1891 N°. 143.
Donderdag 3 December.
78sle jaargang.
Nieuwjaarscommissie
xxxvn.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.'
Prijs per kwartaal, zoo. binnen als buiten Goes, j 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending? van advertentiën voor 3 uren op den dag der uitgave.
De prijs 'der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijke- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
GOESCHE
COURANT.
De goede resultaten, welke de bedeeling op den 1 Januari
telken jare beeft opgeleverd, hebben doen besluiten weder de
zoogenoemde
in het leven te roepen. Terwijl de heer J. J. RAMONDT zich
weder bereid verklaarde de leiding der zaken als Voorzitter op
zich te nemen, werden door de onderscheidene instellingen de
onderstaande heeren als leden der commissie aangewezen, t. w.
Barg. Armbestuur dhr. B. M. DEN BOER;
Hervormde Diaconie C. MARINISSE;
R. K. Par. Armb. P. A. VAN ACKER;
Com. v. d. (Ec. Spysaitd. I. 1). FRANSEN VAN DE
PUTTE
en is de heer A. A. VAN DELLEN, commies ter secretarie,
aan de commissie toegevoegd, om het schrijfwerk te verrichten.
Deze commissie zal op DONDERDAG DEN 10 DECEMBER
a. a. de bijdragen der ingezetenen inzamelen en Burgemeester
en Wethouders gelooven, dat met het oog op de opbrengst der
collecte iu het vorige jaar, een woord van opwekking tot het
verleenen eener ruime bijdrage niet overbodig raag heften. Zij
vertrouwen, dat de ingezetenen gaarne bij den aanvang des
jaars aan armen eene bedeeliug zullen willen bereiden.
Goes, den 2 December 1891.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Brieven uit de Ganzestad.
Aan
de redactie van dit blad.
Geachte Heeren
»Een vriend, die mij mijne feilen toont, is mjj
altijd aangenaam" aldus schreef ik in mijn jongsten
brief aan »mijne trouwe lezeres" te Elders". In de
hoop, dat gij met een gerust geweten eene zelfde
verklaring zult kunnen en willen afleggen, neem ik
de vrijheid u een oogenblik te interpelleeren over
uw verslag omtrent het jongste concert van het
harmoniegezelschap Hosanna" alhier.
Gij weet, dat ik ook de vorige uitvoering van
deze vereeniging heb bijgewoond, en dat mij toen
reeds de vingers jeukten om mijn oordeel daarover
uit te spreken. Toen heeft uwe bekende zachtmoe
digheid de overwinning behaald op mijne ergernis
en heb ik het stilzwijgen bewaard. Maar nu uwe
recensie omtrent de laatste uitvoering zoo bij uit
stek gunstig was, speciaal wat betreft de bouding
van publiek en executanten, acht ik bet thans
plicht mijne denkbeelden tegenover de uwe te stellen,
hopende, dat mijn schrijven, hoewel eenigermate tegen
u gericht, eene plaats in uwe kolommen zal mogen
verwerven.
Want inderdaad, geachte redactieuit het inge
zonden stuk van den heer De Jonge in uw vorig
nommer blijkt, hoe het met de christelijkheid" zoo
als de niet-modernen die opvatten bij de christe
lijke" jongelingschap is gesteld, althans in verband met
de eigenaardige beginselen, die zij beet te belijden.
Hoe kan het ook anders Het bekende gezegde
»een mensch is geen snijboon" bevat in al zijn plat
heid veel waars en juist daarom is een hoog moreel©
ontwikkeling alleen in staat weerstand te bieden
aan al de verleidingen dezer wereld, die evenals het
liegen en bedriegen in den 43sten Zondag van den
Heidelbergschen Catechismus eigen werken des Dui
vels" zijn. Maar juist die hoog moreele ontwikkeling,
waarnaar alle menschen streven moeten, maar die
zoo weinigen, uit welken stand ook, hereiken, omdat
van nature »de geest gewillig, maar hetvleesch zoo
zwak" is, die ontwikkeling ontbreekt den meesten
Christenen" evengoed als den meesten van hen,
die zij in hunne Christelijkheid den Christennaam
onwaardig keuren.
