1892 N°. 90. Dinsdag 2 Augustus. 79sle jaargang. PATENTRECHT De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a ƒ1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Inzending van advertentiën voor 3 uren op den da£ der uitgave. In den avond van Dinsdag deu 2 Augustus a. s. zal het, ter gelegenheid van den Verjaardag der Koningin-Regentes, geoorloofd zijn Voetzoekers en ander klein -Vuur werk aftesteken, uitsluitend op de Groote Ma^t, de Vlas- markt, de Beestenmarkt en de Groote Kade; doch blijft het verboaen dit elders te doen, zoomede gedurende de muziekuitvoering van het harmonie- gezelschap „Enplionia", op de Groote Markt. I Ook is verboden het schieten met Vuurpijlen, Ka- i nonnetjes, Pistolen «u ander geweer, alles op straffe bij de verordening op het brandwezen bedreigd. Gofcs, den 30 Juli 18J2. De Burgemeester van Goes, J. G. d. W. HAMER. Het primitief kohier no. 3 van het voor deze gemeente, over het dienstjaar 18921893, is op heden ter invordering ge-teld in handen van den ontvanger dier belastingen en zal dus ieder verplicht zijn zijnen aanslag ten gesteldeu tijde te voldoen. Gues, den 1 Augustus 1892. De Burgemeester van Goes, J. G. d. W. HAMER. Orakeltaal Omtrent de orakeltaal in de oudheid weet men, dat dubbelzinnigheid daarvan een eigenaardig ken merk wasde uitspraken konden tweeledig worden opgevat en het werd aan den belanghebbende over gelaten aan welke beteekenis hij de voorkeur gaf. De gedachte aan orakeltaal kwam bij ons op toen wij Vrijdagavond de maidenspeech (eerste redevoering) van den heer J. Adam in den raad lazen. Te ver geefs trachtten wij de juiste beteekenis daarvan te vatten. Werd lof of blaam bedoeld Bij onderzoek bleek ons, dat ook verscheidene raadsleden van des heeren Adam's redevoering niets begrepen hadden en dat zij in de meening verkeer den, dat de eigenlijke rede nog beginnen moest toen de heer A., die staande sprak, tegen aller verwach ting in weer ging zitten. En inderdaad, al gaan wij ons verslag en het eenigszins uitvoeriger op dit punt in de Zeeuw nog zoo aandachtig na, het valt moeielijk te begrijpen waar de heer A. eigenlijk heen wilde. Uit die verslagen toch blijkt, dat de redeneering hierop neerkwam »Goes mag trotsch zijn op zijn Gasthuis, waar voor 45 verpleegden 36000 of 700 per hoofd jaarlijks wordt uitgegeven Dit verheugt den heer Adam, »want daaruit blijkt, dat de ouden van dagen het daar goed hebben, dat schraalhans er geen keukenmeester"" is en dat de armbesturen er voor hunne verpleegden civiel behandeld worden." Ironische lof, blaam, orakeltaal of Aan werkelijk gemeenden lof schijnt in dezen wei nig gedacht te kunnen worden, want indien het waar was, dat in het Gasthuis 700 per hoofd voor de verpleegden werd uitgegeven, dan zou het Gasthuis- bestuur zich ten nadeele der gemeente aan de grootst mogelijke verkwisting schuldig maken en behoorde het hoe eer hoe beter naar huis te worden gezonden. Heeft de heer Adam dus bedoeld een woord van lof te doen hooren, dan zou het Gasthuisbestuur met recht kunnen zeggen»de Hemel beware mij voor mijne vriendenvoor mijne vijanden zal ik het zelf wel doen Heeft hij door ironischen lof eigenlijk bedoeld te laken Zoo ja, dan heeft de heer A. daartoe een verkeerden weg genomen en jammerlijk den hal mis geslagen door zijne bewering, dat 700 per hoofd voor de verpleegden wordt uitgegeven. Want niets is minder waar dan dat De heer Adam zegt, de rekening van het Gast huisbestuur met genoegen ingezien te hebben. »Met genoegen" is mogelijk, maar