1891. N°. 123. Zaterdag 17 October. 78slc jaargang. Bij dil üOHiraer behoort een bijvoegsel. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nonuners 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmau te Rotterdam en verder bg alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van advertentiën voor 3 uren op den dag der uitgave. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. GOESCHE COURANT. Ter vervulling der vacatures, door periodieke aftreding als raadslid, of door vertrek of ontslag, ontstaan in meerdere Commissïèn en besturen van instellingen der gemeente, zijn door den raad in zijne vergadering van gisteren benoemd tot leden der Jinanciëele commissie, waarvan de heer C. L. M. Lambreehtsen voorzitter is, de heeren G. H. Kakebeeke en M. De Jonge Jz. tot lid der commissie voor de strafverordeningen, waarvan de burgemeester ambtshalve voorzitter is, de heer M. De Jonge Jz. tot lid en voorzitter der gascommissie, de heer J. J. Ochtman tot lid der openbare gezondheidscommissie, de heer A. F. Lasonder tot lid der commissie van toezicht op de inrichtingen van Middelbaar onderwijs, de heer I. D. Fransen Van de Putte tot lid van het Burgerlijk Armbestuur, de heer W. A. De Laat de Kanter. Goes, den 16 October 1891. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. d. W. HAMER. De Secretaris, HARTMAN. OPENBARE VERGADERING van den RAAD der gemeente GOES, op DONDERDAG den 15 OCTOBER 1891, des namiddags te 2 uren. Voorzitter de heer mr. J. G. De Witt Hamer, burgemeester. Tegenwoordig 10 leden en de Secretaris. Afwezig met kennisgeving de heeren S. De Meule- meester en G. Van der Hoek. Eene vacature. L De notulen der vergadering van den 11 Sep tember jl. worden gelezen en goedgekeurd. H. De Voorzitter doet de volgende mededeelingen, die allen, zooveel noodig met goedkeuring, voor notificatie worden aangenomen a. dat op den 6 October jl. de verkiezing heeft plaats gehad van twee leden van den Raad, ter ver vulling der vacatures ontstaan tengevolge van het ontslagnemen door de heeren S. De Meulemeester en J. P. S. Jonquière, en dat zijn gekozen de heeren J. Adam en J. Fabery de Jonge, die beiden hunne benoeming hebben aangenomen, terwijl de laatste bereids zijn geloofsbrief en verdere stukken heeft ingediend, zoodat die geacht wordt in plaats van den heer De Meulemeester gekozen te zijn b. dat aan den heer J. Fabery de Jonge op zijn verzoek een eervol ontslag is verleend als brand meester c. dat de heer mr. N. C. H. Van Daalen Wetters zijn ontslag genomen heeft als lid der plaatselijke commissie van toezicht op het lager onderwys d. dat van de provincie als voorschot op den tweeden termijn van het renteloos voorschot voor de werken aan den mond der haven is ontvangen een mandaat van 23809,56 e. dat, gedurende het derde kwartaal van 1891, eenig oud materiaal is verkocht aan Th. A. Van der Heil tot een bedrag van 1,87 dat de levering van steenkolen en turf, ten dienste der gemeente voor het seizoen 1891/92 is is gegund (reeds gemeld) g. dat ter aflossing op 1 Januari zijn uitgeloot de obligatiën no. 21, 22, 41, 95 en 102 der geldleening van 1886 li. dat tot waarnemend directeur der inrichtingen van middelbaar onderwijs gedurende den cursus 1891/92 is aangewezen de Ieeraar J. Kiel; i. dat door de leeraren aan de Burgeravondschool D. H. C. Ittmann, A. R. Breetvelt en A. Van Schelven een adres is ingediend om verhooging hunner jaar wedde, dat ter behandeling wordt voorbereid j. dat door M. H. Harinck eene reclame is inge diend tegen zijnen aanslag in den H. O., die na afloop van den termijn, ter behandeling zal worden overgelegd k. dat aan J. Zwama, op zijn verzoek, wegens benoeming tot hoofdagent te Dordrecht, een eervol ontslag is verleend als agent van politie alhier, en dat in zijne plaats is benoemd Lucas Mulder, wonende te Blankenham. III. Als ingekomen stukken worden o. m. ter tafel gebracht en voor notificatie aangenomen De rekening van het Burgerlijk Armbestuur over 1890, die tot onderzoek en rapport is gesteld in handen van de fin. commissie. Verslag van den toestand der Visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen over 1890, dat in de boekerg is geplaatst. Verslag van den toestand der Maatschappij van Weldadigheid, met uitnoodiging aan de raadsleden, om een bezoek aan de koloniën der Maatschappy te brengen, zullende het bestuur zorgen, dat als het slechts een paar dagen te voren bericht ontvangt, te