Het is evenwel niet omdat zij evenals hunne mede-
menschen in zwakheid des vleesches op dit onder-
maansche rondwandelen, dat ik de leden van Ho
sanna" of het publiek, dat hunne concerten bezoekt,
wil lastig vallen maar wel teeken ik protest ertegen
aan, dat die uitvoeringen als Christenfeesten, dat
die muziek als Christelijke muziek wordt gewaar
merkt. Ik wensch te vragen: wat het christelijk
kenmerk was b. v. van den overigens niet onverdien-
stelijken Vaandelmarsch'van den directeur, of van
de Barcarolle", welke dien avond werd ten gehoore
gebracht. De muziek zal wel dezelfde zijn als wan
neer b. v. »Euphonia" haar uitvoert en de instru
menten brengen toch zeker ook niet de christelijkheid
met zich. Als men er, zelfs op een zendingsfeest,
niet al te vast meö op de beenen staat, valt men
die instrumenten even plat als niet-christelijke. Welnu,
dan blijft alleen de adem van den speler over om
die christelijkheid aan te brengen, maar dan zal hij
toch wel in de eerste plaats moeten zijn de adem
van een reine, nagenoeg den Reine gelijk. En zonder
•enig lid van Hosanna" in het bijzonder iets onaan
genaams te willen zeggen of een hunner te willen
taxeeren, zal toch wel niemand den euvelen moed
hebben dien toets te doorstaan.
Maar juist daarom acht ik het heiligschennend
spotten, wanneer De Zeeuw concerten als die van
Hosanna" eene poging noemt »om de edele gave
der tonen, die sinds lang alleen in de macht en den
dienst der wereld was, ook weder in den dienst
des Heeren te stellen", en naar aanleiding van zulk
een concert zegt: Alleen dan zal de christelijke
kunst weer in eere komen, wanneer zij ook christe
lijk beoefend en bewonderd wordt dat isals eene
vriendelijke gave Gods, uit Hem, maar dan ook door
en tot Hem uittevoeren."
Er was niets bijzonder christelijks aan het concert,
tenzij men als zoodanig wil doen gelden die enkele
nummers van het programma, die min of meer
gewijde muziek bevattenmaar voor het overige was
de uitvoering, zoowel voor de leden van Hosanna"
als voor het talrijk publiek, eenvoudig wat De Zeeuw
noemt»een pretje en niets meer."
Waarom ook niet? Ieder mensch heeft behoefte
aan ontspanning en daarom is het begrijpelijk, dat
elk daarnaar haakt op zijn tijd. Dat dus ook de
»christelijken" trachten op hun beurt een zeer
gepast pretje" te hebben, wie zal dat lakenmaar
dat men dan, wanneer die pretjes" als twee droppels
water gelijken op die van >niet-christelijken", het
niet doe voorkomen alsof die laatsten uit den booze
zijn, en de anderen worden genoten »in den dienst
Gods."
Want niet alleen, dat in de muziek schier geen
verschil viel op te merken met concerten van andere
vereenigingen, maar ook de houding van het publiek
gaf geen bijzonder karakter aan den feestavond. De
vorige maal was dit wel het geval, maar waardoor
toen de avond werd gekenmerkt durf ik hier niet
zeggen. Thans was dit anders en er heerschte eene
gepaste, maar ongedwongen feeststemming. Doch is
dit op andere concerten dan niet evenzeer het geval
Ja, ik weet wel, bij die gelegenheden wordt niet
aangekondigd dat geen sterkedrank zal worden ge
schonken, zooals bij de uitvoeringen van Hosanna"
maar ook weet ik, dat op de wereldsche" concerten
vrij wat minder rum in den vorm van punch wordt
getapt, dan jl. Donderdagavond, want toen was die
hoeveelheid slechts bij flesschen te tellen.
Of zat het christelijke van Hosanna's uitvoering
wellicht in het gebed of de dankzegging van den
voorzitter, door De Zeeuw hoogst eerbiedig genoemd
»wat daarna geschiedde"? 't Is mogelijkmaar toch
zou ik den voorzitter wel willen in overweging geven
dit in het vervolg na te laten, want hij zal mij wel
willen toegeven, dat het een zonderlingen indruk
maakt en weinig getuigt van innerlijk gevoelde hei
liging, wanneer het gegons van honderden stemmen
een oogenblik wordt onderdrukt door een zacht ge
mompeld en daarom bijna onhoorbaar gebed, om
dadelijk gevolgd te worden door eene vroolijk snap
pende en schertsende menigte van menschen, die
elkander verdringen om het eerst de zaal te verlaten.
