UIT DE OUDE DOOS. Gemengde Berichten. j wjze om dem nood te bestrjden, werk te verschaffen en het vervoer van levensmiddelen. WÊÊÊM De Kolveniers. De confrérie der Coleuvrenieis of Kolveniers werd eerst in het jaar 1516 ingesteld "bij octrooi van Keizer Karei V. Te dier tijde waren er te Goes veel jonge gezellen en andere goede" mannen, die zich dagelijks oefenden in het schieten met een »colluvrer," een soort van ond-model geweer. Dezen hadden »goeden wille en groote begeerte" om, tot meerder verzekerdheid en verdediging der stad, een broederschap van drieëndertig personen opterichten. Zj deden daartoe aan burgemeesters en schepenen een verzoek, die dit op hunne beurt weder voor droegen aan den Keizer. Karei verleende zijn toe stemming onder voorwaarde, dat zij altijd gereed zouden zijn te dienen, als zij daartoe van zijnent wege werden aangezocht, en dat zij altijd gereed zouden zijn tot verdediging der stad, waar men hen ook noodig zou hebben. Zij mochten zich kleederen laten maken van gelijken vorm, zich versieren met eenige parure en de noodige wapenen dragen, 't Was hun echter verboden om kwansuis als broe derschap bij kermissen, bruiloften enz. buiten bun hof vergaderingen te houden. Ja, zelfs daarbinnen mochten zij dit niet dan met toestemming van bal juw en wethouderschap. Het hof der kolveniers stond in de Wijngaard straat tegenover de St. Adriaanstraat, ter plaatse waar zich nu de christelijke school bevindt. Tot schutsheer of patroon hadden zij den heiligen Adriaan gekozen, naar wien laatstgenoemd straatje zijn naam ontving. Op St. Adriaansdag, d. 1. den eersten Zondag in Februari, vierden zij dan ook hun jaar- lijksch feest, waarbij zij van de stad, evenals de andere confrérieën, een schaapsbuik ontvingen of in plaats daarvan twee pieters. Ook kregen zij van de regeering elk jaar drie schellingen voor iederen schutter tot het maken van zijn parure, bij elke opschote twee schellingen en tien grooten per persoon, en telkens als de accijns verpacht werd, iedere maand twee schellingen. Deze laatste voorrechten hadden zij althans in naam, maar inderdaad kwam dit niet altijd goed terecht. Aanvankelijk was het getal dezer schutters, zooals ik zeide, drie-en-dertigmaar in het jaar 1612 werd het gebracht op een-en-veertig. Bij dit gilde sloten zich de fatsoenlijkste en deftigste burgers aan dit was zeker wel de reden, waarom deze confrérie zich meer dan de andere met de publieke zaken bemoeide. Haar wapen bestond uit twee gekruiste roeren of geweren met de zinspreuk»Altjd in roere". Nu, roerig waren de leden, als men het nl. zóó opvat, dat ze zich met zooveel vrucht in den wapenhandel oefenden, dat zij in 1627, toen de Spanjaarden bij Vinkenisse geland waren, dezen tegen trokken en hen op de vlucht dreven. Zeide ik zoo even, dat het hof der kolveniers in de Wijngaardstraat stond, dit was niet van den be ginne zoo geweest. Het eerste bevond zich bij de voormalige Koepoort. Maar evenmin als de band boogschutters mochten zij hier een blijvende plaats hebbenwant in 1589 waren de wallen te dier plaatse zoo vervallen geraakt, dat dringend herstel noodig werd en bij dat herstel viel ook het schut tershof onder den moker. Na dien tijd zwierven zij her- en derwaarts in herbergen, tot zij in 1618 aan de stadsregeering verzochten, hun intrek te mogen nemen in het oude Patershof aan de Beestenmarkt. Dit werd hun geweigerd, zoodat zij toen gingen uitzien naar een geschikt gebouw, dat zij zouden kunnen koo- pen. Iets van dien aard in de Wijngaardstraat beviel hun doch het bestaande moest omvergehaald en een nieuw gebouw moest uit de puinen verrijzen, glorie rijker en omstraald met meerder glans dan een der andere confrérieën zou kunnen