1892 N°. 74. Zaterdag 25 Juni. 79s,e jaargang. Bij dil nommer behoort een bijvoegsel. 14) FEUILLETON. Een Vorstenzoon. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a ƒ1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel, advertentiën vóór 2 uren op den dag der uitgave» De Tentoonstelling te Scheveningen. (Van onzen eigen correspondent bisten Hozottriepen de wanden van de tentoon stelling mij toe, toen ik mijn bezoek bracht met voorbedachten rade, om u te kunnen voorlichten, waarde lezers. »Isten Hozott" riepen de stroomannen, die als typen van ons leger aan den ingang stonden, en zij bogen deemoedig de rieten hoofden»Isten Hozott", draaiden en knarsten de tourniquets, wenkten de wassen Scheveningers en de stokvisch, die nabij den ingang hangt, slingerde van plezier, de portier knikte goedig en Numero zooveel van den catalogus nam de positie aan om mijne inspectie te doorstaan. Want de voorzitter van het uitvoerend comité was voor uw blad in de bres gesprongen en had met buitengewone voorkomendheid eene toegangskaart voor uwen verslaggever geheel uit eigen beweging mij toegezonden met een schrijven, waaruit zooveel beleefdheid sprak, dat zelfs een meer nurksch man dan uw gemoedelijke onderdanige dienaar de wapens zou hebben neérgelegd en zijn bisten AlgyarrV zou hebben uitgesproken. Wat die beide machtspreuken beteekenen Ik heb het vernomen van eene der mooie Hongaarschen, boven wier tempel zij geplaatst zijn, in hoogsteigene persoon, die ik als reporter moest interviewen welnu 't is »God geleidde u hierheen" »Weest welkom" en later »God zegene u". En alwêar dacht ik »Isten Hozott" toen ik (was het een terugslag op mijn vorig artikel?) aan den arm van een flink jongman eene uwer Zeeuwschen al aan den ingang ontmoette en, ja waarlijk, een vijftigtal schreden verder twee andere uwer sclioo- nen in nationale kleederdracht, in gezelschap van een gemoedelijk Zeeuwsch boertje zag rondwandelen. Maar na een algemeenen blik in het rond, als om mij te oriënteeren te midden van de vele be zoekers, en om hier en daar een groet te wisselen, werd het noodig een begin te maken met mijne waarnemingen omtrent het tentoongestelde. Zoo dan, toen ik mijn gedachten regelde en een bepaald plan de campagne opmaakte, kwam het mij voor, eene leidende draad te moeten aanwijzen voor onze verdere bezoeken, en daarvan het uitgangspunt te zoeken bij de „Vissclierïj" en haren geheelen aanhang, waaraan zich gaande weg alles zal vastknoopen, wat op scheepvaart en reddingswezen betrekking heeft. Deze afdeeling toch heeft het voordeel van geheel gereed te zijn, wat van de anderen niet volmondig kan gezegd worden. In dit opzicht blijkt de Hollander te soliede om met buitenlandsche labberigheid achteraan te komen, weken na de opening. De inzending van Hare Majesteit de Koningin- Regentes toont ons voor dit hoofdstuk niet zeer veelmaar als merkwaardigheden wijs ik u toch in dit afzonderlijke lokaal enkele zaken aan. In de eerste plaats wijst ons Constantijn Huygens den weg om naar de visscherij te komen. Zijn plan van den nieuwen Scheveningschen weg, thans zoo algemeen beroemd, draagt tot onderschrift: Visch-Vrouwtjens, tijdt te Mart, U Pad was wat te sacht, en daerom viel 't u hart Is 't qualijck overdacht? Nu is 't wel eens soo hart, en daarom valt het sacht. Anno 1713. Een allerfijnst uitgevoerd model van het stoom schip Oranje-Nassau van de Kon. West-Indische maildienst (1883), waarvoor H. M. Koningin Emma de kiel legde, eenige modellen van roeivaartuigen, werktuigen, reddingstoestellen enz. behooren in deze