1892 N°. 21.
Donderdag 18 Februari.
79ste jaargang.
Personeele Belasting
GOESCIIË
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet, meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Inzending1 van advertentiën vóór 8 uren op den dag der uitgave.
OPENBARE VERGADERING
van den
RAAD der gemeente (ïOES,
op VRIJDAG den 19 FEBRUARI 1892,
des namiddags te 2 uren.
Goes, den 16 Februari 1892.
De wd. Secretaris,
A. A. VAN DELLEN.
Punten van behandeling
Na beëediging van den waarnemenden secretaris
I. Notulen.
II. Mededeelingen.
III. Ingekomen stukken.
IV. Onderzoek van den geloofsbrief enz. van bet
gekozen raadslid J. Adam.
V. Verzoek van M. Schrijver om een brug te
leggen over de sloot voor zijn perceel Wijk
A. no. 240a.
VI. Rekening van de Gildefondsen over 1891.
VII. Afschrijving van aanslag in den Hoofd. Omslag
over 1891.
VIII. Idem op de belasting op de Honden over id.
IX. Verzoek van A. Le Clercq om ontslag ala
onderwijzer bij het L. O. te Goes en casu
quo benoeming ter zijner vervanging.
X. Rekening van de Administratie der Leenbank
over 1891.
XI. Verzoek van A. v. d. Visse om ontslagen te
worden van het gebruik van den grond in
het Schotje van Armoede met voorstel van
B. en W.
XH. Benoeming van een stembureau voor de ver
kiezing van éen lid der Provinciale Staten.
liet kohier uo. 5 vau de
voor deze gemeente, over het dienstjaar 18911892 is op
heden ter iuvordering gesteld in handen van den ontvanger
dier belasting binnen deze gemeente.
Goea, den 17 Februari 1892.
De Burgemeester van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
Uit Goes wordt aan de Standaard het vol
gende geschreven
»Als bewijs hoe de cöteriegeest voor de liberalen
in ons district nog altijd noodig is, moge het vol
gende dienen. Dezer dagen overleed de heer mr. B. V.
v. d. Bilt, lid der Provinciale Staten van Zeeland
voor het kiesdistrict Goes. De overledene was tevens
dijkgraaf van den polder »de Breede Watering be
westen Ierseke", een zuiver administratieve betrek
king, waaraan een jaarwedde van 1000 verbonden
is. Naar de vacante betrekking solliciteerden onder
anderen de heeren J. M. Kakebeeke, liberaal lid der
Staten, die in Mei a. s. aan de de beurt van aftreding
isbenevens de heer Oele Hzn., gezworen van boven-
genoemden polder, een man van erkende zaakkennis,
ijver en ervaringen die, ware hij liberaal, door
de coterie op de handen zou gedragen worden.
Ongelukkig is de heer Oele ijverig leider der anti
revolutionaire kiesverenigingen in zijn district, en
daarom deugde hij volgens de liberalen die waar
lijk van deze dijkgraafquaestie een partijzaak maakten
niet voor deze betrekking. Fluks de hoofden
bijeengestoken, het platteland afgeloopen, volmachten
van de ingelanden opgehaald en onder de vriendjes
verdeeld, ten einde de verkiezing van den heer
Kakebeeke te verzekeren. Dit kon te gemakkelijker,
wijl ieder gevolmachtigde 3 stemmen kon uitbrengen.
Op de jongste vergadering van ingelanden waren
dan ook slechts 40 ingelanden aanwezig, tegen 65
niet-ingelanden, grootendeels liberalen. Gevolg was
dat op de voordracht voor de vacante betrekking
met overgroote meerderheid geplaatst werden de
heeren Kakebeeke, P. Dekker en J. Welleman. Als
men nu nagaat dat genoemde heeren bij de aan
staande Statenvei'kiezingen in ons district ernstig in
aanmerking moeten komen voor een herkiezing of
verkiezing, dan zal men het begrijpelijk vinden, dat
de uitslag dezer stemming in een niet-politieke ver- j
gadering, door de aanwezige liberale heeren, de kern
van Goes, luide werd toegejuichtin het bijzijn van
den heer Oele zeiven. Ja, wat nog ergerlijker schijnt,
is wel dit, dat te Kapelle waar de heer Oele woont,
de blijdschap over dezen uitslag zoo groot was dat
men de vlag uitstak en tot in den nacht gezellig"
was.
