UIT DE OUDE DOOS.
Gemengde Berichten.
j wjze om dem nood te bestrjden, werk te verschaffen
en het vervoer van levensmiddelen.
WÊÊÊM
De Kolveniers.
De confrérie der Coleuvrenieis of Kolveniers werd
eerst in het jaar 1516 ingesteld "bij octrooi van
Keizer Karei V. Te dier tijde waren er te Goes
veel jonge gezellen en andere goede" mannen, die
zich dagelijks oefenden in het schieten met een
»colluvrer," een soort van ond-model geweer. Dezen
hadden »goeden wille en groote begeerte" om, tot
meerder verzekerdheid en verdediging der stad, een
broederschap van drieëndertig personen opterichten.
Zj deden daartoe aan burgemeesters en schepenen
een verzoek, die dit op hunne beurt weder voor
droegen aan den Keizer. Karei verleende zijn toe
stemming onder voorwaarde, dat zij altijd gereed
zouden zijn te dienen, als zij daartoe van zijnent
wege werden aangezocht, en dat zij altijd gereed
zouden zijn tot verdediging der stad, waar men hen
ook noodig zou hebben. Zij mochten zich kleederen
laten maken van gelijken vorm, zich versieren met
eenige parure en de noodige wapenen dragen, 't
Was hun echter verboden om kwansuis als broe
derschap bij kermissen, bruiloften enz. buiten bun
hof vergaderingen te houden. Ja, zelfs daarbinnen
mochten zij dit niet dan met toestemming van bal
juw en wethouderschap.
Het hof der kolveniers stond in de Wijngaard
straat tegenover de St. Adriaanstraat, ter plaatse
waar zich nu de christelijke school bevindt. Tot
schutsheer of patroon hadden zij den heiligen Adriaan
gekozen, naar wien laatstgenoemd straatje zijn naam
ontving. Op St. Adriaansdag, d. 1. den eersten
Zondag in Februari, vierden zij dan ook hun jaar-
lijksch feest, waarbij zij van de stad, evenals de
andere confrérieën, een schaapsbuik ontvingen of in
plaats daarvan twee pieters.
Ook kregen zij van de regeering elk jaar drie
schellingen voor iederen schutter tot het maken van
zijn parure, bij elke opschote twee schellingen en
tien grooten per persoon, en telkens als de accijns
verpacht werd, iedere maand twee schellingen. Deze
laatste voorrechten hadden zij althans in naam, maar
inderdaad kwam dit niet altijd goed terecht.
Aanvankelijk was het getal dezer schutters, zooals
ik zeide, drie-en-dertigmaar in het jaar 1612 werd
het gebracht op een-en-veertig. Bij dit gilde sloten
zich de fatsoenlijkste en deftigste burgers aan dit
was zeker wel de reden, waarom deze confrérie zich
meer dan de andere met de publieke zaken bemoeide.
Haar wapen bestond uit twee gekruiste roeren of
geweren met de zinspreuk»Altjd in roere". Nu,
roerig waren de leden, als men het nl. zóó opvat,
dat ze zich met zooveel vrucht in den wapenhandel
oefenden, dat zij in 1627, toen de Spanjaarden bij
Vinkenisse geland waren, dezen tegen trokken en
hen op de vlucht dreven.
Zeide ik zoo even, dat het hof der kolveniers in
de Wijngaardstraat stond, dit was niet van den be
ginne zoo geweest. Het eerste bevond zich bij de
voormalige Koepoort. Maar evenmin als de band
boogschutters mochten zij hier een blijvende plaats
hebbenwant in 1589 waren de wallen te dier
plaatse zoo vervallen geraakt, dat dringend herstel
noodig werd en bij dat herstel viel ook het schut
tershof onder den moker. Na dien tijd zwierven zij
her- en derwaarts in herbergen, tot zij in 1618 aan
de stadsregeering verzochten, hun intrek te mogen
nemen in het oude Patershof aan de Beestenmarkt.
