1891. N°. 129. Zaterdag 31 October. 78sle jaargang. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prys per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van advertentiën voor 2 uren op den dag der uitgave. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende'7 dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. GOESCHE COURANT. OPENBARE VERGADERING van den RAAD der gemeente GORS, op VRIJDAG den 30 OCTOBER 1891, des avonds te 8 uren. Goes, den 29 October 1891. De Secretaris, HARTMAN. Punten van behandeling I. Stemming over den post der begrooting, waar over de stemmen gestaakt hebben. II. Vaststelling der begrooting voor 1892. OPENBARE VERGADERING van den RAAR der gemeente GOES, op DONDERDAG den 29 OCTOBER 1891, des namiddags te 2 uren. Voorzitter de heer mr. J. G. De Witt Hamer, burgemeester. Tegenwoordig eerst 11 daarna 12 leden en de secretaris. Eene vacaturedoor dat de heer J. Adam zijne stukken nog niet heeft ingezonden. I. Nadat de heer J. Fabery De Jonge, door den secretaris binnengeleid, de vereischte eeden heeft afgelegd, en, met een gelukwensch van den Voor zitter, heeft zitting genomen, worden de. notulen der vergadering van den 15 October jl. gelezen en goedgekeurd. II. De Voorzitter doet de volgende mededeelingen a. dat jl. Zaterdag den 24 October, de sleutels van het telegraafkantoor in het Schoolstraatje ten raadhuize zijn bezorgd, zoodat dit gebouw ter be schikking van de gemeente is gesteld, en weldra tot politie-bureau zal worden ingericht, waarvan de kosten zullen gedekt worden door den verkoop van de voormalige gemeente-apotheek. Ofschoon deze zaak op de begrooting voor 1891 is uitgetrokken, vraagt de Voorzitter, of het er voor mag worden ge houden, wanneer Ged. Staten zulks verlangen, dat heden definitief tot den verkoop van het gebouw der voormalige gemeente-apotheek besloten wordt welke vraag zonder hoofdelijke stemming in goed keurenden zin wordt beantwoord b. dat omtrent den bouw van het nieuwe Sas een tweetal brieven van den ingenieur, belast met dien bouw, zijn ingekomen, waaraan het volgende ontleend wordt Den 30 September jl. werd de kuip van het buiten- 8luishoofd leeggemalen. De vloer bleek dicht, doch een wel in den noordwestelijken hoek der kuip gaf te veel water om geene voorziening te behoeven, alvorens met metselen wordt begonnen. Bedoelde wel kon bij het onbekleed gebleven ge deelte van den dampalenwand naar binnen dringen. Het bleek derhalve noodzakelijk ook de beide niet voorziene wanden af te sluiten, in aansluiting met de puinbetonlagen, dezen zomer in de zijden der kuip langs de beide andere wanden aangebracht. Daar de ingenieur krachtens het bestek niet de macht had het daartoe noodige den aannemer op te dragen, was hij genoodzaakt in overleg te treden en mondeling de toezegging te doen het voor die voor ziening benoodigde hout en de cement tegen kos- tenden prijs te zullen vergoeden. De kosten, afhankelijk van hetgeen zal blijken noodig te zijn, worden door hem geraamd op 600. Tot het nemen dier maatregelen zou reeds dadelijk zijn overgegaan, indien Zaterdag 3 dezer een der machines, drijvende de groote centrefugaalpomp niet onklaar ware geworden. Maandag 19 October werd de kuip voor het nieuwe buitensluishoofd opnieuw drooggezet, teneinde daarin de voorzieningen te treffen. Aanvankelijk met goed gevolg geschied, bleek later de wel in den noordoostelijken hoek, onder toenemenden druk van het wassende water in zee, dwars door de nieuw gemaakte puinbeton heen te dringen. In den loop van Dinsdag 20 October nam de watertoevoer zoo sterk toe, dat de kuip niet langer