aanwijzen. Maar helaas, de broeders zaten neder, zij overrekenden de kosten en zaten weder neder, doch nu in zak en assche. Want hunne middelen reikten niet toe, om »den timmer tot een heerlijk gebouw en ver siersel dezer stede te doen strekken", ook niet al gaf ieder schutter zeventien pond, dertien schellingen en vier grooten. Dan in godsnaam maar een bedel brief naar den raad der stad gezonden. Metheuscke minzaamheid legde deze den broederen een som van zevenhondardvijftig pond toe. Het schijnt echter, dat het grootsche werk maar niet gedaan kon komen, meer dan één der schutters toch bleef nalatig in het betalen van zjn deel, hetz j uit onwil, betzij uit onmacht. Er was voor den bouw een speciale commissie benoemd en deze be klaagde zich er over, dat zij tegenover velen dwang moest gebruiken. Daar nu het werk niet zóóveel uitstel kon lijden om er mee te wachten, tot de nalatigen bij procedure tot betaling zouden zijn verplicht, vroeg en kreeg men van burgemeesters en schepenen het recht de weerspannigen te doen gijzelen. Dat er tegenstand was, viel niet zoo geheel te verwonderen. De bouw was aangenomen door Pieter Smits uit Antwerpen voor 1970, het timmerwerk door Marcus Anthonisz uit Antwerpen voor 275 pond, het leveren van blauwe en witte steenen, kozijnen en drempels door Jean De Moulin uit Ant werpen voor 8500, de glazen door Jan Dignusz te Goes voor 46 pond, het ijzerwerk door Balten Puisse en Cornelis Hendriksz te Goes voor een som geli) k 't werk geleverd werd". Bij slot van rekening kreeg de aannemer nog voor buitengewoon werk 125 pond. Het totaal der rekening beliep omstreeks drieduizend pond; zeker een ongehoorde som. En niet alleen, dat dit bedrag buitengewoon hoog was, ook dat het voornaamste werk aan niet-Goesenaars gegund werd, vervulde menig gemoed met bitterheid. Op den 25 Februari 1619 werd de eerste steen gelegd door Willem, zoon van mr. Jacob Peckius; Jan, zoon van jhr. Jan Petrus van Cats en Dignus, zoon van Dignus Keetlaer. De aannemer met zijn knechts kregen vanwege de confrérie een dubbelen Nederlandschen rijder, ter waarde van 37 schellingen en 8 grooten. De hoofdman en de twee dekens gaven ieder uit eigen middelen aan aannemer en knechts een half vat dubbel bier ter waarde van vijftien schellingen. Nog enkele bijzonderheden omtrent de kolveniers bewaar ik tot een volgende maal. BAYO. Uit Ter-Neuzen wordt van 7 Dec. gemeld Heden kwam alhier ter reede, ten anker komende in het Pas van Neuzen, het Duitsche stoomschip »Ella Woermann", van Hamburg naar Boma, in den Congostaat, bestemd, teneinde daar een aantal passegiers, onder welke vele Belgische liefdezusters, in te nemen. Aan het station Venloo zat Zaterdagavond een remmer van Maastricht zijn boterham te gebruiken in een pakwagenbij het rangeeren werd plotseling een andere wagen daartegen gestootende schok daardoor teweeggebracht was zóo hevig, dat de remmer eruit geslingerd werd. Hij viel zoo onge lukkig, dat hij een paar uren later aan de gevolgen overleed. Twee kinderen, van 6 en 11/3 jaar, van een landbouwer te Slek, gemeente Echt, waren Zaterdag alleen tehuis. Het jongste, dat in eene wieg lag, geraakte in brand, naar men vermoedt heeft het oudste de wieg in brand gestoken. Kort na terug keer der ouders stierf bet kind tengevolge der be komen brandwonden. Te Amsterdam zal eene academie voor kappers gevestigd worden door de Kappersvereeniging. Ons land telt ruim 66000 personen, die tot geen kerkgenootschap behooren, waarvan ruim 36000 mannen en ruim 29000 vrouwen. Daarenboven is er van 2774 mannen en vrouwen de godsdienstige gezindheid niet bekend. Het standbeeld van Jan Pieterszoon Koen zal te Hoorn geplaatst worden op den Rooden Steen, met het gelaat naar de Havensteeg gekeerd. Naar alle waarschijnlijkheid zal het onthuld worden in het voorjaar van 1893. Het ontwerp in gips is thans voor 2/3 voltooid. Maandagnacht is op de Ooster-Schelde nabij Bergen-op-Zoom een visschersvaartuig vergaan. De bemanning bestaande uit vader en zoon heeft zich weten te redden. Het vaartuig is totaal weg. Den 1 December is te Kapellebrug-Clinge een brievenbus geplaatst. Toen zij den volgenden dag geopend werd bleek zij te bevatten een^ boterham. (T.