1891. N°. 12.5
Donderdag 22 October.
78sle jaargang.
eene tweede Helpster,
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrij dagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending van advertentiën voor 2 uren op den dag der uitgave.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vei'melding van liefdegaven 5 cent per regel.
GOESCHE
COIIIUNT.
Aan de Openbare Bewaarschool op de
Beestenmarkt te Goes wordt gevraagd, om op
1 November a. s. in functie te treden,
ouderdom 14 a 15 jaren; salaris 's jaars.
Zich in persoon te vervoegen bij het hoofd dei-
bewaarschool op schooldagen des morgens van 9 tot
111/2 of des namiddags van 2 tot 4 uren.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. J. RAMONDT, L.-B.
De Secretaris,
HARTMAN.
Armenzorg.
De Utrechtsche correspondent der N. R. Ct. schrijft
aan genoemd blad 0. a. het volgende, dat 0. i. eenige
zeer juiste opmerkingen bevat, die verdienen in
wijden kring overwogen te worden
»Niet de mate der hulpbehoevendheid, maar de
sensatie, die een geval maakt, de meer of mindere
begaafdheid van hem die zich het lot van een of
meer ongelukkigen aantrekt, bepaalt hoeveel gegeven
wordten of het gegevene eene nuttige bestemming
zal erlangen, hangt nog meer van het toeval af.
Eenige jaren geleden stierf hier ter stede een met
selaar. De man had aan bloedspuwingen geleden,
was daardoor herhaaldelijk aan het ziekbed gekluis
terd, en dan zonder verdienste. Hij had eene knappe
huishoudelijke vrouw en voordat de ziekte haar in
trede deed in dat gezin genoot het een zekere wel
vaart, zooals dat in een werkmansgezin, zelfs met
eenige kinderen, mogelijk is wanneer de man oppas
send en arbeidzaam is en een vak verstaat, en de
vrouw zuinigheid aan overleg paart. Die welvaart
verminderde bij eiken nieuwen aanval der ziekte.
Langzaam en daarom voor de buitenwereld onop
gemerkt ging het hoe langer hoe meer achteruit,
maar omdat de vrouw het hare eer te na achtte
haar armoede ten toon te spreiden, bleven de kin
deren er zoo knap mogelijk uitzien. Het gezin kwam
dus niet in beklag.
En toen de arme man eindelijk het afgetobde hoofd
ter ruste legde en den laatsten adem uitblies, bleef
de vrouw met de kinderen totaal verarmd achter
want al wat voor verkoopen of beleenen vatbaar
was, was allengs ter deure uitgedragen.
Zoo ooit dan ware hier de hand der helpende,
steunende liefde noodig geweest. Maar nog eens het
gezin was niet in beklag en de buren vonden het
?>maar gelukkig" dat de man eindelijk dood was.
Nu had ze er ten minste geen oppassen meer aan."
Omstreeks dienzelfden tijd viel een man van een
dakin eens morsdood.
Dat verwekte sensatieGiften en gaven stroom
den toe.
Misgunnen wij die aan de achterblijvenden Verre
van dienmaar financiëel was voor het gezin de
sensatie makende ramp toch niet zóo groot als die
van het eerste gezin. De man was in de volle ver
dienste toen hij stierf en zijn gezin nog niet verarmd.
Eene schoonmaakster viel van de ladder, brak een
been, en iemand die haar kende en handig met
de pen wist om te gaan, schreef een aandoenlijk
stukje in de courant. Eenige dagen later moest hij
bij advertentie vragen, niet meer te zenden; zooveel
was er ingekomen
Met zulke feiten voor oogen, die ieder uit zijne
ervaring, evenals wij uit de onze, met talloos vele
kan vermeerderen, is het dunkt ons volkomen ge
rechtvaardigd, te zeggen, dat ook in deze meer
stelselmatig gehandeld moet worden, dat eene
Vereeniging die zich stelselmatig handelen ten doel
stelt, geroepen is de openbare liefdadigheid ook in
deze in het rechte spoor te leiden. Laat men aan
het bestuur dier Vereeniging geheel deze zorg over,
dan zal het er op uit zijn, dunkt ons, niet te wachten
tot een of ander sensatiemakend bericht, een min of
meer gevoelvolle noodkreet of het initiatief vaneen
of ander milddadig stadgenoot de aandacht vestigt,
op menschen, die buitengewone hulp noodig hebben,
maar zal het aandachtig toezien, waar zich, ook in
stilte, ook zonder opzien te baren, gevallen van buiten
gewonen nood voordoen, gevallen waarin menschen,
die nog niet tot den rang der bedeelden afgedaald
zijn, kunnen behoed worden voor den noodlottigen
overgang, die hen daartoe doet afdalen.
