1891. N°. 106. Dinsdag 8 September. 78ste jaargang. DE HAGELSLAG Collecte BRANUWEER DE UITLOTIAfG 8) FEUILLETON. Zij wil leven. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nornmers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgu Van Ditmar. te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van advertentiën voor 9 uren op den dag der uitgave. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. G0ESCHE COURANT. op den 1 Juli van dit jaar heeft in vele gemeenten van de provincie Limburg ontzettende verwoestingen aangericht. Tot leniging der schade, die op acht ton gouds wordt geschat, is bij K. B. van 22 Juli 1891 vergunning verleend tot het houden eoner in het gehcele Rij'.c, welke collecte in deze gemeente zal ge houden worden op Woensdag: den 9 September a. s. De ramp is zoo groot, dat met vertrouwen een beroep wordt gedaan op den liefdadigheidszin der ingezetenen. Goes, den 5 September 1891. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G d. W. HAMER. De Secretaris, HART >1 A N. liet register van de ingeschrevenen voor den dienst der zal ter visie liggen van WOENSDAG DEN 16 SEPTEMBER af tot en met WOENSDAG DEN 80 SEPTEMBER a s., terwijl de loting zal plaats hebben op Donderdug den 10 October daaraanvolgende des middags te 12 uren. Goes, den 5 September 1891 Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. d. W. HAMER. De Secretaris, HART M A N. van vijf obligatiëu der geldleening 1886, elk ad Duizend gulden en alloibaar op 1 Januari 1892. zal plaatshebhen in het openbaar ten Raadhuize op Zaterdag den 19 September aanstaande, des namiddags te een our. Goes, den 5 September 1891 Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. d. W. HAMER. De Secretaris, HARTMAN. GOES, 7 September 1891. Men schrijft ons Begin September kan men, behalve voor Engeland, dat vorige jaren half Augustus al trok, als de ope ning van de oester-campagne beschouwen. Dit jaar, nu de voorraad zoo gering is, schijnt echter niemand haast te hebben met verkoopen, althans het is nog maar een zeer enkel vaatje dat men af en toe ziet afleveren. Voor die enkele collis wordt, naar men verneemt, de niet kwade prijs van 75 tot 84 gld. per 1000 gemaakt. Zal dit zoo blijven Het antwoord op die vraag zal misschien be vestigend zijn, als de kweekers zich aaneensluiten en eendrachtig optreden. De voorraad is gering en dat maakt het prijs- houden in den regel nog al gemakkelijk. Er is ge vaar, dat geldgebrek sommigen tot spoedig verkoo pen forceert. Doch zij, die in onbekrompener omstan digheden verkeeren, dat zijn vooral de groote maat schappijen, zouden wijs doen, (dezen raad komt van een der voornaamste kweekers) met de afnemers op rantsoen te stellenbijv. wie er 5000 vraagt, krijgt er 3000 en zoo naar rato. Dat zou ongetwijfeld een gunstigen invloed op de prijzen uitoefenen en boven- Uit het Duitsch van Adolf Wilbrandt. rv. Paul Eberstein keek Riegler een oogenblik lachend na en wilde juist de stoep van het huis betreden om naar de vorstin te gaan, toen vorst Alexander met Onegin gearmd uit den tuin kwam. De vorst scheen vermoeid en slaperig; zijne oogen waren als gewoonlijk half gesloten, zijne houding had alle veer kracht verloren en hij had op dat oogenblik niets van den ongelukkigen minnaar, die een half urn- te voren vorstin Raffaela zooveel schrik had aan gejaagd. Onegin daarentegen zag er zeer tevreden uit. De vorst wierp een onverschilligen, lusteloozen