-N. Ct.) Zekere Y. te Tilburg is dezer dagen aan een groot gevaar ontsnapt. Nauwelijks had hij het vee uit den stal gebracht of deze stortte met geweld in elkaar, zoodat de op den zolder geplaatste 15.000 pond hooi en eenige lasten haver naar beneden kwamen. De Chronicle verneemt uit Shanghai dat de gemelde nederlaag der muiters algemeen verplet terend wordt genoemd. De veldslag vond plaats op 15 mijlen van Choyang, hetwelk daarna door de keizerlijken werd bezet. De keizerljke troepen tel den 4500, onder generaal Niehde opstandelingen 3000, maar dezen meerendeels geharde, dappere rui ters, waarvan de troepen er veel minder hadden. De keizerljke generaal poogde de rebellen in den rug te komen, hetgeen dezen verjdelden door tel kens van terrein te veranderen. De opstandelingen en de keizerl jken vochten vele uren lang eenen ver bitterden strijd. De opstandelingen behaalden in het begin een voordeel, daar zj de keizerljken terug wierpen, doch laatstgenoemden herzamelden zich en voerden eene schitterende charge uit. Onder de ge wonden was de opperbevelhebber, waardoor de ge lederen der rebellen werden gebroken. Hun voetvolk werd eenvoudig neergemaaid1100 werden erover de kling gejaagd, terwijl de ruiters der rebellen vurend naar het gebergte teruggingen, slechts flauw door de keizerljke troepen achtervolgd. De terug trekkende opstandelingen spaarden niets en niemand, verbrandend, plunderend en uitmoordend de dorpen onderweg. De opstandelingen die in de handen der keizerljken vielen, werden dadeljk afgemaakt. De keizerljke generaal bescbrjft de houding der troe pen als bewonderenswaardig en de regeeringsmannen jubelen over de zegepraal. Het cjfer der vermoorde christenen wordt thans op 500 geraamddat der gedoode Europeanen is nog onbekend. Tjdens de nu bedwongen schjnende beweging heerscht een schrik bewind en eene ware bloed-orgie. Zelfs de weesbui zen, door de zendelingen gesticht, werden verwoest en aangestoken 11a een algemeen bloedbad. Afschu- weljke tooneelen vonden plaats op de straatwegen, waarlangs de overgebleven christenen poogden te ontvluchten. Yelen kwamen om van gebrek en hunne Ijken werden door honden verslonden. Door Li- hungchang ontvangen berichten melden, dat de kei zerljke troepen kampeeren nabj het slagveld. De regeering kondigde de krjgswet in Mantjoerie af. De Chineesche legatie te Londen heeft een officiëel bericht ontvangen, de bevestiging inhoudende dat de opstand in Mongolië gedempt is. De influenza heerschte den laatsten tjd zeer sterk te Berljn en dikwjls met longontsteking ver- zeld. Yerscheidene geneesmiddelen werden aange wend, de meesten bleven echter zonder uitwerking. Het best voldeed nog een mengsel van zes druppels pepermuntolie met dubbel koolzure soda en chinine. Alle geneesheeren z jn het eens, dat de natte weers gesteldheid der laatste weken er veel toe heeft bj- gedragen de kwaal uitbreiding te geven en dat de epidemie niet zal ophouden, voor er koud weder invalt. De Czaar heeft, naar de Jewish Chronicle uit zeer goede bron verneemt, toen hem onlangs nieuwe besluiten voor de Jodenvervolging werden voorge legd, de stukken verscheurd. Het blad heeft reden de schoonzuster van den Czaar, de PrinséB van Wales, die langen tjd