1892 N°. 71. Zaterdag 18 Juni. 79s,e jaargang. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 ets. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a ƒ1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel, advertentiën voor 8 uren op den dag der uitgave. Brieven uit de Ganzestad. XLI. Naar ik ^au de redactie vernam deden enkele i mijner lezers, ja zelfs een paar lezeressen, mij de eer aan, in verband met mijn langdurig stilzwijgen, naar mijn welstand en naar den stand mijner pen- ge wassen te informeerenen in de overtuiging, dat zij, wanneer niet uitsluitend nieuwsgierigheid hen daarbij dreef, altijd nog iets minder weinig reden hebben belang te stellen in mijne brieven dan in den staat mijner gezondheid, zal ik over den laatste maar geheel zwijgen. Waarom ik dan in zoo langen tijd niets van mij hooren liet? Och, mijne stemming was als die van het meel aan de Rotterdamsche graanbeursluste loos en ik vreesde, dat het derhalve van mijne brieven heeten zou als van de bruine boontjes in het marktberichtonveranderd flauw. Bovendien, veel belangrijks is er in de laatste weken hier ook niet geschied, behalve dat eene, waarover ik thans, maar niet dan na lang aarzelen, iets wil schrijven: nl.de inneming onzer goede veste door het Leger des Heils. Inderdaad, niet dan na lang aarzelen ga ik er toe over, want ik bezit wereldkennis genoeg om te weten, dat niet zelden een openlijk verzet tegen eenige nieuwigheid deze slechts ten goede komt en haar te weliger doet tieren, terwijl daarentegen zwygen menigmaal haren dood ten gevolge heeft. Wanneer ik mij voorstel een waarschuwend woord te doen hooren tegen het Heilsleger, dan wensch ik voorop te stellen, dat zijn streven in sommige op zichten mijne sympathie heeft. Voor zooveel het zich ten doel stelt werkelijk diep gevallenen op te heffen acht ik het Leger even nuttig als menige instelling tot verhooging van het zedelijk bewustzijn, als de stichtingen van Pierson, als asyls voor dronk aards en dergelijke. Heeft een door het Leger wederopgeriehte het bewijs geleverd standvastiger te zijn in het goede dan hij te voren was in het kwade, dan wil ik gaarne mijn penningske mede offeren om dien geredden mensch het leven hier op aarde dragelijk te maken, opdat zijne geredde ziel straks onbevlekt naar betere gewesten moge ver huizen. En wanneer ik vroeger dikwerf las van den arbeid des Legers in de ellendige buurten der groote steden, die men niet ten onrechte poelen des verderfs" noemt, dan had ik eerbied voor die wakkere mannen en vrouwen, die doordrongen in die holen om daar het licht der zedelijkheid te brengen. Dan leek mij een heilsoldaat een modern zendeling, die het goede, het verhevene ging prediken te midden van de heidenen der hedendaagsche samenleving dan scheen hij mij een persoon, die in waarheid liefde tot den naaste toonde door met opoffering van eigen goed, met gevaar voor eigen leven, dien naaste ter hulpe te snellen en hem te redden uit den »poel", waaruit een wisse dood hem tegengrijnsde. Ik had eerbied voor den grooten leider van het Leger, generaal Booth, die met krachtige hand zijne troepen aan- FEUILLETON. Een Vorstenzoon. Uit het Duitsch. Half versuft had Gabriëlle zitten luisteren. Zij kon weliswaar dej geheele toedracht der zaak niet overzien, maar zooveel begreep ze toch wel, hoezeer alles in haar tegen die gedachte opkwam, dat haar vader op het punt was iets onteerends te doen en met groote zelfbeheersching stond ze op om hem tegen te houden. Maar reeds viel de deur achter de beide heeren dicht en tevens herinnerde zij zich de woorden