afdeeling thuiszoo ook een sprekende prent van de stranding van een walvisch van 70 voet lang in 1598 met veel verbaasde gezichten (en wat zotte figuren van omstanders) ons verplaatsende in de oude prentkunst en de merkwaardige voorstelling van Simon Stevin in den zeilwagen vol van oude mannetjesgezichten in ouderwetsche kleederdracht. Daarna, de noodige eer bewezen hebbende aan de Vorstelijke inzending, begeven we ons weer naar den ingang in de buurt van de waarlijk volledige en prachtige inzendingen op visscherijgebied zoo door Scheveningen als Vlaardingen, Maassluis, Zeeland en Elburg en omstreken ingezonden. Slechts bij uitzondering zal ik u namen noemen het zijn merkwaardigheden die we zoeken en of het nu De Niet of Mos, IJzerman of Kriens is, het zij ons voldoende, dat het stoere en energieke mannen zijn, die ons zooveel bijzonderheden te zien geven als we maar kunnen bevatten. Vooraan dan de Scheveningen 12, de geheel geëqui peerde Vischschuit, gereed ter vangst en met den Scheveninger op de voorplecht, en zijn vrouwmensch op het strand aan onze voeten. Vollediger uitrusting met netten, zeilen, manden, tonnen, boeien en alles wat er bij behoort is nauwe lijks denkbaar gaarne zou ik u dan ook uitnoodigen om mij bij een zeiltochtje met zulk een zeewaardig werk te vergezellen, wanneer niet de branding en de zeeziekte maar we kunnen aan wal blijven en behoeven ons maar weinig te verplaatsen om de vangst in optima forma bij te wonen. Uit het Duitsch. Langzaam en somber gestemd volgde Hellmuth zijne zuster naar huis de mededeeling van Gabriëlle omtrent de geldverlegenheid zijns vaders had hem meer getroffen, dan hij haar had willen toonen. De uitlatingen van den jongen Gröditz kregen daardoor meer beteekenis en nu viel het hem ook eensklaps op, dat zijn vader in den laatsten tijd dikwijls ont stemd en verstrooid geweest was, ja er zelfs dikwijls gedrukt uitgezien had. Zou het werkelijk waar zijn, dat hij in geldverlegenheid verkeerde Hoe dit zijn mocht, dat gaf nog niemand het recht tot zin spelingen als luitenant Gröditz geuit had, zinspelingen die Hellmuth eerst nu recht begreep. »Maar hij zal zich nader verklaren, de schurk van daag nog zeide hij in zichzelf. Nu kwam het in de eerste plaats er op aan zijne woede te beheerschen om zijne ouders op de gewone wijze te kunnen begroeten. Maar de stemming in de familie Ullow was niet meer als vroeger. Het middagmaal, anders een tijd van huiselijk vroolijk samenzijn, ging nu, evenals in den laatsten tijd meermalen het geval was, met alledaagsche gesprekken voorbij, die moeielijk aan den t gang werden gehouden. Hellmuth gaf dienst zaken voor om zich zoo spoedig mogelijk te verwij deren ook Gabriëlle ging naar haar kamer. Zij moest de oude meid antwoord zenden maar wat zou ze antwoorden Nu eens scheen het haar het beste het verlangen van George naar een onderhoud in te willigen, dan weder gevoelde ze, dat ze daartoe de kracht miste. Hoe zij de zaak ook overwoog en alle gevallen naging, zij zag geen middel om èn met haar vader èn met George in het reine te komen en hoe zou ze tusschen die beiden kiezen Maar moest ze dan bepaald kiezen? Wanneer zij in haar zwijgen volhardde, als George, zooals hij in zijn brief van dien dag had verklaard, bij haar vader aanzoek deed om hare hand en deze uit berekening den ongewenschten schoonzoon het jawoord gaf, dan was zij immers van alle verantwoordelijkheid af? Was het zelfs niet haar plicht alles te doen om haar vader te redden Hoe gaarne had ze deze vragen bevestigend beantwoord, maar ze kon niet ter wille van