1891 N°. 142.
Dinsdag 1 December.
78ste jaargang.
liet R. C. Parochiaal Armbestuur
Uk- en Herijk van Maten
en Gewichten.
BRANDWEER
Tot Onbezoldigd Rijksveldwachter
WERKLIEDEN
Politiek Overzicht.
GOESCHE
COURAIVT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.'
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes,'1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiè'n voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgfi Van Ditmar te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending: van advertentie» vóór 2 uren op den dag
De prijs 'der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel,
der uitgave.
OPENBARE VERGADERING
van den
RAID der gemeente GOES,
op DONDERDAG den 3 DECEMBER 1891,
des avonds te 8 uren.
Goes, den 30 November 1891.
De Secretaris,
HARTMAN.
Punten van behandeling
I. Notulen.
II. Mededeelingen.
UI. Ingekomen stukken.
IV. Verzoek van J. Kunst om eervol ontslag als
leeraar en casu quo benoeming van zijn op
volger.
V. Voorstel van B. en W. tot bestemming der
gelden, verkregen door verkoop van grond en
boomen en wijziging der begrooting voor 1891
daartoe.
VI. Tweede suppletoir kohier der belasting op de
honden voor 1891.
VII. Hernieuwde vaststelling begrooting schutterij.
zal op WoBnadag 2 December a. e. aan de huizen van alle
ingezetenen eene ALGEMEENE COLLECTE doen ten behoeva
van de armen, aan zijne zorg toevertrouwd, voor welke col
lecte (de eenige die dit armbeataur in het jaar houdt) ruime
giften gevraagd worden, ten einde het genoemd armbeatuur in
«taat te stellen aan zijne verplichting te voldoen.
Goes, den 28 November 1891.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
De jaarletter voor den
gedurende het jaar 1892 te bezigen, zal zijn de letter c in den
gewonen «chrylvormbij den ijk der gasmeters de KONINK
LIJKE KROON terwijl het merk van het kantoor, waar
de eerste stempeling heeft plaats gevonden, voor Middelburg,
waaronder de gemeente Goes ressorteert, blijft bepaald op het
cijfer IQ.
Goes, den 28 November 1891.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
Da Secretaris,
HARTMAN.
De termijn voor afkoop van den dienst bij de
voor 1892 is op Zaterdag den 5 December aanstaande geëindigd
an moet alsdau de quitantie van den gemeente-ontvanger voor
do betaalde afkoopsom tsr Secretarie bezorgd zijn, omd"t
daarna dadelijk wordt overgegaan tot het opmaken van het
register der dienstplichtigen.
Goes, den 29 November 1891.
Burgemeester en Wethouders van Goes.
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
zijn benoemd de agent van politie LUCAS MULDER en de
adsistent-keurmeester van vleesch enz. JOHANNES KOSTEN.
Goes, den 30 November 1891.
De Burgemeester,
Hoofd van politie te Goes,
J. G. d. W. HAMER.
Op verzoek van den Commissaris der Koningin in Zeeland
wordt opnieuw bekend gemaakt, dat het, volgen» jnededeeling
van den Minister van Binnenlandsche Zaken herhaaldelijk,
voorkomt dat Nederlandsche
door berichten in de nieuwsbladen of door daartoe uitgezonden
agenten, som6 met vertrekking van reisgeld voor de heenreis
naar
BUITSCHLAar»
ten behoeve van indnstriëele ondernemingen worden gelokt,
terwijl bij hunne aankomst ter plaatse blijkt, dat zij dair niet
gebruikt kunnen worden.
Het is daarom geraden, wanneer dergelijke aanbiedingen
gedaan worden, niet dadelijk op znlke berichten en voorspiege
lingen aftegaan, meer inlichtingen intewinnen, waartoe ter
Secretarie gelegenheid zal worden gegeven.
Goes, den 30 November 1891.
De Burgemeester van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
(2427 November).
