1891. N°. 101.
Donderdag 27 Augustus.
78sle jaargang.
Hoofdelijken Omslag
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgii Van Ditmar te Botterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending van advertentiën voor 8 uren op den dag der uitgave.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
COURNAT.
Het eerste suppletoir-kohier van den
voor 1891, zooals het door den gemeenteraad in zijue verga
dering van 6 Angustus jl. werd vastgestelu, is door Gedepu
teerde Staten van Zeeland, bij hun besluit van 21 Augustus
no. 30 goedgekeurd, en op heden aan den ontvanger ter
invordering uitgereikt, welk kohier, iu afschrift gedurende vijf
ïnaauden, ter secretarie voor oen ieder ter lozing zal liggen
kauuende binnen drie maanden na de dagteekening der aanslag
biljetten bezwaren tegen den aanslag op ongezegcld papier, bij
den gemeenteraad worden ingebracht.
Goes, den 25 Augustus 1891.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G d W. HAMER.
De Secretaris.
HAR T M A N.
Brieven uit de Ganzestad.
XXXIV.
»Wie belde daar, Betje
»Och, mijnheer, eene arme vrouw om een kleinig
heidje
»En
»Ik heb gezegd, dat mijnbeer niet geeft aan de
deur. 't Zou anders wel
Betje hield op, maar toen ik haar verzocht te ver
volgen, hing ze mij een treurig tafereel op van den
toestand in het huisgezin dier arme vrouw. De man
reeds geruimen tijd zonder werk, de vrouw eveneens,
(beiden arbeiden anders in dezen tijd van het jaar
op het veld) en verscheidene kleine kinderen.
»'t Zijn zulke oppassende menschen, mijnheer, en
ze zouden zoo graag werken, maar daar is geen ver
dienste".
'»Och man", mengde mijne vrouw zich in 't ge
sprek, »als Betje die menschen kent, dan moesten
we ze maar wat geven".
»Geef maar wat je missen kunt" zeide ik, »als
't maar goed besteed is".
Wat mijne vrouw gegeven heeft weet ik niet,
maar toen Betje terug kwam van haar armenbezoek,
wist ze te vertellen, dat die arme menscheD, die ze
's morgens zoo diep beklaagd had, het nog zoo slecht
niet hadden, tenminste ze zaten smakelijk te eten.
»Dat hadden ze van een anderen mijnheer en me
vrouw gekregen". Daarentegen had Betje vernomen,
dat de leden van een ander gezin in dezelfde buurt
sinds den vorigen dag geen stuk brood »over der
harte" hadden gehad, maar die hadden nog niet
gevraagd.
»Danhadtje het onze maarweêrmeê terug moe
ten brengen of aan dat andere gezin moeten geven,
Betje", zei mijne vrouw.
»Maar, mevrouw!" riep onze gedienstige veront
waardigd, »ik had het al gegeven en kon 'tnu toch
niet terug vragen
»Dat ging moeielijk" zeide ik. »Maar dit geval
bewijst toch alweder hoe verkeerd het is zoo maar
in den blinde te geven".
»Maar man, 't was hier toch geen geven in den
blinde. Betje wist immers of meende te weten, dat
de menschen bet noodig hadden en het verdienden".
t>Zeker" antwoordde ik, »maar ge begrijpt mijne
bedoeling verkeerd. Ik meen, dat, wanneer ieder,
die in deze tijden de liefdadigheid wil betrachten,
op eigen gelegenheid wèl doet, er dan zoo licht bij
den éen te veel en bij den ander te weinig wordt
gebracht. Ik zou willen, dat men de handen in éen
sloeg en éene commissie samenstelde, die zich belastte
met de weliswaar moeielijke, maar toch zoo dank
bare taak van de gaven en giften der particulieren
op doeltreffende wijze te verdeelen onder hen, die
daaraan in dezen tijd zoo dringend behoefte hebben
en ze verdienen tevens. Er is in den afgeloopen winter
gesproken en geschreven over zoogenaamde stille
armen, die te veel eergevoel bezitten om hulp te
vragen bij de openbare instellingen van liefdadigheid
en die het toch vaak moeielijker hebben dan de
armlastigen. Welnu, zulke stille armen zijn er op
dit oogenblik velen en daarom geloof ik, dat er voor
eene commissie als ik bedoel thans meer dan ooit
reden van bestaan is. En wanneer die dan baar
arbeidsveld ook uitbreidde tot de armlastigen, dan
zou zij veel nut kunnen stichten en zou er met
wijsheid en beleid in den werkelijk bestaanden nood
worden tegemoetgekomen."