haars vaders, dat hij niet langer zou kun nen leven, wanneer de zijnen ontdekten, wat hij ge daan had. Neen, deze schande moest zij hem bespa ren zij kon de verantwoordelijkheid niet op zich nemen hem misschien tot zelfmoord te brengen. Had ze wel goed begrepen, wat ze gehoord bad Zij zonk in haar stoel terug, liet het hoofd op de hand rusten en herhaalde woord voor woord het korte, schrikkelijke gesprek, dat zulke vreeselijke beelden voor haar geest had opgewekt. Zij was altijd trotsch geweest op de eer harer familiezij had de overtuiging gekoesterd, dat noch zij noch een der haren door het slechte, het gemeene kon worden aangegrepenzij had in haren vader als 't ware de belichaming gezien van alle deugd en eer des adel dom» hoe zou zij het dragen voortaan die zeker heid te moeten missen En wanneer er nog iets ergers mocht komen ontdekking, onteering De angst deed haar weder opvliegen er moest een uitweg gevonden worden Zoekend keek ze om zich heendaar viel haar oog op hei levensgroot© portret harer moedor, die in voerde en langzaam maar zeker verovering aan ver overing paarde, waardoor in darkest England" licht en leven werd verspreid ten bate van de bewoners der'duisternis. Ik gevoelde zelfs die mate van sympathie, welke men voor een noodzakelijk kwaad koesteren kan, voor de luidruchtige en zinnelijke wijze, waarop het heil den armen ver- dorvenen werd gebracht, omdat ik begreep, dat een verstompt gemoed door geene leerrede, hoe schoon j van vorm, hoe rijk van inhoud ook, getroffen, ik zou bijna zeggen geprikkeld, kan worden als door den klank der tambourijn. Zoo waren mijne indrukken van het Leger na het lezen van veel wat daarover werd geschreven. Helaasde aureool van heiligheid, van helden moed, van naastenliefde, van zelfopoffering, waar mede mijne verbeelding den heilsoldaat omgeven had, is weggevaagd nu ik de koude werkelijkheid heb aanschouwd, nu ik gezien heb van nabij, in mijne naaste omgeving, wat er geworden is van de groote en grootsche schepping van generaal" Booth. Ik meen meermalen het bewijs geleverd te hebben in mijne brieven, dat ik groote sympathie koester voor mijne mede-Ganzestadtersal ben ik nimmer huzaar geweest, toch heb ik »éen goed hart", zooals Betje nog dezen morgen heeft kunnen ondervinden toen ik niet eens boos werd omdat zij mijn gouwe naar brak, daar ik overtuigd was, dat het haar schuld niet was, want »hij viel zoo uit haar handen." Ik denk derhalve veel goeds van mijne stadgenooten, maar ik zou daarom niet durven beweren, dat ook hier niet een zieltje te redden viel. Zondaren zijn wij allen, hetzij wij al dan niet »in zonden geboren" zijn en onder ons, zoowel hoog- als laaggeplaatsten, ouden als jongen, zullen er zijn, die uitmunten in het kwade. Ik wil aannemen, dat zij nimmer ter kerke gaan en nooit een krachtig protest tegen hun kwaad, nooit eene opwekking tot het goede hebben vernomen, of zoo al, dan toch daardoor niet op het pad der deugd zijn teruggebracht. Voor zulke haide zielen kan ik mij begrijpen, dat een buitengewone prikkel noodig is om ze tot beterschap te leiden en voor de onontwikkelden onder hen, die niet of weinig vatbaar zijn voor een gemoedelijk en ernstig woord, kan daarom de vorm van bekeering, die het Heilsleger hier ter stede biedt, eene noodzakelijk heid zijn. Maar voor den ©enigszins ontwikkelde kan hij dit niet. Wanneer deze werkelijk behoefte heeft aan geestelijke opwekking of aan lafenis voor het ge moed, dan kan hij die misschien aannemen van een ernstig man, dien hij kent in zijn handel en wandel, in zijn daden en zijne werken, voor