Dit werd hun geweigerd, zoodat zij toen gingen uitzien
naar een geschikt gebouw, dat zij zouden kunnen koo-
pen. Iets van dien aard in de Wijngaardstraat beviel
hun doch het bestaande moest omvergehaald en een
nieuw gebouw moest uit de puinen verrijzen, glorie
rijker en omstraald met meerder glans dan een der
andere confrérieën zou kunnen aanwijzen. Maar
helaas, de broeders zaten neder, zij overrekenden
de kosten en zaten weder neder, doch nu in zak
en assche. Want hunne middelen reikten niet toe,
om »den timmer tot een heerlijk gebouw en ver
siersel dezer stede te doen strekken", ook niet al
gaf ieder schutter zeventien pond, dertien schellingen
en vier grooten. Dan in godsnaam maar een bedel
brief naar den raad der stad gezonden. Metheuscke
minzaamheid legde deze den broederen een som van
zevenhondardvijftig pond toe.
Het schijnt echter, dat het grootsche werk maar
niet gedaan kon komen, meer dan één der schutters
toch bleef nalatig in het betalen van zjn deel, hetz j
uit onwil, betzij uit onmacht. Er was voor den
bouw een speciale commissie benoemd en deze be
klaagde zich er over, dat zij tegenover velen dwang
moest gebruiken. Daar nu het werk niet zóóveel
uitstel kon lijden om er mee te wachten, tot de
nalatigen bij procedure tot betaling zouden zijn
verplicht, vroeg en kreeg men van burgemeesters
en schepenen het recht de weerspannigen te doen
gijzelen.
Dat er tegenstand was, viel niet zoo geheel te
verwonderen. De bouw was aangenomen door Pieter
Smits uit Antwerpen voor 1970, het timmerwerk
door Marcus Anthonisz uit Antwerpen voor 275
pond, het leveren van blauwe en witte steenen,
kozijnen en drempels door Jean De Moulin uit Ant
werpen voor 8500, de glazen door Jan Dignusz
te Goes voor 46 pond, het ijzerwerk door Balten
Puisse en Cornelis Hendriksz te Goes voor een som
geli) k 't werk geleverd werd". Bij slot van rekening
kreeg de aannemer nog voor buitengewoon werk
125 pond. Het totaal der rekening beliep omstreeks
drieduizend pond; zeker een ongehoorde som. En
niet alleen, dat dit bedrag buitengewoon hoog was,
ook dat het voornaamste werk aan niet-Goesenaars
gegund werd, vervulde menig gemoed met bitterheid.
Op den 25 Februari 1619 werd de eerste steen
gelegd door Willem, zoon van mr. Jacob Peckius;
Jan, zoon van jhr. Jan Petrus van Cats en Dignus,
zoon van Dignus Keetlaer. De aannemer met zijn
knechts kregen vanwege de confrérie een dubbelen
Nederlandschen rijder, ter waarde van 37 schellingen
en 8 grooten. De hoofdman en de twee dekens
gaven ieder uit eigen middelen aan aannemer en
knechts een half vat dubbel bier ter waarde van
vijftien schellingen.
Nog enkele bijzonderheden omtrent de kolveniers
bewaar ik tot een volgende maal.
BAYO.
Uit Ter-Neuzen wordt van 7 Dec. gemeld
Heden kwam alhier ter reede, ten anker komende
in het Pas van Neuzen, het Duitsche stoomschip
»Ella Woermann", van Hamburg naar Boma, in
den Congostaat, bestemd, teneinde daar een aantal
passegiers, onder welke vele Belgische liefdezusters,
in te nemen.
Aan het station Venloo zat Zaterdagavond een
remmer van Maastricht zijn boterham te gebruiken
in een pakwagenbij het rangeeren werd plotseling
een andere wagen daartegen gestootende schok
daardoor teweeggebracht was zóo hevig, dat de
remmer eruit geslingerd werd. Hij viel zoo onge
lukkig, dat hij een paar uren later aan de gevolgen
overleed.
Twee kinderen, van 6 en 11/3 jaar, van een
landbouwer te Slek, gemeente Echt, waren Zaterdag
alleen tehuis. Het jongste, dat in eene wieg lag,
geraakte in brand, naar men vermoedt heeft het
oudste de wieg in brand gestoken. Kort na terug
keer der ouders stierf bet kind tengevolge der be
komen brandwonden.
Te Amsterdam zal eene academie voor kappers
gevestigd worden door de Kappersvereeniging.
Ons land telt ruim 66000 personen, die tot
geen kerkgenootschap behooren, waarvan ruim 36000
mannen en ruim 29000 vrouwen.
Daarenboven is er van 2774 mannen en vrouwen
de godsdienstige gezindheid niet bekend.
