1892 N°. 121. Donderdag 18 October. 79sle jaargang. De nieuwe kieswet. GOESC Da uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad angenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmab te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van advertentie» vóór 3 uren op den dag der uitgave. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. ii. We hebben reeds vroeger een kort uittreksel ge geven uit den inhoud der kieswetontwerpen, waaruit onzen lezers zal gebleken zijn, dat zoowel in de wijze van stemmen als in de eischen van kiesbevoegdheid ingrijpende veranderingen worden voorgesteld. Wat de wijze van stemmen betreft, daaronder begrepen het openen der biljetten, schijnen ons die veranderingen even zoovele verbeteringen toe, omdat ze tot groote vereenvoudiging aanleiding geven. Zoo wordt de taak van het stembureau van het hoofd kiesdistrict in niet geringe mate verlicht door de be paling, dat in elk onderkiesdistrict (dat wil voor onze omgeving zeggen in iedere gemeente, behoudens die enkele, die in twee districten verdeeld zijn) de eigen bus geopend wordt. Hierdoor vervalt het omslachtige heen- en wederreizen met de stembus naar den zetel van het hoofdstembureau, en als gevolg daarvan de zonderlinge bepaling, dat de opening tot den volgenden dag moet worden uitgesteld. Elke bus wordt dus onmiddellijk na afloop der stemming geopend en de uitslag dier stemming aan het hoofdstembureau op gegeven, dat uit die mededeelingen het resultaat opmaakt. Voorts ontvangen de kiezers geen stembiljet tehuis, maar deze worden door den voorzitter van het stem bureau uitgereikt, wanneer men ter stembus komt. Dit stembiljet bevat aan de eene zijde het naam stempel van den voorzitter van het hoofdstembureau, aan de andere zijde de namen der candidaten. Hier uit blijkt derhalve, dat de nieuwe wet officiëel ge stelde candidaten erkent, en onder de officiëel gestelde candidaten rekent zij degenen, die door minstens 50 kiezers vóór een bepaalden datum aan den voorzitter van het hoofdstembureau zijn opgegeven. Stemmen op anderen uitgebracht zijn van onwaarde. Is slechts éen candidaat gesteld, dan wordt deze als gekozen beschouwd en is derhalve de stemming overbodig. Ieder kiezer moet aan een daartoe bestemden lesse naar op zijn biljet den candidaat zijner keuze door een bijzonder daartoe aan te geven teeken aan wijzen en zonder mot iemand te spreken dat biljet in de stembus werpen. Op deze wijze wil men de zelfstandige keuze van den kiezer bevorderen. De kiezerslijsten worden samengesteld op de thans gebruikelijke wijze, met het ook nu bestaande recht van reclame bij den gemeenteraad en de rechtbank. Dit recht wordt echter in de nieuwe wet uitgebreid tot ieder en elk wettig bestaand lichaam, tot welks bepaalden werkkring het behoort. Derhalve zullen voortaan ook de besturen der kiesvereenigingen als zoodanig kunnen reclameeren tegen de kiezerslijst, terwijl tevens ook de reclames op hare beurt voor tegenspraak vatbaar zijn. En eindelijk wie zijn kiezers Art. 80 der Grond wet schrijft voor, dat de kieswet heeft te bepalen de kenteekenen van geschiktheid en maatschappe- lijken welstand, alsmede den leeftijd om kiezer te zijn. De nieuwe kieswet nu houdt voor kenteeken van geschiktheid de kennis van lezen en schrijven voor die van maatschappelijken welstand, dat in eigen onderhoud en ia dat van het huisgezin kan worden voorzien, terwijl de leeftijd om kiezer te zijn op drie-en-twintig jaren is gesteld. De kennis van lezen en schrijven moet blijken uit het persoonlijk schriftelijk ten gemeentehuize aan vragen om op de kiezerslijst te worden geplaatsthet eigen onderhoud en dat van het huisgezin daaruit, dat men gedurende het laatstverloopen burgerlijk jaar geen onderstand heeft genoten. Met uitzondering van de bepaling omtrent de