere hunner medeleden ja, bij de anti-revolutionairen
stonden de sprekers zoo geïsoleerd, dat een Beelaerts
even sterk het kieswet-ontwerp bestreed als een
Van Alphen er zich mede ingenomen toonde.
Drie hoofdpunten van bespreking traden bij het
algemeen debat op den voorgrondkiesrechther
vorming, financiewezen, sociale, wetgeving. Over het
eerste deelden we reeds in hoofdzaak de meening
van verschillende sprekers mede, en daaruit blijkt
genoegzaam hoe aan beide zijden der Kamers de
meening omtrent de wenschelijkheid van kiesrecht
uitbreiding zeer verdeeld is. Kerdijk, Borgesius en
Van Alphen toonden zich groote vooi standers, Schaep
man aanvaardde het, doch liefst aan het eind dei-
vierjarige regeerperiode der tegenwoordige Kamer,
De Beaufort (Amsterdam) zag er geen ontkomen
aan en vroeg daarom alleen nog maar of de regee
ring zoo goed wilde zijn hare verdere plannen in
algemeene trekken na het kiesrecht-ontwerp kenbaar
te maken, opdat de komende Kamer daarin een
leiddraad zoude vinden, Beelaerts en Ruijs Van
Beerenbroek huiverden van afschuw voor zooveel
roekeloosheid". En de regeering? Zij openbaarde
eene volkomen homogeniteit tusschen de verschil
lende Ministers en stond pal voor hare denkbeelden
omtrent kiesrechthervorming zonder het gewenschte
gemeen overleg tusschen de Kroon en de Volks
vertegenwoordiging omtrent dit punt uit te sluiten.
Een debat tusschen mr. Levy en den Minister
over gemeentelijk kiesrecht leverde geen eigenlijk
resultaat, aangezien de regeering daaromtrent hare
meening niet uitsprak tegenover die van den Ani-
sterdamschen afgevaardigde, die betoogde, dat het
kiesrecht voor den gemeenteraad meer beperkt moest
zijn dan dat voor de Kamer en de Staten, opdat
niet de contribuabelen in de gemeentelasten over
stemd zouden worden door de niet-contribuabelen, ter
wijl hij daarbij de gegronde vrees uitsprak, dat aan
dien eisch niet zal worden voldaan wanneer een op
breeder grondslag gekozen Kamer in dezen moet
beslissen
Het financieel debat bepaalde zich in hoofdzaak
tot bezwaren tegen het hooge cijfer der begrooting,
geuit door dhr. A. Van Dedem, en tot eene vraag
van dhr. Sanders hoe de Minister zou voorzien in
de kosten, veroorzaakt door wetten, die de Regeering
had aangekondigd als in de toekomst van haar te
wachten. Aan den laatsten antwoordde de Minister-
zeer terecht, dat men zich geen zorgen moet baren
voor den tijd en dat de toenemende opbrengst der
middelen de beste waarborg is, dat ter bestemder
ure de gelden wel zullen te vinden zijnaan den
heer Van Dedem verklaarde de Minister Pierson,
dat hij wel overwogen had of hij de hooge eischen
zyner ambtgenooten zou inwilligen, maar dat hij voor
die eischen bezweken was omdat daaraan niet vol
doen zou zijn het onuitgevoerd laten der spoorweg
overeenkomsten, het openlaten van de stelling van
Amsterdam en het verwaarloozen der vloot.
Omtrent de sociale wetgeving eindelijk bleek uit
de debatten, dat een wetsontwerp, bahelzende maat
regelen in het belang van de veiligheid en de ge
zondheid van de werklieden in fabrieken en werk
plaatsen bjjna gereed was, terwijl met kracht gewerkt
wordt aan een ontwerp tot betere verzekering van
het lot van oude en verminkte werklieden.
De behandeling der hoofdstukken van de staats
begroting bracht de Kamer tot de artikelen der
Justitie-begrooting. Hoofdstuk I en II gingen als
gewoonlijk bijna zonder debat onder 's voorzitters
hamer door. Alleen bleek daarbij, dat dhr. Heldt
aan den edelmoedigen en menschlievenden Van
Reenen, die te Hilversum zijn medemensch met
levensgevaar uit een ingestorten put redde, liever
eene ridderorde dan de zilveren reddingsmedaille
had zien toegekend.
Uit de debatten over Hoofdstuk III (Buiienland-
sche Zaken) releveeren wij alleen, dat de minister
Van Tienhoven op aandrang van de heeren Walter
en Hennequinverklaarde alles te zullen aan
wenden om te verkrijgen, dat de Belgische grenzen
in Staats-Vlaanderen niet gesloten blijven voor den
invoer van Iiollandsch vee, nu bezuiden de Schelde
geen mond- en klauwzeer voorkomt. Uit een ant
woord aan den heer A. Van Dedem bleek verder,
dat ook de Duitsche grens voor den invoer van
Hollandsch vee gesloten was, doch dat vermoedelijk
een uitzondering zou worden gemaakt voor varkens,
terwijl de Minister zou overwegen of dezerzijds niet
moest worden beproefd den invoer van fok vee in
Duitschland althans te verkrijgen na quarantaine.
Frankrijk blijft de aandacht trekken door zijne
Panama-quaestie en meer nog door de daardoor
outstane ministriëele crisis. Evenmin als aan Brisson
is het aan Périer gelukt een ministerie te vormen.
Eindelijk slaagde Ribot, doch hoe Hij nam een
voudig het oude ministerie over, waaruit Ricard,
Roche en Sarrien zijn verwijderd, en vervangen door
Bourgeois, Siegfried en Ribot. Loubet blijft derhalve
minister van Binnenlandsche Zaken, terwijl Bour
geois nu aan het hoofd van het departement van
Justitie zal optreden. Het is in de gegevenomstan
digheden natuurlijk niet uittemaken of dit ministerie
lang zal levenafgaande op wat in Frankrijk meer
malen is gezien, nl. dat zwakke ministeries het
langst bleven, zou men het mogen verwachten.
Sterk toch zal wel niemand de nieuwe combinatie
noemen, en als eerste blijk daarvan kan gelden, dat
besloten is het lijk van baron Reinach gerechtelijk
te schouwen, zooals men weet juist de quaestie
waarop het vorige ministerie, dat dan toch in hoofd
zaak uit dezelfde personen bestond, zijn échec leed.
Het was dan ook hoofdzakelijk te doen om Ricard
te verwijderen en nu dit geschied is, keeren diens
vroegere collega's gemakkelijk den rok om. De lijk
schouwing heeft nu jl. Zaterdag plaats gehad.
Binnenkort zal nu moeten beslist worden over een
voorstel Pourguery de Boisserin, strekkende om de
commissie van enquête te machtigen alle personen,
die zij goedvindt, onder eede te hooren, en weige
ring om te verschijnen, den eed afteleggen, valsche
getuigenis enz. strafbaar te stellen overeenkomstig
de wet; verder om aan de commissie het recht
te geven zich een bijzonderen rechter van instructie
toetevoegen, die op haar uitnoodiging huiszoekin
gen inbeslagnemingen enz. zal doenovereen
komstig de bepalingen der strafweten eindelijk
om de commissie het recht te geven mededeeling te
eischen van alle afgeloopen of aanhangige strafver
ordeningen. Feitelijk komt het er dus op neer de
commissie te maken tot een formeel gerechtshof.
Vroeger heeft de Kamer met eene kleine meerder-