2 Art. 3. Het schoolgeld is verschuldigd door de ouders, voogden of verzorgers der leerlingen. Art. 4. Het schoolgeld is verschuldigd over het geheele leerjaar, waarin de leerlingen worden aangenomen, ook al hebben zij de scholen niet tot het einde van den cursus bezocht. Art. 5. De bepaling van het voorgaande artikel is niet toepasse lijk op het schoolgeld van leerlingen a. die van de school verwijderd worden b. die overleden zijn c. die de gemeente metterwoon verlaten d. die tengevolge van buitengewone omstandigheden, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, buiten de mogelijkheid zijn de school verder te bezoeken. Ten opzichte van deze kan worden volstaan met de be taling van het schoolgeld over het driemaandelijksche tijd vak, waarin de verwijdering, het overlijden of de verande ring van woonplaats voorvalt, of het beletsel om de school langer te bezoeken ontstaat. Art. 6. Aan hen, die naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders onvermogend zijn, kan vrijstelling van het school geld der Hoogere Burgerschool en der Burger-Avondschool worden verleend. Dit geschiedt voor de Hoogere Burgerschool niet, dan nadat door de belanghebbende leerlingen, bij een door de leeraren af te nemen examen, blijken zijn gegeven van buitengewonen aanleg. Bij het verleenen der vrijstelling gaan Burgemeester en Wethouders bovendien te rade met de beschikbare plaats ruimte in de school en met de aanwezige leerkrachten. Wanneer een der leerlingen, aan wien vrijstelling van schoolgeld is verleend, bij het overgangs-examen niet be vorderd wordt, houdt de vrijstelling op.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina bijlage 2