Het standbeeld van Jan Pieterszoon Koen zal
te Hoorn geplaatst worden op den Rooden Steen,
met het gelaat naar de Havensteeg gekeerd. Naar
alle waarschijnlijkheid zal het onthuld worden in
het voorjaar van 1893. Het ontwerp in gips is thans
voor 2/3 voltooid.
Maandagnacht is op de Ooster-Schelde nabij
Bergen-op-Zoom een visschersvaartuig vergaan. De
bemanning bestaande uit vader en zoon heeft zich
weten te redden.
Het vaartuig is totaal weg.
Den 1 December is te Kapellebrug-Clinge een
brievenbus geplaatst. Toen zij den volgenden dag
geopend werd bleek zij te bevatten een^
boterham. (T.-N. Ct.)
Zekere Y. te Tilburg is dezer dagen aan een
groot gevaar ontsnapt. Nauwelijks had hij het vee
uit den stal gebracht of deze stortte met geweld in
elkaar, zoodat de op den zolder geplaatste 15.000
pond hooi en eenige lasten haver naar beneden kwamen.
De Chronicle verneemt uit Shanghai dat de
gemelde nederlaag der muiters algemeen verplet
terend wordt genoemd. De veldslag vond plaats op
15 mijlen van Choyang, hetwelk daarna door de
keizerlijken werd bezet. De keizerljke troepen tel
den 4500, onder generaal Niehde opstandelingen
3000, maar dezen meerendeels geharde, dappere rui
ters, waarvan de troepen er veel minder hadden.
De keizerljke generaal poogde de rebellen in den
rug te komen, hetgeen dezen verjdelden door tel
kens van terrein te veranderen. De opstandelingen
en de keizerl jken vochten vele uren lang eenen ver
bitterden strijd. De opstandelingen behaalden in het
begin een voordeel, daar zj de keizerljken terug
wierpen, doch laatstgenoemden herzamelden zich en
voerden eene schitterende charge uit. Onder de ge
wonden was de opperbevelhebber, waardoor de ge
lederen der rebellen werden gebroken. Hun voetvolk
werd eenvoudig neergemaaid1100 werden erover
de kling gejaagd, terwijl de ruiters der rebellen
vurend naar het gebergte teruggingen, slechts flauw
door de keizerljke troepen achtervolgd. De terug
trekkende opstandelingen spaarden niets en niemand,
verbrandend, plunderend en uitmoordend de dorpen
onderweg. De opstandelingen die in de handen der
keizerljken vielen, werden dadeljk afgemaakt. De
keizerljke generaal bescbrjft de houding der troe
pen als bewonderenswaardig en de regeeringsmannen
jubelen over de zegepraal. Het cjfer der vermoorde
christenen wordt thans op 500 geraamddat der
gedoode Europeanen is nog onbekend. Tjdens de nu
bedwongen schjnende beweging heerscht een schrik
bewind en eene ware bloed-orgie. Zelfs de weesbui
zen, door de zendelingen gesticht, werden verwoest
en aangestoken 11a een algemeen bloedbad. Afschu-
weljke tooneelen vonden plaats op de straatwegen,
waarlangs de overgebleven christenen poogden te
ontvluchten. Yelen kwamen om van gebrek en hunne
Ijken werden door honden verslonden. Door Li-
hungchang ontvangen berichten melden, dat de kei
zerljke troepen kampeeren nabj het slagveld. De
regeering kondigde de krjgswet in Mantjoerie af.
De Chineesche legatie te Londen heeft een officiëel
bericht ontvangen, de bevestiging inhoudende dat
de opstand in Mongolië gedempt is.
De influenza heerschte den laatsten tjd zeer
sterk te Berljn en dikwjls met longontsteking ver-
zeld. Yerscheidene geneesmiddelen werden aange
wend, de meesten bleven echter zonder uitwerking.
Het best voldeed nog een mengsel van zes druppels
pepermuntolie met dubbel koolzure soda en chinine.
Alle geneesheeren z jn het eens, dat de natte weers
gesteldheid der laatste weken er veel toe heeft bj-
gedragen de kwaal uitbreiding te geven en dat de
epidemie niet zal ophouden, voor er koud weder
invalt.
De Czaar heeft, naar de Jewish Chronicle uit
zeer goede bron verneemt, toen hem onlangs nieuwe
besluiten voor de Jodenvervolging werden voorge
legd, de stukken verscheurd. Het blad heeft reden
de schoonzuster van den Czaar, de PrinséB van Wales,
die langen tjd aan het Russische Hof logeerde, daar
voor dankbaar te zjn.