ook met juisten blik Het valt niet moeielijk te bewijzen, dat de heer A. door zijne redeneering geen schitterend blijk van inzicht in het financieel beheer der gemeente of van hare instellingen heeft gegeven, want hij is maar eventjes de kleinigheid van 26000 misWij zijn in staat gesteld mede te deelen, dat in de be wuste rekening in ontvang en uitgaaf 26000 voor komen aan kapitaal-omzetting tengevolge van conversie en aflossing Hierdoor daalt de rekening al terstond tot f 10000 en onder deze laatste komen nog voor pl. m. 500 aan belastingen etc., 900 aan onder houd der eigendommen, 1650 aan jaarwedden De eigenlijke kosten van voeding, kleeding, ligging en geneesk. behandeling bedragen ongeveer 6400 o f voor 45 personen 142 per hoofd. Wil men de jaarwedden daarbij betrekken, dan krijgt men 8050 of f 180 per hoofd, en wil men ook het onderhoud als noodzakelijke exploitatiekosten in rekening brengen, dan beloopt het bedrag 9450 of 219 por hoofd. Men ziet het, voor blaam geven deze cijfers geene aanleiding. De verpleegden kunnen het er goed voor hebben, wat ieder weldenkende zeker ook wensebt, maar te weelderig kan het bedrag ook niet genoemd worden. Het meest waarschijnlijk achten wij het, dat de heer Adam, meenende dat het lidmaatschap van den Raad niet al te zwijgend moet vervuld worden, bij deze gelegenheid eene soortontboezeming" ten beste heeft gegeven. Geschiedt dit op onschuldige wijze, dan zal zeker niemand er wat op tegen hebben, maar dergelijke ontboezemingen hebben hare be denkelijke zijde wanneer men er slecht beslagen meé ten ijs komt en anderen er meé omver zou rijden. En waar wij den heer A. nu gaarne ervoor hulde brengen, dat hij eene oude gewoonte om in onzen Raad staande te spreken in eere herstelt, daar ge- looven wij tevens dat het ook voor een Raadslid verstandig kan zijn voorloopigte blijven zitten. GOES, 1 Augustus 1892. Het Weekbl. v. Z.-Vl. W. d. schrijft: De Standaard voelt de onvaderlandslievende dom- liehlwaaraan de 17 anti-revolutionairen zich hebben schuldig gemaakt, door tegen de vermogens belasting te stemmen en tracht daarvoor ver zachtende omstandigheden te vinden. De heeren zijn nu volgens dat orgaan zeer beslist voor belastinghervorming laat ons opmerken dat tijdens hun ministerie daarvan niets gebleken is zij zijn vóór het plan, waarvan de Minister helaas slechts een gedeelte en niet eens het belangrijkste had ingediend" ze zijn er voor en stemmen er tegen en komen dan met een helaasomdat de Mi nister niet in eens alles doet. Zijn ze dan het oude goede spreekwoord vergeten, »dat een half ei beter is dan een leege dop Hoe komen ze nu zoo verschrikkelijk veeleischend om in eens alles te vragen, terwijl het christelijk- bewust ministerie drie jaar zat te broeden op zwalp- eieren, en we week aan week aangespoord werden tot nieuwe geduldsoefening En verder De Standaard erkent, waarschijnlijk wel in een onbewaakt oogenblik, dat de liberale partij reeds meermalen pogingen heeft aangewend om ons be lastingstelsel te verbeteren en verklaart, dat zij nu een begin gemaakt heejt met die verbetering. Alle anti-revolutionaire leden die in de Kamer waren hebben tegen deze verbetering gestemd. Vier heeren van die partij ontbraken, onder welke Lucasse en Huber, die bij de stemming niet aanwezig waren, wellicht, omdat zij hunne partij niet wilden afvallen en in hun hart toch voor de wet waren. Partij-eenheid dus vóór volksbelang Ierseke. Vrijdagavond hield de gemeenteraad eene vergadering, waarin de heeren Van