blik op Eberstein en meenende, dat hij Riegler was, groette hij hem even met de hand. Eberstein ging op hem toe om zich aan hem voor te stellen. »Ah!" zeide de vorst en glimlachte vriendelijk als veront schuldiging voor zijne dwaling. Maar terwijl hij eenige beleefde woorden mompelde, wierp hij een angstigen blik op Onegin, als wilde hij zeggen Hoe ontkomen we aan deze stoornis, opdat we eindelijk eens wat kunnen gaan rusten Onegin groette den vreemdeling met bijzondere beleefdheid en zeide Ik hoop, dat ge ons voor het oogenblik zult willen verontschuldigen, mijnheer. Dringende bezigheden roepen den vorst." dien, als ieder verkooper straks de volle vraag aflevert, is de voorraad einde December of vroeger totaal uit geput. Langzaam aan zal dus in ieders voordeel zijn. rouwens niemand zal zich dit seizoen behoeven te ha s.en om den bodem te virden. Z'et het er echjer dezen win'er mager uit, voor de 3 of 4 volgende seizoenen is het vooruitzicht nog donkerder. Als al wat nu in de Schelde consumabel is, straks is verkocht, dan blijft er voor 1892/3 een luttel beetje overvoor 1893/4 valt hieruit de reke- ning gemakkelijk op te maken. Voor de daarop volgende campagnes moet de broed- aanslag van dezen zomer dienen, die zoowel op de pannen als op de schelpen beneden het middelmatige is, om niet te zeggen slecht, en bovendien in verge lijking met andere jaren erg klein van stuk. Voor en aleer dit kleine goedje in het vat komt, zullen we elkander nog wel een enkelen keer een gelukkig nieuwjaar kunnen wenschen, en dat er vóór dien tijd langs de boorden van de Schelde nog jeremiaden zullen opgaan die tot in Den Haag gehoord worden, mag men veilig verwachten en vreezen. Onder het opschrift »In 't Kanaal van Kansweerd" schrijft het Handelsblad van Ant werpen, waaruit wij reeds in ons no. van 13 Aug. jl. een klacht van zekeren N. opnamen »Het is noodig dat er verbeteringen komen, dat er maatregels worden genomen. Het mag niet gezegd worden dat een kanaal, gegraven om als verbinding te dienen tusschen de Schelde aan de eene- en de Maas aan den Rijn aan de andere zij, waar dag aan dag soms meer dan tweehonderd schepen doorvaren, nog met verouderde reglementen en onvoldoende personeel moet voortsukkelen. Men geeft bij voorbeeld aan Hansweerd twee schutsluizen, eene groote en eene kleine. En er is slechts personeel genoeg voorhanden, om met ééne sluis te werken, iets wat dus het bestaan der tweede volstrekt nutteloos maakt. Waarom is er geen voldoende personeel aanwezig, om met de twee sluizen tegelijk werkzaam te kun nen zijn? Waarom doet de havenmeester dien gebrekkigen toestand niet kennen Die moet toch overtuigd zijn dat die zoo niet kan voortduren zonder dat de scheep vaart er ernstig door benadeeld wordt. Dit is vooral het geval met de schepen van den Rijn voor Antwerpen bestemd. Is het oponthoud in het kanaal groot, dan is het verlies aan tijd dit ook en daarom varen zij liever naar Rotterdam, waarheen de weg noch door spoorwegbruggen, noch door schut sluizen belemmerd is. En is dat misschien de reden, waarom wij van wege de Rotterdainsche pers zoo weinig of liever in 't geheel niet gesteund worden Zooals hij nu is, kan de toestand onmogelijk blij ven voortduren. De beweging op het kanaal is te groot geworden, dan dat men met die verouderde reglementen en onvoldoende personeel blijve voort sukkelen. Blijven de Rotterdamsche bladen voor het oogen blik onverschillig, dan