1892 N". 35.
Dinsdag 22 Maart.
79ste jaargang.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending van advertentiën voor 3 uren op den dag der uitgave.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs].
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Bij (iil nouimet* bchoorl een bijvoegsel.
DE SCHOONMAAKWERKEN
van de openbare gebouwen en scholen zullen worden aanbesteed
op Zaterdag den 26 Maart 1S92 de» namiddags t9 1 uur, ten
Raad huize.
Bestek en voorwaarden liggen van heden af ter Secretarie
ter inzage voor belanghebbenden, op eiken werkdag van 's
morgens 9 tot 's namiddags 2 uren.
Goes, den 19 Maart 1892.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Het op 17 Maart 1892 aangekondigie verbod van bet met
beladen voertuigen berijden der kunstwegen in deze provincie
treedt buiten werking
met middernacht tueschen den 20 en 21 Maart 1892.
Goes, den 21 Maart 1892.
De Burgemeester van Goes,
J. G. d. VV. HAMER.
Terwijl de Zeeuw nog altijd geene gelegenheid
heeft kunnen vinden om hare hatelijke gevolgtrekking
uit het onwaar gebleken bericht nopens den burge
meester van Edam in een paar regels te herroepen,
snelt zij in 2*/2 kolom den heer IJzerman te hulp
in zijne polemiek met ons blad Nu, een beetje hulp
was wel noodig om eenige vastheid te geven aan de
nog wankelende politieke schreden van dezen nieuwen
broeder.
Vergissen wij ons niet dan begroeten wij in den
beschermer van dhr. IJ. een ouden bekende op poli
tiek gebied, een die zeggen kan»nourri dans le
sérail j'en connais les détours". Welnu, die oud-ge
diende (in effectieven dienst wijst op de Goesche Ct.
van twintig a dertig jaar geleden om te betoogen,
dat de liberalen in ons district en in onze gemeente
destijds en later juist deden wat nu de antirevolu
tionairen doentrachten de plaatsen in Staten en
Raad door geestverwanten te bezetten.
Wij hebben zeker niet alles te aanvaarden en ons
solidair te verklaren met wat vóór 20 jaren door
de toenmalige redactie of door inzenders in ons blad
werd geschreven evenmin als de Zeeuw voor hare
rekening zal nemen alles wat destijds, met de geschie
denis van Piet Van Os incluis, door hare voor
gangsters werd opgenomen. Maar de schrijver ver
liest iets uit het oog, waarmee de grond aan zijn
betoog geheel ontvalt, nl. dat onze redactie destijds de
door de liberalen verkregen of verloren zetels te
verdedigen of te herwinnen had, wat zonder bestrijding
van de belegeraars moeielijk ging, terwijl de belegeraars
van dien tijd, thans door nieuwe hulptroepen voor
zeven achtste overwonnen hebbende, ook den laatsten
man in het zand willen doen bijten. De liberalen
vielen destijds niet aanzij verdedigden slechts wat
zij hadden en hiermede is ook ons »laconisch" oor
deel over de Amsterdamsche liberalen gemotiveerd.
Maar buitendien, ondersteld al, dat ook de toen
malige redactie van ons blad voor een of meer der
tegenstanders de poort had moeten helpen openen,
is daarom het feit tegen te spreken, dat de door ons
genoemde tegenstanders werden gekozen? Dit en
niets anders hebben wij in ons antwoord aan den
heer IJ. beweerd. En waar nu de schrijver in
de Zeeuw zelf zegt, dat eerst na de uitbreiding
van het kiesrecht de antirevolutionairen de meerder
heid hadden, daar erkent hij, dat vóór dien tijd de
liberalen de sterksten waren en dus alleen door
hunne hulp de genoemde mannen een zetel konden
bekomen. Trouwens, de toestanden waren toen ook
geheel anders en vele liberalen nog blind voor het
Kuijperiaansck-antirevolutionairisme, dat in den dop
was en straks door zijne aanmatiging in Staat en
Kerk de grootste beroering zou brengen. In ieder
geval is bewezeD, dat de liberalen van dien tijd niet
schroomden op dusgenaamde conservatieven hunne
stem uit te brengen, terwijl de tegenwoordige anti
revolutionairen zelfs den uitstekendsten liberaal trach
ten uit te werpen. En wat hebben wij er voor in
de plaats gekregen
Eene onhandigheid begaat de oud-strijder als bij
er zich op beroept, dat zijne partij in de Nieuwe
Goesche Ct. (later het Zuidennu de Zeeuw geheeten)
wijlen mr. C. Van Citters en mr. B. V. v. d. Bilt
aanbevalAlsof die brave bladen niet in de meening
verkeerden, dat die heeren tot hunne partij behoor
den Zij zijn zelfs het eerst van die zijde candidaat
gesteld, maar toen men zijne dwaling bemerkte liet
men ze los of stelde er anderen tegenover
Hoe dit zij de liberalen in ons district zijn
tot nog toe niet in de gelegenheid geweest om den
laatste van verdienstelijke tegenstanders eene plaats
te betwisten. In die gelegenheid zijn nu de anti
revolutionairen. Wij zullen zien wat er aan is van
de grootmoedigheid, die de schrijver in de Zeeuw
zijner partij toedicht.