Nadat de heeren volksvertegenwoordigers jl. Dins
dag des voormiddags niet in genoegzamen getale
waren verschenen om de werkzaamheden aan te
vangen, begon in de 2e Kamer in den namiddag van
dien dag, na afdoening van enkele ontwerpen van
ondergeschikt belang, het algemeen debat over de
Staatsbegrooting.
Zij kwam daarmede in deze week niet ten einde
en zij logenstraft daarmede bet vermoeden van den
Haagschen correspondent der Zutfensche Courantdie
slechts een kort begrootingsdebat verwachtte. In
tegendeel, tal van leden achten het noodzakelijk dat
debat te rekken door hun standpunt tegenover de
regeering te omsehry ven, getuigenis af te leggen van
hunne politieke meening of der regeering eene reeks
van wenschen voor te dragen.
De vraag is, dunkt ons, gewettigd, of deze houding
der Kamer te verdedigen is in deze tijdsomstandig
heden. Wanneer men toch de politieke geschiedenis
der laatste jaren nagaat, dan openbaart zich een
steeds dringender wensch, die somwijlen zelfs reeds
den vorm van een eisch aannam, naar ingrijpende
veranderingen en verbeteringen. Aan dien wensch
naar verandering had de rechterzijde, dank zij het
democratisch karakter van het anti-revolutionnair
program van actie, hare overwinning bij de stembus
van 1888 te danken. Maar naarmate bleek, dat geen
enkele ingrijpende verbetering kwam opdagen, werd
even gretig in 1891 het staatsbeleid andermaal aan
de linkerzijde toevertrouwd.
Het geven van een welomschreven program dooi
de Liberale Unie bracht niet weinig het zijne tot
dien ommekeer bij, maar voor alles was deze toch
te danken aan de steeds wassende zucht naar in
grijpende hervormingen, welke dan ook.
Niet ten onrechte vergeleek dan ook de heer
Pyttersen, afgevaardigde voor Schoterland, den toe
stand van heden met dien van 1849, door op het
tegenwoordige ministerie deze woorden van Thor-
becke toetepassenZeldzaam werd eene taak, als
die waarvoor het ministerie van 1 November 1849
opkwam, hij gunstiger openbare stemming aanvaard.
Na langen stilstand had zich een sterk verlangen
naar vooruitgang doen gelden, een streven, niet om
hetgeen behoefte was te nemen, maar te ontvangen."
Welnu, ook thans vertoont zich bij alle partijen
het streven om wat behoefte is te ontvangenwat
meer zegtbij de regeering, we zijn daarvan vol
komen overtuigd, bestaat bet ernstig streven om te
geven. Dat dan de Kamer allen overtolligen arbeid en
alle tijdverspilling achterwege late om der regeering
destemeer ruimte van tijd te geven om hare plannen
in wetsontwerpen te belichamen.
Vooral de liberale party had dit dienen in het
oog te houden en alle breedsprakigheid moeten ver
mijden, en terecht maakte de Standaard dezer dagen
in haar Kameroverzicht de opmerking, dat het wen-
schelijk ware geweest, dat mr. Van der Kaaij, die
blijkbaar de leider der liberale party in de Kamer
zal zijn, naniens de linkerzijd# in korte trekken de
houding dier partij in dit regeeringstijdperk had ont
wikkeld en daarmede van die zijde het algemeen
begrootingsdebat had ingeleid en zoo mogelijk ge
ëindigd.
We kunnen intusschen nog begrijpen, dat de nieuwe
leden der Kamer, vooral in dit gewichtig tijdperk,
behoefte gevoelen eene verklaring afteleggen omtrent
hun gedragslijn, hetzij die min of meer afwijkend is
van de heei'6chende meening hunner partijgenooten,
zooals die van de heeren Poelman en Pyttersen, hetzij
zij zich geheel daarbij aansluit zooals die van mr.