Oeveren en Van der Burght afwezig waren. De notulen van vier vergaderingen werden gelezen en ongewijzigd goedgekeurd en eene groote menigte ingekomen stukken en Pr. bin. voor kennisgeving aangenomen. Daarna gaf de Voorzitter verslag van de aanbe steding der Damstraat. Het bestraten (zonder leve ring der keien) was gegund aan L. Labam alhier voor ƒ1995. De laagste inschrijver M. Krijger alhier ad f 1850 was gepasseerd, omdat zijn inschrijvings biljet niet in orde was, ofschoon daartegen in het bestek en voorwaarden uitdrukkelijk gewaarschuwd was. De heer Sauer vroeg of die fout nu van dien aard was, dat daarom de gemeente f 145 schade moest lijden. De Voorzitter antwoordde, dat B. en W. zich niet verantwoord rekenden om op zulk een biljet een werk op te dragen aan iemand, met wien zij bij een vroeger werk voor de gemeente veel moeilijkheden en vertraging hadden ondervonden. De heer Cupérij meende ook dat B. en W. wel wat gemakkelijk over de zaak waren heen geloopen en betreurde ook het verlies der 145, hoewel hij erkende dat de keuze der keien en de uitvoering van het werk toevallig goed waren uitgekomen en daarom B. en W. een woord van lof niet wilde ont houden. De heer Sinke, wethouder, ofschoon hij wegens afwezigheid niet aan de gunning had deelgenomen, verdedigde de handelwjjze van B. en W. en maakte er den heer Cupérij opmerkzaam op, dat wat bij toeval goed uitkomt, moeilijk lof kan toegezwaaid worden. Gedurende deze discussie ontstond een woorden wisseling tusschen den Voorzitter en den heer Cupénj, waarbij de laatste de schuld van de vertraging dei- werkzaamheden aan den eerste toeschreef, terwijl de Voorzitter dit aan den Raad weet, die hulp op de secretarie had geweigerd. Daarna deelde de Voorzitter mede dat een over eenkomst met het rijk was getroffen tot het geven van een uitweg aan den heer P. Sandee, hetwelk de gemeente 1 had gekost. Vervolgens werd de uitslag medegedeeld der aan- besieding van het bestraten van: le de Mossel- en Oude Torenstraat enz., en 2e van een straat naar de Schotte. Beide perceelen waren toegewezen aan 1 L. Laban, het le voor 549, het 2e voor 96. j De heer Van Harmeien vroeg in welke vergade- i ring de gelden voor die werken waren toegestaan. De Voorzitter antwoordde, dat dit geschied was bij de behandeling der begrooting, toen de raad goedkeurde, dat de oude keien uit de Damstraat op andere plaatsen zouden verwerkt worden. Toen was de Schotte genoemd, naar aanleiding van een j request, en de heer Van Oeveren had, meende spre ker, de Mosselstraat voorgesteld. De heer Cupérij bevestigde, dat de Schotte ge noemd was, maar de Mosselstraat dat betwijfelde hij sterk. Hij verzocht de notulen te raadplegen. In ieder geval moesten daarvoor gelden aan den raad zijn gevraagd. De heer Joos Sandee achtte het raadplegen der notulen overbodig (wat ook waar bleek te zijn), daar geen straten bepaald genoemd waren, behalve de Schotte. De Voorzitter achtte in ieder geval B. en W. naar aanleiding der bespreking bij de begrooting gerechtigd tot de uitvoering der werken zonder i nadere beschikking van den raad. Nu wordt op de agenda van hedenavond de Stokvischstraat voorge- j steld, omdat die later ter sprake is gekomen. De Mosselstraat was genoemd en hoog noodig. De heer Joos Sandee betwistte nogmaals het noe men der Mosselstraat, maar verklaarde, dat iedereen overtuigd was, dat de oude keien goed geplaatst waren. De heer Cupéry was daar ook van overtuigd, maar dit sloot niet uit, dat de Raad moest gekend zijn. Bij de