aan het Russische Hof logeerde, daar voor dankbaar te zjn. Eenige weken geleden brandde, te Bagnères- de-Bigorre een villa, die den vorigen winter door den eigenaar Jardel bewoond was en thans leeg stond, bjna geheel af. Over de oorzaken van den brand ontstonden zware vermoedens. Een onderzoek der justitie bracht aan het licht, dat de brand aan kwaadwilligheid was te wjten. In het gedeelte dei- villa, dat nog was bijven staan, vond men de ka mers in de grootste wanorde, leege flesschen onder de tafels. Een corset, in een der kamers gevonden, bewees dat er ook dames aanwezig waren geweest. Weldra werd een jongmensch, Henri Huyssens, ge arresteerd deze jonge man is 26 jaren oud en zoon van een rjke familie te Bagnères. Eenige dagen daarna vond men een jong meisje van 17 jaren, Lucette Sylvia, in het bezit van een armband, door den eigenaar der villa als zjn eigen dom herkend. Zj deelde mede, dat een huis te Bagnères door een bende van verscheiden jonge mannen en meisjes was geplunderd en verbrand, doch beweerde de namen van deze lieden niet te kennen. De justitie bad echter nog niet genoeg verrassingen gehad. Op zekeren dag werd de aan dacht van den cipier van het huis van bewaring gevestigd op den minnaar der schoone Sylvia, die onder de vensters der gevangenis de romance uit de Dragons de Villars" zong: Ne parle pas, Sylvia, je t'en supplie Car me trahir, etc. Hj lette goed op en vond weldra op de binnen plaats der gevangenis een aardappel, waaraan een briefje was bevestigd, waarin den beiden gevangenen werd medegedeeld, dat des nachts een touw over den muur zou geworpen worden, waardoor zj in staat werden gesteld om te vluchten. Dit ontvluch tingsplan werd ver jdeld en twee nieuwe arrestatiën werden gedaan, nl. van de heeren Louis d'Uzer, zoon van den president der rechtbank te Lourdes, 26 jaren oud, en Estingoy, 22 jaren oud, zoon van een inspecteur bj het boschwezen. Spoedig vernam men dat zj twee medeplichtigen hadden, twee be kende vrouwen uit Bagnères, madame Alice Bon- nemaison, weduwe van den heer Piet en madame F., echtgenoote van een leeraar aan het lyceum. De stand der beschuldigden maakte de zaak tot een schandaal, nog vergroot door het verhaal der tooneelen, die in de villa zouden hebben plaatsge had. De geheele wjnkelder van den heer Jardel was geledigd en de kostbaarheden waren verpand in de banken van leening te Toulouse en Pau. Om hun misdaad te verbergen hadden de daders de villa in brand gestoken. Teneinde zich tegen ver raad te beveiligen, was afgesproken, dat diegene, die de zaak aanbracht, door zjn medeplichtigen zou worden gedood. De dynamiet-ontploffing te New-York bracht begrjpeljkerwjze groote opschudding in Broadway te weeg. Het geluid van den schok deed aan dat van een kanonschot denken. De voorb jgangers zagen het hoekhuis van de rechterstraat waarin vele kan toren zjn gevestigd, hevig wankelen en rook- en stofwolken er uit opstjgen. Onder het verbrj zelen van alle vensters werd het lichaam van een man door een der ramen geslingerdhet viel op het trottoir. Een oogenblik ademde de man nog, maar weldra was b j een Ijk. Kort daarna werden eenige zwaar gewonden het gebouw uitgedragen. Onder hen was de grijze Russel Sage, die aanvankeljk sprakeloos, ten slotte de volgende verklaring gaf: »Twee mj onbekende personen zjn in mijn kantoor gekomen; zj eischten onmiddelljke betaling van een mill oen dollarsik vraagde eenigen tjd om te beradeneen van de mannen opende een zwart valies, nam daar iets uit en wierp het tegen den muur Van wat daarna is geschied, herinner ik mj niets meer. Men gelooft, dat de onbekenden beiden gedood zjn; een hunner moet de man zjn, die uit het venster werd geslingerd. Dat de heer Russel