Eenige weken geleden brandde, te Bagnères-
de-Bigorre een villa, die den vorigen winter door
den eigenaar Jardel bewoond was en thans leeg
stond, bjna geheel af. Over de oorzaken van den
brand ontstonden zware vermoedens. Een onderzoek
der justitie bracht aan het licht, dat de brand aan
kwaadwilligheid was te wjten. In het gedeelte dei-
villa, dat nog was bijven staan, vond men de ka
mers in de grootste wanorde, leege flesschen onder
de tafels. Een corset, in een der kamers gevonden,
bewees dat er ook dames aanwezig waren geweest.
Weldra werd een jongmensch, Henri Huyssens, ge
arresteerd deze jonge man is 26 jaren oud en zoon
van een rjke familie te Bagnères.
Eenige dagen daarna vond men een jong meisje
van 17 jaren, Lucette Sylvia, in het bezit van een
armband, door den eigenaar der villa als zjn eigen
dom herkend. Zj deelde mede, dat een huis te
Bagnères door een bende van verscheiden jonge
mannen en meisjes was geplunderd en verbrand,
doch beweerde de namen van deze lieden niet te
kennen. De justitie bad echter nog niet genoeg
verrassingen gehad. Op zekeren dag werd de aan
dacht van den cipier van het huis van bewaring
gevestigd op den minnaar der schoone Sylvia, die
onder de vensters der gevangenis de romance uit
de Dragons de Villars" zong:
Ne parle pas, Sylvia, je t'en supplie
Car me trahir, etc.
Hj lette goed op en vond weldra op de binnen
plaats der gevangenis een aardappel, waaraan een
briefje was bevestigd, waarin den beiden gevangenen
werd medegedeeld, dat des nachts een touw over
den muur zou geworpen worden, waardoor zj in
staat werden gesteld om te vluchten. Dit ontvluch
tingsplan werd ver jdeld en twee nieuwe arrestatiën
werden gedaan, nl. van de heeren Louis d'Uzer,
zoon van den president der rechtbank te Lourdes,
26 jaren oud, en Estingoy, 22 jaren oud, zoon van
een inspecteur bj het boschwezen. Spoedig vernam
men dat zj twee medeplichtigen hadden, twee be
kende vrouwen uit Bagnères, madame Alice Bon-
nemaison, weduwe van den heer Piet en madame
F., echtgenoote van een leeraar aan het lyceum.
De stand der beschuldigden maakte de zaak tot
een schandaal, nog vergroot door het verhaal der
tooneelen, die in de villa zouden hebben plaatsge
had. De geheele wjnkelder van den heer Jardel was
geledigd en de kostbaarheden waren verpand in
de banken van leening te Toulouse en Pau.
Om hun misdaad te verbergen hadden de daders
de villa in brand gestoken. Teneinde zich tegen ver
raad te beveiligen, was afgesproken, dat diegene,
die de zaak aanbracht, door zjn medeplichtigen zou
worden gedood.
De dynamiet-ontploffing te New-York bracht
begrjpeljkerwjze groote opschudding in Broadway
te weeg. Het geluid van den schok deed aan dat
van een kanonschot denken. De voorb jgangers zagen
het hoekhuis van de rechterstraat waarin vele kan
toren zjn gevestigd, hevig wankelen en rook- en
stofwolken er uit opstjgen. Onder het verbrj zelen
van alle vensters werd het lichaam van een man
door een der ramen geslingerdhet viel op het
trottoir. Een oogenblik ademde de man nog, maar
weldra was b j een Ijk. Kort daarna werden eenige
zwaar gewonden het gebouw uitgedragen. Onder
hen was de grijze Russel Sage, die aanvankeljk
sprakeloos, ten slotte de volgende verklaring gaf:
»Twee mj onbekende personen zjn in mijn kantoor
gekomen; zj eischten onmiddelljke betaling van
een mill oen dollarsik vraagde eenigen tjd om te
beradeneen van de mannen opende een zwart
valies, nam daar iets uit en wierp het tegen den
muur Van wat daarna is geschied, herinner
ik mj niets meer.
Men gelooft, dat de onbekenden beiden gedood
zjn; een hunner moet de man zjn, die uit het
venster werd geslingerd.