droog te houden was, en de voorgenomene maat regelen geen doel meer treffen konden. Op Woensdag werd daarop op verzoek van den ingenieur het werk bezocht door de heeren hoofd ingenieurs van den rijks- en den provincialen Water staat in Zeeland, den heer Van Diesen, inspecteur, en de heeren Van Manen, hoofd-ingenieur, Bekaar en Du Croix, ingenieurs van den Waterstaat, de drie laatstgenoemden belast met den bouw der nieuwe schutsluis te IJmuiden. Na bezichtiging van het werk werd het bemalen der buitenkuip gestaakt. Het is thans duidelijk gebleken, dat de oorzaak der teleurstellingen nog steeds moet gezocht worden in de onvoldoende aansluiting der befconfundeering met den dam wand en in de omstandigheid, dat het water in de kuip, zelfs waar deze in open gemeen schap met het kanaal staat, nimmer in rust is onder den invloed der getijden in zee, waardoor het grondwater onder steeds afwisselenden druk ver- keeren blijft. Deze laatste werking verstoort het verhardings proces der specie tot beteugeling of dichting der weikanalen aangebracht, zoodat deze specie öf niet, öf onvoldoende verhardt, juist op die plaatsen, waar zij het meeste nut moet doen. Nu dit laatste feit klaar aan het licht getreden is, zal naar de overtuiging van den ingenieur de kuip nimmer met gewone middelen voldoende droog te houden zijn om op de fundeering een goed sluis- werk op te trekken. Niet de fundeering zelve, maar de dam wand, die als tijdelijk hulpmiddel het droog leggen der vloeren, gedurende den bouw, moet moge lijk maken, zal niet aan zijn doel beantwoorden. Bij de bespreking van het werk met de voorge noemde deskundigen bestond omtrent de oorzaak geen verschil van gevoelen, en bij hen geen twijfel aan de deugdelijkheid der fundeering. Omtrent de middelen om binnen de kuipen de fan- deering droog te leggen of op die fundeering het werk omhoog te trekken, bestond noch eenstemmig heid, noch een vast gevoelen, daar het uitspreken van een oordeel in deze zaak na kort beraad niet wel mogelijk is. De ingenieur, belast met den bouw, gaf als zijn oordeel te kennen, dat de sluishoofden op de fun- deeringen slechts konden opgetrokken worden met behulp van een werkkamer, onder luchtdruk, en dat alle andere middelen, na de thans opgedane ondervinding, onraadzaam waren. Alle deskundigen zagen in de toepassing van die werkwijze een radikaal middel, waardoor alle be zwaren konden worden opgeheven. Eenige der heeren meenden echter, dat op een voudiger wijze, met behulp van helmduikers, het aanbrengen van cementgietingen bij met water op gezette kuip, waardoor steeds druk in omgekeerde richting zoude gegeven worden, de kuip dicht te maken zoude zijn. Anderen echter erkenden, dat mogelijke hernieuwde teleurstellingen slechts te voorkomen waren door de door den ingenieur voorgestelde werkwijze. Het slot van een en ander was, dat de inge nieur, belast met den bouw, zich voorneemt na overweging en begrooting der verschillende maat regelen aan het college van B. en W. bepaalde voorstellen te doen. Omtrent die voorstellen kan dan nader, na het oordeel omtrent de technische en financiëele zijd© van de zaak van Gedeputeerde Staten en den Minister te hebben ingewonnen, eene beslissing door den Raad dezer gemeente worden genomen. Deze mededeeling wordt voor notificatie aange nomen, nadat door den Voorzitter daaraan is toege voegd, dat de tegenwoordigheid van zoovele des kundigen de belangrijkheid der zaak in het helderst licht stelt, maart tevens de overtuiging schenkt, dat de te verwachten voorstellen zullen leiden tot eene alleszins bevredigende oplossing. Hij mag