GOES, 21 Maart 1892.
De heer Dellevoet, stationschef te Krab-
bendijke, is overgeplaatst naar Oudenbosch. (M. Ct.)
De wet tot voorziening ter tijdelijke versterking
van de Nationale Militie, meer bekend onder den
naam van »N o o d w e t", die in de afgeloopen week
bij de Tweede Kamer in behandeling is geweest en
waarvan morgen de eindstemming zal plaats hebben,
bepaalt, nu enkele amendementen daarop door die
Kamer zijn aangenomen, dat de wijzigingen bij dit
ontwerp in de militie wet van 1861 aan te brengen
in werking zullen blijven tot 1 Mei 1895. Wanneer
vóór dien tijd geen definitieve regeling onzer defensie
is vastgesteld of geen nieuwe noodwet" is bekrach
tigd, treedt derhalve met dien datum de thans vi-
geerende militiewet weder in werking.
De wijzigingen nu bij meerbedoeld wetsontwerp
voorgesteld zijn in hoofdzaak de volgende
a. Tot 1895 zullen zeven lichtingen in dienst
worden gehouden.
b. In plaats van tusschen 1 en 15 Mei zullen
de miliciens tot 1895 in dienst worden geroepen
tusschen 1 en 15 Maart.
c. In plaats van in de maand Februari zal de
loting geschieden tusschen 7 October en 7 November.
d. De inschrijving der lotelingen zal plaats heb
ben van 1 Januari tot 81 Augustus.
De Haagsche Ct. ontleent aan de nota, door
den minister De Savornin Lobman kort vóór zijn
aftreden bij de Tweede Kamer ingediend als bijlage
van zijn memorie van antwoord betreffende het wets
ontwerp tot herziening van de wet tegen de besmet
telijke ziekten en onlangs afgedrukt in de brochure
Vaccine-vereering" van de anti-vaccinedwangbond,
eenige mededeelingen omtrent den toestand in België,
waar de pokziekte in de provincie Luik van
lieverlede een ernstig karakter heeft aangenomen.
Van daar verspreidt de ziekte zich naar elders
bijna voet voor voet kan men haren loop volgen,
schier met name aanwijzen hoe zij door schippers,
landloopers of marskramers van de eene plaats naai
de andere werd overgedragen, ook naar verschillende
plaatsen in ons land. Goedaardig tot dusver. En nog
niet van dien aard, dat men van een epidemisch
optreden zou moeten spreken. Maar toch ernstig ge
noeg om te waarschuwen tot de uiterste voorzich
tigheid en voorzorgen.
In België laat de wetgever de belangrijke quaestie
der koepokinenting nog altijd aan de prudentie dei-
gemeentebesturen over. Er bestaat geen inentings-
dwang. Niet onwaarschijnlijk nu is 't, dat de dorpjes
in de provincie Luik, waar de ziekte thans heerscht,
tot de zorgelooze gemeenten behooren. Dat de epi
demie in die streek pleit tegen het onthoudings
stelsel, door den Belgischen wetgever aangenomen,
schijnt men dus met eenige waarschijnlijkheid te
mogen onderstellen.
