1891. N°. 80. Donderdag 9 Juli. 78ste jaargang. BAKKERSOVEN FEUILLETON. Een Kerkdiefstal. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. Inzending van advertentiën voor 3 uren op den dag der uitgave. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Vergunning i< verleend aan REIN IER SCHEELE te Goes tot het oprichten van eeoen in het perceel wijk B no. 42 gelegen aan de St. Jacohstraat te Goes. Goes, 8 Juli 1891. Burgemeester en "Wethouders van Goes, J. G. de W. HAMER. De Secretaris, II A R T M A N. GOES, 8 JULI 1891. Wij vestigen er de aandacht op, dat de v e r- gadering van kiezers en meerderjarige belangstellenden tot het hespreken en stellen van candidaten voor de a. s. verkiezing van gemeente raadsleden alhier door bijzondere omstandigheden is verdaagd tot a. s. Zaterdagavond. Bij kon. besl. is met ingang van 16 Juli a. s. benoemd tot directeur van bet telegraafkantoor en brievengaarder te Wemeldinge J. Vink, thans in gelijke betrekking te Kortgene. Bij Ivon. besl. van 4 Juli is benoemd tot notaris binnen het arrondissement Middelburg, ter stand plaats de gemeente Vlissingen, C. J. A. Fercken, thans notaris te Ter-Neuzen. Bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap aan de rijksuniversiteit te Leiden jhr. J. W. J. Pompe Van Meer der voort, geb. te Gin- neken, met acad. proofs, get.»Het reglement op de bevisscking der Schelde en Zeeuwsche stroomen". Op 3 Juli zijn aan 's Rijks veeartsenijschool o. a. tot candidaat-veeartsen bevorderd de bh.J. A. De Graaf, van Middelburg, en L. B o o g a e r t, van Driewegen. De Haagsche corr. der Zutph. Ct. deelt bet volgende mede Bij den Hoogen Raad was een vacature onder de deurwaarders, en daar volgens wettelijk voorschrift de deurwaarders van dat Hoogste Rechterlijk College door de Regeering worden benoemd op voordracht van dat College zelf, hielden de leden van den H. Raad zich geruimen tijd onledig met uit de sollici tanten de beste uit te zoeken. Eindelijk scheen de ware Jozef gevonden en werd een voordracht inge diend. Heel lang liet de benoeming ook niet op zich wachten, maar er werd iemand benoemd, die niet op de voordracht had gestaan. Waarom zal wel altijd een raadsel blijven. Ook een College zoo hoog staande als de H. Raad kan zich vergissen, en, ofschoon het zelf bij een goede keuze groot belang heeft, toch iemand voordragen, die den Minister bij nader onderzoek voor de betrekking minder geschikt voor komt. En onder zulke omstandigheden zou de Mi nister zeker niet verantwoord zijn door devoordracht te volgen. Vroeger echter werd in zulk een geval 4) Naar eene Duitsche vertaling uit het Deensch. De koster was met de verhoudingen in de pastorie te goed bekend om niet te weten welk een steun het voor hem zou zijn, indien hij juffrouw Kathinka aan zijne zijde kon krijgen. Hij vouwde de handen, zuchtte en zeide hoofdschuddendDominee, ik moet uwe zuster gelijk geven. De woorden, die men aan zulk een wezen verspilt, werken evenveel uit als een emmer water, die men over een varken gooit." »De woorden van mijn broeder blijven anders zelden zonder gunstig resultaat", merkte juffrouw Kathinka op scherpen toon op. Zeker, juffrouw, zeker! De dominee zou dan ook vermoedelijk de eenige zijn, maar och, dit meisje is zoo verhard, zoo verstokt »Zeg dat niet, mijn waarde mijnheer Michelsen", viel de predikant hem zacht verwijtend in de rede en hij hield even stil om den koster op den schouder te kloppen. »Ook hier zou het blad als door onzicht bare handen kunnen worden omgeslagen." »Maar