daarbij echter niet verhelen dat de financiëele zijde hare bezwaren voor de gemeente zal medebrengen, maar daar tegen over spreekt hij de stellige verwachting uit, dat, waar de offers te zwaar voor de gemeente zullen zijn, de hulp van Staat en Provincie niet zal achterwege blijven, en zulks te eerder, daar het werk geheel is en wordt uitgevoerd op de wijze en naar de wenschen door beider deskundigen zeiven goedgekeurd. in. Als ingekomen stukken worden ter tafel ge bracht ciTwee missives van Ged. Staten, waarbij goed gekeurd worden teruggezonden de raadsbesluiten tot wijziging van en af- en overschrijving op de begroo ting voor 1891. b. Adres van den heer J. Kunst, om eervol ont slag tegen 1 Januari 1892 uit zijne betrekking van leeraar in de geschiedenis aan de inrichtingen voor Middelbaar onderwijs, dat ter behandeling wordt voorbereid. IY. Aan de orde is de benoeming van een lid der Plaatselijke commissie van toezicht op het lager on derwijs ter vervanging van den heer mr. N. C. H. VanDaalen Wetters, die zijn ontslag genomen heeft, en waartoe worden aanbevolen de heeren D. Stigter en H. J. Baning. Terwjjl de heeren Lambrechtsen en Fabery De Jonge als stemopnemers fungeeren, worden uitge bracht op den heer H. J. Baning 8 en op den heer D. Stigter 4 stemmen, zoodat eerstgemelde is benoemd. V. De begrooting van de inkomsten en uitgaven voor het Burgerlijk Armbestuur voor 1892 wordt, overeenkomstig het advies der financiëele commissie, vastgesteld in ontvangst en uitgaaf op 44061,b0. VI. Nu komt in behandeling de begrooting van ontvangsten en uitgaven der gemeente voor 1892, met gunstig advies der financiëele commissie. Niemand over de algemeene strekking het woord verlangende, zegt de Voorzitterdat hij, zooals ge woonlijk, beginnende met de uitgaven, post voor post zal voorlezen en hij de artikelen, die naar ingediende voorstellen van B. en W. of van ingekomen stukken, wijziging behoeven, die voorstellen en stukken zal in behandeling brengen, terwijl iedere post, waaromtrent geen discussie verlangd wordt, zal gehouden worden te zijn aangenomen. Uitgaven. Bij hoofdst. I afd. H art. 6 en 7 vraagt de heer M. De Jonge Jz. of alle boek- en papierhandelaren hun aandeel in de levering hebben? De Voorzitter antwoordt, dat de levering bij toer beurt door de handelaren geschiedt, uitgezonderd natuurlijk het papier, dat voor te drukken stukken benoodigd is, welk papier, volgens zijne instructie, door den gemeente-drukker geleverd wordt. Hoofdstuk II afd. H art. 1, Aandeel in de kwade posten der rijksbelastingen, wordt op voorstel van B. en W. verhoogd met ƒ30. Bij hoofdstuk HI afd. III uit de heer Quist de hoop, dat de voortzetting der rioleering slechts voor- loopig is uitgesteld, hetgeen door den Voorzitter wordt bevestigd. Hoofdstuk VI afd. II art. 1, Subsidie aan het Gast huis, wordt, overeenkomstig de goedgekeurde begroo ting van de instelling, uitgetrokken op 719,86'/2. Bij hoofdstuk YII afd. II art. 1 Jaarwedden van het onderwijzend personeel voor het Middelbaar onder wijs wordt gelezen een adres van de leeraren D. H. C. Ittmann, A. R. Breetvelt en A. Van Schelven, in houdende een betoog, dat zij voor elk lesuur 's weeks boven de hun voor hunne jaarwedde (die zij ook te laag achten) opgedragen uren genieten eene be looning van 25 'sjaars, terwijl de andere leeraren voor die meerdere lesuren, onverschillig of deze de H. B. S. of B. A. S. betreffen, 50 'sjaars genieten. Zij verzoeken lo. die onbillijkheid weg te nemen en hun ook 50 'sjaars toe te kennen en 2o. hun vast salaris te verhoogen. De commissie van toezicht heeft omtrent