Sage zelf is gered, schjnt wonderbaarljkde andere personen van zjn kantoor toch zjn gedood. De aanblik dien zjn bureaux bieden moet verschrikkeljk zjn. Het kantoor is niets meer dan een overal met bloed bespatte bouw val, waarin men menscheljke ledematen verspreid ziet liggen. De overtuiging wint veld, dat de twee binnen dringers krankzinnigen waren, aan een gesticht ont snapt. De heer Russel Sage moet dreigbrieven omt- vangen hebben, onderteekend Walsh, waarin de be taling van 1,200,000 dollars werd geëischt, met welke som de schrijver in staat zou gesteld zjn twee weduwen te huwen, die een proces over mil- lioenen voerdenDe schrijver moet niet Walsh maar Wilson heeten en een oud-hotelhouder uit Lake George zjn; hj werd in meer dan éen ge- Sticht opgesloten, maar telkens ontslagen of hj wist te ontsnappen en zond toen verscheidene dreig brieven rond in den trant van dien aan Russel Sage. Een neger, die als slaaf aan een broeder van den vroegeren President der Vereenigde Staten Jeffer son Davis toebehoorde, heeft den bjbel in deSheetswa- taal vertaald. De geleerde zwarte studeerde aan een universiteit voor geesteljke. Hj is de eerste, die een proef heeft genomen om voor de Sheetswa-taal een schrift uit te vinden. Deze taal wordt in een groot deel van Afrika gesproken en heeft veel woorden aan het Zoeloesch ontleend. Het is de 239ste taal, waarin de bjbel vertaald is. Yolgens bericht uit Konstantinopel is er onder de officieren eene samenzwering ontdekt tot ont troning van den Sultan. Yele arrestatiën zouden hebben plaats gehad, waaronder ook die van des Sultans adjudant. De gearresteerde hoofdpersoon is generaal Mehmed Daoed. De Czaar heeft de gouverneurs van alle nood- ljdende gouvernementen naar Petersburg ontboden, om deze week te overleggen met het hoofdcomité en den Minister van Openbare Werken over de beste Onder het opschrift »eene Indische anecdote'1 bevat de Arnh. Ct. het volgende Een dief uit Hindostan, die voor zjne misdaad ter dood veroordeeld werd, dacht een listig middel gevonden te hebben, waarmede hj zjn leven zou kunnen redden. Hj zeide tot den cipier zjner ge vangenis, dat hj in het bezit was van een zeer ge wichtig geheim, dat h j den Koning wenschte toe te vertrouwenzoodra dit geschied was zou h j bereid zjn te sterven. Toen de Koning deze mededeeling vernam, beval h j den veroordeelden misdadiger voor hem te bren gen. Dit gebeurde en de gevangene verklaarde, dat hj het geheim wist om boomen te latea groeien, waarvan de vruchten uit louter goud bestaan; zeer gemakkeljk zon hj het bewjs kunnen leveren. De Koning vond het verhaal eenigszins ongeloof- Ijk, maar toch wilde hj de gelegenheid niet voorbj laten gaan en begaf zich in gezelschap van zjnen eersten Minister, van den priester en van eenige hooggeplaatste beambten, die in vertrouwen waren genomen, naar een bepaalde plek in den tuin van zjn paleis. De veroordeelde begon allerlei tooverformulieren uit te spreken ten slotte nam hj een goudstuk en verklaarde, dat wanneer men het in den grond stak, er een boom zou groeien, waarvan iedere tak gouden vruchten zou dragen. »Maar, voegde hj er bj, het goudstuk moet door eene hand, die nog nooit iets misdreven heeft, in den grond gestoken worden. M jne hand is niet on besmet en daarom laat ik het aan Uwe Majesteit over. De Koning nam het goudstuk, hield het aar zelend in zjne hand en zeide »lk herinner mj in mjne jeugd dikwjls geld genomen te hebben, dat mj niet toekwam, uit de schatten van mjn vader. Ik heb altijd berouw daar over gehad, maar ik kan niet beweren, dat mjne hand geheel rein is. Ik geef daarom het goudstuk aan mjn eersten Minister". »Het zou jammer zjn de too verkracht te ver breken, antwoordde deze, na