Gelukkig echter dat bij de politieke stembus door
ieder slechts éen stem wordt uitgebracht en dat ieder
kiezer zijn stembiljet zelf heeft te bezorgen.
Het is overigens zeer te betreuren, dat zelfs anti
revolutionaire grondeigenaars liberale procuratiehou
ders hadden aangesteld en geregeld voorgaan met
bekwame antirevolutionairen te negeeren en de libe
rale coterie gelegenheid te geven op ieder terrein
haar overheerschingszucht bot te vieren."
Dit bericht is inderdaad een merkwaardig staaltje
van anti-revolutionair sopbisme en dito leugentaal.
In de eerste plaats stond de oppositie tegen den
heer Oele volstrekt in geen verband met zijne poli
tieke beginselen 't Was niet een strijd tegen den
anti-revolutionair, maar tegen den mensch Oele, een
strijd, dien hijzelf heeft uitgelokt door zijn optreden,
waar bescheiden zwijgen hem meer had gepast.
Maar afgescheiden van dat alles en aannemende,
dat de politiek ook bij deze stemming de drijfveer
was geweest, dan vragen wijwaarom het cöterie
geest heeten moet zoodra de liberalen eensgezind
zich vereenigen om succes te behalen, terwijl iets
dergelijks bij de anti-revolutionairen altijd recht
vaardig en billijk moet heeten Langzamerhand zijn
onze tegenstanders in ons district meester geworden
èn in de Kamer èn in de Prov. Statenslechts éen
zetel rest ons nog en voor hoelang Is dat dan geen
cöterie-geest Doen de anti-revolutionairen niet
evenals wij en trachten ze niet elke plaats te be
machtigen, die ze kunnen vermeesterenBij de
jongste verkiezing voor twee leden van den ge
meenteraad alhier, toen een liberaal en de eenige
katholiek, die zitting had, aftraden, stelden de libe
ralen weder een liberaal en billijkheidshalve ook
weder een katholiek. En wat deden de antirevolu
tionairen Zij stelden twee antirevolutionairen, met
dat gevolg, dat zij zich van niet minder dan 6
van de 13 plaatsen in den Raad meester hebben ge
maakt en den eenigen katholiek daaruit hebban ver
drongen. En nu, bij de vacature wegens overlijden
van een liberaal lid der Prov. Staten, wat doen de
antirevolutionairen nu weder Wederom moet een
der hunnen, de heer M. De Jonge, die plaats innemen
Inderdaad hun heerschzucht en hun persoonlijke
eerzucht zijn grenzeloos en dat durft dan anderen
daarvan beschuldigen
Nu komt men aandragen met het argument dat dhr.
Oele gezworen is en een man van erkende zaakkennis,
ijver en ervaring. Eilieve is mr. J. C. R. v. d. Bilt dat
niet En toch moest hij in 1889 vallen voor de Staten,
hij, de man die bijna 50 jaren lid van dat bestuurs
lichaam en weinig korter lid van het Gedeputeerd
college was. Maar dat was alles recht en billijk,
natuurlijk, want toen deed de anti-revolutionaire
partij het. En toen stond tegenover mr. V. d. Bilt
een jong burgemeester, een man misschien niet on
bekwaam, maar die zeer zeker niet in de schaduw
kon staan van hem, dien hij moest vervangen.
Daarentegen was er bij de keuze van een dijkgraaf
jl. Dinsdag geen sprake van een bekwaam persoon
van zijne plaats te dringen noch ook van een tegen-
candidaat, die bij den heer Oele behoeft achter te
staan. Het tegendeel is waarwat in de Standaard
gezegd wordt ter verheerlijking van den heer Oele
is zeer zeker volkomen van toepassing op den heer
J. M. Kakebeeke. Het was derhalve een eerlijke strijd
van tegenstanders en voorstanders van eene candi-
datuur-Oele. En het is toch zeker nog wel geoorloofd
den heer Oele niet te beschouwen als de eenig ge
schikte voor iedere betrekking
Maar niet alleen, dat het stuk in de Standaard
drogredenen inhoudt, het is ook ten eenenmale on
waar.