hebben zij ongelijk. Hoe vlug ger en hoe regelmatiger de dienst gebeurt, hoe beter voor iedereen. De klachten zijn algemeen. Wel zijn er onder- Eberstein boog.Ik wensch u allerminst te storen..." »Ja, zoo is het", viel de vorst hem in de rede. Dringende bezigheden. Ik hoop u aan tafel als onzen gast te mogen beschouwen. Tot weerziens Hij ging het huis binnen door Onegin gevolgd. Eberstein keek hen na, dacht daarbij aan de vorstin en schudde het hoofd. Peinzend volgde hij hen. >Of die dringende bezigheid zou zijn »een tukje pakken", dacht hij. Toen hij het salon binnentrad, waar de vorstin hem wachtte, werd hij verrast door het zachte schemerlicht, waarin de kamer gehuld was. Licht- roode gordijnen waren voor de ramen neérgelaten en een gordijn van gelijke kleur hing voor de tuindeur; de wanden waren met zware draperieën en gobelins bedekt en op den vloer lag een dik tapijt. Blijkbaar stelde de vorstin niet veel vertrouwen in een duit- schen zomer en beschouwde zij hem meer als een vermomden winter, zooals hij zich dan ook gedurende verscheidene weken had voorgedaan. Lage zetels, met prachtige stof overtrokken, stonden overal in het vertrekantieke kunstwerken en oostersche kost baarheden bedekten den schoorsteen, de kasten en étagères, die half achter palmen en andere planten waren verborgen. Als eene oostersche prinses zat de kleine vorstin te midden van die pracht, met haar donkere gelaatskleur en de groote oogen, die zoo gaarne schenen te droomen. Zij begroette den binnentredende eerst zonder veel belangstelling, meer verlegen dan koeltoen zij hem aanzag kwam haar zijne vermetele fantasie over den Posilippo weder in de gedachte. Toen stond ze eensklaps op, handelingen tusschen de Belgische en Hollandsche i gouvernementen aangeknoopt, maar die gaan zoo zachtjes aan, zoo bedaard als agenten van den Waterstaat. Men deed ons dezer dagen opmerken dat men aan de spoorwegbrug van Vlake juist het tegendeel doet van wat men er zou moeten doen. De treinen rijden op bepaalde uren, die door de brugbedienden nauwkeurig gekend zijn. De schepen varen geheel den dag. In plaats nu van de brug voor die gedurig komende schepen open te houden en de brug enkel te sluiten wanneer er een trein passeeren moet, doet men juist bet omgekeerde. Men houdt de brug gesloten en opent die slechts als er schepen door moeten en er in de eerstvolgende vijf of zes kwartiers geene trei nen verwacht worden. Is men nu aan hoogerhand, aan genen kant van de Moerdijk, voornemens, ten voordeele van Rotter dam de zaak zoo lang mogelijk te rekken, wij niet. De steeds toenemende uitbreiding van de binnen scheepvaart, de kolossale ladingen die er door henen moeten, maken eene totale verandering, eene afschaf fing van den ouden slenter noodzakelijk. Wij dringen er dus op aan dat de andere bladen ons terzijde staan om die noodzakelijke verandering te vragen." Het komt ons voor, dat zeer juist de brug gesloten wordt gehouden om alle mogelijke gevaar voor treinen te voorkomen en dat beter de schepen een oogenblik kunnen wachten, dan dat een trein kans loopt te verongelukken. (Red. G. Ct.) »Scaldis", een zich te Middelburg gevormd hebbende wielrijdersvereeniging, schreef tegen Zaterdag een tweetal wedstrijden uit, die, be gunstigd door prachtig weder, dien middag op den straatweg tusschen Middelburg en Goes gehouden werden. De eerste wedstrijd liep over een afstand van 9 kilometer en was alleen opengesteld