een oogenblik nage dacht te hebben. Ik ontvang belasting van het volk en als de verzoeking zóo groot is, hoe kan ik dan met zekerheid zeggen dat ik wezenljk volkomen eerljk gebleven ben? Ik acht het daarom beter het geldstuk aan den gouverneur der citadel te overhandigen". »Neen, neen, zeide de laatste angstig, gj weet toch, dat ik aan onze troepen nog de soldj en ook de proviand betalen moet. Laat de priester het geld stuk planten »0, antwoordde deze, u vergeet dat ik de tien den heb in te zamelen en voor het bedrag der offers te zorgen heb Toen nam de dief weder het woord en zeide »Uwe Majesteit, het ljdt geen twjfel meer, dat bj ons in Hindostan geen rechtschapen man meer te vinden is en daarom moeten allen gehangen worden, of geen een ook ik niet". De Koning lachte en het slimme middel van den dief viel zoozeer in zjn smaak, dat hj dezen genade schonk. De te Chicago verschjnende Nederlander van Yrjdag 20 November schrijft »Ons Chicago, waar men sedert 1890 geen pok ziekte gehad heeft, voer een rilling door de leden, toen het vernam dat het gevaar voor zulk een epi demie per stoom in aantocht was. Donderdag toch telegrafeerde men aan onzen stede- Ijken inspecteur van gezondheid, dr. W are, uit Lan sing, Mich., dat een trein der Grand Trunkbaan te 5.20 hier zou aankomen met reizigers, onder wie waarschjnljk pokljders. De trein kwam. Maar dr. Ware met geheel een staf van geneeskundigen kwam ook. Te Blue Island Junction hield de trein stil. De waggons 1ste klasse waren met toeristen uit Boston, enz. bezet. Een vluchtige inenting werd hier voldoende geacht. Het personeel der andere waggons, landverhuizers uit Duitschland, Rusland, Portugal en Engeland, moest er anders aan gelooven. Z j werden niet alleen duchtig ingeënt, maar zoowel hun waggon als hun kleeren door en door met zwavel en alkohol ontsmet. Ze waren per stoomboot »Rugia" gekomen en aan boord hadden zich zeer verdachte ziektegevallen voorgedaan. 't Was lastig en onaangenaam voor die arme rei zigers, van wie sommigen heel naar Dakota moesten, maar het was noodzakeljk ter wille van de gezond heid van Chicago". Te Parijs is dezer dagen de vjf-en-ze- ventigjarige barones Dellardweduwe van een kolonel, in baar woning op den boulevard du Temple (in het hartje der stad, bj de Place de la Repu- blique) vermoord. Haar dienstbode, Delphine Houbre, was uitgegaan voor een boodschap, toen een wel gekleed jongmensch, met een hoogen hoed en een advokaatsportefeuille onder den arm, haar vroeg te spreken. Hj werd door den concierge toegelaten. Een kwartier later thuiskomende, vond de dienst bode alles donker. Mevrouw, waar is u?" vraagde zj, maar kreeg geen antwoord. Zj stak de lamp op en daar schoot een man met een bebloed mes in de hand op haar toe, sloeg haar de lamp uit de hand en stak haar bj herhaling in de keel. Nochtans slaagde zj er in een venster te bereiken en om hulp te roepen. Middelerwijl ging de ander de trap af, zeide in het voorb jgaan tot den conciergeSluit de deur, er zjn dieven in huis 1" en ging bedaard been. Vervolgens kwam ook Delphine beneden en viel bewusteloos neer. Men vond de barones op den grond, het hoofd, bjna van den romp gescheiden en de meubels in het salon opengebroken. Terwjl men aan het onderzoeken was, kwam er een briefje van baron Dellard, die bj zjn moeder woonde, haar meldende, dat hj fcit eten bleef. Het wapen des moordenaars is gevonden, een voorsnjmes van 37 I centimeter. Men begrjpt welk een opschudding de daad in de gansche buurt heeft verwekt. Men hoopt de dienstbode in het leven te behouden. In een mjngang van de steenkolenmjn-maat- schappj van St. Etienne heeft een ontploffing van

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 2