1892 N°. 92. Zaterdag 6 Augustus. 79stc jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van advertentiën voor 3 uren op den dag der uitgave. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. GOES, 5 Augustus 1892. Het Leger des Heils en de maatregelen, die genomen worden om de orde en rust in onze ge meente te handhaven, zijn de zaken, welke hier thans druk besproken worden. Natuurlijk zijn de meeningen verschillend en is er aan verkeerde op vattingen in dezen geen gebrek. Er zijn er die be weren, dat door de genomen maatregelen partij ge trokken wordt voor het Leger en tegen het publiek. Deze meening weerspreken wij zoo ernstig mogelijk. De politie trekt geen party voor of tegen iemand zij heeft slechts de orde te handhaven en is verplicht op te treden tegen hen, die de orde verstoren. Ook wij zijn geen voorstanders van het Leger en de mo gelijkheid, dat sommige maatregelen achterwege kon den blijven achten wij niet uitgesloten, maar wij kunnen toch niet anders dan erkennen, dat de heil soldaten binnen of buiten hun lokaal niemand eenig kwaad doen, zoodat het publiek tot de opstootjes wel aanleiding in het Leger meent te vinden, maar dit laatste werkelijk die aanleiding niet zelf aanbiedt. Nu is het recht van bijeenkomst en vergadering aan ieder bij de Grondwet gewaarborgd. We hebben dus niet eens te onderzoeken of het Leger" als een soort kerkgenootschap of secte moet beschouwd worden om toe te stemmen, dat tegen zijn optreden van overheidswege geen beletselen mogen worden opgeworpen zoolang door het Leger zelf de orde niet verstoord wordt, en dat de politie verplicht is maatregelen te nemen tegen hen die de orde daarin of daarbuiten wèl verstoren of de heilsoldaten per soonlijk aanranden. En nu is het ten allen tijde gebleken, dat als men eenige secte of genootschap gaat verdrukken of be strijden, zulk eene vereeniging het air van martelaar schap bekomt en tegen de verdrukking in groeit. Het is dan ook onbegrijpelijk, dat de menigte niet inziet, dat zij door hare houding de belangstelling in het Leger niet alleen niet tegenhoudt maar doet toenemen. Inderdaad, wanneer de enkele belhamels, die de opstootjes aan den gang maken, wat minder nieuws gierige bewonderaars hadden, dan zou de reeds verflauwde belangstelling in het Leger niet andermaal zijn opgewekt en zou de zaak van zelf doodbloeden. Als dus werkelijk het groote publiek tegen het Leger wil optreden, dan kan het niet beter doen, dan den raad volgen, door onzen Burgemeester bij publicatie gegeven, en thuis blijven. Het kan daardoor onaangenaamheden voor zich zei ven en persoonlijk nadeel voor anderen voorkomen en men zal zien, dat na weinige weken, evenals elders, ook in Goes weinig meer van het Leger des Heils zal blijken. De politie zag zich genoodzaakt op 30 Juli, 1 en 2 Augustus jl. te constateeren 1. dronkenschap2. het op de vordering der politie niet verleenen van bijstand door ingezetenen (particulieren)3. het belemmeren van handelingen door de politie ondernomen en opzettelijk niet vol doen aan hare bevelen bij de uitvoering van wette lijke voorschriften; 4. rebellie; 5. weerspannigheid; 6. verzet tegen de politie en 7. aanhitsing (opruiing). Een elftal personen, die zich aan deze misdrijven schuldig maakten, zullen zich eerlang hierover hebben te verantwoorden. Wij vestigen de aandacht op de advertentie, waarbij tegen a. s. Donderdag een pleizier trein naar Rotterdam vermeld wordt. Voor velen biedt deze trein eene zeer goedkoope gelegenheid aan om bloedverwanten of kennissen te gaan bezoeken, terwijl ook voor hen, die eens een dag aangenaam in de Maasstad willen gaan doorbrengen, deze