Dit toch is de hoogst ernstige zijde van deze
quaestiezij, die gewoon waren op eigen krachten
te steunen, gewoon waren zelf in hun onderhoud
te voorzien, vinden in den strijd des levens een
machtigen steun in sterk ontwikkeld eergevoel. Men
moet het den werkman hebben hooren zeggen, zooals
wij het gehoord hebben Ja mijnheer, het heeft er
wel dikwijls gespannen; wel heb ik meer dan eens
me met droog brood moeten behelpen, maar ik heb
nooit de hand opgehouden J"
Laat men zoo'n man of de zijnen aan hun lot
over in dagen, waarin de nood te nijpend is, dwingt
men hen de hand uit te steken, te vragen, dan
is de kracht gebroken, hun machtigsten steun zijn
ze kwijt. Wie éénmaal gevraagd heeft, vraagt spoedig
weer.
Daar is het meeste te doen om armoede te voor
komen, om zelfstandige menschen op de been te
houden, want de werkman, die eenmaal bedeeld ge
worden is wordt de stamvader van een geslacht dat
hoe langer hoe meer geheel op kosten van anderen
leeft.
Daar is meer te behouden dan lager op den grond
te redden is. Wie het hoofd nog boven hield, op den
stroom des levens, is door een flinken steun boven
te houden, wie eenmaal gezonken is, is in den
regel voorgoed verloren."
GOES, 21 October 1891.
In de najaarsvergadering van de
Provinciale Staten van Zeeland zullen
de volgende voorstellen van Ged. Staten ter tafel
komen
Eerstens een tot het toekennen van eene gratifi
catie van 300 aan de weduwe van den overleden
conducteur bij «jen stoombootdienst op de Wester-
Schelde E. Dommisse, en tot het toekennen van een
pensioen aan den gezagvoerder bij denzelfden stoom
bootdienst I. Stasse.
"Verder een voorstel omtrent het verzoek van den
gemeenteraad van Hoofdplaat om die gemeente op
te nemen onder de aanlegplaatsen van den stoom
bootdienst op de Wester-Scheldeomtrent het ver
zoek van het bestuur van het waterschap Cadzand
om renteloos voorschot voor wegsverbeteringom
trent het verzoek van het bestuur van het water
schap Groot- en Klein-Baarzande om renteloos voor
schot voor wegsverbetering en omtrent het verzoek
van den gemeenteraad van Borsele om een ponton
of drijvende aanlegplaats te maken aan de Zuidnol
van Borsele en om renteloos voorschot voor de daartoe
noodige wegsverbetering.
Een ander voorstel van het Gedeputeerd College
strekt om te besluiten het reglement op het beheer
der uitwatering van de polders Stads c. a., in Noord-
Beveland, Provinciaal blad no. 87 van 1874, te wij
zigen, als volgt
lo. Artikel 1 wordt gelezen: De polders Stad,
Adriaan, Anna, Oost, Frederik, Oud-Kortgene en
West, gelegen in het eiland Noord-Beveland, vormen,
voor zoover hunne gemeenschappelijke uitwatering
betreft, een waterschap
2o. de vijfde zinsnede van art. 2 wordt gelezen
de spuikom en den noordelijken en oostelijken dijk
daarvan
3o. in art. 8 vervallen de woordenden polder
Willem Adriaan en
Dit besluit treedt in werking 1 April 1892.