En het opduiken van de pokken èn het verschij
nen van do brochure van den anti-vaccinedwang-
bond geven de Haagsche Ct. aanleiding om eenigs-
zins nader te bespreken de nota van den heer Lohman,
die zij verleden jaar alleen ter zijde legde, omdat
het vraagstuk toen, door des heeren Lob man's
aftreden, zijne actualiteit had verloren. Eén aller
gewichtigste verklaring heeft zij in die nota aange
troffen ook de heer Lobman is, wat hij nu ook in
zijn brief aan de bestuurders van den »Anti-Vacci-
nedwangbond" schrijve, door de feiten overtuigd
dat de inenting een der drie wapens is tot afwering
van de ziekte, evenals »de meeste leden" van het
in 1891 te Londen gehouden Internationaal Genees
kundig Congres.
»Of wordt er in zijne nota (en wel in een der
cursieve zinsneden) niet ten aanzien van Duitsch-
land gezegd, dat »de strenge maatregelen van het
Kon. besluit van 1835 (afzondering enz.), ia ver
band met de bevordering der vaccinatie, hun doel
dan ook niet misten, om een aanmerkelijke daling
der pokkensterfte teweeg te brengen (bl. 53). En
erkent de heer Lohman niet, ten aanzien van Ne
derland (bl. 60), dat na de aanneming der wet van
1872, waarbij de indirecte inentingsdwang werd
ingevoerd, »een geleidelijke daling van het sterfte
cijfer aan pokken" ontstond
»Hier hebben wij alzoo twee erkenningen van den
invloed der vaccinatie. En daarmede zijn wij uit den
mond van den heer Lohman ruimschoots tevreden.
Meer verlangen we van een tegenstander der vac
cinatie waarlijk niet. Als hij het beginsel maar toe
geeft, dan kan men verder nog strijden over de
meerdere of mindere waarde der inenting onder de
wapenen tegen de ziekte, maar dan is de hoofdzaak
achter den rug we zijn 't eens dat ze baat tegen
de ziekte.
»En wat dan nu meer en wat minder waarde
heeft, de vaccinatie, dan wel de afzondering of de
ontsmetting ziedaar een vraag, die ons nu eigenlijk
al bitter weinig ter harte gaat. Want hierin stem
men wij met de meest mogelijke sympathie met den
heer Lohman in, dat ook die afzondering en ont
smetting op de krachtigste en doeltreffendste wijze
moeten bevorderd worden, omdat alleen van samen
werking dier drie factoren afdoende hulp is te ver
wachten. Laat hij dan wat meer aan het eene, wij
misschien nog meer aan het andere hechten, als
we 't maar eens zijn, dat het samen moet gaan, dan
zijn we volkomen voldaan.
»En dit zal nu, wellicht, de heer Lohman toch
niet gaaf toestemmen maar als hij zijn Nota onpar
tijdig naleest, dan zal hij er tóch toe moeten komen".
In hare verdere opmerkingen naar aanleiding van
de nota constateert de H. Ct. de erkenning, dat
vóór de ontdekking van Jenner cte pokziekte »een
ware volksplaag" was. En daar er zelfs geen cijfers
noodig zijn om aan te toonen, dat die ziekte thans
volstrekt dat karakter niet meer heeft, kan dus als
onbetwist op den voorgrond gesteld worden, dat de
enorme invloed der vaccinatie, met en zonder andere
maatregelen, nu boven den strijd verheven staat.
Verder haalt de II. Ct. uit de nota een bewijs aan,
dat de ongevaccineerden wel degelijk een bron van
besmetting zijn ook voor een vrij goed gevaccineerde
omgeving. In Beieren, waar verplichte vaccinatie
bestond met uitnemende voorschriften omtrent afzon
dering enz., was een reeks van jaren het sterftecijfer
van pokken zóó laag, dat 25 op de 100.000 in het
oorlogsjaar 1866 onrustbarend hoog wasmaar
nauwelijks had er aanraking plaats, of de sterfte
klom onmiddellijk tot 1 op de 1000, zoodat zij dus
verviervoudigde.