wien hij uit dien hoofde eerbied heeft en in wien hij vertrouwen stelt. Maar zeker niet kan hij zich met ernst en onder welken vorm men hem ook wil belijden, de gods dienst is toch zeker een ernstige zaak wenden tot eenige van elders overgekomen vreemdelingen of tot een plotseling geredde uit onze eigen omgeving, om, ik zou zeggen tegenover dien eersten den besten, belijdenis te doen van zijne zonden en zich door hem te laten redden." Voor hem moeten inderdaad de verrichtingen in den Heilstempel zijn eene uitspan- n ng, weinig anders, ja zeker minder verheffend dan Tfut men in menige ient des vermaaks te aanschou wen biedt. En velen mijner meer ontwikkelde stad genooten beschouwen het inderdaad aldus, getuige, dat zij met hunne soms nog zeer jonge kinderen de voorstellingen" gaan bijwonen. Met hunne kinderen Begrijpen zij dan niet welk een verdeifelijken invloed het op die jeugdige ge moederen moet uitoefenen hen, op de wijze als het Leger doet, in kennis te brengen met godsdienst, een onderwerp, waarover zij te voren nog zoo weinig, j misschien te weinig, hebben gehoord Kan het an ders of zij moeten, wanneer zij een bekend stadge noot, van welke der beide seksen ook, daar hooren getuigen" of wanneer ze liederen hooren zingen op vroolijke wijs, begeleid door een tambourijn, een indruk krijgen als dien een hansworst op hen maakt op de kermis En straks, wanneer ze oud genoeg zullen zijn om over godsdienst te denken, zullen ze dien verre van zich werpen, omdat ze daarvan geen ander denkbeeld hebben, daaraan geen anderen vorm kunnen toekennen, dan dien ze vroeger hebben gezien in den tempel des Heils." Daarom, ouders verbiedt uwen kinderen daarheen te gaan en geeft hun het goede voorbeeld door zelf daar weg te blijven, tenzij'werkelijk een drang des harten of van het geweten u gebiedt er heen te gaan, omdat ge steun behoeft en ge gevoelt dien nergens anders te kunnen vinden. Betje wist wel, dat mijnheer zoo vroom niet is" schreef ik eens, toen ik de viering van den Hemel vaartsdag behandelde, en Betje weet het wèl. Ik ben zoo vroom niet, maar toch hindert het mij - en hoeveel meer moet het den vrome dan niet hinde ren op straat door eene bende jonge menschen ;n de grootste opgewondenheid, (ik hoorde het zelfs door een dronkeman neuriën) te hooren zingen »Voor onzen Heiland strijden wij, Door Hem verlost uit slavernij, Uit satans macht, maar nu ganseh vrij Gaan we onbevreesd vooruit. Jezus is mijn Heiland, Vergaf mij al mijn schuld, Is aan 't kruis voor mij gestorven, Door Zijne liefde ben 'k verheugd, Hij geeft mij blijdschap, vrede en vreugd, Hij heeft het leven mij verworven." Of wel: Halleluja! Halleluja! Halleluja voor mijn Heiland HallelujaAmen Ja, naar aanleiding van het feit, dat eon scharen slijper heet gered" te zijn, zongen gisteren eenige kinderen, nog te jong om de lagere school te mogen bezoeken, voor mijne ramen in hun onschuld »0, mijn Heiland! Schaeresliep Inderdaad dit acht ik een der ergerlijkste, maar tevens een der onvermijdelijke, uitvloeiselen van het optreden van het Leger, dat dergelijke liede ren door een troep kinderen en halfvol wassenen tot straatliederen worden verlaagd en men er de geredden" des avonds mede thuisbrengt, zooais men een dronkaard geleidt, die door de politie naar het donkere gat" wordt overgebracht. Ik heb niet bij zonder veel op met het lied van dien dragonder, die in den Haag woont en zijn »meid" niet al te zacht behandelde, maar als ik kiezen moet, dan hoor ik op straat nog liever dien straatdeun dan een Heils- lied, waarin het heiligste op den meest