begrooting is in algemeenen zin besloten tot het verwerken der oude keien, maar zoodra tot de bestrating van bepaalde straten moest overgegaan worden, had men den Raad moeten hooren en daar voor gelden aanvragen. Dat is niet geschied. Dat de Mosselstraat hoog noodig was, deed tot de zaak niets af. De heer Sinke achtte nadere machtiging van B. en W. onnoodig, waar de Raad hun bij de begrooting zooveel krediet had gegeven. Als dat hier noodig was, kon men het bij iederen post wel eischen. De heer Van Harmeien vroeg, waarom het dan nu voor de Stokvischstraat gedaan wordt. Dat was omdat de Stokvischstraat vroeger niet genoemd was, zeide de Voorzitter en de heer Sinke voegde er bij, dat het was, omdat voorgesteld wordt die met uitschot van keien te bestraten. Zonder dat zou hij ook hiervoor eene afzonderlijke machtiging niet noodig oordeelen, omdat de Raad blanco-krediet gegeven had. Maar hij zou voor 't vervolg de aan merkingen van heden in gedachten houden. De heer Cupérij noemde dit een bescheiden ant woord maar tevens een schuldbekentenis. De heer Sinke voegde er bij, dat B. en W. naar plicht en geweten hadden gehandeld, maar het had den schijn, dat er gecritiseerd werd om te critiseeren. Waar men het eens was over de doelmatigheid der werken noemde hp de aanmerkingen schermen in de lucht. De heer Cupérij schermde niet in de lucht, maar hij schermde met de wet en verwees naar art. 141 der gemeentewet. Ja, zeide de Voorzitter, maar daar wordt gespro ken van nieuwe straten, dat is heel wat anders. De heer Sinke begreep niet, hoe men beter de oude keien had kunnen plaatsen, tenzij men mis schien rijwegen er bij wilde insluiten, b. v. de De heer Cupérij zou toch wel een straat kunnen noemen, die misschien nog noodiger geweest was, maar hij zou dit niet doen, juist omdat het hem niet om critiek te doen was. Yan den Steeweg was natuurlijk geen sprake, hij bepaalde zich tot de kom der gemeente. Hiermede was dit punt afgehandeld. Aangaande de geldleening werd medegedeeld, dat die gesloten was met de heeren Luikx en Van Hasselt te Bergen-op-Zoom tegen den koers van 99.51 pet. De heer Cupérij vroeg of die heeren de eenige inschrijvers waren geweest en of hun inschrijving de voordeeligste was. Het antwoord luidde bevestigend. Wel hadden ook de heeren Van Heel en Co. te Goes ingeschreven, maar dit ging met het stellen van voorwaarden ge paard, welke B. en W. niet mochten accepteeren. Omdat die bij de heeren Luikx en Van Hasselt ont braken, was hun inschrijving voordeeliger. Daarna werd het gemeenteverslag over 1891 aan geboden. De heer Cupérij merkte op, dat dit 3 maanden te laat kwam. Dat kwam door gebrek aan personeel, zeide de Voorzitter. De heer Cupérij antwoordde, dat de Voorzitter weer zijn gewoon stokpaardje bereed. Hij vond het treurig, dat dit zoo dikwijls dienst moest doen. De Voorzitter vond het daarentegen treurig, dat de Raad B. en W. niet vertrouwd had door hulp te weigeren. De heer Cupérij meende, dat, als die maand uit stel zooveel invloed gehad heeft op het werk, de nieuwe klerk wel reuzenwerk verricht heeft, door in zoo korten tijd zooveel bij te werken. Hij moest hem daarover zijn compliment maken. De Voorzitter erkende dat de nieuwe klerk goed werkt, als hij gezond is. Het speet hem maar, dat deze om gezondheidsredenen ontslag zal moeten aan vragen. De heer Van Harmeien had eene andere bemerking. Hij had in het gemeenteverslag gelezen, dat de toestand van slooten en riolen niets te wenschen overliet. Dat noemde hij de zaak al