mmm 1892 N°. 76. Donderdag oO Juni. 79ste jaargang. De uitgave dezer Courant gescliiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op ieestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Bebalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de lieeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending; van advertentie!» voor S uren op den dag- der uitgave* De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. De ministriëele rede over de Belastingontwerpen. De anti-revolutionaire pers gaat nog steeds voort de belastingontwerpen te bestrijden door te verkon digen, dat zij de landbouwers zullen benadeelen en op hooger kosten jagen. Afdoende bewijzen worden daarvoor niet geleverdmen stelt het als een feit voor, om dan verder te kunnen betoogen, dat de anti-revolutionairen alleen het wèl meenen met den landbouw. De toeleg is duidelijk. Evenals De Tijd reeds de vrees uitsprak, dat bij uitbreiding van het kiesrecht de lagere klassen door de belastingontwerpen ge noopt zullen worden zich voor de liberalen te ver klaren, zoo vreest de anti-revolutionaire pers, dat, wanneer blijken mocht, dat door de belastingont werpen verreweg het grootste deel der landbouwers zullen worden gebaat, ook dezen bij de verkiezing van een nieuwe Kamer het tegenwoordig Ministerie zullen steunen. We meenen onzerzijds niet beter te kunnen doen dan onzen lezers de rede van Minister Pierson onder de oogen te brengen en wel speciaal dat gedeelte daarvan, hetwelk betrekking heeft op den druk, dien de nieuwe belastingontwerpen op de landbouwers zullen leggen. Deze kunnen dan zeiven oordeelen of zij daarvan voor- of nadeel zullen hebben. De Minister dan zeide Thans kom ik tot een zeer gewichtig puntde bestrijding die ik ondervonden heb van den geachten afgevaardigde uit Zwolle, den heer A. Van Dedem. Rustte deze bestrijding op goede gronden, dan zou ik geheel zijn afgeweken van het program, een der eerste malen, dat ik hier het woord voerde, door mij voorgedragen. Gij herinnert u dat program. Be hartiging der agrarische belangen stond daarbij op den voorgrond. Aan dat program zou ik ontrouw zijn geworden, door aan den landbouw met de eene band nog meer te ontnemen, dan ik hem met de andere gaf. Mijnheer de Voorzitter, ik acht het van het hoogste gewicht, dat deze quaestie, grondig, nauwkeurig en van alle kanten worde bezien. Ilc ben er vast van overtuigd dat de belangen van den landbouw be- hooren tot de allergewichtigste belangenTrouwens, wie begrijpt niet, dat iemand, die zijn leven lang studie heeft gemaakt van economische onderwerpen, wel bijna stompzinnig zou moeten zijn, om niet reeds lang tot het inzicht te zijn gekomen, dat de landbouwbelangen van het hoogste gewicht zijn op economisch gebied Indien mijne voorstellen het ge volg hadden dat op den landbouw zware lasten werden gelegd, zou ik meenen, dat zij door deze Kamer moesten worden verworpen. Maar ik meen in staat te zijn het tegenoverge stelde te bewijzen en verzoek daarom de Vergadering van eenige cijfers kennis te willen nemen, die hier voor mij liggen. Men berekent, dat er in Nederland 1.850.000 H.A. bouw- en grasland zijn. Hiervan zijn 826.000 bij pachters en 1.024.030 bij boeren-eigenaars in gebruik. Spreken wij eerst over de pachters want tusschen de beide rubrieken bestaat, wanneer men letten wil op de landbouwbelangen, groot verschil. Worden de pachters door de belasting, die ik voorstel, zwaar gedrukt Ik wensch eenvoudig dit te vragende klachten over verarming van den pachtersstand, over de ver mindering van hun kapitaal, behooren die alle tot het gebied der legende of tot dat der nuchtere waar heid Is dit laatste het geval, dan volgt daaruit, dat eene belasting op het vermogen die eerst bij een cijfer van 13000 begint en in de eerste trappen uiterst gering is, onmogelijk op den pachteisstand