zoo iets gebeurt toch niet op eens" ant woordde de koster met zekeren nadruk. Maar de geestelijke verstond de bedoeling niet, die in deze woorden opgesloten lag. »Ik zou hier hetzelfde kunnen zeggen, wat ik jongstleden Zondag tot de gemeente sprak, dat ons het licht der genade niet gezonden wordt als een bliksemstraal, maar als een zacht schemerlicht. En het woord der verlossing daalt niet uit de hoogte op ons neder als een loeiende orkaan, maar als een zacht suizen van Gods adem. En wanneer het maar tijd vindt om wortel te schieten de voordracht naar den Hoogen Raad teruggezonden met beleefd verzoek ze te willen wijzigen en aan vullen. Ditmaal daarentegen werd eenvoudig de voordracht van den Hoogen Raad voorbijgegaan en een ander benoemd, en nog wel iemand, die zijn sporen nog moet verdienen, een jongmensch van 25 a 26 jaar, wiens werkzaamheden tot nu toe tot de wanden van een advocatenkantoor waren beperkt gebleven. Yoor den Hoogen Raad was dat zeker niet aangenaam, en er loopt dan ook een gerucht, dat de daarop gevolgde correspondentie tusschen den H. Raad en het Min. van Justitie niet van bijzonder vriendschappelijken aard is geweest maar de vraag is ookKan zulk een benoeming wettig geacht worden Moest de benoeming ge schieden op aanbeveling van den H. Raad, dan was de Minister volkomen vrij, maar er staat op voor dracht. Wel is waar staat er nietuit de voordracht, maar voordracht en aanbeveling zijn toch niet syno niem. En als nu eons de rechter later uitmaakte dat de benoeming onwettig is en dat de nieuwe deur waarder eigenlijk geen deurwaarder is wat dan? Dat alles liad de Minister kunnen voorkomen door tegenover het hoogste Rechterlijk College althans de gewone beleefdheid in acht te nemen. Uit Heeren veen schnjft men aan de N. R. Ct. Zondagmiddag heeft de Volkspa rtij in Scho tel* 1 a n d alhier eene langdurige vergadering ge houden, naar aanleiding van het bosluit van het kiescoinité om voor de aanstaande verkiezing geen candidaat te stellen. In deze vergadering heerschte volstrekt geen eenstemmigheid, maar over het alge meen vond het besluit van het comité niet veel bij val. Volgens sommigen maar voor de waarheid van dat gerucht kunnen we niet instaan zou ten slotte besloten zijn alsnog de candidatuur van Domela Nieuwonhuis te proclameeren. Uit de tor vergadering gedane mededeelingon is gebleken, dat de candidaat der auti-revolutionairen. de heer P. Van Vliet Jr., de candidatuur in Schoter- land niet beeft aangenomen dan nadat hij zich ver gewist had, dat de heer Domela Nieuwenkuis geene candidatuur begeerde. Tegenover den laatste wilde hij niet optreden. Vrij zeker zal dan ook de Volks partij, hetzij bij de eerste stemming, hetzij hij de herstemming op den heer Van Vliet hare keuze vestigen. De liberalen moeten er dus op rekenen, dat hun een zware strijd wacht. De Nieuwe Delftsche Courant vergelijkt dr. S c h a e p m a n bij den Romein Marcius Curtius, die, om zijn volk tegen rampen te behoeden, in een afgrond sprong. Oppervlakkig zou men meenen. dat die sprong niet zoo geheel vrijwillig was. Genoemd blad zegt dan ook Wat in den laatsten tijd is geschied, ging alle palen te buiten. Het was geen critiek, het was een moord met voorbedachten rade. Zelfs schroomde men niet, ons eerbiedwaardig episcopaat op te zetten in ons hart, dan groeien wij in het licht der op. Ja, mijne vrienden, laten wij slechts den goeden God om raad vragen en laten wij Hem tijd geven om tot onze harten door te dringen en daarin Zijne heilzame zaden te werpen, dan