Geachte redactie, ik ga dezen brief eindigen. Den
heer P. De Jonge ken ik niet anders dan van aan
gezicht en ik weet dus niet in hoeverre zijn scbrijven
in uw vorig nommer waarheid bevat. Daarover der
halve mijnerzijds geen woord. Ik heb alleen willen
betoogen, dat de uitvoeringen van »Hosanna" niets
bijzonder christelijks hebben om de eenvoudige reden,
dat sommige muziek misschien christelijk kan zijn
door haar bijzonder karakter, maar dat in bet alge
meen muziek niet christelijk wordt noch door het
gehalte der uitvoerders noch door dat van het publiek
ik heb slechts willen aantoonen, iets waarvan elk
christen" zich zonder schade voor zijne ziel kan
overtuigen, dat een concert b. v. van Excelsior"
even christelijk of even weinig christelijk is
als een van Hosanna"; ik heb eindelijk willen be
wijzen en ik hoop, dat mij dit gelukt is, dat
het publiek van beiderlei uitvoeringen zich tamelijk
wel op dezelfde wijze gedraagt, wanneer men althans
niet dat van het vorige Hosanna"-concert als
maatstaf neemt, en buiten rekening laat, dat op de
uitvoering van jl. Donderdag in de zalen en gangen
tijdens de pauze commissarissen van orde waren
opgesteld, een maatregel die bij niet-christelijke con
certen niet behoeft genomen te worden.
Geloof mij, steeds dankbaar voor uwe welwillend
heid jegens mij,
Uw. dw. dr.
Adspirant
GOES, 2 December 1891.
De brief van onzen geachten vriend Adsprirant3
in dit nummer voorkomende geeft ons aanleiding tot
eene enkele opmerking, namelijk dezedat wij ons
bij de bespreking van het concert van Hosanna"
zorgvuldig onthouden hebben van te gewagen van
het christelijk karakter zoowel van de muziek, als van
de executanten of het publiek. Wij deelen volkomen
het gevoelen van den briefschrijver, dat de uitvoering
geen enkel bijzonder christelijk karakter droeg en
dit ook niet dragen kon. Het eenige wat wij hebben
aangestipt ter wille van de waarheid is, dat er dit
maal jn tegenstelling van bij het vorige concert
niets onchristelijks" viel waartenemen.
Opmerkelijk is het overigens, dat op de concerten
van Hosanna" zoovele bekende t> christenen" uit
onze stad schitteren door hunne afwezigheid. Zou
dit alleen toeval zijn
De heer J. A. Sturm F z. te Goes is met
ingang van 1 Dec. benoemd tot surnumerair bij de
Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen
en als zoodanig geplaatst bij de centrale controle
aan het hoofdbureau te Utrecht. (T. N. Ct.)
Door den Minister van Marine wordt aan zee
varenden kennis gegeven, dat den 3 December (mor
gen) te Borsele twee nieuwe geleideliehten zullen
worden ontstoken.
Middelburg. De verkoop der stoombarge
is uitgesteld, daar de eigenaar voldaan heeft aan een
wensch van ingezetenen, die pogingen in 't werk
stellen den geheelen bargedienst te koopen voor
ƒ25,000; reeds zijn 79 aandeelen ad 100 geno
men in een kapitaal van ƒ50,000 voor eene op te
richten naamlooze vennootschap tot exploitatie van
den stoomhargedienst MiddelburgYlissingen.
De schrijver van het Kameroverzicht in de
N. R. Ct. zegt in zijn verslag omtrent de zitting
van gisteren
De heer Tydens kan tevreden zijn over het succes,
dat hij met zijne motie behaalde. Wij hebben deze
motie toch van den beginne af aan beschouwd als
een gevolg van de noodzakelijkheid, waarin deze
afgevaardigde na zijn vermaarde redevoeringen in
den tijd der verkiezingen zich bevond, om in de
Kamer te toonen, dat hij heel wat anders was dan
die liberalen, aan wie eigenlijk niets goeds te vinden
was. Welnu, dan kon hem immers niets aangenamer
zijn dan alleen te blijven staan bij de stemming
over zijne motie, gelijk heden geschiedde, toen zij
met 80 tegen 1 stem werd verworpen. Beter kon nooit
uitkomen, hoe groot de klove is, die hem van die
onbetrouwbare liberalen scheidt.