een zwaren last kan leggen. Ik mag dit dilemma stellenöf al hetgeen over achteruitgang van den boerenstand werd gezegd is onwaar, öf het is wel waar, maar dan zal ook deze belasting de pachters niet bezwaren. Ik geloof dat men mag aannemen dat het bedrijfs kapitaal van den boer gemiddeld ongeveer ƒ300 per Hectare bedraagt. Er zijn specialiteiten in deze Kamer die deze en de andere cijfers kunnen rectificeeren, doch ik geloof wel dat ik vrij dicht bij de waarheid ben. In dat geval heeft een man die 50 Hectaren bezit 15000 bedrijfskapitaal. Hoe weinig zal hij lan te betalen hebben in de vermogensbelasting Wanneer die man pachter is van weiland, wanneer hij boter- of kaasboer is, meen ik te mogen zeggen dat hij door hetgeen ik voorstel niet gedrukt, maar gebaat zal worden. Wel is door den geachten afgevaardigde uit Zwolle van de verlaging van den zoutaccijns met eenige ge ringschatting gesproken. Die zou volgens hem zoo machtig veel niet geven. Ik neem echter de vrijheid in herinnering te brengen wat in het 4e deel, blz. 58 van het verslag der Landbouwcommissie staat te lezen. Daar wordt gesproken over de grieven tegen den accijns op de suiker en dien op het geslacht, en dan zegt de commissie het volgende »Veel algemeener zijn de grieven tegen den zout accijns. Dat deze belasting op de veeteelt en de zuivelbereiding zwaar drukt, wordt in tal van rap porten aangetoond. In drie verslagen (Woubrugg^, Nieuwkoop en Alphen a,'d. Rijn) wordt berekend, dat een landbouwer 14 kilo zout per koe en per jaar noodig heeft, zoodat hij aan zoutaccijns 1,20 o.f 1,25 per koe heeft te betalen. Bij eene boerderij van 20 koeien wordt dit geschat op 3 percent van de winst." Ik zelf ben allerminst een specialiteit op dit ge bied, doch citeerende uit het verslag der Landbouw commissie, gebruik ik eene bron die betrouwbaar is. Hoe kan men nu zeggen, dat de verlaging van den zoutaccijns weinig beteekenis heeft. Ja, mij is in het oor gefluisterd dat 1,20 of 1,25 voor sommigen nog te laag is gerekenddat men voor kaasboeren gerust 30 of 40 centen meer zou kunnen nemenzelfs van nog hoogere cijfers hoorde ik spreken, doch ik weet niet of ik goed ben ingelicht en houd mij dus aan de officiëele autoriteiten. Hiermede heb ik afgerekend met de pachters. Ik mag nu wel zeggen, dat zij onder de uitvoering mijner belastingontwerpen niet zullen lijden, in vele gevallen daardoor gebaat zullen worden. Men vergete hierbij eene kleinigheid niet, die echter van belang isdoor de belangrijke verlaging van de mutatie rechten kan een pachter gemakkelijker boeren-eigenaar worden. Men vergete evenmin dat de verlaging van den zeepaccijns zoo al niet den pachter als zoodanig, dan toch den pachter als burger ten goede komt. Thans ben ik genaderd tot de tweede groep, die van de boeren-eigenaars. De geachte afgevaardigde uit Zwolle heeft zich krasse uitdrukkingen laten ontvallen. Hij heeft gezegd dat ik geheel terugneem met de eene hand, wat ik geef met de andere. Laten wij eens nagaan, welke verschillende soorten van boeren-eigenaars er zijn. Blijkens de Jaarcijfers van het Statistisch Insti tuut, laatste deel,' bladz. 98/99, zijn er in ons vader land 96,547 boeren-eigenaars. Hiervan zijn er 44,117 die 1 tot 5 H A. bezitten. Nu wensch ik te vragen of die menschen in de termen zullen vallen van mijne vermogensbelasting. Laat het prachtig land zijn, van 2400 de hectare, dan is de waarde van 5 hectaren nog maar 12,000, dus beneden het minimum. Ik geloof gerust te mogen zeggen dat van die boeren-eigenaars geen enkele onder de vermogens belasting valt. Hier heb ik derhalve van de 96,000 boeren-eigenaars al dadelijk 44,000, ten aanzien van wie hetgeen de heer Yan Dedem beweert geen steek houdt. Dan vind ik er 21,031 met 5 tot 10 H.A. Een eigenaar van 10 H.A. heeft een belastbaar inkomen van 13,000, wanneer zijn