Waarlijk, schrijft de II. Ct. het komt ons be
vreemdend voor, dat de tegenstanders van den in
entingsplicht zich met zooveel enthousiasme op deze
nota beroepen, die den voorstanders allicht evenveel
argumenten biedt." De II. Ct. is voornemens hare
beschouwing van de nota te vervolgen: hopende
dan ook verder te zullen doen gevoelen, waarom
wij, hoewel het pleidooi der tegenstanders onpartijdig
beschouwende, daardoor niet verzwakt werden in
onze overtuiging, dat men aan een volk slechts dezen
raad geven mag
Laat u inenten en op tijd revaccineeren.
Doch voegen we er bij niet van 't eene
kind op het andere, maar direct van het kalf. Want
dat gebiedt de voorzichtigheid."
Omtrent de invoering van een nieuwen
t ij d op 1 Mei a. s. geeft prof. Hubrecht een denk
beeld aan, dat ongetwijfeld overweging verdient
»De oplossing", zegt hij, moet déze zijn, dat het
kleine Nederland, hetwelk toevallig juist op de
grens van dé West- en Midden-Europeesche zóne
gelegen is, i n g e 1 ij f d worde, niet bij de West-
Europeesche zonewaarvan Greenwich .op den lengte
graad O het middelpunt is, maar bij de Midden-
Eurorpeesche zónewaarvan de tijd door den meri
diaan van 15° O.L. wordt aangegeven. Het spoor
wegverkeer volgens zönetijd met geheel Oost-Europa
zou daarmede nog verdere vereenvoudiging ondergaan,
aangezien het verschil van een vol uur, dat met 1
Mei op onze grenzen naar Duitschland wordt inge
voerd, geheel zou vervallen en men van Vlissingen
tot aan de Russische grens slechts één tijd zou kennen.
Aangezien de breede Noordzee ons van de wes
telijke naburen scheidt, zoo wordt geenerlei
belang geschaad, wanneer ten onzen gerieve
de uitzondering wordt toegelaten en het kleine
Nederland in de Midden-Europeesche zóne wordt
opgenomen.
Het gevolg zou dit zijn, dat, waar wij te voren
20 minuten zouden verliezenwij thans 40 minuten
zouden winnen
De twintig minuten zijn terecht een verlies ge
noemd van daglicht en zonneschijnde 40 minuten
zouden geheel op dezelfde gronden eene onweer
sprekelijke winst zijn van dezelfde heerlijke gaven
der natuur, eene besparing dus in ons aller Icunst-
verlichting van een vol uur daags, waartegenover
slechts eene zeer minieme vermeerdering van dat
verbruik in de morgenuren van de maand December
staatveertig minuten die voor de geheele bevolking
eene positieve winst op hygiënisch en eene besparing
op economisch gebied vertegenwoordigen, en die
door onze kinderen en kindskinderen tot in het
verre nageslacht telkens weder positieve besparing
zullen zijn, blijven en dagelijks wederkeeren.
Wissen kerke. Verleden week liepen de werk
zaamheden aan den calamiteuzen Vlietepolder,
bestaande uit het lossen van steenschepen, ten einde.
Hierdoor vermeerderde het aantal werkloo-
i zen met ongeveer 30 personen, meest hoofden van
huisgezinnen.
Daar de verdiensten van het schepenlossen over
de laatste maanden per week berekend gering waren,
ontstond reeds dadelijk behoefte. Het Burgerlijk
Armbestuur, hiertoe door een buitenkansje instaat
gesteld, kon echter den nood eenigszins lenigen door
het houden van een paar broodbedeelingen, welke
bedeelingen uit de beurs van een aanzienlijk inge
zetene nog met twee werden vermeerderd. Daardoor
is voorloopig in de behoefte voorzien en nu het
weder met den tijd meer in overeenstemming geko
men is zullen er vooreerst weer wel eenige werk
zaamheden in de tuinen en op het land te verrichten
zijn. Toch zal, wijl nog al enkele gewassen overge-
zaaid moeten worden, van het gewone veldwerk
niet veel aan den lossen arbeider ten deel vallen.
Velen uit de arbeidersklasse trekken dezer dagen
weer naar het land der belofte, N.-Amerika. De
goede tijdingen vergezeld van klinkende bewijzen
van hunne bloedverwanten doen enkelen hunner van
vaderland verwisselen en geelt den anderen eene
niet geringe bemoediging daartoe.
H. M. de Koningin-Regentes is als begun
stigster opgetreden van de 's-Gravenhaagsche
Vereeniging voor Koepokinenting.