dit adres het volgende rapport uitgebracht, met welke conclusie de financiëele commissie zich vereenigt. Onder terugzending van het om advies in onze handen gestelde verzoek der heeren D. H. C. Ittmann, A. R. Breetvelt en A. Van Schelven, hebben wij de eer uw college daarover het volgende te rappor teeren Omtrent het billijke van het eerste gedeelte van het verzoek was onze commissie niet eenstemmig. De meerderheid achtte geene gronden aanwezig om gunstig te adviseeren, daar zij meende, dat reques- tranten geheel over het hoofd zien, dat voor de leeraren aan de H. B. S. tevens onderwijs gevende aan de B. A. S., nies was te bepalen of de door hen gegeven meerdere lesuren" moeten geacht worden te behooren tot het onderwijs op de dag- schooi dan wel op de avondschool. Bovendien verliezen, volgens de meerderheid uwer commissie, requestranten uit het oog, dat de leeraren der H. B. S. in het bezit zijn eener acte Middelbaar onderwijsterwijl requestranten slechts hoofdacte lager onderwijs bezitten. Twee redenen, waarom de meerderheid meent uw college te moeten adviseeren aan den Raad der gemeente voor te stellen afwijzend te beschikken op het eerste gedeelte van het verzoek. De minderheid onzer commissie daarentegen acht inwilliging van het verzoek billijk. Het moge waar zijn, dat bij de leeraren der H. B. S., tevens ver bonden aan de B. A. S. niet altijd is uit te maken of de ^meerdere lesuren" gegeven worden aan dedag- dan wel aan de avondschool, het lijdt toch geene tegenspraak, dat indien b.v. een der leeraren bedoeld onder de letters ac van art. 1 der verordening no. 38, 24 uren les heeft aan beide inrichtingen, en er besloten wordt hem éen uur meer op te dragen aan de B. A. S., hij dan voor dat meerdere lesuur" ƒ50 toelage ontvangt. Voor dezelfde werkzaamheden aan dezelfde inrichtingen ontvangen de heeren leer aren derhalve de dubbele toelage van requestranten, wat toch zeker niet billijk kan genoemd worden. Het tweede argument der meerderheid acht de min derheid evenmin steekhoudend. Immers al maken de hoogere eischen, gesteld voor de verkrijging der akte M. O. in vergelijking tot die voor de hoofdakte noodig, eene betere bezoldiging noodig, die hoogere bezoldiging wordt reeds verkregen in de hoogere jaarwedde, die de leeraren ontvangen in vergelijking met de hoofden der scholen, vooral ook in verband met het aantal lesuren en leerlingen. Maar boven dien wordt de meerdere kennis, noodig voor het ver krijgen der akte M. O. niet geëischt, en derhalve oók niet benut, op do B. A. S., aangezien de wet de hoofden van scholen (lagere) bevoegd verklaart om aan die inrichting onderwijs te geven. Die niet geëischte meerdere kennis afzonderlijk te heloonen komt aan de minderheid onbillijk voor, waarom zij meent, dat, waar den heeren leeraren voor meerdere lesuren" ƒ50 per uur toelage wordt verleend, reques tranten een gelijk bedrag dienen te ontvangen. Wat het tweede gedeelte van het verzoek betreft, daaromtrent is onze commissie van oordeel, dat het, op grond van de vrij talrijke klassen der B. A. S., wenschelijk en billijk is de vaste jaarwedden van requestranten elk met 50 te verhoogen en derhalve vast te stellen voor den heer Ittmann op 200 en voor ieder der heeren Breetvelt en Van Schelven op 150." Burg. en Weth. hebben nog een nader voorstel ingediend, luidende »Het komt aan B. en W. voor dat er inderdaad termen zijn om tot eenige verhooging van het sa laris van adressanten te besluiten. De klassen aan de Burgeravondschool toch zijn tegenwoordig vrij wat sterker bevolkt dat toen in het jaar 1865 het thans nog genoten salaris