gelegenheid zeker welkom zal zijn. Kattendijke. Bij de op heden gehouden her stemming voor een lid van den gemeenteraad tusschen M. Karelse en L. De Jager is eerstgenoemde gekozen met 28 stemmen. Dhr. Lucas De Jager verkreeg 26 stemmen. I£ats. Voor de verkiezing van een lid van den gemeenteraad waren uitgebracht 23 stemmen. De heer Th. Maas werd gekozen met 16 stemmende heer J. Wanne verkreeg 3 stemmen. De postverzending van Vlake via Hansweerd naar Zeeuwsch Vlaanderen (voor malig 5e district), per provincialen stoombootdienst, wordt van 10 dezer af gestaakt. Sarah Bernhardt is door de heeren Van Lier te Amsterdam geëngageerd voor voorstel lingen in ons land in September a. s.de data zijn nog niet vastgesteld. Portugeesche Schuld! Iemand diende dezer dagen een request in aan H. M. de Koningin-Regentes, waarop (blijkens een Ingezonden stuk in het Vaderland) bij brief van den Minister van Buitenlandsche Zaken dd. 28 Juni jl. volgenderwijze is beschikt »dat Harer Majesteits Regeering niet nagelaten heeft, waar en voor zoover in haar vermogen is, haar steun te verleenen aan de pogingen om, in het belang der buitenlandsche houders van Portu geesche Staatsfondsen, tot een gewenschte regeling der schuld van Portugal te geraken, en dat de re geering zich voorstelt daarmede voort te gaan wan neer zulks gewenscht of noodig blijken mocht en voor zoover die aangelegenheid geacht kon worden binnen den kring harer bemoeiingen te liggen." Ierseke. De tegen Dinsdag belegde raadsver gadering had geen voortgang, omdat slechts 3 leden waren opgekomen. Daarom werd zij verdaagd tot Woensdagmiddag 1 uur. Toen waren 9 leden tegen woordig. De Burgemeester presideerde. Het eerst kwamen in behandeling 3 adressen om traktementsverhooging, namelijk van de hoofden der scholen, van een onderwijzeres (mej. Overbeeke) van school 1 en van een onderwijzer met acte Fransch (den heer Van Noppen) van school 2. B. en W. stelden voor de beide eerste verzoeken aan te houden tot bij de begrooting om dan te gelijk ook andere salarissen van onderwijzers te herzien, en het laatste van de hand te wijzen. De heer Cupérij wilde het adres der hoofden lie ver terstond behandelen, doch na eenige discussie werd het voorstel tot aanhouding met algemeene stemmen aangenomen. Eveneens dat omi 'ent den heer Van Noppen, na dat de heer Sinke had betoogd, dat diens salaris in vergelijking met dat der hoogstbezoldigde onder wijzers alhier en ook met dat der pasbenoemde on derwijzers met hoofdacte zeer voldoende was. De Voorzitter deelde nu mede, dat hem bij onder zoek was gebleken, dat de in de vorige vergadering besproken slooten langs de Noordzandstraat en het Bekhof geheel aan particulieren behooren. De heer Van Oeveren zou daaromtrent nog nadere inlich tingen kunnen geven. Laatstgenoemde maakte den heer Van Harmeien opmerkzaam, dat deze het gemeenteverslag verkeerd gelezen had. Er staat niet, dat de toestand der slooten niets te wenschen overlaat, maar dat geen nadeelige invloed voor de volksgezondheid is opgemerkt, en op eene andere plaats, dat rioleering met het oog op typhus en malaria wordt aanbevolen. Verleden jaar zijn de slooten niet als gewoonlijk uitgebaggerd, maar dat kon niet wegens de vele regens. Spreker hield zich voor critiek aanbevolen', maar de critiek van den heer v. H. stelde hij gelijk met het markt geschreeuw van het gepeupel der groote steden. Hij verzocht den heer v. H. zijne woorden in te trekken. Deze was daartoe niet genegen. Hij hield vol, dat de zaak te rooskleurig was voorgesteld, want er stond ook in het verslag, dat de slooten voortdurend zuiver gehouden worden, terwijl de heer