Betje was reeds lang uit de kamer verdwenen en
de afwezigheid van dat publiek orgaan gaf mijne
vrouw den moed om te vragen
»Maar kunnen de armbesturen en de andere in
stellingen van liefdadigheid dan niet wat meer doen
Die zijn immers toch zoo rijk
»De meesten hebben inderdaad vrij uitgebreide
bezittingen, maar om die te bewegen wat meer te
doen in een tijd, dat ze juist altijd wat minder doen,
dat gaat zoo gemakkelijk niet. De armbesturen houden
zich aan vaste regelen en éen dier regelen is, dat
ze des zomers veel minder bedeelen dan des winters.
Ze houden daarbij rekening met den almanak en
niet altijd met de verdiensten der armen."
»Zou het voor der menschen maag niet beter zijn
wanneer de armbesturen het omkeerden?" vroeg mjjno
wederhelft ietwat vinnig.
Zeker, zeker, kind" suste ik, »maar dit is niet
zoo eenvoudig als het lijkt. Ze hebben eene begrooting
en daaraan moeten ze zich houden. Ze kunnen zoo
maar niet interen op hun kapitaal, dat zal eene zoo
zuinige huismoeder als gij zijt toch wel begrijpen."
»Neen, dat begrijp ik niet" zei ze met eöht vrouwe
lijke halsstariglieid. »Me dunkt, wat die armbesturen
bezitten, hebben ze om ondersteuning te geven, en
als nu de nood bijzonder hoog is gestegen, dan
moeten ze maar eens wat meer doen dan anders.
Ik begrijp wel" ging ze voort, toen ik bedenkelijk
het hoofd schudde, »dat ze niet maar in het wilde
hun kapitaal kunnen aanspreken, maar Goddank
is er dan toch ieder jaar in het hartje van den
zomer niet zooveel armoede en werkloosheid als
thans. Een volgend jaar kunnen ze dan misschien
weGr sparen wat ze dit jaar meer uitgeven. Maar
het schijnt mij in mijn eenvoud niet juist om angst
vallig aan bepaalde regelen vast te houden, wanneer
de armoede buiten alle regelen heerscht."
Ik moet bekennen, dat ik een oogenblik tegenover
deze logica sprakeloos was en toen mijn stilzwijgen
wat laDg duurde, maakte mijne vrouw vermoedelijk
de heerschende gevolgtrekking x>wie zwijgt, stemt
toe", althans ze vroeg na een poos: »Heb ik niet
gelijk?"
Het spreekt van zelf, dat ik mij niet graag geheel
gewonnen wilde geven, hoewel ik het in mijn hart
vrijwel met haar eens was. Ik antwoordde daarom:
»Hoor eens, ik denk, dat de heeren, die over de
fondsen van deze instellingen van liefdadigheid hebben
te zeggen, wel redenen zullen hebben waarom ze
liefst niet tornen aan hare kapitalen. En wat ge
daar zegt van later te spartfli wat ze thans meer
zouden uitgeven, gaat ook 500 gemakkelijk niet.
Maar toch geloof ik dat, wjaar de nood zoo hoog
gestegen is als thanswaar m een tijd van het jaar,
waarin anderseen aardig duitje voor den winterdag
wordt bespaard, armoede en gëbrek heerschen waai
de aardappels van slechte qualiteit en hoog in prijs
zijn en het brood misschien, tengevolge van stijgende
graanprijzen, spoedig ook duurder zal worden,
dat daar inderdaad bijzondere maatregelen dienen
genomen te worden. Maar ik heb hoop, dat de wijze
mannen, die de liefdadigheidsfondsen beheeren, dat
de leden van armbesturen en diaconieën zelf wel
zullen begrijpen, dat de bun toevertrouwde gelden
bestemd zijn om hulp en ondersteuning te verleenen
waar deze vereischt worden. En wanneer dan de
particuliere liefdadigheid georganiseerd wordt, ik
bedoel, dat zich eene commissie vormt, die zich wil
belasten met de gaven der meergegoeden in ontvangst
te nemen en met wijs beleid te verdeelen onder hen,
die daaraan behoefte hebben, in de eerste plaats
onder de stille armen, dan kan deze kermistijd ook
voor den armste vreugde brengen en zal er veel
nood gelenigd worden."