zal ook deze arme verworpelinge met Gods hulp de vruchten der eeuwigheid oogsten." De predikant stak de rechterhand tusschen zijn jas en begon weder in de kamer heen en weder te loopen. Juffrouw Kathinka, geroerd door de woorden baars broeders, wierp den koster een triomfantelijken blik toe, waarin te lezen stond: »Wat zeg je nu? Wederleg hem eens als je kunt." Maar mijnheer Michelsen was uit zijn humeur. Psalmverzen en bijbelteksten waren niet zijne sterke zijde. »Is het dan ook uwe meening, dominee, dat zij haar zoon zal kunnen opvoeden vroeg hij voor zichtig. »Neen, mijnheer Michelsen, dat is een andere zaak. Even noodzakelijk als het is het kalme gemoed van het volk te beschermen tegen de wilde stroomen des tijds, even noodig is het voor een kinderhart te wa ken, opdat niet do goede kiemen verstikt worden en onkruid in hun plaats groeit. En vooral hier moet gezorgd worden het zieltje op het rechte pad te brengen, want dit arme kind, in zonde geboren, heeft reeds de kwade kiemen met de moedermelk ingezogen". t> Het is met de flesch groot gebracht" merkte de koster droogjes op. »Dat doet er niet toe, mijn waarde mynheer Mi chelsen, het gevaar bestaat". »Maar dominee, het is toch een heilige band, die tusschen moeder en kind en men moet toch naar mijne bescheiden meening oppassen, dien niet te verbreken". Maar de band tusschen het kind en zijn Hemelschen tegen den man, die, als hij gedwaald heeft, dat deed in zijn edelmoedigheid en met volkomen goede trouw, en aan wien in elk geval het katholieke Nederland groote en dure verplichtingen heeft". De Tijd zou, uit vrees van de herhaling van dien onverkvvikkelijken strijd, bijna wenscben, dat de uit- nemendste onzer katholieke staatslieden zich aan de politiek onttrok. Hij behoeft zich daarvoor niet in een afgrond te storten. Daar is een ander en beter terrein, waarop hij zich kan verplaatsen. De Muzen zien verlangend naar hem uit en gelukkiger dan in het strijdperk der staatszucht, dat Vondel reeds als baatzucht en gevoelloos beschreef, zal onze katholieke Da Costa zich weder gevoelen in den bloemhof der Nederlandsche letteren. Uit een particulieren brief van een persoon in de naaste omgeving des Duitschen Keizerjs wordt het volgende medegedeeld aan de N. R. Ct. door den Berlijnschen correspondent van dat blad »Ons verblijf in Nederland was heerlijk en inte ressant. De ontvangst kenmerkte zich door eene ver rassende pracht en eene natuurlijke hartelijkheid, waarover de Keizer zóó voldaan is, dat hij op de verdere reis in kleineren kring herhaaldelijk zijne ingenomenheid en zijne vreugde erover te kennen gaf, naar Nederland te zijn gaan. In gelijken geest heeft ook de Keizerin zich uitgelaten, die verklaarde zich dit bezoek niet half zoo schoon te hebben voor gesteld. Hedenavond nog verhaalde Z. M. verschil lende bijzonderheden, welke ons bij de ontvangst voor een deel geheel ontgaan waren. Bijzonder inge nomen was de Keizer met de bezichtiging der merk waardige oude charter's en documenten op het archief te Amsterdam over de historische vriendschap tus schen do stedelijke regeering en den grooten keur vorst dat was iets naar zijn smaak Op eene andere plaats worden in denzelfden brief de volgende woorden van den Keizer medegedeeld »Het is alles wonderlijk schoon geweestIk heb een merkwaardig land en beste menschen leeren kennen Die kleine (hiermede is Koningin Wilhel- mina bedoeld) is een lief, frisch dingzij zal aan mij een goed vriend hebben 1" waarop de Keizerin liet volgen»Zij moet eens kennis