can- didaatstelling door 50 personen, een onderdeel in dezen, dat ons niet buiten bedenking toeschijnt, komt het ons voor, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken door dit ontwerp op hoogst eenvoudige en zeer practische wijze eene oplossing heeft gevonden voor de moeielijke en zeer rekbare formule door de Grondwet in art. 80 gegeven. Van begunstiging van de eene of andere politieke party kan geen sprake zijn, want ieder heeft het in de hand door niet-be- deelden, die slecht met de pen kunnen omgaan, tijdig behoorlijk schry ven te leeren, kiezers te vormen, een kunstmiddel, dat misschien in de eerste jaren wel eens in toepassing zal worden gebracht, doch dat, naarmate voortgezet onderwys meer algemeen wordt, al minder noodig zal wezen. Zeer zeker is de ver- eiaehte kennis van lezen en schry ven een zeer geringe maatstaf van geschiktheid, d. w. z. van politieke ge schiktheid om kiezer te zijn. Maar wanneer men na gaat hoevelen er onder het tegenwoordige en zelfs onder het vroegere kiesstelsel zijn en waren, die deze geschiktheid evenmin bezitten of bezeten hebben, dan voorwaar mag de eisch van politieke geschiktheid niet worden gesteld. Trouwens alleen bij het capa citeiten-stelsel zou een dergelijke eisch in aanmerking kunnen komen door b.v. te bepalen, dat de candi- daat-kiezer blijk moest geven van behoorlijk inzicht van den werkkring van het lichaam, waarvoor hij kiezer zal worden. Doch waar elders gebleken is, dat aan het capaciteiten-stelsel schier onoverkomelijke bezwaren zijn verhonden, daar is het begrijpelijk, dat Minister Tak voor de invoering daarvan is teiug- gedeinsd. Van fiscale grenzen om het kiesrecht binnen te beperken kon na al het getob, dat tot nutoe daar mede in ons land heeft plaats gehad, al evenmin sprake zijnen zoo gelooven we, dat inderdaad de uitweg, dien de regeering heeft gevonden, het eenige middel is om aan ons kiesrecht stabiliteit te verleenen. De voorgestelde maatregel is voorzeker een zeer radicale, waarin het meerendeel der liberalen zich eerst goed moet indenken, alvorens er groote sym pathie voor te kunnen koesteren. Wars van groote sprongen, zal deze sprong hun ongetwijfeld gewaagd toeschynen, en uit een partij oogpunt beschouwd is hij dit ook vrij zeker, want, zooals we reeds in ons eerste artikel zeiden, de liberale party zal vermoede lijk haar eigen graf delven. Maar wanneer men zich eenmaal stelt op het standpunt, dat men een vasten maatstaf wil nemen voor het kiesrecht, dat derhalve geleidelijke uitbreiding moet vermeden worden, dan is een kenmerk, dat alleen diegenen uitsluit, die het kiesrecht niet willen en hen, die de Grondwet niet toelaat, zeker het eenig afdoende middel om de vereischte stabiliteit in deze quaestie te verkrijgen. Bovendien gelooven we niet, dat de gevolgen van de nieuwe kieswet zoo groot zullen zijn als velen vreezen. Zeker, in het noorden des lands zal eene meer geavanceerde vertegenwoordiging kunnen wor den geschapen, zal misschien de liberale partij hare zetels zien verdoelen tusschen »rooden" en anti revolutionairen maar over het geheel achten we ons volk van te kalme natuur om te verwachten, dat het radicalisme, of erger nog het socialisme den boventoon zal gaan voeren. Daarom zien we de gevolgen met kalmte tegemoet. Eene andere partyformatie in en buiten de Kamers en Staten moge na de invoering der nieuwe kieswet ophanden zijn, aan eene omwenteling in onze poli tieke vertegenwoordiging gelooven we voorshands nog niet. Er wordt van zekere zijde wel hard ge roepen om algemeen kies- en stemrecht, en er moge in de residentie of elders af en toe eene betooging ten gunste daarvan worden gehouden, men vergete niet, dat tegenover de duizenden, die daaraan deel nemen, even zoovele honderdduizenden staan, die wars zijn van die radicale