»Zoudt ge het voor alle zekerheid maar niet eens
in de courant schrijven, wat we bier besproken
hebben vroeg mijn practisch vrouwtje.
»Ik kan het licht doen" antwoordde ik, maar ik
vlei me, dat ook zonder dat, de weldadigheidszin de
harten wel zal bewegen om aan het verstand den
juisten weg te wijzen."
»Intusschen hoop ik", zei mijne verstandige vrouw,
»dat nu niemand, die wat te missen heeft, zijn wel
doen stake in afwachting van het optreden eener
commissie als door u is bedoeld. Zij is er nog niet.
x>Keulen en Aken zijn niet op éen dag gebouwd"
placht mijne moeder te zeggen en het is beter een
enkele iets te veel te geven dan allen honger te laten
lijden. Maar de toestand van vele gezinnen is ernstig
en er verloopt nog een geruime tijd eer de winter-
bedeelingen in vollen gang zijn. Hopeloos somber
dreigt nog voor velen het najaar met zijn wind- en
regenbuien, alvorens het strenge winterweder spijzen
en brandstof in de woningen der armen brengt. Van
de sociale quaestie heb ik weinig verstand, maar ik
geloof, dat hier nu werkelijk een sociale quaestie is,
die direct ter hand genomon en grootendeels opgelost
kan worden
Toen ging ik heen om dezen blief te schrijven.
Aüspirant
GOES, 26 Augustus 1891.
Uit den Haag wordt aan de Zutph. Ct. ge
schreven, dat het voorbarig zou zijn uit de sa
menstelling van het Kabinet de gevolg
trekking te maken, dat voor de hervormingsgezin-
den van dit Ministerie weinig te vérwachten is.
»Voor niets ben ik meer bevreesd", zeide onlangs
een conservatief staatsman tot den schrijver, »dan
voor een gematigd liberaal Kabinet, want in dezen
tijd, nu de meer geavanceerde strooming in bet
land zeer sterk is, zal het Ministerie meer geavan
ceerd zijn, naarmate het minder geavanceerde ele
menten heeft opgenomen". Die uitspraak kwam mij
toen paradoxaal voor, maar ik geloof thans de be-
teekenis te vatten. Een zeer geprononceerd Minis
terie, waarin de radicalen sterk vertegenwoordigd
waren, zou water in den wijn moeten doen om den
steun der conservatieven niet te verliezeneen ge
matigd Ministerie daarentegen moet rekening houden
met de geavanceerden en kan dat doen zonder dat
het bevreesd behoeft te zijn, dat daardoor de ge
matigde vrienden afvallig zullen worden. Daarom
is het zeer wel mogelijk, dat juist de tegenstanders
van ingrijpende hervormingen bedrogen zullen uit
komen, indien zij meenen, dat de persoon van den
Kabinetsformeerder voor hen een waarborg is, dat
zij b.v. van groote uitbreiding van kiesrecht ver
schoond zullen worden. Reeds nu komt men in
kringen, waar men goed ingelicht kan zijn, ten
stelligste beweren, dat het Ministerie-Tienhoven-
Tak in groote vraagstukken van den dag terstond
flink positie zal nemen en zich bijna geheel bij bet
programma van de Liberale Unie zal aansluiten.
Dat de heer Gleichman geen enkel oogen
blik in de combinatie voor bet nieuwe Kabinet be
grepen was, valt, volgens den Haagschen kouter der
Pr. Gron. Ct., hieruit te verklaren, dat deze als de
aangewezen voorzitter van de Tweede Kamer werd
beschouwd, en men hem daarvoor ook bestemt.