Zooals we reeds zeidende politiek stond buiten
den strijd en niet gaarne zouden allen, die van meetaf
eene candidatuur-Oele hebben bestreden, tot de libe
ralen willen gerekend worden. Maar de tegenstanders
van dhr. Oele hadden zich goed georganiseerd en eene
goede organisatie de antirevolutionairen weten
dit bij ondervinding is eene halve zegepraal. We
meenen tamelijk wel op de hoogte te zijn van de
bedoelde organisatie en we gelooven wel te mogen
verklaren, dat zij van 80 stemmen zeker was.
En als men nu weet, dat de heeren Kakebeeke,
Dekker en Vereeke resp. 121, 117 en 111 stemmen
bekwamen, welk bewijs is daaruit dan te putten
omtrent de symphatie voor de candidatuur-Oele bij
de ingelanden en hunne vertegenwoordigers, de meest
ontwikkelde zoowel uit den burger- als den boeren
stand Trouwens de heer Oele weet wel, dat die
sympathie nooit groot geweest is hij herinnert zich
wel, dat hij in 1880 no. 3 op de voordracht voor
gezworen kwam met 57 stemmen van de 113, zijnde
dus juist de volstrekte meerderheid. Toen was hij
nog liberaalen hieruit blijkt, dat hij toen reeds,
evenmin als nu hij anti-revolutionair heet, op de
handen werd gedragen.
Voor het overige is het bericht in de Standaard
klinkklare onzin. De heer J. Welleman is in het
geheel niet op de voordracht geplaatstwel de heer
J. Vereeke. Nu zou men aan eene vergissing kunnen
denken bij schrijver of zetter, maar de bewering,
dat de genoemde heeren bij de aanstaande Staten
verkiezing in ons district ernstig in aanmerking
komen" neemt eiken schijn van vergissing weg, daar
de heer Welleman bij de liberalen als candidaat
ernstig in aanmerking komt.
Te Kapelle beeft Woensdag geen gewapperd,
en »men" bleef er volstrekt niet tot in den nacht
gezellig" bijeen, of het moeten eenige antirevolu
tionairen zijn geweest, die in hun vergaderlokaal,
of bij een hunner partijgenooten zijn blijven naplak-
ken, nadat eerst in de kiesvereeniging een candidaat
voor het lidmaatschap der Staten was gesteld.
Het N.-Brabantsch Dbl. schrijft
De Standaard kronkelt zich in de laatste dagen
in allerhande bochten om van den eenen kant zijn
leus te handhavenlos geheel en al van de Room-
schen en van den anderen kant weer zachtjes aan
tot samenwerking bij te draaien. Terwijl hij het eene
oogenblik uitbazuint, dat hij de utiliteitspolitiek
verfoeit en het hem alleen om de beginselen te doen
is, geeft hij het andere oogenblik zijn geestverwanten
heel toeschietelijk toe, dat als ze dan toch in het
oude spoor willen blijven loopen, zij het maar doen
moeten, maar er dan niet te veel over praten, willen
ze niet de actie voor 1895 totaal bederven.
Op de schetterende fanfare van de Standaard
al» zou hij alleen voor de beginselen strijden, zonder
eenig oogmerk van winst bij de stembus, heeft de
Tijd al heel leuk opgemerkt, dat in het isolement
der anti-revolutionnairen kracht kan hebben gelegen,
maar dat die kracht dan toch weinig uitgewerkt zou
hebben zonder een anderen factor, namelijk den
steeds meer beduidenden en volhardenden steun der
katholieken. Had deze ontbroken, men zou in 1892
nog weinig verder zijn gekomen dan men voor dertig
jaren was. De wakkere anti-revolutionnaire leiders
toch waren, zonder onze hulp, meerendeels generaals
zonder troepen gebleven, en het is bij slot van reke
ning toch niet enkel om het spel, maar ook om de
knikkers te doen. Juist de katholieke bondgenooten
hebben de anti-revolutionnaire partij gemaakt tot
wat zij is, en moge deze zicb nu terugtrekken in
haar isolement, ze zal toch alleen politieke kracht
kunnen uitoefenen door dat isolement maar weer
stilletjes te verlaten.