George, wiens goed vertrouwen ze niet mocht misbruiken. Eén ding was nog mogelijk hem alles mededeelen, zoodat hij behoorlijk ingelicht zelf zou kunnen beslissen. Een oogenblik was ze overtuigd den rechten weg gevonden te hebben en ze greep reeds naar de pen om George het gevraagde onderhoud toetestaan. Maar toen ze zich voor den geest riep hoe ze als aanklaagster van haar eigen vader voor hem zou staan, ontzonk haar den moed en radeloos bleef ze voor zich uit staren. Ook de kamerheer was ten einde raad. De hertog had hem dien dag bepaald onheusch behandeld en hem veel vroeger dan anders laten vertrekken om met Domburg te kunnen confereeren. Deze had, zooals Ullow ontdekt had, in de laatste dagen her haaldelijk met de bankdirectie samensprekingen ge had bovendien verviel er morgen een wissel bij den ouden Gröditz en wat het ergste van alles was, Florentin liet maar niets van zich hooren. Er was nog geen letter van hem gekomen na zijn vertrek, niettegenstaande hij beloofd had iederen dag verslag van zijne onderhandelingen te zullen zenden. Waren zijne brieven verloren gegaan of waren ze onderschept Het laatste kwam aan het kwaad geweten van den kamerheer niet onmogelijk voor. Of was wellicht de aankoop van het landgoed op onvoorziene moeielijk- heden gestrand Terwijl hij, deze mogelijkheden overwegende, rus teloos in het salon op en neder liep en mevrouw von Ullow tevergeefs beproefde een gesprek met hem aan te knoopen, was de schemering gevallen. Een bediende bracht licht en op een zilveren blad ver scheidene dagbladen en brieven. Zenuwachtig nam de kamerheer de post in ontvangst, maar het vurig verbeide epistel was er weder niet bij. Kreunend zonk hij in een stoel en steunde het hoofd met de hand. Zijne vrouw trad verschrikt op hem toe.Beste Kurt, wat is er? Toe, zeg mij, wat u deert?" smeekte ze, de hand op zijn schouder leggend. De Sch. 257 is aan het visschen, de netten zijn uitgeworpen en goed gevuld worden zij ingehaald. Alle man is aan het werkonder het visschende vaartuig zien wij de zee tot op haren bodem en we hebben slechts éene vreugde op dit oogenblik niet een dier verschalkte haringen te zijn. Te midden van allerlei benoodigdheden, deugde- iijk en van de eerste soort, dwars tusschen de pro ducten dor visscherij, de heerlijke schol en bokking, ansjovis en keeltjes en lipjesscheepsbrood en vischgerij stelt ook Vlaardingen collectief veel merk waardigs ten toon. Vooral de versieringen behooren- de tot deze inzending trekken als zeer smaakvol de aandacht. De VI. 160 heeft eene bemanning van 14 koppen stuurman en uitkijk zijn op hunne posten6 man aan 't windas, 4 aan de netten, kortom alles beweging en werkzaamheid aan boord van zoo'n kleine drijvende wereldDuidelijk is niet het minst de trawlvisscherij voorgesteld. Gelachen hebben we, waarde lezer, gelachen Sport kan het wezen misschien, want paarden en visch is het zeker niet, maar wat voor sport daar sta ik voor stil. Well trainedmoet zij toch geweest zijn, Maria Sonneveldt, die in 1719 als vroedvrouw dienst deed in een Scheveningsch gezin' en waarin, op eene waterverfschilderij duidelijk voorgesteld, de ooievaar 5 »schollekopjes" te gelijk bracht, waar van èen helaas niet het voorrecht genoot, de zeelucht te mogen inademen. Ik denk ondeugend aanvijf uit éene jjeulVijf buurvrouwen kwamen er aan te pas op dien vijfden Januari en vijf anderen kwamen zeker voor hare aflossing zorgen. En een stoere vrouw moet die moeder geweest zijn, die in Januari de straatdeur open had, die pardoes in de kraam kamer voerde. Gelachen hebben we en