1891. N°. 111.
Zaterdag 19 September.
78ste jaargang.
13> FEUILLETON.
Zij wil leven.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertenfciën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgii Van Ditmar te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending van advertentiön voor 8 uren op den dag der uitgave»
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
(iOESCHE
C0ER4IVT.
en zijn tot leden van het bestuur benoemd de heeren
mr. W. H. De Beaufort en mr. S. Van
Houten.
De Minister van Oorlog heeft, naar het Vader
land verneemt, zijn noodwet reeds bij den Raad
van State ingezonden.
I De heer mr. S. A. V e n i n g M e i n e s z, burg.
van Rotterdam, is met ingang van 15 October a, s.
benoemd tot burgemeester van Amsterdam.
De Staatscourant bevat een Koninklijk besluit,
waarbij wordt ingesteld eene Staatscommissie ter
voorlichting van de Regeering omtrent de grondslagen
waarop de regeling van de administratieve
rechtspraak, volgens de Grondwet, behoort
te berustenmet bepaling, dat het door haar daar
omtrent uit te brengen verslag zal vergezeld gaan
van een beredeneerd voorstel, bevattende de uitwerking
harer denkbeelden in den vorm van een ontwerp
van wet.
Tot leden dezer commissie zijn benoemdmr. J.
Kappeyne van de Copello, lid van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal, tevens voorzitter; mr. J. T. Buys,
staatsraad in buitengewonen dienst, hoogleeraar aan
de rijks-universiteit te Leidenjhr. mr. I. F. Van
Humalda van Eysinga, lid van den Raad van State
mr. S. Van Houten, lid van de Tweede Kamer der
Staten-Generaaljhr. mr. J. Röell, lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaalmr. M. A. Van den
Acker, raadsheer in den Hoogen Raad der Neder
landen mr. J. Oppenbeim, hoogleeraar aan de rijks
universiteit te Groningenmr. H. F. K. E. Seydlitz,
lid van Gedeputeerde Staten in de provincie Lim
burg; mr. A. R. Arntzenius, griffier van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, tevens secretaris.
Omtrent de plannen van den nieuwen
Minister van Oorlog deelt men mode, dat
de Minister op groote schaal de vrijwillige oefeningen
in den wapenhandel wenscht te steunen, waartoe
hij gedurende de wintermaanden 2 of meer compa
gnieën van elk bataljon tot éene wil vereenigen, zoo
dat de overige officieren en onderofficieren beschik
baar komen om in nabijgelegen plaatsen, waar geen
garnizoen ligt, met het onderwijs in den wapenhandel
te worden belast. Voorts wil hij ruimschoots gelegen
heid geven aan de miliciens om des winters met
verlof te vertrekken.
De miliciens der lichting van 1892 zullen niet meer
bataljonsgewijze, doch compagniesgewijze hunne eerste
opleiding ontvangen.
Omtrent deze voornemens heeft de Minister het
gevoelen der korpskommandanten ingewonnen.
De heer Julius Bar net t, te Paramaribo,
heeft, naar aanleiding der inlichtingen op zijn vorig
adres door den Minister Mackay verstrekt, opnieuw
een adres aan de Tweede Kamer ingediend, waarin
hij zijn klachten over de onwettige handelingen van
den Gouverneur Lohman volhoudt.
Naar aanleiding van het ook door ons uit
het Ilott. Nbl. overgenomen bericht»T w e e r 1 e i
maat" schrijft eene dame aan dat blad
In dat artikel las ik de vraag, hoe het toch
komt dat er van de onderwijzers nauwelijks 30 pet.
en van de onderwijzeressen wel 58 pet. door het
examen voor de hoofdakte komen.
Men zegtdat de examinatoren vriendelijker,
voorkomender zijn en hij de dames meer door de
vingers zien.
Dit is toch niet waar.
Ik ben zelf onderwijzeres, heb zelf examen gedaan,
de examinatoren waren heel voorkomend en vrien
delijk en toch ben ik glorieus een keer gedropen
Maar de zaak is, dunkt mij, toch heel eenvoudig.