heiligschen- nenden toon wordt uitgebruld. Godsdienst wordt niet betoond door straatgezang en hansworsterij. Daarvoor is hij te heilig. Een ander, niet minder ergerlijk, gevolg van het optreden van het Heilsleger is, dat menigen arme een goed deel van zijn zuur verdiende penningen wordt afhandig gemaakt door collectes, verkoop van liederen enz. Ik hoorde van een man, die met zijn huisgezin vrij trouw de séances" bij het Ravelijn bezocht, maar die het moest opgeven, omdat het hem ongeveer twee gulden 's weeks kostteZoo worden de penningskes der armen ingezamelden waarvoor Men wist mij te zeggen, maar ik sta voor de waarheid niet in, dat hier soms in éene week ongeveer honderd gulden in den Heilstempel wordt bijeengezameld. De vraag rijst, waar dat geld blijft. Zeker niet in Ganzestad, althans slechts voor een deel, en wel voor zoover de uit den vreemde herwaarts gekomen Heilsoldaten het mogen besteden, die, naar het mij voorkomt, na hunne redding een leventje van luien Frans, of stichtelijker gezegd, een hemel op aarde hebben, want ik geloof nu juist niet dat zij aan den avond van een dag van »zuur ver diend" brood kunnen spreken. Doch waarheen gaat de rest van het geld Ziedaar eene vraag, waarop misschien geen mijner lezers een antwoord kan geven, maar zeker is het, dat de toestand der armere klasse waarlijk niet gedoogt, dat haar centen worden afge troggeld om elders te worden besteed. Ik wensch allerminst een oorlog a outrance tegen het Heilsleger te openenintegendeel, ik hoop, dat geen feitelijk verzet ertegen wordt gepleegd; dan zal evenals op vele andere plaatsen de zaak vanzelf doodbloeden. Maar wel hoop ik door het bovenstaande velen tot nadenken te hebben gestemd, waarvan misschien het resultaat kan zijn, dat zij den Heils tempel niet met een bezoek vereeren en anderen opwekken niet of niet meer daarheen te gaandat vooral kinderen ernstig verboden wordt de samen komsten in den Heilstempel bij te wonen en dat zoodoende het gezond verstand, waaraan men geneigd zou zijn in deze dagen bij vele Ganzestadters te gaau twijfelen, moge zegevieren. Dit alles zou de doodbloeding niet weinig ver haasten en niemand zou zich daarover meer ver heugen dan Adspirant '2. en wilde andermaal hare handen vatten, maar dit stond ze niet toe. Gabriëlle, wat heeft zich dan toch zoo plotseling tusschen ons geplaatst vroeg hij. De heftige uiting mijner liefde zooeven heeft u toch niet beleedigd? Gij waart u toch sedert jaren van haar bewust en mijn brief was toch immers reeds in uwe handen toen die roos voor mijne voeten viel Hij zweeg bij het zien van den smeekenden blik, dien ze op hem richtte. Waarom wilt ge mij toch uw vertrouwen niet schenken vroeg hij na eene pauze. Vertrouwen herhaalde ze als in zichzelf, »ja, vertrouwen, dat is het eenige wat ons overblijft". Nog streed ze een oogenblik tegen bare aandoe ning; toen ging ze, zonder hem aan te zien, met bijna toonlooze stem voortVermoed heb ik uwe liefde sedert jaren en evenzeer weet ik, dat ik u lief heb ^Gabriëlle riep hij; zij hief de hand op om hem het stilzwijgen op te leggen. »Val mij niet in de redesmeekte ze; »ik weet anders niet hoe ik u alles zal mededeelenwant niettegenstaande onze wederzijdscke liefde moeten wij scheiden voor altijd Hare stem weigerde een oogenblik haar dienst. Hij keek haar strak aan alsof hij den zin harer woorden niet begrijpen kon; toen zeide hij: »Hebt gij mijn brief niet begrepen, Gabriëlle Aan mijn naam kleeft geen smet meerik ben des hertogs wettige zoon. Daarmede is het onoverkomelijk be zwaar weggevallen". Er zijn andere onoverkomelijke