voor leden van »Scaldis"hij werd aangevangen bij den start op den weg tusschnn Nieuwland en Arnemuiden bij den kruisweg en liep tot over den Sloedam. Aan deze race, met een keerpunt en met voorgift, werd deelgenomen door de leden van »Scaldis" A. Verhuist, B. Boogaart en J. C. Kakebeeke van Middelburg, W. Van den Bosch van Wilhelminadorp en H. E. Meulman van Amsterdam. Boogaart en Verhulst hadden een voorgift van 3,/2 minuut; de anderen reden gelijk van meet. Hiervoor waren uitgeloofd een verguld zilveren medaille, aangeboden door de club, een zilveren medaille, aangeboden door den heer C. A. Hacken- berg, donateur der vereeniging, en een bronzen, aangeboden door de club. Zij dragen aan de eene zijde het opschrift Clubwedstrijd en aan de andere den datum van de race. De heeren Verhulst en Boogaart bereden een wiel met gewone banden, de heeren Kakebeeke en Van den Bosch een met cushion-tyres en Meulman met pneumatic-tyres. De eerste prijs werd behaald door den heer Meul man met 20 m. A1^ sec., de tweede prijs door den heer B. Boogaart met 23 min. 2l/2 sec. en de derde reikte hem de hand en zeide: Gij waart een vriend mijns vaders. Wees hartelijk welkom Ja" zeide hij, »in het beroemde oorlogsjaar 1870 heb ik hem gekend, toen we tegen Parijs optrokken. Hij had uit zuivere vaderlandsliefde weder dienst genomen hij het leger, waarvan hij vroeger deel uit gemaakt hadhij was mijn kapitein, ik was als jong, gepasporteerd vrijwilliger een zijner luitenants. Ik was vol geestdrift evenals hij, in het kort, wij werden groote vrienden. In hetzelfde gevecht werden we gewond en kwamen in hetzelfde lazareth naast elkaar te liggen »Wat zegt ge daar?" riep de vorstin eensklaps, terwijl zij zijn arm greep. Met een verlegen lachje trok ze daarna hare hand weder terug. Vergeef mij", zeide ze, »de zoogenaamde zuidelijke leven digheid" openbaart zich af en toe nog wel eens bij mijGij waart dus dat edele jongmensch, van wien mijn vader zooveel hielddie, ofschoon zelf gewond, hem als een broeder oppastegij gij »Nu ja, dat was ik" antwoorddde Eberstein lachend. »Maar van zoo iets bijzonder edelmoedigs ben ik mjj niet bewust." Spreek zoo niet" viel ze hem in de rede. Hij noemde u altijd zijn beste Paul", als hij over u sprakhij heeft u als een vader liefgehad tot aan zijn dood en het was zijn grootste smart, dat ge zoo de wijde wereld waart ingevlogen, zoodat hij u niet meer kon terugzienMet zichtbare aandoening ging ze daarna op zachter toon voort Gij zijt dus die »Paul", die toen zoowonder dadig in mijn leven ingegrepen heeft, die hem be- prijs door den heer W. Van den Bosch met 24 m. 8Va sec. De weg was volgens verklaring der rijders goed. De tweede, de provinciale wedstrijd liep over een afstand van 5 kilometer en stond voor alle Zeeuw- sche bondsleden open. Hieraan namen deel de heeren J. C. Kakebeeke, W. Van den Bosch en B. Boogaart evengenoemd, benevens de heer O. De Kleijn van Ierseke. Allen reden gelijk van meet. Hiervoor waren uitgeloofd een verguld zilveren en een zilveren medaille van »Scaldis", benevens een bronzen medaille van den heer C. P. Gilde te Middelburg. Een verguld zilveren medaille, aangeboden dooi den algemeenen Nederlandsehen wielrijdersbond, zal, wijl van »Scaldis" een gelijke medaille reeds was aangekocht, vermoedelijk bewaard blijven tot een volgenden wedstrijd. In dezen wedstrijd werd de eerste prijs behaald door den heer Van den Bosch met 11 m. 7'/2 