begrippen, en dat er minstens evenveel duizenden zijn van wie zal blijken, dat ze niet eenmaal genoeg prijs stellen op het bezit van kiesrecht om zich daarvoor eenige moeite te getroosten. Om die redenen verwachten wij geene politieke omwenteling van de voorgestelde kieswet. Maar daarom ook weder achten wij den arbeid van minister Tak een nationale arbeid, die toejuiching zal vinden bij alle partijen behalve bij de ultra-conservatieve, omdat zij nieuw leven zal brengen in onze parle mentaire werkzaamheden, omdat zij eene oplossing zal geven aan een moeilijk vraagstuk, dat evenals vroeger de schoolquaestie dreigde verlammend te werken op den gang van zaken, en eindelijk omdat zij een eerezuil zal stichten voor de liberale partij, die aan de natie datgene gaf, wat haar, door haar en anderer toedoen, zoo lang is onthouden. Het nieuwe Sas. Aan de N. R. Ct. schrijft men dd. 8 October bet volgende uit Goes »De lijdensgeschiedenis van ons nieuwe Sas is nog niet uit, of eigenlijk begint zij pas, want de weder waardigheden en teleurstellingen, die wij tot hiertoe ondervonden, behooren tot het tijdvak van den bouw der sluis. Nauwelijks is het eerste schip door het nieuwe Sas de haven binnengevaren, of er worden in de muren, zoowel van de buitensluis als van de schutkolk, scheuren ontdekt, en de dijk die daar achter opgeworpen wordt, moet eenige meters achter uit gelegd worden. Men heeft veel afgedaan over de bouwvalligheid van het oude Sas, maar het staat nu naast zijn jeugdigen broeder, of liever naast zyn opvolger en plaatsvervanger, in goede kracht tegen over een treurige zwakheid". Wij hebben onmiddellijk onderzoek gedaan naar de waarheid van dit bericht, waaraan wij op goeden grond meenden te mogen twijfelen. Ziehier wat ons omtrent het nieuwe Sas werd medegedeeld v »Het nieuwe sluisgebouw bestaat uit acht geheel afzonderlijke muurwerken, te weten het buitensluis- hoofd, het binnensluishoofd, de beide kolkmuurtjes, de heide binnenvleugelmureu en de beide buiten- vleugelmuren, welke muurwerken, afzonderlijk op verschillende diepte gefundeerd, geheel afzonderlijk zyn opgetrokken. De vleugelmuren vormen derhalve niet éen geheel met de sluishoofden, maar kunnen afzonderlijk zich zetten, gelijk elk muurwerk onder zijn eigen gewicht doet, ook de afgescheidene en op verschillende hoogte gelegene fundeeringen kunnen j bij den overgang van den onbelasten tot den zwaar belasten toestand eenige zetting vertoonen. Om der gelijke muurwerken zonder schade deze werking te doen ondergaan, worden de muren geseheiden ge houden en wordt vaak tusschen vleugelmuren en hoofdgebouw een plaat zink ingelaten. Aan de nieuwe sluis nu zijn de vleugelmuren eenigszins gezet, zonder ook in het minst den lood rechten stand verlaten te hebben. Bij den noord- westelijken buitenvleugel heeft men op de scheiding het metselwerk over éen steen breedte uitgehakt, teneinde later door inmetseling de scheiding uit het gezicht te werken Door deze bewerking spreekt thans aan de dagzijde de afscheiding van de geschei den muurwerken zeer duidelijk, aan de achterzijde spreekt dit door de aanraseering, welke reeds was aangebracht. Onkundigen zien nu in deze scheiding scheuren, en zien in een zeer natuurlijke zaak een hoogst on gunstig verschijnsel. De lage kolkmuuitjes der nieuwe sluis, welke hier slechts als bekleedingsmuren dienst doen, en die bij de oude sluis, met rijspakwerk langs de kolk, geheel ont braken, zyn in het midden bij het aanaarden met in het water aangeplempt zand enkele centimeters naar voren gedrongen, en vertoonen elk dezer muurtjes thans op een tweetal plaatsen scheuren, welke echter tot heden tot geenerlei bezwaar aanleiding geven, en, na het tot rust komen van den grond, bijgewerkt, noch aan de waarde noch aan het uiterlijk der nieuwe sluis iets zullen