Wanneer 18-jarige meisjes examen hebben gedaan,
zeggen de meeste: Goddankdat leeren is achter
den rug, mijn hoeken opgeruimd en nu zien een
betrekking te krijgen, dan kan ik, als het noodig is,
mijn leven lang in mijn onderhoud voorzien". Een
klein gedeelte, de zoogenaamde ♦knappe bollen", zijn
daarmede niet tevreden. Haar kost de studie niet
zoo een vreeselijke inspanning en dezen studeeren
verder, waarvan er dan velen met gemak de hoofd
akte halen.
Bij de onderwijzers is dat heel wat anders. Zy
kunnen met hun hulpakte niet tevreden zijn, zij
hebben aan een tractement van ƒ700 niet genoeg,
zij zijn dus, geschikt of niet, met gemak of met
inspanning leerende, allen genoodzaakt voor de hoofd
akte te studeeren. Daarbij zijn er dus uit den aard
der zaak velen, die voor hun hoofdakte druipen.
Kerkelijke Zaken en Onderwijs.
Ds. Kymans van Nieuw-Lekkerland heeft voor
het beroep bij de Ned. Herv. gem. te Ierseke bedankt.
Bedankt voor het beroep te Kats door ds. J.
Hoek, te Zevenbuizenvoor Lin8choten door ds.
L. F. A. Westerboek van Eerfcen te Serooskerke.
Gelijk we reeds meldden is in de Dinsdag
gehouden zitting der 3de voorloopige Synode van
de Ned. Ger. kerken (doleerende) met algemeene
stemmen besloten op een vereeniging met de kerken
der Christelijk Gereformeerde kerk in te gaan.
In de daarna gehouden zitting besloot de Synode,
dat het rapport, waarin op vereeniging wordt aan
gedrongen, in het officiëel orgaan zal worden afge
drukt, dat Zondag a. s. in de kerken een dank- en
bedestond in zake de vereeniging zal worden ge
houden, en eindelijk, dat aan deputaten van de
Leeuwarder Synode zal verzocht worden te trachten
ook in hun kerken zulk een dank- en bedestond te
doen houden.
Tot leeraar in het teekenen aan de H. B.
scholen en de burgeravondschool te Haarlem is be
noemd de heer F. E. Vogelsang te Zieriksee.
Van schuld betvust
De troonrede bevat o. a. deze zinsnede
♦Duidelijk is bij de laatste verkiezingen opnieuw
de wenschelijkheid gebleken, dat op ordelijke wijze,
zonder langere vertragingin wetgeving en staats
bestuur de hervormingen worden tot stand gebracht,
waarvan de noodzakelijkheid is erkend en waartoe
de Grondwetsherziening den weg heeft geopend."
Aan deze woorden »zonder langere vertraging"
stoot zich de Standaard. Het blad ziet daarin eene
hatelijkheid aan ket adres der vorige regeering, als
zou deze zich aan vertraging" hebben schuldig
gemaakt.
Nu, gehaast heeft zij zich zeker niet met de in
voering Van wetsontwerpen als in de bovenaange
haalde zinsnede van de troonrede worden bedoeld.
Aan het eind der driejarige periode van haar
bestuur bieren de meesten ervan »in vooi uitzicht
gesneld"; en daarop werd dan ook van liberale zijde
steeds met nadruk gewezen, wanneer er gesproken
werd van de werkeloosheid" der vorige regeering.
Nooit is beweerd, dat het ministerie-Mackay niet
eene behoorlijke hoeveelheid wetsontwerpen heeft
ingediend, maar wel dat de meest noodzakelijke, de
meest in het volksleven ingrijpende, die direct uit
de nieuwe Grondwet voortsproten, die vooral moesten
toonen, dat \»e een nieuwe aera" waren ingetreden,
achterwege gebleven waren.
Intusschen gelooven we niet, dat in de aangehaalde
zinsnede uit de troonrede aan de woorden ♦zonder
langere vertraging" eene andere bedoeling mag wor
den gegeven dan die van spoedig" of »zoo spoedig
mogelijk".