sec., de tweede door den heer Kakebeeke met 12 m. 9*/2 sec., de derde door den heer Boogaart met 13 m. lJ/2 sec. (M. Ct.) Naar men ons mededeelt is van Z. E. den Minister van W., H. en N. bericht ingekomen, dat er bij de regeering plannen aanhangig zijn, tot op ruiming van den zoogenaamden toren van Roe merswaal in de Oosterschelde. Mejuffrouw S. W. G e e n s e van Ellewouds- dijk wordt met ingang van 1 October a. s. geplaatst als leerlinge aan de rijkskweekschool voor vroed vrouwen te Rotterdam. (M. Ct.) Tot assistent-waterbouwkundige aan den Vliete- polder in Noord-Beveland is benoemd de heer J. P. Hollestelle, te Tolen. De gemeenteraad te Hontenisse heeft besloten zich tot den Minister van W., H. en N. te wenden, met het verzoek om voortaan de brieven en pak ketten van daar niet meer langs Hulst ovei België en over Ter-Neuzen en Vlissingen naar Zeeland en Holland te verzenden, maar voor dezen postdienst gebruik te maken van den provincialen veerdienst WalsoordenVlake. Mocht aan dit verzoek gevolg kunnen gegeven worden, dan zou de postroute daar door niet alleen verkort, maar zeer zeker ook de verzending heel wat bespoedigd worden. Een gevolg zou daarvan ook kunnen zijn, dat bij vernieuwing van de concessie voor den veerdienst eene stoomboot in de vaart gebracht werd, die beter aan de gestelde eischen voldoet dan de nu dienstdoende. In het Weekbl. voor Z.-Vl. komt het volgend ingezonden stuk voor Volgens een bericht in De Zeeuw is de heer V ergo uwen, hoofd van de School met den Bijbel te Oostburg, benoemd tot onderwijzer bij de Rijksnormaallessen aldaar. Het aannemen dezer betrekking door het hoofd der genoemde Bijbelschool moet bevreemding zoo niet iets ergers wekken bij degenen, die nog eenig respect hadden voor de gemoedsbezwaren van de tegenstanders der neutrale school. Wat toch is het "geval wogen heeft zijne dochter niet langer te verloochenen.1' »Hoe! Weet gij dat?" vroeg Paul verbaasd. »Eerst verscheidene jaren later heeft hij mij] dat eens in een vertrouwelijk uurtje medegedeeld En die man zit nu opeens tegenover mij zoo onverwachtZonderling toeval 1" »Het verrast en treft ook mij" zeide Paul. »Maar zeg niet, dat ik hem bewoogik sprak slechts, om zoo te zeggen, het woord, dat reeds lang in zijn hart stond gegrift en waaraan hij door de gebeur tenissen van den oorlog ïneor en meer aandacht wijdde Op zekeren avond hij moest nog te bed liggen maar ik was bijna genezen en ik zat bij zijn bed kon hij het niet langer kroppen. Hij nam mijne hand in de zijne en vertelde mij met zachte stem, dat hij te Napels een dochter had van ge- ringe afkomst; dat hij tot nogtoe, misschien uit een verkeerd gevoel van schaamte, haar niet erkend had, maar dat hij nu zooveel en zoo voortdurend aan haar denken moest en zoo voorts. Ik ben een idealist (hij lachte) en daarom antwoorddo ik hem Wanneer ik in uwe plaats was, graaf, dan reisde ik naar Napels, wanneer de oorlog geëindigd en mijn wond genezen is en ik nam mijn kind tot mij en presenteerde haar aan de wereld als gravin Raf faela en dan bleef ik tot mijn dood een gelukkig vader." Hij drukte mijne hand, maar zeide niets. Eindelijk sliep hij in. Maar den volgenden morgen vei'klaarde hij mij op zijne gewone bondige wijze, dat hij mij hartelijk liefhad. Zijn gelaat helderde telkens op als hij mij aankeek nu en hij werd gezond. Toen werd er vrede gesloten en daarmede

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 1