afdoen. Uit voorzorg zal de 2 Meter hooge kade, welke achter langs de kolkmuren moet aangelegd worden, 2.5 M. verder uit de muurtjes blijven. Weet men nu, dat de beide sluishoofden der nieuwe sluis met hunne waterkeeringen, ondanks de on gunstige omstandigheden waaronder de aanaarding geschieden moet, in voortreffelijken staat verkeeren, dan oordeele men over de waarde van het bedoelde berichtje". De Standaard en de medici. Het antirevolutionair hoofdorgaan is nooit heel best te spreken over de medische faculteit, hetzij omdat het niet al te veel mag ophebben met »de wetenschap", hetzij omdat vooralsnog die faculteit niet aan de vrije universiteit is vertegenwoordigd. Toen de cholera erg dreigde gaf het blad zelf zeer behartigenswaardige wenken aan het bestuur dei- hoofdstad nauwelijks wordt het gevaar wat minder of het begint de goG gemeente weör tegen de ad viezen der wetenschap in het harnas te jagen, door als gewoonlijk zonder eenig bewijs te leveren te klagen, dat de doctoren die adviezen met ingebeelde menschelijke hoogheid" geven. Ziehier wat dr. Kuyper schrijft »Nu ook in tal van dorpen de cholera offers vraagt, in veel sterker mate zelfs dan in onze groote steden, is het pijnlijk te zien, hoe er op sommige plaatsen zekere wrijving ontstaat tusschen de maatregelen, die de geneeskundige macht ver ordent, en den geest der bevolking. En nu is het wel uiterst gemakkelijk, hierbij die tegenstribbeling der bevolking uit de hoogte te veroordeelen maar ligt de schuld ook niet voor een zeer grout deel bij onze medici zelve Met name tegenover de cholera staan ze nog zóó hopeloos verlegen, dat de medici uit Hamburg er nu openlijk voor uitkwamen, dat ze tegenover deze ontzettende plaag nog even machteloos zyn als in 1866. Allerlei geneesmiddelen en methoden zijn beproefd, en zie, op de proef is elk middel bezweken. Prof. Van Overbeek de Meijer, die vóór drie weken de creolin in alle bladen aanbeval, moest nu reeds zijn advies intrekken, omdat het gebruik van creolin niet alleen niet baten, maar zelfs schaden zou. Voegde dan aan de medische wetenschap, waar ze nog zóó machteloos staat, niet een nederiger toon en een ootmoediger houding En waar nu onze Christelijke bevolking, hoe ook van harte genegen, om elk middel, dat God geeft, aan te wenden, toch in de eerste plaats hooger opziet en roept tot Hem die slaat, is het dan zoo onbegrijpelijk, dat de geneeskundige au toriteiten, die zoo telkens optreden, alsof zij te gebieden hadden, en alsof, zoo maar ieder gehoor zaamde, zij de cholera wel stuiten zoudenhierdoor het vrome gevoel kwetsen, den dieperen zin van het volk beleedigen, en daardoor zelve den weer stand uitlokken, waarover ze zich zoo bitter be klagen Als ons volk gevoelt, dat wie raad geeft, dit in de vreeze des Heeren doet, leent 't willig het oor. Maar als de Overheid, die Dienaresse Gods heet te zijn, zelfs in zoo ernstige dagen met ingebeelde menschelijke hoogheid optreedt, ondermijnt zij zelve het gezag, dat God haar verleende, om het ten zegen voor het volk aan te wenden." Ziedaar een kostelijk staal" hoe dr. Kuyper zijn luidjes in revolutionair verzet tegen goede maatre gelen in het algemeen belang weet te versterken, en de reden van de stijfhoofdigheid die hen bezielt, zonder eenig bewijs op rekening van anderen stelt. Er is voorzeker geen enkel geneesheer, die gedacht, veel minder gezegd heeft, dat »hij de cholera wel stui ten zoumaar wel hebben alle doctoren zonder onderscheid eenige algemeene voorschriften gegeven omtrent reinheid, ontsmetting, gebruik van water en vruchten enz., die door niemand als verkeerde maatregelen zijn herroepen en die de verspreiding der ziekte toch sterk kunnen beletten. Maar inderdaad, wanneer er sprake kon zijn van ingebeelde menschelijke hoogheid", dan zeker in de eerste plaats