Volgens den Haagschen kroniekschrijver van
de N. Gron. Ct. staat het, wat de internationale
handelspolitiek betreft, vast, dat een krachtige hand
having van de beginselen der free trade
in de bedoeling ligt van het nieuwe Kabinet. Voor
't overige wordt verzekerd, dat bij het aanstaande
programma kiesrecht- en belasting-hervorming, rege
ling der levende strijdkrachten (met intrekking van
de aanhangige Jegerwet), invoering van sociale her
vormingen, waaronder leerplicht, behoud van den
school-vaccinedwang (alzoo terugneming van de pok-
kenwet des heeren Lohman), uitbreiding van bet
materiëel der zeemacht, koloniale hervormingen be
treffende de bestuurs-inrichtingen, de vrije cultures
en 't opiumstelsel, de voortzetting der herziening
onzer wetboeken, regeling van de administratieve
rechtspraak en denkelijk ook bevordering van
de droogmaking der Zuiderzee, zullen worden in het
vooruitzicht gesteld, zoodat er heel wat nuttigs en
goeds van het nieuwe Kabinet is te verwachten,
mits het kunne rekenen op den krachtigen steun
van de geheele liberale partij en tevens in 't oog
boude, dat een te override behandeling van het kies
recht weder in de 4jarige wetgevende werkzaamheid
groote stagnatie zou kunnen brengen. Het zal daarom
wenschelijk zijn om aan het kiesrecht niet de prio
riteit te geven, doch liever belasting- en andere her
vormingen te laten voorgaan, opdat de uitbreiding
van het kiesrecht het slot worde van de legislatieve
periode van 18911895. Om op dit en andere hoofd
punten van algemeen regeeringsbeleid tot overeen
stemming te geraken (in welken zin zal eerst bij de
troonrede van September blijken) is 't zeer langdurig
overleg noodig geweest, dat de oplossing der crisis
zoozeer heeft vertraagd.
Niettegenstaande het bestuur der liberale
centrale kiesvereeniging in het kiesdistrict Emmen
bij den heer mr. H. J. Smidt er op bad aange
drongen ondanks zijn ministerschap het district als
Kamerlid te blijven vertegenwoordigen, heeft de
Minister gemeend zich niet herkiesbaar te moeten
stellen.
In de Haagsche sprokkelingen in het U. D.
leest men »Tel brille au premier rang, qui s'éclipse
au second", zou men met een kleine omzetting van
bet bekende spreekwoord kunnen zeggen naar aan
leiding van bet nieuwe ministerie, in de onderstelling
nl. dat de Minister Lely brilleeren zal. Want
hij, die en volgens de vakmannen geenszins zonder
reden door den heer Tak de eer en het vertrou
wen van zulk een gewichtigen post, aan 't hoofd
ook van handel en nijverheid, werd waardig gekeurd,
was een zes weken te voren voor de Haagsche kiezers
nauwelijks de moeite waard om een half dozijn
stemmen voor eene raads-candidatuur op hem uit
t3 brengen.
Deze nederlaag »au second rang" was echter niet
te wijten aan den persoon of de talenten van den
nieuwen Minister, maar uitsluitend aan het feit, dat
Z.Exc. van coöperatieve neigingen blijk had gegeven,
door lid te worden van »Eigen Hulp".
A propos van den heer Lely nog even eene op
merking. Ik meen nl. een antwoord te kunnen geven
op de vraag, die met 't oog op 's Ministers jeugdigen
leeftijd en weinig openbaar verleden alleszins ver
klaarbaar is, hoe men aan hem kwam Dit is vrij
eenvoudig. De heer Lely zat met den heer Tak van
Poortvliet in de commissie voor den »open water
weg" van Amsterdam naar zee, zoodat de comman
ditaire vennoot van den kabinetsformateur gelegen
heid had gehad, de bekwaamheden en zienswijzen
van den jongen ingenieur goed te leeren kennen
en waardeeren, mogen we er gerust bijvoegen,
want als mr. Tak, die zichzelf aan waterstaat zulke
liooge eiscben stelde, iemand uitkiest voor die taak,
dan kan men tamelijk gerust zijn, dat bij ergoede,
degelijke motieven voor heeft.
Ierseke. Gisteravond hield de gemeente
raad eene spoedeischende vergadering, uitsluitend
ter behandeling der vraag of de Raad een adres van
adhesie zal zenden op het adres der pachters van
oesterbanken om tegemoetkoming in hun moeilijken
toestand.