De Kanter. Maar waarom een mr. Kerdrjk, die bij
het vorig begrootings-debat op zoo schitterende en
in de laatste jaren misschien niet geëvenaarde wijze
de tekortkoming der toenmalige regeering heeft aan
getoond door een beeld te schetsen van de eisehen,
die in dit tijdsgewricht aan eene regeering dienden
te worden gestelddie ook bij het debat over het
antwoord op de troonrede op zoo uitnemende wijze
het standpunt der liberale partij tegenover de regeering
heeft uiteengezethoe zoo iemand thans weder zich
geroepen kan gevoelen om te getuigen"om nog
naaals te doen uitkomen dat hij kiesrechtuitbreiding
in de eerste plaats wenscht, maar toch aan andere
voorstellen, die eerder mochten komen, zijne stem
niet zal onthoudenom nogmaals zijne ingenomen
heid te betuigen met de belofte der troonrede, dat
de regeering wil zorgen voor werklieden, ten opzichte
van ongelukken en van den ouden dag (waarover
ook de heer Heldt bereids het zijne had gezegd),
dat alles is ons onverklaarbaar en we kunnen niet
anders dan eene dergelijke houding weinig gemoti
veerd achten. Noch deze beide liberalen, noch de
heeren Rutgers, Hintzen en Borgesius hebben iets
gezegd, dat men niet uit hunnen mond had mogen
w wachten.
En de rechterzijde De katholieken bewaarden tot
nutoe een verstandig stilzwijgenmaar ook van de
anti-revolutionnairen spraken er bereids meer dan
genoeg, temeer omdat ook van die zijde niets werd
gezegd, dat niet evengoed of beter ware verzwegen,
zooals b.v. de aanval van den heer Schimmelpenninck
tegen den Minister van Oorlog, tot wien hij, zij het
dan ook in meer parlementaire bewoordingen, eigen
lijk de vraag richttewat hij aan de Ministerstafel
kwam doen eene vraag zeker weinig overeenstem
mend met de welwillendheid, waarmede bij het troon
rede-debat de leider der antirevolutionnairen, de heer
Beelaerts, het Ministerie had begroet.
Intusschen, het feit ligt er eenmaal toe, dat, in
stede van met spoed de begrootingen af te handelen
en daarna der regeering den tijd te schenken om
hare ontwerpen van wet in gereedheid te brengen,
er veel wordt gepraat. De inhoud der gehouden
redevoeringen geeft voorshands nog niet veel stof tot
bespreking. De heer Poelmandie het debat opende,
stelde als eenige eisch aan de regeering het weg
nemen der maatschappelijke ongelijkheden, doch gaf,
behalve door eene zinspeling op de wenschelijkheid
van algemeen stemrecht, geene enkele wijze aan
waarop die ongelijkheden konden worden weggenomen.
De heer De Kanter bewoog zich meer op practisch
terrein door een lans te breken voor het platteland
en den landbouw. Wat het platteland betreft wees
hij erop, dat men de gemeenten belast heeft met
de uitvoering van allerlei wetten, en haar voor de
daaruit voortvloeiende financicele gevolgen heeft laten
optornen, terwijl men ze tevens heeft laten tobben
met een onmogelijk belastingstelsel. De uitgaven
werden steeds grooter zonder dat de gemeenten vrij
heid hadden ook de inkomsten op doelmatige wijze
te vermeerderen. Ten opzichte van den landbouw
wraakte hij de overbrenging van een deel der land
bouwzaken van het departement van Waterstaat
naar dat van Binnenlandsche Zaken en adviseerde
tot de benoeming, desnoods tijdelijk, van een land
bouwraad, om de ambtenaren van het Ministerie
voor te lichten.