Dat de heer Russel Sage zelf is gered, schjnt
wonderbaarljkde andere personen van zjn kantoor
toch zjn gedood. De aanblik dien zjn bureaux
bieden moet verschrikkeljk zjn. Het kantoor is
niets meer dan een overal met bloed bespatte bouw
val, waarin men menscheljke ledematen verspreid
ziet liggen.
De overtuiging wint veld, dat de twee binnen
dringers krankzinnigen waren, aan een gesticht ont
snapt. De heer Russel Sage moet dreigbrieven omt-
vangen hebben, onderteekend Walsh, waarin de be
taling van 1,200,000 dollars werd geëischt, met
welke som de schrijver in staat zou gesteld zjn
twee weduwen te huwen, die een proces over mil-
lioenen voerdenDe schrijver moet niet Walsh
maar Wilson heeten en een oud-hotelhouder uit
Lake George zjn; hj werd in meer dan éen ge-
Sticht opgesloten, maar telkens ontslagen of hj
wist te ontsnappen en zond toen verscheidene dreig
brieven rond in den trant van dien aan Russel
Sage.
Een neger, die als slaaf aan een broeder van
den vroegeren President der Vereenigde Staten Jeffer
son Davis toebehoorde, heeft den bjbel in deSheetswa-
taal vertaald. De geleerde zwarte studeerde aan een
universiteit voor geesteljke. Hj is de eerste, die
een proef heeft genomen om voor de Sheetswa-taal
een schrift uit te vinden. Deze taal wordt in een
groot deel van Afrika gesproken en heeft veel woorden
aan het Zoeloesch ontleend. Het is de 239ste taal,
waarin de bjbel vertaald is.
Yolgens bericht uit Konstantinopel is er onder
de officieren eene samenzwering ontdekt tot ont
troning van den Sultan. Yele arrestatiën zouden
hebben plaats gehad, waaronder ook die van des
Sultans adjudant. De gearresteerde hoofdpersoon is
generaal Mehmed Daoed.
De Czaar heeft de gouverneurs van alle nood-
ljdende gouvernementen naar Petersburg ontboden,
om deze week te overleggen met het hoofdcomité
en den Minister van Openbare Werken over de beste
Onder het opschrift »eene Indische anecdote'1
bevat de Arnh. Ct. het volgende
Een dief uit Hindostan, die voor zjne misdaad
ter dood veroordeeld werd, dacht een listig middel
gevonden te hebben, waarmede hj zjn leven zou
kunnen redden. Hj zeide tot den cipier zjner ge
vangenis, dat hj in het bezit was van een zeer ge
wichtig geheim, dat h j den Koning wenschte toe te
vertrouwenzoodra dit geschied was zou h j bereid
zjn te sterven.
Toen de Koning deze mededeeling vernam, beval
h j den veroordeelden misdadiger voor hem te bren
gen. Dit gebeurde en de gevangene verklaarde, dat
hj het geheim wist om boomen te latea groeien,
waarvan de vruchten uit louter goud bestaan; zeer
gemakkeljk zon hj het bewjs kunnen leveren.
De Koning vond het verhaal eenigszins ongeloof-
Ijk, maar toch wilde hj de gelegenheid niet voorbj
laten gaan en begaf zich in gezelschap van zjnen
eersten Minister, van den priester en van eenige
hooggeplaatste beambten, die in vertrouwen waren
genomen, naar een bepaalde plek in den tuin van
zjn paleis.
De veroordeelde begon allerlei tooverformulieren
uit te spreken ten slotte nam hj een goudstuk en
verklaarde, dat wanneer men het in den grond stak,
er een boom zou groeien, waarvan iedere tak gouden
vruchten zou dragen.
»Maar, voegde hj er bj, het goudstuk moet door
eene hand, die nog nooit iets misdreven heeft, in
den grond gestoken worden. M jne hand is niet on
besmet en daarom laat ik het aan Uwe Majesteit
over.
De Koning nam het goudstuk, hield het aar
zelend in zjne hand en zeide
»lk herinner mj in mjne jeugd dikwjls geld
genomen te hebben, dat mj niet toekwam, uit de
schatten van mjn vader. Ik heb altijd berouw daar
over gehad, maar ik kan niet beweren, dat mjne
hand geheel rein is. Ik geef daarom het goudstuk
aan mjn eersten Minister".