Nog stellen Gedeputeerde Staten wijziging van
het reglement op de tramwegen voor door in art. 1
van dat reglement de woorden hoogstens 15" te
vervangen door »ten hoogste 20."
Eindelijk doen Ged. Staten voorstellen naar aan
leiding van een adres van het bestuur der Maat
schappij tot bevordering van Landbouw en Veeteelt
in Zeeland", tot wijziging der voorwaarden, waar
onder bij besluit der Staten van 11 Juli 1890, no.
14, aan die maatschappij een crediet is verleend ter
bevordering en aanmoediging van de verbetering der
paardenfokkerij in dit gewesten tot wijziging der
begrootingen van de enkel provinciale en huishoude
lijke inkomsten en uitgaven over 1890 en 1891.
Met betrekking tot een adres van den gemeente
raad van Kats om subsidie en renteloos voorschot
voor havenwerken, stellen Ged. Staten voor dit
buiten besehikking te houden, wijl, nadat het ge
meentebestuur geen voldoende ondersteuning heeft
verkregen bij de belanghebbende polders, dit het
adres heeft ingetrokken.
Op grond van >zeer vertrouwbare gegevens"
meldt het ffbl., dat de heer mr. E. F 0 k k e r
griffier van de Staten van Zeeland, is aangezocht
de opengevallen plaats van burgemeester van Rot
terdam in te nemen.
Hruiningeii. De voordracht van wa
terbouwkundig ambtenaar bij den polder
Kruiningenwaarop vroeger geplaatst waren de
heeren Johs. De Jonge te Biezelinge, Adriaan Van
der Werif te Ellewoudsdijk en Cornelis Hollestelle
te Tolen, die, tengevolge eener aangenomen motie
in de vergadering van ingelanden, door het bestuur
is gewijzigd, bestaat thans uit de heerenS. B.
Blok te Kadzand, A. Van der Werff te Ellewouds
dijk en C. Hollestelle te Tolen. De benoeming zal
geschieden op 29 October a. s.
Door een deel van het gezelschap van het
Salon des Variétés is eene reis van twee maanden
ondernomen met het muziekdrama »D e ver
loren Zoon". De rol, welke vroeger door den
heer H. Poolman werd gespeeld, wordt thans ver
vuld door den heer Moor. De uitvoering der muziek
geschiedt door het orkest van den heer Kriens, uit
Haarlem, en door den heer De Vries, pianist uit
Amsterdam.
Op alle plaatsen maakt »De verloren Zoon" den
zelfden aangenamen indruk als te Amsterdam, waar
het 67 avonden achter elkander met volle zalen ge
speeld is. Te Groningen heeft het o. a. de afgeloopen
week in den grooten schouwbuig, die tot aan den
nok gevuld was, buitengewoon behaagd.
(N. v. d. D.J
Het praeadvies van B. en W. van Delft op
het adres van mevr. de wed. Soutendam,
om een gratificatie uit de gemeentekas, stelt voor,
haar gedurende 5 jaren een gratificatie van 500
's jaars te verleenen, gelijkstaande met één jaar
traktement van wijlen haar echtgenoot, den secretaris
der gemeente.
De Standaard spreekt het bericht tegen, dat
als politieke leider der anti-revolutionaire Kamer
club is aangewezen jhr. mr. Beelaerts Van
Blokland.
Bij koninklijk besluit is, met ingang van 1
November 1891, mr. P. F. Hubrecht, secretaris
generaal van het departement van Binnenlandsche
Zaken, benoemd tot lid van den Raad van State
en is hem eervol ontslag verleend als secretaris
generaal van genoemd departement, met dankbetui
ging voor de door hem in die betrekking bewezen
diensten.
De noodwet tot versterking der
militie en een voorstel tot het aangaan
eener geldleening ten behoeve van den staat
zullen eerlang bij de Tweede Kamer worden inge
diend. Het maximum-bedrag van de leening zal be
dragen 40 millioen gulden, hoofdzakelijk te gebruiken
tot consolidatie van vlottende schuld en tot dekking
der uitgaven wegens de overname van de Rijn
spoorwegmaatschappij.