Nu, daar schijnt de Standaard, ondanks zijn luid
ruchtig gescherm met beginselen, inwendig ook wel
van overtuigd, zoo goed als de kleinere anti-revo-
lutionnaire organen, die ronduit verklaren dat als het
isolement op de spits gedreven wordt", de heele
partij dreigt te verloopen.
Wij voor ons kunnen al dat gehaspel vrij kalm
aanzien de ondervinding heeft geleerd, dat zelfs al
tromde de Standaard zijn getrouwen op om ten be
hoeve van een Roomsche ter stembus te trekken,
zij toch hardnekkig volhardden bij hun isolement en
stilletjes thuis bleven, zoo ze niet met pak en zak
naar het kamp van den vijand overliepen.
Of de Standaard roept: »los van de Roomschen
dan wel den samenwerkinglievenden toevoegt: gaat
uw gang" het is eenvoudig lood om oud ijzer.
In eene beschouwing over het ministerie schrijft
het Weekblad van Voorne en Putten o. a
Met name de Minister van Buitenlandsche Zaken
toont zich the right man on the right place. De
door hem gevolgde tactiek en het ten toon gespreide
beleid in de quaestie der handelstractaten worden
door allen om het zeerst geroemd, en de buitenland
sche pers ziet met min of meer wangunstigen blik
op hetgeen door Nederland verkregen is, zonder dat
andere mogendheden erin geslaagd zjjn de door ons
bedongen voorwaarden meester te worden. Wij her
inneren ons uit den tijd van Johan de Witt, hoe
in het buitenland eerst ©enigszins spottend werden
aangezien die burgerdiplomaten, waarvan deze staats
man zich bediende, doch al spoedig behoorden dezen
tot de meest gevreesden van het gansche corps,
indien er quaestie was van onderhandelen. En zoo
heeft men wel eens gemeesmuild voorleden jaar, toen
de liberale burgemeester van Amsterdam aan het
hoofd van Buitenlandsche Zaken werd geplaatst,
omdat zoo zeide men hij daardoor niet alleen
werd afgehouden van het Departement, dat bij hem
eigenaardig behoorde, namelijk Binnenlandschc Za
ken, maar ook omdat hij heelemaal onbekend was
met de eigenaardige sfeer, waarin men zich bewoog,
als men dat Departement van Buitenlandsche Za
ken aanvaardde, en waarin men reeds eenigen tijd
behoorde geleefd te hebben, wilde men er met vrucht
werkzaam kunnen zijn. Die dwarsdrijverij van den
I heer Tak zoo meende men om nu met geweld
j in het Torentje zijn zetel te willen opslaan, zou geheel
i verkeerd uitkomen. Doch de ondervinding leert wel
anders. Vriend en vijand zijn het er over eens, dat
de Minister, die het best, het meest afdoende en
het meest met volledige kennis van zaken zijne be
grooting verdedigd heeft, geweest is de Minister
Van Tienhoven, terwijl het resultaat zijner bemoeiin
gen in zake het Fransche handelstractaat een nieuwe
lauwer is, door hem behaald.
En zoo erkent men thans te Amsterdam reeds
met dankbaarheid het beleid van den heer Lely, die
den moed had de Kamer by nota van wyziging
zijner begrooting te plaatsen voor de verbetering
van den Neder-Rijn, waardoor de quaestie van de
Keulsche vaart nu nog veel sneller haar beslag zal
krijgen dan iemand had durven denken. Zoodra de
sectie Amsterdam—Maarssen, die nagenoeg gereed
is, zal zijn aangesloten aan UtrechtMaarssen, het
geen in Juli of Augustus kan plaats hebben, zal
ook de 2 ton voor verbetering van den Neder-Rijn
een goed eind op streek zijn, en zal nog in dezen
zomer de Keulsche vaart door Amsterdam kunnen
worden bevaren.