»Het zou jammer zjn de too verkracht te ver
breken, antwoordde deze, na een oogenblik nage
dacht te hebben. Ik ontvang belasting van het volk
en als de verzoeking zóo groot is, hoe kan ik dan
met zekerheid zeggen dat ik wezenljk volkomen
eerljk gebleven ben? Ik acht het daarom beter
het geldstuk aan den gouverneur der citadel te
overhandigen".
»Neen, neen, zeide de laatste angstig, gj weet
toch, dat ik aan onze troepen nog de soldj en ook
de proviand betalen moet. Laat de priester het geld
stuk planten
»0, antwoordde deze, u vergeet dat ik de tien
den heb in te zamelen en voor het bedrag der
offers te zorgen heb
Toen nam de dief weder het woord en zeide
»Uwe Majesteit, het ljdt geen twjfel meer, dat
bj ons in Hindostan geen rechtschapen man meer
te vinden is en daarom moeten allen gehangen
worden, of geen een ook ik niet".
De Koning lachte en het slimme middel van den
dief viel zoozeer in zjn smaak, dat hj dezen genade
schonk.
De te Chicago verschjnende Nederlander van
Yrjdag 20 November schrijft
»Ons Chicago, waar men sedert 1890 geen pok
ziekte gehad heeft, voer een rilling door de leden,
toen het vernam dat het gevaar voor zulk een epi
demie per stoom in aantocht was.
Donderdag toch telegrafeerde men aan onzen stede-
Ijken inspecteur van gezondheid, dr. W are, uit Lan
sing, Mich., dat een trein der Grand Trunkbaan te
5.20 hier zou aankomen met reizigers, onder wie
waarschjnljk pokljders.
De trein kwam. Maar dr. Ware met geheel een
staf van geneeskundigen kwam ook. Te Blue Island
Junction hield de trein stil. De waggons 1ste klasse
waren met toeristen uit Boston, enz. bezet. Een
vluchtige inenting werd hier voldoende geacht. Het
personeel der andere waggons, landverhuizers uit
Duitschland, Rusland, Portugal en Engeland, moest
er anders aan gelooven. Z j werden niet alleen duchtig
ingeënt, maar zoowel hun waggon als hun kleeren
door en door met zwavel en alkohol ontsmet. Ze
waren per stoomboot »Rugia" gekomen en aan boord
hadden zich zeer verdachte ziektegevallen voorgedaan.
't Was lastig en onaangenaam voor die arme rei
zigers, van wie sommigen heel naar Dakota moesten,
maar het was noodzakeljk ter wille van de gezond
heid van Chicago".
Te Parijs is dezer dagen de vjf-en-ze-
ventigjarige barones Dellardweduwe van een
kolonel, in baar woning op den boulevard du Temple
(in het hartje der stad, bj de Place de la Repu-
blique) vermoord. Haar dienstbode, Delphine Houbre,
was uitgegaan voor een boodschap, toen een wel
gekleed jongmensch, met een hoogen hoed en een
advokaatsportefeuille onder den arm, haar vroeg te
spreken. Hj werd door den concierge toegelaten.
Een kwartier later thuiskomende, vond de dienst
bode alles donker. Mevrouw, waar is u?" vraagde
zj, maar kreeg geen antwoord. Zj stak de lamp op
en daar schoot een man met een bebloed mes in de
hand op haar toe, sloeg haar de lamp uit de hand
en stak haar bj herhaling in de keel. Nochtans
slaagde zj er in een venster te bereiken en om hulp
te roepen. Middelerwijl ging de ander de trap af,
zeide in het voorb jgaan tot den conciergeSluit
de deur, er zjn dieven in huis 1" en ging bedaard
been. Vervolgens kwam ook Delphine beneden en
viel bewusteloos neer. Men vond de barones op den
grond, het hoofd, bjna van den romp gescheiden en
de meubels in het salon opengebroken. Terwjl men
aan het onderzoeken was, kwam er een briefje van
baron Dellard, die bj zjn moeder woonde, haar
meldende, dat hj fcit eten bleef. Het wapen des
moordenaars is gevonden, een voorsnjmes van 37
I centimeter. Men begrjpt welk een opschudding de
daad in de gansche buurt heeft verwekt. Men hoopt
de dienstbode in het leven te behouden.
In een mjngang van de steenkolenmjn-maat-
schappj van St. Etienne heeft een ontploffing van