De heer Noordtzij hield eene rede over de schei
ding van Kerk en Staat, terwijl de heeren Heldt
en Kerdijk, zooals reeds gezegd is, het voor de inva
liden en ouden van dagen onder de werklieden op
namen en de prioriteit van eene kiesrechtregeling
betoogden, waartegen de heer Mees met nadruk
opkwam en aantoonde, dat zeer wel eene gedeeltelijke
belastinghervorming kon worden ter hand genomen,
voor zooveel betreft de belastingen, die met het hui
dige kiesrecht niet in verband staan, eene beschou
wing die ons de meest juiste toeschijnt omdat we
altijd nog gelooven, dat een meer gelijke verdeeling
van den belastingdruk, en vooral eene belasting op
het roerend vermogen, meer ten bate van den
minderen stand zal zijn dan alle kiesrechtuitbreiding.
In ieder geval komt het ons voor, dat bet de
plicht is vooral ook van ietwat ongeduldige liberalen,
het ministerie, voortgekomen uit eene verkiezing
naar een welomschreven program, een fair trial (een
eerlijken proeftijd) te geven om zijne plannen in
wetsvoorstellen te belichamen en dat er geen reden
is om aan den ernst der regeering in dezen te
twijfelen.
Vooral na de kalme, zaakrijke beantwoording der
verschillende sprekers door vijf van de 8 ministers
moet alle twijfel aan den ernst van de plannen der
regeering wijken. Wie met aandacht de redevoerin
gen der ministers heeft gelezen moet daarin vinden
zelfbewustheid, een weten wat men wil, een eerlijk
voornemen om te doen wat noodig en uitvoerbaar
is en ook niets meer dan dat.
Indien evenzeer bij de Kamer het eerlijk voor
nemen bestaat om het ministerie op dezen weg te
steunen, dan zal deze 4jarige regeeringsperiode ons
land ten zegen kunnen zijn.
Aan het einde van de jongste zitting der He
Kamer kwam het radicale lid, de heer Tijdens, aan
dragen met eene motie van den volgenden inhoud
»De Kamer, van oordeel dat uitbreiding van het
kiesrecht, voor zoover de Grondwet die toelaat, is
voorwaarde van blijvende verbetering, verzoekt de
regeering nog in dit zittingjaar of in het begin van
het volgende een daartoe strekkend wetsontwerp in
te dienen."
Tot toelichting dezer motie zeide de voorsteller,
dat hij »niet wantrouwde aan den ernst van de
regeering om zoo spoedig mogelijk de kiesrechtre
geling ter hand te nemen, maar dat hij geen ver
trouwen had in de liberale meerderheid van de
Kamer."
Opmerkelijk genoeg, had de heer Tijdens in zijne
toelichting gezegd, dat ieder, die anderen zonder
reden wantrouwt, zelf onbetrouwbaar is."
Alsof, wanneer zoo'n motie werd aangenomen, niet
juist een blijk van wantrouwen op dit punt aan de
regeering zou worden gegeven, die eene indiening
der bedoelde regeling zoo spoedig mogelijk heeft toe
gezegd
De logische gevolgtrekking laten wij aan onze
lezers over. 't Is waar, een radicaal zou in de Kamer
geen raison d'être hebben als hij niet eene hatelijk
heid omtrent liberalen te debiteeren jhad.
De motie blijft er evenwel niet minder onbekookt
omEn, al wordt zij ondersteund door vier anti
revolutionairen en den heer Heldt, zij zal zeker met
groote meerderheid verworpen worden.
GOES, 30 "November 1891.
Jl. Vrijdagavond werd door den heer J. B. T.
Hugenholtz in het lokaal der jongelingsvereeniging
»Ken den Heer enz." alhier eene lezing gehouden
over Vivisectie of wetenschappelijke dierenmis
handeling."
De heer Hugenholtz begon met eenige mededee
lingen omtrent den Bond, waarvan hij voorzitter
is, en bestreed daarna de vivisectie, uit het oogpunt
van menschelijkheid, wetenschap en zedeleer. De
gewone voorbeelden van trouw en liefde bij den hond,
onderworpenheid van het konijn enz. werden in
gloeiende taal aangetoond tegenover de wreedheid
van den geneeskundige, die deze trouw en liefde
met marteling beloont. Onder de geneesheeren worden
dan ook volgens spreker weinig of geene menschen
in de ware beteekenis van het woord gevonden.