Zoo bandelen regeeringsmannen, die hun heil
zoeken in de daad. Wij hunkeren naar het oogen
blik, dat ook de heer Pierson zal toonen tot hetzelfde
gild te behooren.
In de gisteren
rale
GOES, 17 Februari 1892.
ehouden vergadering derlibe-
Goes" alhier werd de heer
P. Dekker candidaat gesteld voor het lidmaat
schap van de Prov. Staten. De heer J. Welleman
bekwam 5 stemmen.
Te Kapelle werd mede de heer Dekker gekozen,
en verkreeg de heer Welleman 3 stemmen.
Te Hoedekenskerke werd de heer Welleman met
algemeene stemmen gekozen.
Ierseke. De lib. kiesvereeniging Burgerplicht"
proclameerde in hare vergadering van gisteren tot
haren candidaat voor de Prov. Staten den heer G.
Schipper, oesterkweeker en grondeigenaar alhier.
Te Bruinisse is, ter vervanging van het hulp
kantoor, een postkantoor in werking getreden.
Naar de Controleur meldt, heeft Minister Tak
bij gelegenheid van het diner, dat hij dezer dagen
aan eenige zijner politieke vrienden aanbood, aan
dezen een concept-voordracht tot uitbreiding
van kiesrecht voorgelegd, die bij de geest
verwanten algemeene instemming zou gevonden
hebben.
Naar uit Den Haag aan de Zutph. Ct. wordt
medegedeeld, is de vermogens-belasting
van den Minister van Financiën van den Raad van
State terug, begeleid van een omvangrijk rapport.
Bij Kon. besluit is aan den heer mr. J. P. R.
Tak van Poortvliet, Minister van Binnenl.
Zaken, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als
lid der internat, commissie tot voorbereiding eener
herziening der overeenkomst met België betreffende
de afwatering van Vlaanderen en eener regeling van
het beheer der zoogenaamde gemengde polders, en
is als zoodanig benoemd de heer jhr. mr. W. Six,
lid van de Eerste Kamer.
Er wordt in sommige vakbladen gewaarschuwd
niet alleen tegen Amerikaansch klavergroen, maar
ook tegen het lucernezaad van over zee. In
het rapport van het zadenproefstation van Zürich
over 1891 staat te lezen dat men de cultuurproeven
met Amerikaansch lucerne-zaad verleden jaar heeft
voortgezet, en de resultaten, als vroeger, zeer on
bevredigend warenhet leverde zeer weinig op en
de lucerne houdt geen stand en moet derhalve af
gekeurd worden.
De bekonde zuivelschool te Oudshoorn,
met subsidie van Rijk en provincie opgericht door
de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, gaat
liquideeren.
In verband met gebleken misbruiken, strijdig
met bet doel, waarvoor inlagen door middel
van postzegels zijn ingevoerd, is bepaald
lo. dat terugbetaling eener inlage in zegels, hetzij
geheel, hetzjj met uitzondering van een gering be
drag, eerst zal kunnen plaats hebben den 13den dag
na dien der inlage2o. dat formulieren Vla (school-
spaarbank) niet anders dan voorzien van de hand-
teekening, of de parafe van het hoofd der school,
als inlage zullen worden aangenomen.
Het officiëel onderzoek omtrent het krank
zinnigengesticht in den Haag wordt, volgens
den correspondent der ZutphCt., aldaar voortgezet.
Niet alleen het gemeentebestuur, maar ook de
Min. van Binnenl. Zaken en van Justitie bemoeien zich
met de zaak. Beter laat dan nooit, kan men zeggen.
Het is mij gebleken, schrijft bedoelde eorr., dat niet
alleen in het verslag der inspecteurs over 1889, maar
ook in vijf of zes vroegere verslagen voortdurend over
de inrichting van het gesticht is geklaagd. Ja zelfs
heeft het bij de invoering van de nieuwe wet op
het krankzinnigenwezen weinig gescheeld of de ver
gunning om overeenkomstig de bepalingen der nieuwq