land eene belastbare opbrengst heeft van 70 per H.A. en Hij volkomen vrij is van schulden. Ik wil wel aannemen, dat onder die 21,000 met 5 tot 10 H.A. enkelen zijn, die door de vermogensbelasting getroffen zullen worden. Nemen wij aan, dat hun getal een derde bedraagt en er alzoo twee derden niet onder deze belasting vallen. Door zoo te rekenen, reken ik stellig niet naar mij toe. Deze twee derden of 14,000 gevoegd bij de 44,000 geven een cijfer van 58,000, die niet zullen worden getroffen door deze belasting. Nemen wij verder de statistiek in oogenschouw, dan blijkt het, dat er 18,075 eigenaars zijn met 10 tot 20 H.A. Hoevelen hiervan in de termen vallen is moeilijker te zeggen, laten wij aannemen twee derden. Men moet bedenken, dat zij er niet onder vallen, als er hypotheek op den grond rust of andere schuld bestaatwant ik belast alleen het netto ver mogen. Een derde van 18,000 of 6000 eigenaren voegende bij de genoemde 58,000, komt men tot 64,000. Ik meen dus te mogen constateeren dat van de 96,000 boeren-eigenaars, die er in ons vaderland zijn, minstens twee derden met de belasting op het vermogen niets zullen hebben uit te staan, zoodat zij alles wat zij krijgen gratis zullen genietente weten de verlaging van den zoutaccijns waarvan zoo even de beteekenis in het licht is gesteld, de verlaging van de grondbelasting met een zevende, en de vermindering van de mutatierechten. Geen nieuwe belasting zal hier tegenover staan. Maar nu het overige derde deel, de 32000 dezen, zal de geachte afgevaardigde zeggen, worden dan toch door de belasting getroffen en moeten betalen Ik heb de cijfers, die de geachte afgevaardigde ons heeft voorgelezen, niet precies kunnen volgen en ben er dus niet zeker van, dat ik ze volkomen cor rect zal teruggeven. Ware ik heden niet aan het woord gekomen, dan had ik het verslag dier rede nauwkeurig kunnen nagaan en de berekening gulden voor gulden controleeren. Maar ik meen toch dit ongeveer te hebben verstaan. De geachte afgevaardigde heeft ondersteld, dat iemand grond heeft ter waarde van 100,000, met hypotheek bezwaard tot een bedrag van f 50,000, zoodat die persoon f 50 ver mogensbelasting betalen zal. Zetten wij echter de rekening voort. Na de peraequatie, zeide de geachte spreker, zal de grondbelasting bedragen 360, ver meerderd met bijv. 25 opcenten, dit maakt dus 360 -f- 90 450. Wat is nu het resultaat? Immers dat de man f 25 wint, want zonder de verlaging der grondbelasting zou hij een zesde van f 450 of f 75 méér betalen, de vermogensbelasting is 50, en 75 min 50 is 25. Na deze becijferingen treed ik op een ander ter rein. De geachte afgevaardigde heeft mij gevraagd waarom ik in mijne Memorie van Antwoord zoo geheel de theorieën van mijn leerboek ter zijde heb gesteld, en hij heeft gezegd, dat ik mij deswege in de Memorie van Antwoord zou hebben veront schuldigd. Ik verontschuldigde mij in geen enkel opzicht en doe het ook nu nieter is geeu enkele reden voor. Ik ben, wat die theorie betreft, in uitnemend ge zelschap. Gedurende 16 jaren heb ik het voorrecht gehad ik kan er nooit zonder aandoening aan denken den dagelijkschen omgang te genieten van een man, mijn ouden, vaderlijken vriend, den grootsten denker op economisch gebied dien ik ooit leerde kennen, een man van zeldzame penetratie, wiens evenknie op economisch gebied men moeielijk zal vinden. Ik noem zijn naam, maar het is zeker vol komen overtollig dat ik dien noem ieder begrijpt dat ik mr. M. C. Mees bedoel. Honderde malen heb ik mijne theorie aangaande de grondbelasting met hem besproken en steeds heeft hij mij verklaard, dat hij haar eenvoudig als een axioma beschouwde. Wanneer ik mij in het gezelschap van zulke mannen bevind, dan schaam ik mij mijne theorieën nietwel zou ik mij schamen wanneer ik ontrouw weid aan hun vaandel. Waarom heb ik die quaestie hier