Steenwijk rijtuigen voor de leden gereed zullen staan. Proces-verbaal der opneming van de kas en boeken by den gemeente-ontvanger op 16 Sept. jl., zijnde toen alles in orde bevonden en afschrift van het proces-verbaal aan Ged. Staten van Zeeland inge zonden. IV. Aan de orde is het onderzoek van den ge loofsbrief en daarbij behoorende stukken van het verkozen raadslid J. Fabery De Jonge. De Voorzitter stelt deze stukken in handen van eene commissie, bestaande uit de heeren Ochtman, Den Boer en Kakebeeke, verzoekt, dat deze dadelijk haar onderzoek instelle en schorst de vergadering. De commissie, die zich met den Secretaris ver wijderd heeft, brengt na terugkomst, by monde van den heer Ochtman rapport uit, concludeerende tot toelating. Deze conclusie, door den Voorzitter in een voor stel veranderd, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. V. Thans komt in behandeling het voorstel van den heer D. Hildernisse tot vrijstelling van onver- mogenden van de betaling van schoolgeld voor het onderwijs aan de Burger Avondschool. Het advies der commissie van toezicht, concludee rende tot aanneming en een daarop gegrond voor stel van B. en W., waarin tevens, naar aanleiding eener opmerking van den M. v. B. Z., eene wijziging in art. 1 der verordening op de heffing van school geld, gewenscht wordt, worden gelezen en het voor stel aangenomen met algemeene stemmen, waardoor aan hen, die naar het oordeel van B. en W. onvermo gend zijn, vrystelling van het schoolgeld der Hoogere Burgerschool en Burger Avondschool kan worden verleend. By het verleenen der vrystelling gaan B. en W. te rade met de beschikbare plaatsruimte in de school, en met de aanwezige leerkrachten. Wan neer een der leerlingen, aan wien vrystelling is ver leend, by het overgangsexamen niet bevorderd wordt, houdt de vrystelling op. De verandering wordt ge acht te zyn ingegaan met den aanvang van den cursus 1891/92. VI. Nu wordt gelezen een rapport van Burg. en Weth. omtrent een door den heer D. Hildernisse, ingevolge toezegging in de vergadering van 9 Oct. 1890, ingediend voorstel tot invoering van het on derwys in het Fransch aan school A. Dit voorstel werd door B. en W. onder dagteekening van 23 Febr. 1891 ontvangen en gesteld in handen van de plaat selijke Commissie van toezicht op het lager onder wijs, om, in overleg met de schoolopzieners, daarop te dienen van bericht en raad. Nog vóór dat het rapport was ingekomen, ontvingen B. en W. een schrijven van den heer Hildernisse dd. 26 Maart, inhoudende het bericht, dat hij zyn voorstel introk, onder voorbehoud later een voorstel te doen, waarin t zooveel mogelijk wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren in de Commissie van toezicht op het 1. o. geopperd". Toen B. en W. onder dagteekening van 6 Ax>ril het rapport der Commissie ontvingen, meen den zij de zaak eenvoudig te moeten laten rusten, in afwachting van het nadere voorstel van den heer H. Dit nadere voorstel is gedagteekend 12 Aug. 1891 en luidt »De ondergeteekende heeft de eer den Raad voor »te stellen Wyziging van art. 3 al. 1 der Verorde ning op het L. O., vastgesteld 20 Aug. en 2 Oct. >1885, en dit artikel te lezen, als volgt»Op school »»A omvat het onderwijs de vakken, genoemd in »»art. 2 der wet van 8 December 1891 (St.bl. no. »»175), onder de letters a tot en met V\ D. Hildernisse. Dit voorstel ging vergezeld van de volgende me morie van toelichting »De aanleiding van dit voorstel is om op school A de gelegenheid open te stellen, tegen vergoeding van een billijk schoolgeld, onderwys te ontvangen in de Fransche taal, waardoor zou worden voorzien in eene m. i. bestaande behoefte, aangezien het een feit is, dat "fz der leerlingen van die school geen gebruik kunnen maken van de H. B. S. Om verschillende redenen zyn de oudei's van die kinderen daartoe niet in staat en moeten thans, willen zij, dat hunne kin deren onderwijs in de Fransche taal ontvangen, door privaatonderwijs of op eene andere inrichting daarin voorzien. Ik meen er tevens nog op te mogen wijzen, dat door de aanneming van mijn voorstel, het onderwys op de H. B. S. zeer gebaat zou zyn, vooral omdat de leerlingen, welke later die school bezoeken, reeds iets weten van de Fransche taal en het overgaan van de voorbereidingsklasse naar de le klasse gemakke lijk zal maken, terwijl zal worden voorkomen, dat minder vlugge leerlingen niet kunnen overgaan of herexamen moeten doen. De