Dat de Standaard er eene andere beteekeois aan
geeft en er eene bedekte hatelijkheid aan de afge
treden bewindslieden in ziet, wettigt het vermoeden,
dat het blad in dezen zoo doordrongen is van de
werkeloosheid van hare partijgenooten, dat ze on
willekeurig in ieder woord van den tegenstander
een dergelijk votum over het ministerie Mackay-
Lohman leest.
Anti-revolutionair a la dr. Kuyper.
Wie nog meenen mocht, dat de antirevolutionaire
beginselen, door de Standaard gehuldigd, nog eerbied
voor de gestelde machten doen blijken, wordt deze
illussie thans ontnomen.
Dit blad bevat heden het volgende bericht
Door Gedeputeerde Staten is, namens den
Minister van Binnenl. Zaken, gevraagd een op
gaaf van de mannelijke personen. Nederlanders,
niet beneden 23 jaar, die in 1890 onderstand
hebben genoten".
En zonder verdere opgaaf van redenen voegt het
blad daaraan toe het volgende advies door den vorm
bijna een voorschrift:
Wordt deze vraag gericht tot het bestuur
eener kerkelijke kas, dan behoort te worden ge
antwoord, dat niemand vanwege de kerkelijke kas
Uit het Duitsch van Adolf Wilbrandt.
VI.
Het begon avond te worden, toen Paul Eberstein
met den goeden dokter Riegler in zijn rijtuig naai
de villa terugkeerdede zon wierp reeds lange
schaduwen en was op het punt achter de bergen
in het noordwesten wegtezinken. De rit had langer
geduurd dan Eberstein gedacht hadze hadden in
het koffiehuis bij den waterval lang gerust, daar
hun middagmaal gebruikt en zjj waren langzamer
hand in stilzwijgen verzonken na allerlei gesprek
ken, die telkens weder hokten. De levendige Paul
was ditmaal het stilst geweest; hij zat naast zijn
besten Ernst," tegenover wien hij vroeger zoo
veel grootmoedigheid had betoond en was met
zijne gedachten verrewegin plaats van dezen trou
wen, kleinen, sluikharigen ♦lyrischen zanger" too-
verde hij naast zich eene kleine, vriendelijke gestalte
met het liefste kopje, dat men zich denken kan en
daarmede hield hij lange gesprekken. Afentoe, wan
neer hij den pratenden dokter in het roode, met
zweetdroppels bedekte gezicht keek, viel het hem
eensklaps op hoe buitengewoon fijn Raffaela's neus
gevormd was of hoe lief hare kleine oortjes bij
haar gelaat pastenof wel hij glimlachte plotseling,
omdat hij meende haar zilveren lac'i te hooren.
Ook had hij nu eerst tijd zich de bekoorlijk teden
dezer vrouw elk afzonderlijk voor den geest te
roepen. Klassiek mooi is zij niet" dacht hij, aan
eene Grieksche of Romeinsche uit den ouden tijd
doet ze niet denkenmaar ze is bekoorlijk
onderstand heeft genoten; desverkiezende kan de
aanvrage ook ter zijde worden gelegd.
Wordt de vraag gericht tot ee ie diaconie, dan
behoeit zij evenmin te worden beantwoord. Is er
dan echter een afdruk of afschrift van een kie
zerslijst bijgevoegddan moeien de namen van alle
op de lijsten voorkomende personen, welke, in het
burgerlijk jaar aan de vaststelling der lijsten voor
afgaande, vanwege die diaconie onderstand heb
ben genoten, worden opgegeven. Is die afdruk oi
dat afscYi t er niet bijgevoegd, dan kan de aan
vraag eenvoudig ter zijde worden gelogd".
Wanneer de eene menscb den ander eene inlich
ting vraagt, eisc'it de burgerlijke beleefdheid, ook
al kan of wil men die inlichting niet geven, dat
men ten r inste antwoordt,
Eene dergelijke beleefdheid behoeft het bestuur
eener kerkelijke kas of eene diaconie volgens dr.
Kuyper echter niet te bet/achten, zelfs niet tegen
over een met wettig gezag bekleed co lege van Gedep.