maken met onze wildzangen, dat zal een pleizier zijn Men krijgt hier den indruk, dat het bezoek van Nederland door ons Keizerlijk paar niet bij éen blijven zal, maar bij de eerste de beste gelegenheid zal worden hervat. Ook schijnt binnen een niet lang tijdsverloop een tegenbezoek der Koningin-Regentes met de kleine Koningin aan bet Berlijnsche Hof te verwachten te zijnalthans is daarop reeds bier en daar gezinspeeld. De Keizer heeft o. a. ook gezegd, dat Scheve- ningen weder zulk een prettigen indruk op hem gemaakt heeft; maar, zoo voegde hij er bij, het schijnt toch te veel bezocht om er eens incognito met de zes jongens voor eenigen tijd heen te gaan. Z. M. de Keizer van Duitschland heeft den vader is toch heiliger, mijn goede vriendEn wan neer aan dien band getornd wordt, dan is het de treurige, maar noodzakelijke plicht der gemeente de moeder van het kind, of het kind van de moeder te scheiden." De vrouw van den predikant was aan een inwen- digen strijd ten prooi en toen er een korte pauze in het gesprek ontstond zeide zij zacht maar beslist »De moeder van haar kind scheiden? Dat kan niets of niemand ter wereld Zy had daarbij den blik op haar man gevestigd, maar dadelijk sloeg zij de oogen weder néér, want juf&rouw Kathinka keerde zich naar haar toe en keek haar met haar eigenaardig sarcastisch lachje ver baasd aan. Maar de predikant ging naar zijne vrouw toe, streek haar medelijdend langs de wang en zeide Lieve Julie »Een pracht van eene vrouw", dacht de koster, terwijl hij zijn kopje leeg dronk. De beide mannen zetten hun gesprek voort, terwijl de predikantsvrouw zich weder over de tafel heen- boog en in baar kopje keek. Zij hief het hoofd niet weder op vóór haar man een weinig opgewonden uitriep»Zeg toch niet, dat zoo iets te vergeefsch en nutteloos zou zijn, mijnheer Michelsen. Hij heeft toch een helder verstand en goeden aanleg, niet waar?" Schitterendmompelde de koster. t> Inderdaad", ging de dominee voort, »liier zou l krachtige hulp goed op haar plaats zijn en ik twijfel er niet aan of er zal in de gemeente wel een cliris- j telijk huisgezin zijn, bereid om het kind op te nemen zelfs kosteloos." >0, neen, neen, dominee, wezenlijk niet", sprak de koster met verheffing van stem en hij richtte zich half in zijn stoel op. Zulke menschen vindt men na den dood van Christus niet meer in de wereld 1" De predikant, die hij deze luid gesproken woorden burgemeester van Rotterdam, mr. S. A. Vening M e i n e s zbenoemd tot kommandeur der Kroonorde. De heer J. J. Van Kerkwijk brengt in de N. R. Ct. de plechtige onthulling op 27 Augustus 1856 in herinnering van het gedenkteeken, gewijd aan den volksgeest van 1830 en 1831 op den Dam te Amsterdam, en laat daarop volgen eene betuiging van leedwezen, dat dit gedenkteeken by de keizerfeesten door bet gemeentebestuur on kenbaar was gemaakt. Het gedenkteeken moge geen artistieke waarde bezitten, het is in overeenstemming met den geest des tijds, waarin het vervaardigd werd, eenvoudig en sojiede. »Hoe gansch anderen indruk zou het monument hebben gemaakt op den keizer, een militarist, als men de gelden, tot onkenbaarmaking van het ge denkteeken besteed, had gebruikt om uit alle deelen van het land Metalenkruis-ridders te laten komen, in hunne nationale kleederdracht rondom het monu ment geschaard. Wanneer men bedenkt, hoe onlangs op eene ver gadering in de hoofdstad verklaard werd, dat het onverschillig was, of men Duitsch of Nederlandsch was, dan zou zulks voor het tegenwoordig geslacht eene opwekking