v. Oeveren zelf erkende, dat dit niet geschied was. Hij noemde het antwoord van den heer v. Oeveren onwelwillend en onnet. Maar het is moeilijker gegronde aanmer kingen te weerleggen dan leelijke woorden te ge bruiken. De heer Van Oeveren begreep niet, dat de heer Van Harmeien nog niet overtuigd was van zijn on gelijk. Doch deze bleef bij zijn gevoelen en zei, dat de opmerkingen van den Raad door B. en W. niet welwillend worden ontvangen. Doordat de heer Van Oeveren terugkwam op de Vrijdag door den heer Cupéry gebezigde uitdruk king, dat de keuze der keien voor de Damstraat toevallig goed was uitgekomen, werd de discussie teruggebracht tot het lange uitstel van den Voor zitter om eene vergadering te beleggen en op de vraag of B. en W. het recht hadden om zonder nadere machtiging van den Raad de keien uit de Damstraat te verwerken. De heer Cupéry nam het woord toevallig" terug, maar beweerde dat B. en W. niet het recht hadden uit discussiën bij de begrooting besluiten af te leiden. De heer Van Oeveren erkende gezegd te hebben, dat de Voorzitter goed gedaan zou hebben na de voltooiing der Damstraat den Raad bijeen te roepen, maar de Voorzitter had daarvoor zijne redenen en dat sloot ook niet in zich, dat B. en W. de straten niet mochten aanleggen. De Voorzitter gaf als reden voor het uitstel op, dat hij eerst het achterstallige werk wilde bijwerken, om den ijverigen ambtenaren ter secretarie, die 6 uren buiten kantoortijd werken, het onaangename te besparen van de mededeeling van den Raad, dat het werk nog niet klaar is. Met den tweeden klerk zijn we niet zeer gelukkig geweest, omdat deze gedurig ziek is, anders had de Raad eenige dagen vroeger bijeen kunnen geroepen worden. In het vervolg der vrij heftige gedachtenwisseling, waaraan de Voorzitter ten slotte een einde maakte, verweet de heer Van Oeveren den heer Cupéry dat dat hij insinueerde en den Voorzitter niet scheen te gelooven. De heer Sinke vroeg, waarom de heer Cupéry geen gebruik had gemaakt van het recht der raadsleden om zelf raad te beleggen en de heer Cupéry verzocht den heer Van Oeveren niet incon sequent te wezen door een gedeelte van zijn woorden in te trekken. De laatste spreker meende met de wet aangetoond te hebben dat B. en W. hunne bevoegdheid waren te buiten gegaan, zonder dat deze daar andere artikelen der wet tegenover hadden gesteld en hij wilde nu Ged. Staten laten beslissen. Daarna stelden B. en W. voor de Stokvischstraat te bestraten met witte keien uit de Damstraat, om dat de betere, blauwe op waren. Die witte keien zijn alleen bruikbaar in straten waar niet gereden wordt, zooals de Stokvischsstraat. Het werk was geraamd op 76,27. De heer Cupéry wilde dan tegelijk een gedeelte der Paardenmarkt verhoogen om sommige ingezetenen van overtollig water te bevrijden, doch daarvan werd afgezien, omdat het doel toch niet zou bereikt worden en dit misschien door een goot kon geschieden. Het voorstel werd ongewijzigd met algemeene stem men aangenomen. Tevens stelden B. en W. voor een gaping tusschen de Mossel- en Wijngaardstraat met dezelfde keien te beleggen, en tevens dat end te verbroeden door aankoop van aangrenzenden grond. De eigenaars daarvan hadden eerst een billijken prijs gevraagd, doch waren later hooger gekomen. Er zou 34 c.A. noodig zijn, waarvan de pry s begroot werd op 107. De heer Sinke vond dat te veel, voor 3 bl. roeden, en de heer Cupéry maakte aan de beraadslaging een einde door mede te deelen, dat een der eigenaars hem had gezegd dat hij niet langer tot den verkoop van grond genegen was. Daarom werd het voorstel gewijzigd en alleen besloten tot de bestrating met witte