Staten, wanneer dit inlichtingen vraagt namens een
minister, den raadsman van de Kroon, d. w. z. van
den souverein of de souvereine ♦bij de gratie Gods."
Kan het erger?
GOES, 18 September 1891.
Bij kon. besl. zijn benoemd:L. Lucasse,
tot dijkgraaf van het waterschap de Jacobpolder
M. De R e g ttot voojz. van het bestuur van de
waterkeering van den calamiteusen polder Nieuwe-
NeuzenC. E. V e r h e 1 s ttot dijkgraaf van den
polder Vergaert; A. Brug ge man, tot dijkgraaf
van het waterschap Baarland c. a.A. Verhulst,
tot dijkgraaf van het waterschap de Jacobapolder
D. Ver burg, tot gezworen van den polder Heer
Jansz.
Aan het officiers-examen aan den hoofdcursus
te Kampen is voldaanvoor de infanterie hier te
lande door den sergeant G e i 11.
Bij de jongste veranderingen in het personeel
der rijksveldwacht, zijn met ingang van 1 Oct. a. s.
aangesteldtot rijksveldwachter der 3e klasse S.
De R e g trijksveldwachter der 3e klasse (jacht
opziener), te Serooskerke (Schouwen); totïijksveld-
wachter 3e klasse (jachtopziener) J. H. Van den
Hoven, onbezoldigd rijksveldwachter te Colijns-
plaat (standplaats Serooskerke, eiland Schouwen).
Verplaatst is de rijksveldwachter der 3e klasse,
S. De Regtvoornoemdvan Serooskerke naar
Bruinisse.
H. M. de Regentes heeft mr. J. G. G1 e i c li
ra a n benoemd tot president van de Tweede Kamer.
De Provinciale Staten van Noord-Holland heb
ben tot lid der Eerste Kamer gekozen mr. E. N.
R a b u s e n, met 35 van de 62 uitgebrachte stemmen.
Naar men verneemt, is tot voorzitter der libe
rale Karaerclub gekozen mr. W. Van der K a a ij
Misschien waren de schoonheden uit de klassieke
oudheid niet allen zoo uitlokkend of wanneer ze
het waren, straalde er wellicht mijlder ziel, minder
goedheid uit hunne oogen of wanneer ze die had
den maar wat gaat mij dat aan Deze vrouw
bestaat, leeft en ik merk, dat. ik voortdurend aan
haar denk. Aan den waterval werd ik als een dwaas
en temidden van al het bruisen, klateren en don
deren riep ik uit: Ik heb u lief Dat was
tot de vorstin gericht. Die goede Ernst heeft het
niet gehoord en heeft hij het soms wel ge
hoord, dan komt het er nog niet op aan. Het is
een plotselinge aanval en die gaat wel over.
Deze vrouw verdwijnt vermoedelijk weder even
snel uit mijn leven als zij erin is opgedoken en
met al hare beminnelijkheid en lieftalligheid is zij
misschien toch maar een sierlijke, verleidelijke, bonte
weerhaan, hulpeloos en buigzaam als een riet in
den windJa, ja, als een liet in den windzong
hij zacht Toen schenen hem hare groote, donkere,
dweepende, ernstige oogen aan te zien en hij dook
nog dieper in het hoekje van het rijtuig. »En toch
zou ik er een eed op durven doen" dacht hij op
eens diep bewogen, »dat zij eene sterke ziel heeft.
Wanneer zij op dit oogenblik naast mij in het rijtuig
zat, in plaats van haar bibliothecaris en voorlezer
en wanneer er op de trede een gevleugelde bode
van het noodlot sprong om mij de vraag te stellen
wilt gij haar huwen en met haar de wereld in
rijden dan geloof ik, dat ik mij niet lang zou be
denken, maar dat ik zou zeggenkoetsier, rijd
maar toe."
Met zulke gedachten, die af en toe door dr. Riegler
met eene opmerking over de schoonheid van de
landstreek of met eene aanhaling uit Schiller werden
gestoord, kwam hij eindelijk in de schaduw van den
tuin voor het slot aan. Zij stegen uitRiegler sprak
zijne tevredenheid en dankbaarheid uit over den
mooien, aangenamen dag en zij gingen naar binnen.