bij hen, die altijd gereed staan om, stoffende op hun christenzin en de daarbij passende nederigheid, het beter te weten dan de mannen wier speciaal gebied van studie zij met hun critiek betreden. GOES, 12 October 1892. Herziet u zeiven Die uitdrukking van wijlen Minister Modderman, sedert tot een gevleugeld woord geworden, viel ons gisteren (Dinsdag) avond in, toen de sociaal-democraat J. K. Van der Veer in een der zalen van »de Prins van Oranje" voor een gehoor van 30 a 40 personen zijne ideeën over de sociale quaestie (of, zooals de spieker zeide quaetsieten beste gaf. Het waren, zooals wij van de leiders zijner partij gewoon zijn, allerlei banale uitdrukkingen, door de eene of andere aanhaling uit een brochure of een geschrift aan elkander geregen, terwijl de toespraak eindigde met eene opwekking van het proletariaat ten strijde tegen het privaat bezit. Aan het slot werd het gehoor, dat weinig enthousiasme toonde, nog onthaald op de voordracht van een vers, getiteld Wij zijn ie gemeen Had Gambetta eenmaal gezegd »er is geene sociale quaestie maar wel zyn er sociale quaestiën", dit ge zegde was gelogenstraft door de geschiedenis en alle quaestiën concentreerden zich tot den stryd tusschen de bezittende en de niet-bezittende klassen der maat schappij. Die quaestie was vooral op den voorgrond getreden, sedert »de Keizer en de Paus" met haar waren gaan coquetteeren. De bekende encycliek van Paus Leo werd nu gecritiseerd, of eigenlijk alleen de daarin voorkomende zinsnededat de arbeider recht heeft op de vruchten van zijn arbeid. Maai de kracht van deze stelling werd weder vernietigd door eene andere zinsnededat het noodzakelijk is, dat het privaat bezit blijve. Deze laatste uitdrukking was volgens den spreker een groote zoo niet de grootste leugen. Het privaat bezit bezigt den landbouwer en veldarbeider als perspomp, om de opbrengst van den bodem naar het kapitaal te voeren. Het privaat bezit verdrijft door zijne machines den werkman uit de werkplaatsen en voert hem de armoede in de armen. Het privaat bezit doodt den kleinen handelaar, omdat deze zijne waren niet zoo goedkoop kan geven als gene." Door het privaat bezit neemt de armoede en daar mede het getal misdaden toe. In Friesland (van andere provinciën miste de spreker de noodige ge gevens) was voor het eerste een klaar bewijs in de sommen, die voor armverzorging werden uitgegeven in de laatste jaren, met het getal ondersteunden, waaruit bleek, dat op 5 bewoners van Friesland 1 bedeelde wordt gevonden. Voor het tweede was het bewijs te vinden in de omstandigheid, dat er 2000 veroordeelden waren, op wie de uitgesproken straf niet kon worden toegepast, omdat er geen plaats was in de gevangenis. De kleine, de mindere man wordt onteigend, wordt geëxploiteerd door het kapitaal. De hypothecaire schuld was in 1880 69,072,723 en in 1890 80,562,275 dus in tien jaren vermeerderd met 12,510,008. Dat teekent achteruitgang van land bouwer en kleinhandelaar. En welk is nu het middel tot verbetering? De kerk zegtwilt gij de maatschappij hervormen, hervorm het individumaar de sociaal-democratie keert die leer om, en zegtgeef den mensch eten, voedsel, kleeding en huisvesting overeenkomstig zyn menschwaardig bestaan en de maatschappy zal ten goede veranderen. De maatschappij moet aangetast worden, door wetten moet het communaal bezit verordend en de Croesus gedwongen worden zijne schatten te deelen met den arbeider, die zijn brood kneedt, zijne kleeding weeft, zijne paleizen bouwt, zonder er eenig genot van te hebben. Ziehier de slotsom van des sprekers redeneeringen of liever van zijne utopieënHet privaatbezit moet opgeheven worden; het monopolie van grondbezit van de verinogenden moet verdwijnen; instelling

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1892 | | pagina 1