hartelijk, want de ge lukkige papa gaf ons het voorbeeld en we bedachten, dat het geen groot wonder is, dat in ons visschers- dorp de wandelaar struikelt over eens anders jeugd. Verschillende andere platen fleuren de omgeving op, al zijn de kunstenaars en hun talenten misschien tegen scherpe kritiek niet bestand, en een eigen- aardigen blik geven zïj ons op de visschers-toestanden. Het gezellige tafereeltje met nettenboetsters op het erf van reeder De Niet trekt ons aanhet relief- schilderij, waarop de walvischvangst is afgebeeld, trekt onze aandacht; en als bijzonderheid treft ons de plaat, die bestemd is om ons van de droogma king der Zuiderzee afkeerig te maken; de jongen met te bergen gerezen haren, de weenende Urker- moeder en de visscher, die met woest gebaar zijn nood den Hemel klaagt spreken luide tot de com missie, die van dat plan zwanger gaat. Of zij over »Niets, Mariehet zou mij aangenaam zijn indien ge minder notitie van mij naamt" zeide hij op dien onaangenamen toon, die hem in den laatsten tijd tot eene gewoonte geworden was. Hij greep een dei- dagbladen en doorliep vlug de kolommen. Eensklaps overtoog een donker rood zijn gelaat. »Zou het mogelijk zijn?" riep hij en met half luide stem begon hij te lezen »Zooeven vernemen wij, dat op het grondge bied van het landgoed der familie Ignatius in Bohemen, dat sedert eenige dagen is overgegaan in handen van baron Karei Joseph Florentin, groote bruinkoolbeddingen ontdekt geworden zijn. Ver moedelijk zal de ontginning daarvan aan eene naamlooze vennootschap worden overgedaan". De kamerheer snakte naar adem. »Nu reeds dat had ik nooit durven hopenzeide hij met tril lende stem. Zijne vrouw trad andermaal op hem toe. »Zoo belangstellend zijt ge voor anderen en mag ik het dan niet voor u zijn?" begon ze met zachte stem. »Neen, Marie, niet voor anderen" antwoordde hij. »Het is mijn geluk, ons geluk, dat daar verkondigd wordt. Ik wist nog nauwelijks het hoofd boven wa ter te houdenmaar nu is de redding nabij. Het werd tijd hoog tijd 1" Onmachtig om zijne gevoelens langer te bedwin gen, verborg hij het gelaat in beide handen en schreide als een kind. ZEVENDE HOOFDSTUK. De nacht was voorbijgegaan zonder den kamer heer de noodigo verkwikking te hebben gebracht. Zijne opgewondenheid was van uur tot uur toege nomen. Zoolang zijne vrouw wakker bleef had hij door eene levendige uiteenzetting zijner plannen voor de toekomst zichzelf tot kalmte willen brengen. Wanneer zij zich daarmede kon vereenigen, zou hij zonder langer aarzelen het dwangjuk van den dienst aan het hof afwerpen en de residentie verlaten om voortaan op zijne eigene goederen, op zijne nieuw verworven heerlijkheid zelf als een vorst te leven. Zij had alles goedgekeurd en ze was gelukkig 'den honderd jaren nog zullen jammeren Bezie even die munten, gevonden in 1785 in de maag van een kabeljauw, en verbaas u over zoo veel geldzucht bij een ander schepsel dan uw na- tuurgenooten Langs een pyramide van 400 potten ansjovis, een tweede rijstenbrijberg voor de liefhebbers en achterom de étalage van de maatschappij »de Schelde" met haren ansjovis weer en hare fuiken, naderen wij thans met meer dan gewone belangstelling de voor stellingen omtrent oestercultuur, die allerbelangrijkst mogen genoemd worden. Het model van een oesterput van de Nederl. Maatschappij voor kunstmatige oester teelt geeft een volkomen overzichtde ongekalkte en gekalkte pannen, de tangen en werktuigen, de aanslagen van jonge oesters, de voorkomende ziek ten, de korren en netten en ten slotte de geheel opgetuigde