strekking van het voorstel isde uii voering afhankelijk te stellen van een eventueele vacature in het onderwijzend personeelalsdan eene oproeping te doen met de acte Fransch L. O. Financiëel bezwaar kan dan die wyziging voor de gemeente niet hebben, om reden de toelage aan den onderwijzer ruim gedekt kan worden door het schoolgeld". B. en W. hebben dit voorstel aan de plaatselijke commissie gezonden, wier rapport dd. 18 Sept., met welke conclusie B. en W. zich vereenigen, luidt pOnder terugzending enz. hebben wij de eer U te berichten dat reeds vroeger door dien heer een voorstel om de beginselen der Fransche taal aan school A te onderwijzen is ingediend, waarop door ons is gead viseerd enz. Het nu ingediende voorstel zal waarschijnlijk moeten dienen om aan de vroeger door ons geuite bezwaren te gemoet te komen. Het zy ons vergund U op te merken, dat dit geenszins het geval is. Het voorstel zwijgt toch geheel en al van de wijze, waarop aan de invoering van vak l gevolg 'zou behooren gegeven te worden. Te vergeefs zoekt men b.v. antwoord op de vragen zal dat onderwys in de gewone schooltijden, dan wel afzonderlijk des avonds worden gegeven hoeveel tijd zal daaraan besteed worden moeten alle leerlingen van school A daaraan deelnemen V kunnen ook leerlingen van andere openbare scho len tot dat onderwys worden toegelaten 1 welk schoolgeld zal er voor geheven worden op welken leeftijd zullen de leerlingen met het onderwys in vak l aanvangen welke wijzigingen in de verschillende verordenin gen op het lager onderwys in deze gemeente zullen gepaard moeten gaan met de invoering van vak l Waar over al deze vragen, die in een uitgewerkt voorstel behoorden behandeld te zijn, wordt gezwe gen, kan de door den heer H. uitgedrukte wensch niet rijp voor hehandeling geacht worden. Omtrent de wenschelijklieid en de behoefte aan in voering van het vak l op school A, nemen wij ver der de vrijheid te verwijzen naar ons rapport, vroeger aan U uitgebracht." Dit vroegere rapport, 't welk zooals door B. en W. vermeld is, bleef rusten, omdat de heer II. zijn voorstel, dat dit rapport had uitgelokt, reeds inge trokken had, luidt als volgt; Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Goes. In antwoord op uwe missive van den 23 Februari 11. betreffende het voorstel van den heer D. Hildernisse »het verbinden van een avond-cursus aan school A ten behoeve der leerlingen van het 5e en het 6e leerjaar voor het onderwys in vak lde beginselen der Fransche taal", heeft de Commissie van toezicht op het lager onderwijs alhier de eer, in overleg met heeren schoolopzieners, het volgende onder uwe aan dacht te brengen: lo. dat van een wettelijk standpunt de uitbreiding van het getal der vakken die op school A onder wezen worden, met vak l niet gerechtvaardigd zoude zijn. Aan die uitbreiding toch bestaat niet de genoeg zame behoefte die aanwezig moet zijn, zal toepassing van artikel 16, 2e lid der wet op het lager onderwijs gewettigd zijn. Het meerendeel toch der leerlingen, die school A bezoeken, gaat, nadat zij het onderwys aldaar genoten hebben, deels naar de voorbereidings klasse der Hoogere Burgerschool, deels naar school E, waar zij van gemeentewege onderwys in de Fransche taal ontvangen. De overige leerlingen van school A, gering in aantal, genieten na het verlaten van die inrichting op ongeveer twaalfjarigen leeftijd geen onderwijs meer aan andei'e scholen doch treden het practische leven in. Het meerendeel hunner gaat zich aan nering of beroep wijden. Reeds bij de behandeling der wet op het lager onderwijs van 1857, toen er in artikel 16 nog alleen sprake was van behoefte (thans spreekt artikel 16 dier wet van genoegzame behoeftewerd er op gewezen dat genoegzame behoefte aan uitbreiding alleen dan bestaat, als een aanzienlijk deel der kinderen, die de school bezoeken, van het meer uitgebreid onder wijs gebruik wil maken, en dat de algemeene behoefte eener plaats, niet de bijzondere behoefte van enkelen, maatstaf moet zijn. Dat, waar nu het aantal leerlingen dat in de termen zou vallen onderwy'3 in de beginselen der Fransche taal te behoeven, zoo gering is, er geen sprake kan zyn van genoegzame behoefte. 