keien. Op de vraag van den heer Cupéry of er nog geld voor dat werk was, kreeg hij ten antwoord, dat na aftrek der nu toegestane gelden nog 194,48 overbleef. Daarna deelde de Voorzitter mede, dat hij voldaan had aan de opdracht om het Kruiningsche gemeente bestuur aan te zoeken om gezamenlijk aan den Min. van W., H. en N. te vragen om bekeiing op rijks kosten van den grintweg naar 't station Kruiningen Ierseke. De. Raad van Kruiningen wilde gaarne mee doen, mits er geen kosten op vielen, wat niet het geval was. 5/is van den weg ligt op Kruiningsch, l3/is op Ierseksch grondgebied. Hot werk is door den gemeente-opzichter geraamd op 45076,19. De heer Van Oeveren vroeg of daar nog onteige- ningskosten onder begrepen waren, hetwelk ontken nend beantwoord werd, waarop de heer Cupéry zeide het te bejammeren, dat tegelijk niet een paar hin derlijke hoeken konden afgesneden worden. Anderen stemden daarmee in, doch men was het eens, dat de kosten daarvan moeilijk konden begroot worden, hoewel zij, gelijk de heer Sinke betoogde, niet groot konden zijn, omdat er niet veel grond noodig was. B. en W. stelden nu voor tot de aanbieding van het request over te gaan, hetwelk met algemeene stemmen werd aangenomen. Naar aanleiding van een vroeger gedaan verzoek van den gem.-geneesheer werden door B. en W. een paar wijzigingen in diens instructie voorgesteld, hoofdzakelijk hierop neerkomende, dat hij alleen dan verloskundige hulp aan bedeelden behoeft te ver leenen als de gem.-vroedvrouw zijne hulp inroept of afwezig is en bij vacature der laatste betrekking. Verder dat hij bij afwezigheid van langer dan 2 dagen een plaatsvervanger stelt ter beoordeeling van B. en W. In de goedkeuring van dien vervanger ligt verlof opgesloten. Dit werd met algem. stemm. aangenomen, evenals een paar wijzigingen in de instructie der gem -vroed vrouw, o. a. deze, dat zij voor verlof van langer dan éen dag, minstens 3 dagen te voren aanvrage moet doen bij B. en W. Hiermede was de agenda afgehandeld. Bij de laatste rondvraag zeide de heer Sauer met genoegen vernomen te hebben, dat er dezer dagen een adres aan den Min. v. Financiën gecirculeerd heeft, waarin verzocht wordt om eene gelegenheid te Ierseke tot aanvrage van consenten voor de vis- seherij. Hij verzocht den raad adkaesie aan dat adres te betuigen en begreep niet dat er een lid van 't Vischbestuur te Goes benoemd was, waar er bekwame sollicitanten uit Ierseke geweest waren. Het voorstel werd met alg. stemmen aangenomen. Daarna verzocht de heer Sauer om eene ligplaats voor kleine vaartuigen in de haven te reserveeren door een der grootere vaartuigen een andere plaats te geven. De Voorzitter en de heer Sinke betwijfelden of dit een afdoende maatregel zou wezen, maar zij zouden onderzoeken en hadden dit reeds gedaan. Vergrooting der haven zou alleen helpen. Nog maakte de heer Sauer opmerkzaam op het gevaar, waarmede eenige gedeeltelijk ontwortelde booinen op den Varkensdijk de nabij wonenden en voorbijgangers bedreigen. De Voorzitter erkende dat gevaar en had er reeds herhaaldelijk met den eigenaar over gesproken, doch deze ontkende het gevaar. Ook moest de Voorzitter toegeven dat het voor den eigenaar niet aangenaam was die hoornen, welke door de kinderen ondergraven worden, buiten zijn toedoen te moeten missen. Dat nam niet weg, meenden de heeren Van Oeveren en Sauer, dat er iets aan gedaan moest worden als er gevaar was en de laatste stelde voor den eige naar officieel aan te manen tot wegruiming. Aange nomen met algemeene stemmen. Eindelijk vroeg de heer Sauer of er nog geen steenen over waren voor het Bekhof, doch men meende daar niets aan te