De Voorzitter (de heer Sinke) meende, dat het
niet op den weg van den Raad lag dit adres te
steunen. Maar er is den Minister ook een adres aan
geboden door vele visschers, werklieden enz. uit
Ierseke en daar dezer bestaan van dat der pachters
afhangt wenschte hij dit wel te steunen, maar dan
tevens, alweder in dezer belang, den Minister te
verzoeken%niet om uitstel van packtbetaling, wat niet
baten kan, maar geheele of gedeeltelijke kwijtschelding
van achterstallige pacht als het eenige redmiddel.
Als de pachters op 1 Sept. aan hunne verplichtingen
moeten voldoen, dan zal veler crediet uitgeput zijn
en zullen vele werklieden broodeloos zitten. Met
officiöele cijfers toonde hij aan, welk groot belang
Ierseke heeft bij bet voortbestaan der oestercultuur.
Zijn voorstel tot het aanbieden van een adres in
den aangewezen zin werd met algemeene stemmen
aangenomen en daarna de vergadering gesloten.
Op het adres van visschers, werklieden enz. tot
ondersteuning van het adres der pachters is te Ierseke
door 140 en te Wemeldinge door 34 personen ge-
teekend.
Borsele Volgens de ter lezing liggende re
kening der ontvangsten en uitgaven van het ea-
lamiteuse waterschap Ellewoudsdijk
B 0 r s e 1 e over het dienstjaar 1890/91 bedragen
de ontvangsten ƒ68649,09 en de uitgaven/ 73264,64,
zoodat meer is uitgegeven 4615,55.
De ontvangsten bestaan in een overschot van den
vorigen dienst ad 1344,88 dijkgeschot 58688,91
bijdragen van aangrenzende polders of waterschappen
ƒ6157,61; inkomsten uit bezittingen, opcenten van
aannemingssommen en verkoop bestekken 2457,69.
Wegens kosten van beheer werd uitgegeven eene
som van f 5989,64voor zeeweriug en oeververde
diging 62001,9972 en voor renten en lasten
f 5273,00 V2.
lints. De uitslag der herstemming tusschen de
heeren C. v. d. Maas en M. De Regt Oz. voor een
lid van den Raad is, dat van de 36 geldige stemmen
23 op eerstgenoemde en 13 op laatstgenoemde zijn
uitgebracht, zoodat de heer C. v. d. M a a s gekozen is.
Kortgene. Bij de plaats gehad hebbende her
stemming voor een lid van den gemeenteraad tusschen
dhrn. J. F. Gelner en Cornelis Markusse zijn inge
leverd 90 stembriefjes. Dhr. Gelner verkreeg 57 en
dhr. Markusse 32 stemmen, een briefje was blanco,
zoodat dhr. J. F. Gelner is gekozen.
Naar aanleiding van de stappen, welke door
eene commissie van de Kamer van koophandel en
fabrieken te Bergen-op-Zoom gedaan zijn, 0111 op
ruiming te verkrijgen van de overblijfselen
van den toren te R 0 m e r s w a a 1 in de Ooster-
Schelde, kan worden gemeld, dat de hoofdingenieur
van den prov. waterstaat in Zeeland ter plaatse een
onderzoek heeft ingesteld en bevonden heeft dat be
doelde hindernis een overblijfsel is van de vroegere
verdedigingswerken en niet van den toren van do
verdronken stad. Men hoopt dat spoedig tot oprui
ming ervan kan worden overgegaan, daar vooral
voor vreemde schippers de vaart op die plaats in
de Schelde gevaren oplevert.
Men meldt aan de M. Ct. uit Rotterdam, dat
het bericht, hetwelk onlangs yporkwam in enkele
Hollandsche bladen éfn ook door ons daaruit was
overgenomen, als zou het stoomschip Obdam van
de »Ned. Amer. Stoomvaartmaatschappij" onder be
vel van kapt. Potjer in zee gegaan zijn, omdat kapt.
Bakker, door de instructie in zake de bekende treu
rige geschiedenis met een stoker, in Rotterdam werd
gehouden, geheel en al onwaar is. Dit stoomschip is
wel degelijk dt 8 Augustus onder kommando van
kapt. Bakker van Rotterdam naar New-York ver
trokken.
De directie der maatsohappij heeft zich dan ook
gehaast dat onware bericht tegen te spreken. Toen
indertjjd genoemde kapitein uit noodweer en tot
zelfverdediging een der belhamels, die weigerden to