te rooskleurig voorgesteld, en verwees naar het Bekhof. De Voorzitter erkende, dat een paar slooten niet bijzonder goed waren. Maar zij waren zoo goed ze konden zijn, er was aan gedaan wat mogelijk was, en er waren geen bezwaren ingekomen. De heer Van Harmeien beval aan in ieder geval de waarheid te zeggen. Ook de brandspuit was in orde volgens het verslag. Hij had er de pompers anders over hooren spreken. Die klagen dat zij zeer zwaar werkt. Dat kon bij brand hinderlijk zijn, en daarom beval hij een onderzoek aan. De brandmeesters verklaren dat de spuit in orde is, zeide de Voorzitter. Het zit hem niet altijd in de spuit. De heer Van Harmeien ging voort. De spuit werkte eerst uitstekend, later kwamen er klachten. Er moet dus iets aan het mechaniek haperen. De Voorzitter antwoordde, dat er naar gebreken gezocht was, maar er was niets gevonden. Een nader onderzoek zou geld kosten, maar hij beval aan daar aan bij het opmaken der begrooting te denken. De heer Cupéry kwam op de slooten terug. Die bij het Bekhof en de Noordzandstraat zijn ware pest- holen, de laatste zit vol modder. De gevolgen zullen te laat aan het licht komen. Hij begreep niet, dat daaraan niets te doen zou zijn. De Voorzitter meende, dat de slooten niet aan de gemeente behooren, maar aan het polderbestuur en aan particulieren. Dan wilde de heer Sauer die particulieren dwingen tot verbetering. De heer Sinke zeide dat dit niet ging. Hij wist niet waarheen zich te wenden. De heer Van Harmeien merkte op, dat de slooten voorkomen onder het hoofdstuk Medische politie. Hij wilde die dan in den arm nemen. De Voorzitter vroeg, waarom er niet geklaagd wordt als de toestand zoo erg is. Er zijn zooveel dingen te verbeteren, maar alles kost geld. Als de slooten aan de Breede Watering behooren, dan wilde de heer Cupérij een adres tot 't Bestuur richten om de slooten j^i orde te brengen. De Voorzitter meendó dat de meeste slooten aan particulieren behooren en die zijn in den regel niet te vinden voor wat geld kost. Hij zal de zaak on derzoeken. De heer Cupérij vond dit uitstekend en wenschte dat in de volgende vergadering hierop zou terug gekomen worden. De toestand deugt niet en eischt zoo spoedig mogelijk voorziening. De Voorzitter kon niet beloven, dat hij bij de vol gende vergadering reeds klaar zou zijn, maar zou zooveel mogelijk spoed betrachten. Nadat de heer Cupérij nog het denkbeeld geop perd had, het onderzoek aan eene commissie op te dragen indien het den Voorzitter te moeielijk viel (wat deze evenwel onnoodig achtte) werd de dis cussie over deze zaak gesloten. Nu werd de gemeeute-rekening aangeboden en de heeren Van Harmeien, Joos Sandee en Sauer werden benoemd om haar na te zien. Daarna kwam aan de orde een verzoek van den Generaal-Majoor, bevelhebber in de 3e Militaire af- deeling, tot het gebruiken van een schoollokaal tot het houden van theoretische oefeningen met militie- plichtigen, wat na eenige discussie werd toegestaan. Een verzoek van den arrondissements- namens den districts-sckoolopziener om een lokaal van school 2 te mogen gebruiken voor een cursus met onder wijzers in de vrije- en orde-oefeningen der gym nastiek (vak j) werd unaniem toegestaan nadat de Voorzitter gezegd had, dat het verzoek door B. en W. reeds voorloopig was ingewilligd. Ingekomen was verder een verzoek van het Zie- rikzeesche comité om zich bij de adresbeweging ten gunste van den Midden-Europeeschen tijd a:ia U sluiten.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1892 | | pagina 1