ter zijde gelaten Omdat wij hier zijn in eene vergadering waar prac- tische besluiten moeten genomen worden. Wanneer ik mij beweeg op zuiver theoretisch gebied, dan zoek ik naar geschilpunten, immers naar de scherpst mogelijke preciseering der gedachte, omdat de weten schap steeds daarbij wint. Men moet dan niets ver bloemen of verzwakken, Maar op practisch terrein moet men een gansch anderen weg inslaan en juist zoeken naar wat verzoenen kan. Men vrage dan niet of degenen, die met u tot hetzelfde resultaat zijn gekomen, daar zijn gekomen van hetzelfde punt alleen op het resultaat £omt het aan. Het schijnt mij wenschelijk alle theoretische en academische beschouwingen hier zooveel mogelijk ter zijde te stellen, zich te plaatsen op een zuiver practisch standpunt. Te meer bestaat daartoe in dit geval aanleiding, omdat, indien men ten aanzien van de grondbelasting anders denkt dan ik, men toch, naar mijne opvatting, moet komen tot eene belasting van het geheele vermogen. Men moet zich dan kanten tegen de grondbelasting. Dit is mijne bepaalde over tuiging waarop berust die Op overwegingen ont leend aan datgene wat onze Duitschenaburen noemen: Steuertechnik. Het gaat niet aan over belastingen te spreken zonder te letten op Steuertechnik. Dezer dagen herlas ik de debatten in deze Kamer gevoerd over het ontwerp-rentebelasting van den Minister Vissering, en ik werd versterkt in mijne overtuiging, dat er geen beter middel is om hetgeen men noemt het privilege van het roerend vermogen op te heffen dan de door mij ingeslagen weg, namelijk aanslag van het geheele vermogen, maar dan ook ontheffing van de eigenaars van onroerend goed. De geachte afgevaardigde uit Zwolle bepleitte eene belasting op het roerend vermogen, maar hij defini eerde dit vermogen niet altijd, soms vereenzelvigde hij het met effecten en schuldvorderingenmaar wil hij niets meer belasten Mijn geheugen laat mij op dit oogenblik in den steek, maar ik meen mij te lierinneren, dat bij de behandeling der ren tebelasting de geachte afgevaardigde ook het kapi taal van den koopman wilde getroffen zien. Mis schien vergis ik mij hierin het doet ook niets ter zake slechts dit wil ik gevraagd hebben wat onder het roerend vermogen te verstaan zij Ook het vee, het zaaikoren, de mest, het bedrijfskapitaal, koitoin al het roerend goed van een boer Werd zulk eene belasting zakelijk ingericht, dan allerminst zou den de landbouwers er wel bij varen. En wat moet bepaald worden ten aanzien der progressie Het is inderdaad eene onmogelijkheid de progressie, zoomin als de aftrekking voor schulden, bij eene belasting van het roerend vermogen behoorlijk te regelen. Ik bezig ongaarne te sterke uitdrukkingen er zijn hier mannen aanwezig, voor wier economische ge voelens ik de grootste achting heb en die van mij op dit punt verschillen. Maar ik zie nu eenmaal geen kans om eene redelijke belasting op het roerend vermogon voor te dragen. Men spreekt van zich te verontschuldigen maar uit een oogpunt van Steuer technik zou ik mij omtrent eene zoodanige belasting hebben te verontschuldigen, naar ik meen. Wij kun nen dus veilig alle geschillen van theoretischen aard daarlaten, en ons bepalen tot de beantwoording der practische vraag of hetgeen thans is voorgesteld in liet belang is van het vaderland in het algemeen en in dat van den boerenstand in het bijzonder. Nu nog een woord over de verlaging der mutatie- rechten. Ik weet wel dat in den laatsten tijd daar over min of meer schouderophalend wordt gesproken. Er was een tijd dat dit anders was. Ik heb een en ander voorgelezen uit het verslag der Landbouw commissie, en de Kamer zal mij voorzeker niet vele citaten veroorloven. Men herleze echter zelf dat verslag en lette eens op de grieven en klachten omtrent die mutatierechten, zoowel in het verslag der Commissie zelve als in