Het plan is beide voorstellen in de sectiën te
onderzoeken in de eerste dagen na hervatting dei-
parlementaire werkzaamheden in het begin van No
vember.
De Haagsche correspondent van de Zutph. Ct.
deelt mede
Ben ik goed ingelicht, dan zal de minister Pierson
binnenkort komen met een omvangrijk plan, waar
door 0. a. een einde zal worden gemaakt aan het
privilege van het roerend vermogen.
Tevens is in bewerking eene nieuwe belas
ting op het personeel.
Men deelde aan de N. R. Ct. mede, dat H. M.
de Koningin-Regentes zich wenscht voor te behouden
de keuze van een kolonel als chef voor het
regiment grenadiers en jagers, terwijl
de tegenwoordige Minister van Oorlog vermeent, dat
na 's Konings overlijden dat recht op hem is over
gegaan.
Nader verneemt het blad thans, dat bij de benoe
ming van een kolonel-commandant van het regiment
grenadiers en jagers in plaats van wijlen kolonel
Verschoor, de vraag gerezen is of het bevel over dat
korps zal worden opgedragen aan een der kolonels
van de infanterie, thans adjudant in gewonen dienst
van H. M., dan wel aan een hoofdofficier van het
wapen, buiten het Militaire Huis.
liet Vaderland teekent bij het eerste gedeelte van
het bericht aan
»Dit bericht, zooals het daar ligt, kan onmogelijk
juist zijn. Een Minister zal moeilijk kunnen beweren,
dat een koninklijk recht op hem overgaat. Het recht
van benoeming, bevordering en ontslag komt der
Koningin-Regentes toe, gelijk het den Koning toe
kwam, en het recht ten opzichte van het regiment
grenadiers en jagers is geen ander dan ten opzichte
van andere regimenten. Een feit is echter, dat de
Koning zich met de aanwijzing van een chef voor
dat regiment steeds persoonlijk bijzonder bemoeide,
en vreemd zou het niet zijn, als ook de Koningin-
Regentes daarvoor voorkeur toonde. Zijn wij wel
ingelicht, dan is er tot nog toe tusschen de Koningin
en den Minister omtrent den aan te wijzen persoon
geen eenstemmigheid verkregen. De Minister moet
den kolonel Kool van den generalen staf hebben
voorgedragen, terwijl de Koningin de vraag heeft
gesteld, of niet billijkheidshalve de benoeming van
een ouder kolonel der infanterie tot deze meest be
geerde betrekking de voorkeur zou verdienen".
Naar het Vaderland verneemt, heeft de Staats
commissie, belast, met het onderzoek in zake
de handelspolitiek, een speciaal rapport in
gediend, waarin de Regeering advies wordt gegeven
over de houding, door haar aan te nemen tegenover
de buite nlandsche Mogendheden, die het met ons
gesloten handelsverdrag hebben opgezegd.
Aan hetzelfde blad deelt men mede, dat bij de
Regeering het voornemen bestaat aan de Volksver
tegenwoordiging weldra het voorstel te doen tot op
richting van een cent raai.bureau voor
statistiek.
Dti St.-Crt. bevat het Kon. besluit waarbij
van de Christelijke vereeniging voor de verpleging
van lijders aan vallende ziekte, gevestigd te Haarlem,
machtiging wordt verleend tot het houden eener
collecte in het geheele Rijk, gedurende
een nader door den Minister van Binnenl. Zaken
te bepalen tijdvak.
In het paleis onzer Koninginnen in
het Noordeinde is men druk aan 't bouwen, breken,
versieren. De nieuwe intendant der paleizen, baron
de Constant Rebecque, een man van grooten smaak,
brengt heel wat verbeteringen aan. Tal van fraaie
kunstwerken, die jaren lang in 't stof begraven
waren in de bergkamers, worden te voorschijn ge
haald en in de vestibules en corridors opgehangen,
die daardoor niet weinig in schoonheid winnen.