en vingerwijzing zijn geweest, om in dagen van gevaar als éen man te wapen te snellen. »De Keizer zou gezien hebben, dat niet slechts onze voorouders alles voor hunne vrijheid ten beste wilden geven, en daarvoor onder anderen tachtig jaar tegen Spanje krijg voerden, maar dat ook het tegenwoordig geslacht het vaderland lief heelt en mannen in eere houdt, die blijken van vaderlands liefde hebben gegeven. Zulk een volk, dat de vrij heid hoven alles lief heeft, kan wel tijdelijk voor de overmacht zwichten, het kan nooit worden te onder gebracht. Welverre van het monument onkenbaar te maken, had men het in al zijnen eenvoud moeten laten. Op dit gedenkteeken zijn toepasselijk de woorden, die een Franschman eens voor eene andere zaak bezigde»S'il n'existait pas, il fallait l'inventer." »De oudstrijders, versierd met het Metalen Kruis of de Citadel-medaille, zullen weldra den 60en ver jaardag vieren van den tiendaagschen veldtocht laat de natie dan toonen, dat zij op hoogen prijs stelt de diensten, door hen aan het vaderland be wezen. Het Nederlandsche. volk zij gedachtig aan de woorden, die de Keizer sprak, toen hij vóór zijn vertrek uit Amsterdam op de schoone graftombe, die door onze voorouders ter eere van De Ruyter is opgericht, een krans legde en onder anderen zeide, dat, al is een land klein, het toch een groot land is, indien het zijne groote mannen eert." In de Atjeh-kroniek dd. 11 Mei der Sam. Ct. leest men: Wederom kenmerkten de laatste weken zich door kalmte. Van kanongebulder of wapengekletter op eenige schaal van beteekenis werd niets vernomen. Over bet geheel was bet bier betrekkelijk vrij was blijven stilstaan, keek den koster met een fijn lachje aan en vervolgde daarna zijne wandeling door de kamer met versnelde schreden. Er ontstond eene langdurige stilte. De koster leunde vergenoegd achter in zijn stoel en blies dikke rookwolken om beurten door den rechter- en den linkermondhoek. Zijn laatste ant woord vond hij kernachtig. Nu, meende hij, moest de dominee wel uit den hoek komen. De vrouw van den predikant scheen dezelfde meening toegedaan, want ze richtte bange smeekende blikken op haar man. Maar niet, omdat ze niet van kinderen hield integendeel. Reeds als jong meisje had ze eene bijzondere genegenheid voor kleine kinderen getoond en bad ze zich meer te huis gevoeld in de kinder kamer dan in de balzaal. Het was toen reeds haar grootste genot geweest kleine kinderen uit te kleeden en in hunne bedjes warm in te pakken. En wiegen dat ze kon, geene moeder, die het haar verbeterde. Toen ze ging trouwen, zeiden hare vriendinnen, dat ze het alleen deed om zelf een nestje vol klein goed te hebben en ze gaven haar »uit aardigheid" een fraai doopmutsje ten geschenke. Werkelijk had ze echter op haar man, den toenmaligen hulpprediker Rudolf Oestrup, gewacht van het oogenblik af, dat ze elkander voor het eerst hadden ontmoet. Dat was op een groote partij geweest, waar ze in het bonte gewoel dadelijk den stillen, ietwat verlegen man met zijne klankrijke Btem en zijne schitterende oogen had opgemerkt. En toen de kleine, zachtmoedige brunette met de groote, schuwe gazellenoogen zingend en lachend, vol levenslust haar intocht in de pastorie deed, was dit volgens haar eigen, wel wat overdreven woorden in een brief aan eene vriendin in het huiten- land, om zich onder bescherming te stellen van een man en zichzelf daarbij zwak te gevoelen»; om haai* kloppend hart. aan het zijne te verbergenom zich.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 1