Het bleek uit de nadere toelichting, die de Kamer
heden van de motie mocht vernemen, dat de heer
Tydens al lang daarvan zwanger was gegaan. Bij het
debat over het adres van antwoord op de troonrede
had hij reeds het voornemen gehad haar te stellen
maar waarschijnlijk was het wicht toen nog niet vol
dragen en moest de juiste tijd worden afgewacht. Dat
het wichtje er heel fraai uitzag, zal echter wel niemand
beweren. De heeren Van der Kaaij en Schaepman
vonden het zoo weinig mooi, dat zij het maar beter
achtten er niets van te zeggen, maar het zoo spoedig
mogelijk eene eerlijke begrafenis te bezorgen. De
heer Lieftinck mompelde zoo iets van Sequah-olie.
Wie er vóór de teraardebestelling nog de meeste
aandacht aan schonk was de heer Poelman. Maar
och, wat een gebreken had deze er aan opgemerkt
clair-obscuur, onlogisch, onredelijk, onpractisch en
ongeschikt voor behandelingzoo luidde zijn oordeel.
De heer Tydens kon het er alvast meó doen, en
achtte het maar beter geen poging te wagen om
een van de gebreken van zijn kindeke tegen te
spreken. Toch kon hij er ook niet toe komen om
den verstandigen raad van den heer Hartogh te
volgen en het in alle stilte zelf te begraven. Hij
stond er blijkbaar op, dat de geheele Kamer daarbij
adsisteerde."
De N. Rt Ct. ontving van den heer De Stuers
het volgende schrijven
In de N. R. Ct. van 29 November is een bericht
overgenomen, aan de M. Ct. gezonden door haren
Haagschen correspondent, waarin beweerd wordt
lo. dat ik de omnis homo der vorige regeering zou
geweest zijn waar deze iets te doen had op het ge
bied van kunst, enz.;
2o. dat ik de ontwerper zou zijn van de door
den tegenwoordigen Min. van Financiën afgekeurde
muntbiljetten
3o. dat ik de ontwerper zou zijn van het model
der nieuwe gouden tientjes
4o. dat de tegenwoordige minister van financiën
deze tientjes zou hebben afgekeurd
5o. dat ik de nieuwe postzegels met het borst
beeld van Koningin Wilhelmina zou hebben geteekend;
6o. dat ik de teekening zou hebben gemaakt voor
de nieuwe ridderorde, welke H. M. de Koningin-
Regentes zou hebben afgekeurd.
Van dit alles is niets waar.
De heer E. W. Moes wees in het Nieuws van den
Dag van 5 Sept. jl. ten aanzien van de gewelf
schilderingen van Scorel uit de kerk te Warmen-
huizen, »er met nadruk op, dat het publiek om dfen
»tuin geleid wordt, want dat de tafereelen niet
»meer van de hand van Jan van Scorel zijn, maar
van de schilders die ze opgeknapt, gedeeltelijk nieuw
ontworpen hebben".
Inderdaad, het publiek is om den (Moes-)
geleidook dit bericht toch is geheel onwaar.
Het bedrag van het pensioen van denvorigen
gouverneur van Suriname, den heer De Savornin
Lohman, is bepaald op 3098.
Volgens de inlichtingen van den schr. der
Haagsche Kroniek in de N. Gr. Ct. is »het bureau
van de vrijzinnige Kamerclub met de regeering in
overleg, teneinde zoo mogelijk te verkrijgen dat de
noodwetten van den heer Seijffardt blijven rusten
en voor dit jaar worden vervangen door een werke
lijk noodwetje (een lichtings-verlenging), waarbij dan
de gedachte zou voorzitten, dat in den loop van
1892 nog definitieve voorstellen van den Minister
van Oorlog zouden inkomen. Geeft de heer Seijffardt
aan dien wenk toe, dan is voorloopig alles in orde
blijft hij op de behandeling van de noodwetten staan,
dan zal er hard gevochten worden, ook om reeds
dadelijk 't beginsel van den persoonlijken dienstplicht
op te nemen. Maar ik heb grond voor het vermoeden,
dat, ook om 't spoedeischende eener beslissing, door
den Minister zal worden toegegeven aan 't verlangen
der vrijzinnige Kamerclub". Volgens dien zelfden
kroniekschrijver zou de benoeming van den oudsten
luitenant-kolonel der infanterie, den heer Lansing,
tot kolonel-commandant van het reg. grenadiers en
jagers dezer dagen kunnen worden te gemoet gezien.