Overigens wordt door 'tgansche paleis waterleiding
aangebracht met brandkranen op verscheidene punten,
en wordt aan den vleugel van 't paleis, door H. M.
de Koningin-Regentes ingenomen, een nieuwe bad
kamer aangebouwd, die op flinke wijze met vorste
lijke pracht en naar de nieuwste methode wordt
ingericht. De verbouwing moet tegen medio November
gereed zijn ongeveer tegelijk met de hervatting
van den parlementairen arbeid naar ik hoor
omdat H. M. voornemens is dan naar den Haag te
komen.
In eene particuliere correspondentie uit Batavia
aan de N. R. Ct. lezen wij het volgende
»Atjeh blijft de spil, waar alles om
draait. De groote financiëeele offers, welke dat
land blijft vorderen, de omstandigheid dat een be
trekkelijk klein aantal vijanden, geholpen door de
beri-beri, zoo goed als het geheele beschikbare strijd
vaardige deel van ons leger vasthoudt, dat alles be-
heerscht onze koloniale politiek en werkt hoogst
belemmerend, omdat alles er door onmogelijk wordt
wat geld of troepen zoude kosten.
Naar men wil is de gouverneur Pompe Van
Meerdervoort geheel andere beginselen toegedaan
dan zijne voorgangers en verwacht hij volstrekt geen
heil van de aanrakingen met de Kemala-partij, ter
wijl hij onze politiek veroordeelt, die de toenadering
van het volk onmogelijk maakt en slechts tenge
volge heeft gehad dat de rassenhaat, dien de Atjeher
tegen ons voedt, van geslacht op geslacht wordt
overgebracht. Van het laatste zal wel iets waar zij 11
maar het is moeielijk daarin verbetering te brengen.
Het gaat bezwaarlijk een land tot onderwerping te
brengen waarvan de bevolking dit absoluut niét wil.
Met kracht kan men haar dwingen te gehoorzamen,
doch de maatregelen die daarvoor noodig zijn, wak
keren juist den haat aanterwijl men zonder krachts
uitoefening er in het geheel niet komt. Het juiste
standpunt in te nemen is heel moeielijk maar heeft
men het eenmaal verlaten, dan is het haast onmo
gelijk om het terug te vinden en er zich weder op
te plaatsen. Voor de oplossing van dit vraagstuk
staat intusschen de gouverneur van Atjeh. Het ver
wondert echter velen, dat hij de aanrakingen met
de Kemala-partij zou hebben losgelaten en dat wel
omdat zijn chef van de staf, de majoor Nieuwen-
huyzen, degene is die deze aanrakingen heeft ge
zocht en het eerst heeft gekregen. Hij was het, die
als postcommandant van Segli, meen ik, deze zaak
ernstig aan de orde heeft gesteld, in een tijd trou
wens toen velen aan eene oplossing der Atjeh-quaestie
langs dien weg geloofden. Misschien is de heer Nie-
wenhuyzen van gevoelen veranderd, maar anders is
hij het met den kolonel Pompe daarin niet eens.
Er wordt door sommigen beweerd dat de nieuwe
gouverneur van Atjeh de diensten der marine niet
bijzonder schijnt te waardeeren. Daarmede schijnt
in verband te staan de toespraak door den Gouver
neur-Generaal tegen den commandant der zeemacht
gehouden als antwoord op diens gelukwenschen op
den verjaardag der Koningin. Daarbij moet de land
voogd in zeer vleiende bewoordingen zijn hooge
tevredenheid, ja zijne bewondering, hebben betuigd
over de diensten der marine. Sommigen zoeken in
die bewoordingen zelfs nog eene hoogere beteekenis
en zien er het bewijs in dat de Gouverneur-Generaal
de zienswijze deelt van den vlootvoogd, wiens mee
ning in vele opzichten indruischt tegen die van den
gouverneur van Atjeh, die door den leger-comman-
dant wordt gesteund. Er zijn er zelfs, die beweren
dat de kolonel Pompe reeds zijn langsten tijd op
Atjeh geweest is, omdat hij niet van zins is er te
blijven, wanneer de regeering zijn denkbeelden ver
werpt. In dit geval zou ook de generaal Van Zijll
de Jong aftreden. Dit laatste moet ik intusschen
nog zien om het te gelooven."