de verslagen, waaruit zij geput heeft, voorkomende. Hoe luid, hoe hevig zijn niet die klachten En nu een Minister is opgestaan zonder zelfverheffing mag ik zeggen de eerste te zjjn die het doet om de mutatierechten belang rijk te verlagen, hoor ik zeggen Och, die mutatie rechten Ik heb mij eens in deze zelfde stad zeer ongunstig over die rechten uitgelaten; ik noemde ze mijn Carthago delenda. Welnu, ik betreur alleen dat ik dit woord niet geheel tot waarheid maken en hunne volledige afschaffing voorstellen kan. Waarom? Omdat de zwakke daardoor getroffen wordt. Hoe dikwerf heeft men het gadegeslagen, dat door achteruitgang van prijzen een boer geheel ten gronde werd gericht. Hij verkocht zijn grond bij voorbeeld voor 25000, maar bield slechts een paar duizend gulden over, en dan kwam de fiscus en zeide4 percent van den koopprijs voor mij. Niet genoegnog 38 opcenten daarenboven. Nog niet genoegdrie-kwart percent aan overschrijvingskosten bovendien; 6,27 pet. in het geheel. Èn krachtens welk beginsel, krachtens welken maatstaf van recht vaardigheid Op grond waarvan Nu zegt men dat de mutatierechten inzonderheid gebouwde eigendommen treffen. In de jongste Be scheiden betreffende de geldmiddelen heeft men op bladz. 59 eene statistiek gevonden, aanwijzende wat aan mutatierechten in de steden en ten plattenlande ge heven wordt, en men heeft de merkwaardige ont dekking gedaan, dat in de steden meer wordt betaald. Wat doet dat hier ter zake Iemand is gaan wonen vlak bij een tol. Om geen tol te betalen gaat hij te voet of maakt hij met zijn rijtuig een grooten omweg. Hindert die tol hem daarom niet Er wordt een suikeraccijns geheven van 27 cents het kilogram, ten gevolge waarvan menigeen geen of weinig suiker gebruikt. Hij heeft dus geldelijk geen hinder van de belasting, maar daarom drukt zij hem toch. Laten wij nu nog even bij die huiseigenaren stil staan. Ik heb op dat gebied eenige ervaring opgedaan. Men is niet voor niet 23 jaren aan eene groote kredietinstelling verbonden. Men ziet dan veel, en veel dat ergernis wekt. Hoe gaat het met de uitbreiding der steden Ge woonlijk aldus. De bevolking breidt zich uitde huren stijgen hot wordt dan voordeelig om te bou wen en de bouwondernemers gaan aan het werk, meestal met geleend geld. Dan komt er eene periode van overdrijving, eindelijk van malaise, en dan moet er worden geëxecuteerd. En dan komt ook weder de fiscus met zijne onverbiddelijke eischendie het schamel overschot zullen verminderen indien er zulk een overschot is. Ik kan deze dingen niet aanzien zonder veront waardiging te gevoelen; ik kan geen onrecht zien zonder een woord van protest te laten hooren, en, nu ik daartoe in de gelegenheid ben, zonder eene poging te doen om het onrecht weg te nemen. Het is daarom dat ik voorstel om deze belasting, die nu veelal de zwakken treft, grootendeels over te brengen op de sterken, en ik doe dat door middel van eene progressieve algemeene vermogensbelasting. Door cqfers is aangetoond, dat de pachters geen reden tot klagen zullen hebben, en dat van de 96000 boereneigenaren ten minste 64000 bevoordeeld zullen worden, zonder dat eenige belasting daarte genover zal staan. Voor allen, dat is zoo, zal dit niet gelden. Doch de anderen zullen groote com pensatie vinden in de verlaging der grondbelasting, veelal ook in de maatregelen voorgesteld met be trekking tot den zoutaccijns. GOES, 29 Juni 1892. Naar aanleiding van de hierboven afgedrukte- rede van den Minister van Financiën schrijft de heer Haffmans in het Venl. Weekblad: »Eene onbetwistbare verdienste der belastingont werpen bestaat hierin, dat de kleine grond eigendom er ten zeerste door wordt gebaat. Voor den grooten grondeigendom brengen die ont werpen naast lusten ook lasten aan en men mag

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1892 | | pagina 1