Wat zou zij onderwijl gedaan hebben dacht Paul.
»Hoe zal ik haar terug zien? In ieder geval
moet ik trachten haar alleen te zien Zij
waren thans in de gangRiegler wees op zijn kamer,
die aan het einde daarvan lag. Willen wij maar
naar mijn kamer gaan?" vróeg hij. »Het diner is
lang voorbij en ik laat u dan mijn studeercel zien
en haar portret."
Ik zag haar eigenlijk liever zelf" antwoordde
Paul. En daar ik haar nog een paar woorden te
zeggen heb
Hij is dus nog niet klaar" dacht dr. Riegler.
Uw cel en het portret kunnen we later wel eens
bezien. Wees maar kalm, ik kom."
Paul lachte hem vriendelijk toe, wuifde met de
hand en ging naar het salon. Een bediende, die in
de gang stond, verzocht hem zonder plichtpleging
binnen te treden. Nadat hij even geklopt had, opende
hij de deur en overschreed den drempel. Het ver
trek was ledig, de balkondeur was gesloten, evenals
de tuindeur. Hij wachtte een oogenblik, aarzelend
of hij weder zou heengaan of blijvenhet stemde
hem half aangenaam, half droevig in hetzelfde ver
trek te verwijlen, waarin hij in zoo korte oogen-
blikken zooveel beleefd en ondervonden had. Maar
nu was hij alleen. Eindelijk deed zijn aangeboren
ongeduld zich gelden, dat hem nooit deed wijken,
wanneer hij eenmaal iets ondernomen had en dat
thans gepaard ging met een ongekend verlangen.
Hij ging naar de geopende piano en begon zacht de
melodie van Santa Lucia" te spelen. Nog eer hij
daarmede ten einde was, ging de deur van het bou
doir open en verscheen Raffaela, nieuwsgierig rond
ziende.
Ah, zijfc gij daar?" zeide zij verheugd.
Zij trad eenige schreden op hem toe, terwijl hij
opstond. Maar eensklaps bleef zij staan, alsof haar
plotseling iets te binnen schoot en zij sloeg de oogen
neder.
♦Ja, daar ben ik" zeide hij. ♦Vergeef mij, dat ik
daar aan de piano Maar ik heb nu slechts éene
gedachte, en daaraan moet ik uiting geven. Wel,
hebt ge middelerwijl uw eed gestand gedaan, vorstin
Raffaela
♦Ik klonk haar wedervraag. Zij kon niet spre
ken. Zij schudde alleen het hoofd.
Oh zeide hij, »wat beteekent dat?"
♦Wat dat beteekent antwoordde ze langzaam
en met zwakke stem. ♦Ik ik heb niet over
wonnen. Ik heb verloren. Ik was zwak".
♦Wat hebt gij verloren?"
Alles. Omdat ik den rechten moed miste wees
niet boos, veracht mij niet omdat ik den rechten
moed miste, schreef ik vorstin Olga een brief, waarin
alles stond. Daar in de andere kamer ligt hij thans
verscheurd op den grond. Ik heb hem zelf verscheurd.
Zij hielden niet op eerst mijnheer Onegin en
daarna de anderen tot zij mij met hunne tra
gische stemming week gemaakt hadden als was. Zij
kunnen zonder mij niet leven, zooals zij zeggen. Ik
blijf. Ik moet blijven. Wat kan ik anders doen, ik
moet".
♦Hm!" mompelde Paul. Toen trachtte hij zoo
spoedig zijne zelfbeheersching te herwinnen, en zijn
hoed nemende maakte hij eene buiging. Vaarwel,
vorstin
Raffaela schrok en verbleekte. Waarom?" sta
melde zij. »Wat moet dat beduiden Waarom gaat
ge heen?"
♦Vergeef mij. Omdat ik
Omdat gij mij veracht?"
♦Welk eene vraagHoe zou ik dat kunnen