hoogaars, bestemd voor de oestervisscherij, vormen eene collectieve inzending, dié zoo volledig is, als men wenschen kande kaarten en verslagen, de laatsten over een dertiental jaren voltooien het geheel. De namen der beide firma's Kalcebeehe en Co. en Ochtman a costi trof ik met genoegen aan en te midden van kweekbakken in zink en allerlei werk tuigen dwaalden mijn gedachten af, tot zij terecht kwamen bij het heerlijk product zelf en de simpele gedachte aan een overheerlijk oestertje alle muizen nesten verdreef en het water mij over de tanden deed loopen. b Dien dag lazen wij niet verder" want die laatste gedachte moeten wij vasthouden, en wanneer de gids der Tentoonstelling, die spoedig verschijnen zal voor de luttele som van 20 cents, in onze handen zal gekomen zijn, raad ik u, o Zeeuw, aan, zulk een boekske te koopen voor uwe vier stuivers, om, be ter dan met den catalogus, controle te komen uit oefenen op den verslaggever van dit uw blad. Maar vooral kom zelf JANMAAT. Waarom zooveel haast? Onder dit opschrift schrijft de Tijd een artikel over het in behandeling nemen der belasting-ont werpen, dat aldus aanvangt: »Met een ijver, men mag wel zeggen een betere zaak waardig, wordt thans van liberale zijde aan gedrongen op het afdoen der aanhangige belasting voorstellen. Wederlegd werden de motieven, Dinsdag 11. dooi de sprekers der Rechterzijde aangevoerd tegen het onverwijld in openbere behandeling brengen der ont- beminden echtgenoot niet langer met den hertog te moeten deelen en wat hij haar, om zijne ondoor dachte uitingen, die hij in de eerste opwinding ge daan had, te verklaren, over geldverlegenheid had gezegd, begreep ze niet. Hij had zich onnoodig ver ontrust de hertog zou hem gaarne te hulp geko men zijnhet was zelfs zijn plicht geweest het te doen, meende ze, en Ullow liet haar zoo wijs. Dat zij het niet begreep was het beste. Toen was zij op den gewonen tijd te bed gegaan en ingeslapen zonder eenig vermoeden hoeveel voor hem en voor hen allen op het spel gestaan had. Ook Ullow had zich eindelijk geheel gekleed te bed gelegd, maar telkens was hij wöer opgevlogen om in de kamer onrustig met groote schreden heen en weer te loopen. Het scheen wel, dat hij eerst nu, nu hij den blik er niet telkens van afwendde, de diepte peilen kon van den afgrond aan welks rand hij zich had bevonden, eene ontdekking, die hem deed sidderen. Tegen den morgen viel hij eindelijk in eene lichte sluimering, doch wat hij in den laat sten tijd doorleefd en gevreesd had, vloog in zulk een wilde jacht in allerlei droombeelden door zijn hoofd, dat hij koortsig en met hoofdpijn ontwaakte. Het grauwe, koude licht van een regenachtigen herfstdag begroette hem en het was of het vale, bleeke licht ook zijn hoop deed verbleeken, terwijl allerlei schrikbeelden opnieuw voor hem opstegen. Van bepaalde veiligheid kon geen sprake zijn, zoo- eang niet alles geregeld was, het geleende aan de bank en aan de pnvaatkas van den hertog was terugbetaalden voor het zoover was, moesten nog weken en weken voorbijgaan. Hoe hij het zou uit houden, begreep hij zelf niet. Als Florentin maar lens schreef; misschien was er met de nachtpost wel een brief gekomen. Het was hem niet mogelijk kalm daarop te wachten hij verkleedde zich haastig, schreef een paar woorden aan zijne vrouw en ging naar de stad om aan het postkantoor zelf zijn brie ven af te halen. Hij werd in zijne verwachting niet teleurgesteld er was werkelijk een brief van Florentin voor hem. (Wordt vervolg Ij

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1892 | | pagina 1