kunnen doen, omdat die straat nog niet aan de gemeente behoort. De heer Cupéry herinnerde den Voorzitter, dat hier tijdens de Kruiningsche kermis een soort van draaimolen had gestaan, die zoo defect was, dat een paard met 5 kinderen naar beneden waren gevallen, wat slecht had kunnen afloopen. Hij verzocht dat ding niet meer toe te laten en in 't algemeen niet te mild te zijn met vergunning tot opslaan van kramen enz., wijl wij anders spoedig 2 kermissen zouden hebben, en de Kruiningsche kermis te Ierseke grooter zou worden, dan te Kruiningen zelf. Hij sprak nog van de verregaande baldadigheden van een zeker persoon tijdens de laatste Kruiningsche kermis. De Voorzitter zeide met een en ander bekend te zijn, maar alle vergrijpen van bedoelde persoon waren geverbaliseerd. De toestand was evenwel altijd zoo Dit laatste werd tot op zekere hoogte ontkend, i de heer Sinke meende dat de vergunning voor kramen enz. tot de inwoners moest beperkt blijven. De Voorzitter beloofde het verzoek van den heer Cupéry in gedachten te zullen houden. Ten slotte bracht de heer Schipper de klacht van een ingezetene over, omtrent het niet reinigen van een zinkput. De Voorzitter betwijfelde de gegrond heid der klacht, maar zou het onderzoeken. Feiten en Cijfers" heeft kolonel W. Edwin Oli- phant, de leider van het Leger des heils" ia Ne derland, hot boekske betiteld, dat verslag geeft van de lotgevallen van dat leger van 1 Mei '91 tot 1 Juni '92. Vooral op het oogenblik, dat in Engeland, nu generaal Booth's «social scheme" mislukt wordt ge noemd, opnieuw strijd wordt gevoerd over de vraag of de fondsen, aan het Leger toevertrouwd, wel be hoorlijk worden beheerd en niet of al verspild, is de kennisneming van dit werkje belangwekkend. Ontdaan van de «feiten," waaronder men kan re kenen de bekeude organisatie van het maatschappelijk werk, de levensbeschrijving van overleden officieren, het bezoek van generaal Booth, de beschrijving (met illustration) van Engelsche «shelters," blijven de «cijfers" in het boekje over en elk voor zich kan daaruit de gevolgtrekkingen maken, die hij wenscht. Van 1 Mei 1891 tot 1 Juni 1892 werden, blij kens de opsomming van «cijfers en feiten," onge veer 22,000 bijeenkomsten gehouden, 916 soldaten «ingezworen," 972 rekruten gemaakt en 11 nieuwe korpsen gevormd. Aangaande het «maatschappelijk werk" wordt «Sedert September 1891 hebben wij 3 toevluchts huizen geopend, een daarvan uitsluitend voor man nen, de beide andere ook voor vrouwen en kinderen bestemd. Wij hebben nu 4 werkplaatsen en openden een volkslogement. In de toevlucht voor dakloozen te Amsterdam kunnen 150 menschen worden opge nomen en vinden thans dagelijks 96 personen werk. De shelter te Rotterdam verschaft iederen dag arbeid aan 28 mannen en nachtverblijf aan 50 personen". Ook blijkt, dat, behalve te Utrecht en te Dordrecht ook te 's Hage «een toevluchtsoord voor dak- en werkloozen" zal worden opgericht en dat daarvoor ƒ5000 noodig is. Wat nu de eigenlijke financiiin aangaat, het onder houd van het hoofdkwartier kostte 9968,49s, voor giften aan korpsen en divisiön werd meer dan 6000 besteedde bijzondere bijeenkomsten leverden na aftrek der collecten een schadepost van 346 op en naar het internationale hoofdkwartier werd f4200 gezonden. Toch overtrof het bedrag der inkomsten dat der uitgaven met ƒ4222,77 Aan giften en col lecten werd meer dan f6000 ontvangen, de korpsen stelden gezamenlijk meer dan f5000 ter beschikking, de bijeenkomsten met den generaal brachten ƒ1628,40' op en het handelsdepartement liet ƒ7075,17 over schrijven.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1892 | | pagina 1