2o. Dat het door den voorsteller beoogde doel niet zou getroffen worden. De voorsteller gelooft dat het onderwijs in de beginselen der Fransche taal, gegeven aan leerlingen uit de 5e en 6e klasse, d. w. z. aan kinderen van 1012 jaren, zooveel vruchten dragen zou, dat zij in hun later leven practisch nut van het geleerde zouden hebben. Dit nu is op paedagogische gronden eenvoudig onmogelijk. De voorsteller vergeet dat het kinderen geldt die na het verlaten van de school, dat is op ongeveer twaalfjarigen leeftijd, hoegenaamd geen onderwys meer genieten. Van voortgezet taalonderwijs, van voortbouwen op de eerste grondslagen is bij hen geen sprake. Te verwachten dat het onderwys van de aller eerste beginselen der Fransche taal aan de kinderen zooveel bedrevenheid zal verschaffen dat zij later in die vreemde taal hunne gedachten zouden kunnen uitdrukken of Fransch zouden kunnen lezen, is eene paedagogische ketterij zoo groot als er eene is. Waar alle verder onderwys ophoudt, reeds op twaalfjarigen leeftijd, zal het geleerde binnen korten tyd geheel vervlogen zyn, en voor zulke kinderen zou de tijd, gebruikt aan het onderwys in de be ginselen eener vreemde taal, wel zoo nuttig besteed geworden zijn, wanneer zij in die uren herhalings- onderwijs genoten hadden in de gewone vakken van het lager onderwijsvoor hen zou het onderwys in de vreemde taal slechts zyn een weelde-artikel zonder eenig nut. 3o. Dat het voorstel is onvolledig. In het voorstel immers, dat eerst toepassing vin den zou bij eene eventueele vacature van onder wijzend personeel aan school A, zoekt men te vergeefs naar eene omschrijving hoe het onderwys ingericht zou behooren te worden, welke leerstof er in dien avond-cursus zou verwerkt worden, hoe die zich over de beide leerjaren zou verdeelen. Aan de vraag of éen onderwijzer zich met het onderricht der beide leerjaren zou moeten belasten, schijnt niet gedacht te zijn. Over het hoofd wordt gezien dat op twee der avonden (Dinsdag en Donder dag), blijkens het voorstel bestemd voor het onderwijs in de Fransche taal, herhalingsouderwijs genoten wordt door een deel der leerlingen die de bevolking der 5e en der 6e klasse vormen. Afgescheiden evenwel van de quaestie omtrent de genoegzame behoefte meent de commissie, dat in de practijk aan de uitvoering van het denkbeeld van den voorsteller groote bezwaren verbonden zijn. Op grond van verschillende ministeriëele beslissingen is het minstens twijfelachtig of het bedoelde onderwys in de Fransche taal mag gegeven worden aan kinderen, die niet meer het onderwijs in de vakken ak bijwonen. Daargelaten nu, dat daardoor de bedoeling van den voorsteller voor een goed deel verloren gaat, volgt hieruit onmiddellijk, dat het onderwijs in vak l over twee, hoogstens drie jaren zou moeten worden verdeeld. Willen nu werkelijk de leerlingen in het practisch leven eenig nut van dat onderwys kunnen trekken, dan zal het toch wel niet te veel geëischt zijn, dat zij dezelfde ontwikkeling in de Fransche taal hebben verworven als zij, die op de Hoogere Burgerschool van de 2e naar de 3e klasse zijn bevorderd. Welnu, deze hebben dan ongeveer 720 uren onderwijs in die taal genoten, dit verdeeld over hoogstens drie jaren geeft pl. m. 240 uren per jaar of, het schooljaar berekend op 48 weken, 5 uren per week en per klasse. Er zal dus 15 uren per week onderwys in vak l moeten gegeven worden. Waarlijk, wanneer dit de bedoeling van den voor steller is en het is toch het logisch gevolg van zijn voorstel dan is het niet noodig, zooals hij in zijne toelichting aangeeft, te wachten op eene eventueele vacature bij het onderwijzend personeel aan school A om het onderwys in vak l in te voeren. Het zou toch niet aangaan dat onderwys op te dragen, berekend tegen 15 uren 's weeks, aan denzelfden onderwijzer, die reeds 41/.2 uur op de dagschool is werkzaam geweest. Voorts is bij de commissie de vraag gerezen of het juist gezien is van den voorsteller in de eerste plaats het onderwijs in de Fransche taal te willen invoeren. Zij meent die vraag ontkennend te moeten beantwoorden en harerzijds te moeten verklaren, dat in den tegenwoordigen tijd op het gebied van handel en nijverheid zeer zeker meer behoefte bestaat aan grondige kennis van de Engelsche taal en vermoe delijk evenveel aan die van het Duitsch als aan die van het Fransch. Wil men derhalve jongelieden, die niet school E of de Hoogere Burgerschool kunnen bezoeken, inderdaad ter wille zijn, dan zou niet alleen vak l maar zouden ook de vakken m en n moeten worden ingevoerd. Het behoort minder tot de taak der commissie om op het financiëel gedeelte van het voorstel te

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 1