Tevens schonk H. M. aan de Vereeniging 200
en wel ƒ100 namens H. M. de Koningin en f 100
namens haar zelve.
Het dagelijksch bestuur der Zuiderzee-
V ereeniging heeft thans zijn arbeid voltooid.
In den loop dezer maand is het nog voornemens de
leden, donateurs en begunstigers der Vereeniging in
een algemeene vergadering byeen te roepen, teneinde
de uit het onderzoek en uit het rapport voort
vloeiende voorstellen in behandeling te nemen.
Alles te zamen vattende, gelooft het bestuur, na
ernstig wikken en wegen, de vraag of het voor
Nederland geraden" moet worden geacht in beginsel
tot de groote onderneming te besluiten, bevestigend
te mogen beantwoorden.
De commissie uit het bestuur heeft als uitgangs
punt aangenomen het door den heer Lely (den tegen-
woordigen Minister van W., H. en N., destijds°in
genieur der vereeniging). uit een technisch oogpunt
best gekeurde der drie plannen, nl. eene afsluiting
over Wieringen naar Friesland bij Piaam, gevolgd
door indijking in vier gedeelten met successieve droog
making van elk dezer gedeelteneen groot meer
blijft tusschen die vier nieuwe polders en den af
sluitdijk bestaanaan welk meer de commissie, in
plaats van-den historischen naam »Flevo", dien van
IJsel-meer geeft. Dit plan bestaat uit de volgende
werken. Het leggen van een afsluitdijk van de Van
Ewijckslaxs over Wieringen naar Piaam, als de meest
gewenschte verbinding ten dezen tusschen de Noord-
Hollandsche en de Friesche kust, welk werk eene
uitgaaf zal vorderen van 42.0J0.000 vervolgens
het tot stand brengen van vier verschillende be
dijkingen, die gezamenlijk ƒ148.000.000 zullen vor
deren en waardoor 216.000 hectaren verkoopbaar en
bebouwbaar land of wel 190.000 hectaren, wanneer
men alleen het zeer vruchtbare aanneemt, zullen
verkregen worden.
De kosten van het geheele werk worden dus ge
raamd op]/ 190.000.000, terwijl een tijdvak van °32
jaar wordt gesteld om het volledig uit te voeren.
Graaf Von Zedlitz heeft ontslag gevraagd als
Pruisisch minister van e'eredienst en openbaar on
derwijs, en het gerucht wil, dat ook de rijkskanselier
Von Caprivi zijn ontslag heeft ingediend.
Omtrent de aanleiding tot deze zeer onverwachte
crisis is reeds met tamelijke zekerheid het volgende
te melden
Donderdag werd er raad gehouden onder voor
zitting des keizers. Nu stond de schoolwet niet op
de agenda, maar zij werd aan het slot door den keizer
ter sprake gebracht. De keizer verklaarde zich over
tuigd, dat de schoolwet een sterken tegenstand in
het land had gewekt en het daarom gewenscht ware
de behandeling uit te stellen. Een schoilwet, alleen
door de conservatieven en de centrum-partij goed
gekeurd, achtte hij ongewenscht. De minister van
onderwijs verklaarde echter alleen met hulp dezer
party en de wet te kunnen tot stand brengen. De
meeste ministers waren met den keizer voor uitstel
van de behandeling der wet. Doch èn Von Zedlitz
èn Caprivi wenschten, dat eer uitstel in overweging
genomen werd, althans de eerste lezing in den boezem
der commissie zou worden afgewacht. Hierop althans
moet de keizer kort maar beslist weigerend geant
woord hebben. Daarop dienden Von Zedlitz en Caprivi
hun verzoek om ontslag in. De laatste wilde als
minister-president éen lijn trekken met den minister
van eeredienst. Zedlitz woonde noch den Donderdag
gehouden kroonraad, noch den ministerraad van
Vrijdag bij. Hij is een jaar in het ambt geweest.
Een telegram van Zaterdag uit Berlijn meldt:
Omtrent de bestaande crisis dient men in het oog
te houden, dat zij alleen den minister van eeredienst
en onderwijs betreft. Zijn aanvraag om ontslag is
nog niet aangenomen, daar de Keizer tijdens zijn
verblijf op »Hubertusstock" niet met gewichtige