werd bepaald. Dientenge volge wordt ook meer inspanning van de leeraars aan die inrichting gevorderd dan vroeger. Buitendien schijnt het salaris laag. De heeren geven voor ƒ25 dertig weken les, zoodat hunne bezoldiging slechts drieentachtig cents per lesuur bedraagt, wat voor lesuren aan eene bevolkte klasse en op de onaan genaamste uren van den dag (avond) te gering is. Wij achten het echter minder gewenscht om het advies van de meerderheid der Commissie van toe zicht te volgen, omdat daardoor eene wanverhouding zou ontstaan tusscben de salarissen van de adres santen onderling. Immers bij gelijke verhooging van ƒ50, zou de heer Ittmann voor 8 uren f250, de heer Breetvelt voor 6 uren ƒ200 en de heer Van Schelven voor 5 uren ƒ175 ontvangen. Wij stellen daarom voor, te bepalen, dat aan de hh. Breetvelt, Ittmann en Van Schelven voor hun onderwijs aan de Burger-Avonpschool voortaan voor ieder lesuur 's weeks ƒ35 's jaars zal betaald wor den, onverschillig of dit vaste of overuren zijn en in dien geest de betrokken verordening te wijzigen. Hun salaris wordt dan met 10 per uur verhoogd stijgt daardoor tot ruim éen gulden per lesuur, doch blijft nog f 15 per uur 's jaars beneden het salaris van de hh. Midd. Onderw., zoodat hierdoor ook aan de meening van de Comm, van toezicht dat een verschil tusschen de bezoldiging van leeraren en onderwijzers noodzakelijk is, wordt tegemoetgekomen. De post moet dan verhoogd worden met 190. De adressanten hebben nuen krijgen thans: Ittman voor 8 uren ƒ200 jlttman voor 8 uren ƒ280 Breetvelt 6 150 Breetvelt 6 210 v. Schelven 5 125 v. Schelven 5 175 ƒ475 7665 Het voorstel van B. en W. wordt zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen, terwijl de verordening dienovereenkomstig gewijzigd wordt met bepaling dat de verandering geacht wordt te zijn ingegaan met den aanvang van den cursus 1891/92. Bij hoofdstuk VII afd. II art. 3 Kosten van ver warming en verlichting der lokalen voor het M. O. zegt de heer Den Boer, dat de hooge som van 340 voor brandstoffen zijne aandacht getrokken heeft en vraagt hij, of niet eene proef kan genomen worden met de zoogenaamde vulkachels? De Voorzitter antwoordt, dat die proef genomen wordt op de scholen A en B, doch dat het resultaat nog niet genoegzaam bekend is om eene beslissing te nemen. Bij hoofdstuk Vn afd. III art. 2 wijst de heer Lambrechtsen op den ellendigen, voornamelijk verf- loozen toestand van de speelschool der bewaarklasse van school A en vestigt hij de aandacht van B. en W. hierop om er, zoo mogelijk, verbetering in aan te brengen. De Voorzitter zegt dit toe. Bij hoofdstuk VII afd. V art. 2. Toelage voor de kweekschool van Bewaarschoolhouderessen te Leiden zegt de heer De Jonge dat hij telken jare zijn niet-inge- nomenheid met dezen post heeft te kennen gegeven en ofschoon hij nog geene meerderheid heeft kunnen verwerven om dezen post te schrappen, opnieuw het voorstel daartoe doet. Niet om de hoegrootheid dei- som, maar omdat de financiën der gemeente van dien aard zijn, dat zij niet toelaten inrichtingen, die elders bestaan, te ondersteunen, doet hij zijn voorstel. De Voorzitter zegt, zeer gaarne opnieuw de opinie van den raad te zullen inwinnen, maar ook even in herinnering te moeten brengen, dat de leidende ge dachte voor het uittrekken van dezen post is ge weest een gevoel van erkentelijkheid voor eene in richting, die steeds uitmuntende hoofden voor de bewaarschool alhier geleverd heeft en altijd bereid is, bij voorkomende gelegenheden, met raad endaad het bestuur bij te staan.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 1