De geneesheeren zijn volgens hem de grootste
materialisten, zedeloozen en onbarmhartigenzij
hebben slechts genot, als zij snijden en kerven
kunnen." Van bestrijding uit een wetenschappelijk
oogpunt vernamen wij niet veel, tenzij daarvoor
moest doorgaan de aanhaling van enkele gezegden
van geneeskundigen, die het gevoelen van den spreker
omhelsd hebben. En toen eindelijk de spreker zijn
onderwerp uit een zedelijk oogpunt beschouwde,
toen was er voor den predikant stof genoeg te
vinden, om zijn gewoon stokpaardje te berijden.
Wij moeten echter eerlijk bekennen, dat wij geen
enkele in waarheid steekhoudende" stelling tegen
de vivisectieals wetenschap hebben vernomen.
Wij willen echter gaarne met den spreker medegaan,
als hij beweert dat er vivisectoren zijn, die de zaak
wat ver drijven en wellicht wel eens by bun onder
zoek de palen der noodzakelijkheid overschrijden,
maar in de beoefening van welken tak van
wetenschap enz. heeft men dat niet? Hoeveel gru
welen zijn er in naam van den godsdienst bedreven
Hoeveel offers heeft de staatkunde niet geëischt?
Moet men nu daarom godsdienst en staatkunde
veroordeelen
De heer J. Buijze, redacteur van de Zeeuw, be
dankte den spreker voor zijne schoone rede en beval
het lidmaatschap van den bond ten zeerste aan, waar
toe men zich bij hem kon aanmelden.
Op verzoek is met 30 dezer eervol ontslagen
de rijksveldw. 3e kl. (jachtopz.M. Van Weele
te Wissenkerke.
Voorts is aangesteld tot rijksveldw. 3e kl. (jacht
opz.) J. L. Kriekaard, onbezoldigd rijksveldw.
te Kattendijke (standplaats Serooskerke, Schouwen)
en verplaatst met 5 Dec. a. s. de rijksveldw. 3e kl.
(jachtopz.) J. H. Van den Hoven, van Seroos
kerke (Schouwen) naar Wissenkerke.
Heeft de vergadering aller r. - katholiek'e
Kamerleden, door de heeren De Bruyn c. s.
belegd, haar doel bereikt, of blijft alles op het oude
vraagt de heer Haffmans iu het Venl. Wbl. en hij
antwoordt
»Er is nog niets beslist.
s> Ofschoon de vergadering onder goede auspiciën
plaats had (de uitslag der verkiezing te Gouda was
juist hekend. geworden), ofschoon er van acht tot
half twaalf werd beraadslaagd, men kwam tot geen
definitieve beslissing, en er moest eene tweede ver
gadering op Woensdag den 2n December worden
belegd.
Op zes na waren alle katholieke leden der Eerste
en Tweede Kamer tegenwoordig. Wel een bewijs
van belangstelling. Meer nog van de zijde der leden
van de Eerste Kamer, die expres moesten overkomen,
dan van de zijde der leden van de Tweede Kamer,
die toch in Den Haag waren. De volgende week zal
ook de Eerste Kamer vergaderd zijn. Wellicht zal
dan de vergadering voltallig wezen en 36 leden tellen.
»De leden der Eerste Kamer kunnen veel bijdragen
tot slechting van het geschil. Zjj 6taan er buiten,
en kunnen dus als middelaars optreden. Ook kunnen
zjj constateeren wie der twistenden oprecht vrede
wil en wie niet.
»Het was een gelukkig denkbeeld der heeren De
Bruyn, Dobbelman, Miehiels van Verduynen en
Walter, om de leden der Eerste Kamer mede uitte.