Men meldt uit Breda aan de N. R. Ct.
Nadat bij den aanvang van den nieuwen cursus
aan de Kon. Militaire Academie door den
gouverneur, generaal-majoor Hardenberg, het zooge
naamde baren" door strenge bepalingen werd tegen
gegaan, was hiervan het gevolg, dat de nieuwaan-
gekomen cadets door die der oudere studiejaren geheel
werden genegeerd, waardoor van zelf eene minder
gewenschte verhouding ontstond.
Door den nieuwen gouverneur, kolonel Borel, schijnt
die strenge maatregel buiten werking te zijn gesteld,
waardoor al dadelijk weder het baren is begonnen.
Intusschen schijnt men tegelijkertijd de grens van
het betamelijke en onbetamelijke te hebben over
schreden, en moet een cadet van het le studiejaar
door den cadet L. van het 3e studiejaar getrapt zijn.
De met het toezicht belaste officier heeft onmiddellijk
dit feit gerapporteerd, tengevolge waarvan den ge
noemden cadet eene welverdiende straf is opgelegd,
nadat hij eerst had bekend, doch kort daarop die be
kentenis weder had herroepen, zeggende, aanvankelijk
te hebben bekend ten einde eens te zien hoever de
waarheidsliefde van eenen officier ging. Zijn vader,
een hoofdofficier, vroeger leeraar aan de K. M. A.,
scheen zijnen zoon te gelooven en kwam ter onge
legener tijd tusschenheide met de bedreiging, den
Minister van Oorlog met de feiten in kennis te zullen
stellen en te zullen aandringen op het ontslag van
den officier, die rapport had gemaakt.
Een langdurig onderzoek werd ingesteld, met het
gevolg dat overtuigend bleek, hoe laatstbedoelde
officier juist had gezien en geoordeeld.
De raadsheer in den Hoogen Raad mr. M.. A.
Van den Akker, die Maandag nog aan de werk
zaamheden ter openbare audiëntie van het hoogste
rechtscollege deelnam, is dien eigen dag plotseling
overleden.
Het bestuur der Zuiderzee -Vereeni
ging heeft aan het Algemeen Bestuur, de leden,
donateurs en begunstigers dier Vereeniging verzonden
de zevende nota van het technisch onderzoek, de
droogmaking zelve betreffende, vergezeld van eene
zeer uitvoerige kaart.
Met nog éen stuk, no. 8, eene vergelijking der ver
schillende onderwerpen tot oplossing van het Zuider-
zee-vraagstuk behelzende, zullen de resultaten en.
beschouwingen van het technisch onderzoek volledig
zijn medegedeeld. Deze laatste nota kan vóór het
einde des jaars verzonden worden, om ten slotte ge
volgd te worden door een, vermoedelijk in Januari
a. s. te verzenden rapport, waarin het dagelijksch
bestuur zijne meening over de oeconomisclie en finan-
ciëele zijde der zaak uiteen zal zetten.
Daarna acht bet bestuur het oogenblik gekomen
eene algemeene vergadering uit te schrijven, om over
den verder te volgen weg gezamenlijk van gedachten
te wisselen.
In 1885 werd door den minister van financiën
heslist, dat akten van dispensatie van het verbod van
invoer van vee, huiden, vet enz. en van allen
afval van vee, bedoeld bij art. 1 van het Kon.
besluit van 8 December 1870 Staatsblad no. 194)
niet waren vrijgesteld van zegelrecht. Thans is door
den minister van financiën aangenomen dat alle
verzoekschriften en beschikkingen, rakende wettelijke
bepalingen, vastgesteld in het belang van den gezond-