bezwarenant woordde ze. Ja, wanneer ge een ander lief hebt, aan een ander wilt toebehoorenriep George. Daarvan is geen sprake" antwoordde het jonga bruidstooi vol gelukzaligheid de toekomst tegen- blikte. Zoo gelukkig was zij eenige oogenblikken te voren ook geweesten nu Maar had baron Florentin niet gezegd, dat haar huwelijk met George haar vader redden kon? Dan was er dus hoop op redding en al zou ze ook het geluk en den trots van vroeger niet terugvinden, George's liefde gaf haar een ander geluk en een nieuw tehuis. George fluisterde ze de armen uitstrekkende haar oogen schitterden, maar eensklaps verdween die glans weder. Neen, het mocht niet, ze mocht hem niet medeslepen in de ellende en eerloosheid haars vaders. Zoo goed als George zich niet aan haar had willen verbinden zoolang hij meende haar geen onbezoedelden naam te kunnen aanbieden, even zoo goed moest zij thans afstand van hem doen al brak zij daarmede ook het eigen hart. »Ik moet, dus wil ik!" zeide ze tot zichzelf, maar tegelijk overmeesterde haar een gevoel van namelooze ellende en op de sofa onder het portret harer moeder nederzinkende, drukte ze het gelaat in de kussens en weende bitter. Plotseling sprong ze op, zij hoorde weder de deur van haars vaders kamer opengaan en zachte schre den kwamen nader. Nauwelijks had ze hare tranen gedroogd, toen Doortje de gordjjnen terugsloeg. »Heere mijn tijd! Gabriëlle in tranen!" riep de oude sloof, met bedrukt gelaat nadei bijtredende. »Hare oogjes heelemaal roodgeweendMaar ik kan het heusch niet helpen. Mijnheer Möbiuskwam aan en toen zeide mijnheer, dat ik hem belet zou geven, maar baron Florentin moest ik toelaten en onaangediend naar boven zenden. Toen moest ik dadelijk naar de voordeur en ik kon dus het teeken niet geven. Maar de freule moet het zich nu niet zóó erg aantrekken. »Wees maar gerustviel Gabriëlle haar met nauw herkregen kalmte in de reden. »Papa heeft mij niet gezienik ben maar wat zenuwachtig ge worden van het lange wachten hier alleen." Heusch is het anders niet riep de oude vrouw. »0, dan zal de freule ook het bezoek niet afwijzen, dat ik haar kom melden. Ik zat aan het I open venster, toen de jonge mijnheer von Walldorf langs kwam. Hij vroeg hoe het raj.j ging en daar na naar de freule en toen ik zeide, dat u hier waart, verzocht hij mij dringend hem aantedieaon." 1 Walldorf hier op dat oogenblik, was dat niet eene vingerwijzing van het toeval om dadelijk te doen wat gedaan moest worden? j »Laat mijnheer von Walldorf binnenkomen" ant woordde Gabriëllemaar toen overviel baar zulk een onoverwinnelijke angst voor de beslissing, dat i zij de dienstbode achterna liep om haar terug te roepen. Maar het was te laat. Nog vóór zij de deur bereikte trad George binnen en snelde met den jubel kreet: mijne Gabriëlle!" op haar toe. Toen eerst zag hij haar bleek, strak gelaat en hare roodge- 1 weende oogen. »Om Godswil, wat is er gebeurd vroeg hij, hare handen vattend. Snikkend zakte zij ineen en een oogenblik hield hij de sidderende gestalte in zijne armentoen kwam ze wéér tot zichzelve en schaam rood maakte ze zich los. »Ik bid u, ga heen nu kan ik niet ik heb mijne krachten overschat" zeide zij nauwelijks hoorbaar. »Zoo kan ik u niet alleen latenriep hij. »Maar ik zal geduldig wachten". Zij zonk op den naastbij- staanden stoel neder en kneep angstig de banden samen. Wat zou zij hem zeggen Hare liefde ver loochenen kon zij niethaar vader verraden mocht ze niet. George had op een stoel naast haar plaats genomen

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1892 | | pagina 1