1891. N°. 66*. Zaterdag 6 Juni. 78ste jaargang. J. H. C. HEIJSE. Extra-verkiezingsnommer. Aan de Kiezers! J. II. C. IllüUSE, Mr. Smeenge te Wemeldinge. J7 i.oi'sciii: De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75. Afzonderlijke nommers 5 centmet bijblad 10 cent. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de^heeren Nijgii Van Ditmar, te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders. COURANT. Inzending van «dvertentiën voor 2_uren op den dag der uitgave. De prijs der gewone advertentiün is van 15 regels 50 cent, elke regel inedr 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 1—8 regels a ƒ1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Tegen Dinsdag 9 Juni a. s. zijt ge weder op geroepen om een lid te kiezen van de 2e Kamer der Staten-Generaal. Deze keuze is van groot gewicht, omdat ge mede zult te beslissen hebben of de partij, die thans aan het bewind is, met de regeering moet blijven belast of niet. Ons dunkt, de keuze kan niet moeielijk zijn, waar de tegenwoordige Regeering op schier alle punten is tekortgeschoten en nagenoeg niets heeft vervuld van al de beloften, die in programs en openingsreden in 1888 zijn gedaan, wanneer maar eerst de liberalen waren ten onder gebracht. Er zou bezuinigd worden en de Rijks-uitgaven zijn met enkele millioenen vermeerderd. Er werd eene nieuwe kieswet gevraagd en deze was na de Grondwetsherziening een dringende eisch er is zelfs de hand niet aangeslagen. Er is gezinspeeld op het openstellen van de gelegenheid tot het oprichten van Kamers van arbeid en die gelegenheid is niet aangeboden. Men sprak van regeling bij de wet van de uit betalingen der predikantstraktementen en die rege ling is niet tot stand gekomen. Men gaf eene reeks van maatregelen aan, die moesten dienen tot opbeuring onzer Koloniën en geen dier maatregelen is genomen Men beloofde eindelijk vermindering van den druk der accijnzen en deze is niet verminderd gelijkmaking van den belastingdruk voor de ver schillende bestaiuldeelen van het nationaal ver mogen en eene poging daartoe door de liberalen aangewend is door de rechterzijde verijdeldvan eene herziening van de tarieven van in-, uit- en door voer en van de heffing van invoerrechten is niets gekomenja de regeering verklaarde zich daartegen. Heeft dan de huidige regeering niets gedaan O, zeker. Zij heeft als iedere regeering wetten ingediend en met de Kamers behandeld, wetten van goede en van slechte strekking en de goede zijn aangenomen en de slechte verworpen. Maar de regeering is ten eenenmale tekort geschoten, waar het gold datgene te doen, waartoe zij ge roepen was in de eerste plaats de indiening van die wetsontwerpen, die na de Grondwetsherziening en tengevolge daarvan met spoed hadden moeten worden tot wet verhevenin de tweede plaats de vervulling van die vele beloften, die der natie waren gedaan wanneer maar eerst aan de liberalen de regeertaak was ontnomen. De mingegoeden en de kleine burgerij, de platte landsbevolking vooral, beleefden in 1888 moeielijke tijdendezen van overmatigen druk te bevrijden waB de roeping geweest van hen, die dit alles weten aan het wanbeheer" der liberalen. En in die roeping zijn de regeering en de Kamermeer derheid op alle punten tekort geschoten. De be lastingen zijn met geen cent verminderd, het on belaste kapitaal is onbelast gebleven. Daarentegen is door de suikerwet een gevoelige slag toegebracht aan den landbouw speciaal in Zeeland, die op geen enkele wijze is tegemoetge komen in zijne worsteling tegen den druk der tijden. Er is een wetsontwerp ingediend om de ge- meentefinanciën te hulp te komen, maar alweder in hoofdzaak ten nadeele van de landbouwers, zoowel kleine als groote, en van den kleinhande laar, door verhooging van patentrecht en het recht tot heffing van eene gemeentelijke bedrijfs belasting. Ziedaar de zegeningen van de anti-liberale re geering en de haar getrouwe Kamermeerderheid!! Voor de komende stembus hebben de antire volutionaire en de liberale partij elk haar program opgesteld. Maar terwijl het eerste slechts eene reeks van wenschen bevat, in hoofdzaak gelijk aan die van 1888, geeft het liberale program in korte trekken eene reeks van beloften. De liberale partij belooft aan het Nederlandsche volk, wanneer straks de kiezers haar in de Tweede Kamer eene krachtige meerderheid mochten ver zekeren, eene vaste regeling van het kiesrecht, gepaard met eene uitbreiding zoover de Grondwet dit gedoogt. Zij belooft een herziening van ons belastingstelsel in dien zin, dat de kleine burger zal worden ontlast en de arme zal worden ontheven van de hem onevenredig zwaar drukkende accijnzen, ter wijl eene progressieve directe belasting ter ver vanging van deze zal worden ingevoerd, waardoor een gelijkmatige druk op de belastingschuldigen zal worden gelegd. Zij belooft de sociale wetgeving met kracht ter hand te nemen en de verhouding tusschen werk gever en arbeider bij de wet te regelen. Zij belooft de administratieve rechtspraak te regelen naar den eisch der tijden, terwijl einde lijk ook het beheer der koloniën aan eene gron dige herziening zal worden onderworpen. Ziedaar wat de liberale partij, wanneer zij op 9 Juni de overwinning behaalt, zal trachten ge heel of gedeeltelijk tot stand te brengen in de eerstvolgende vier jarenen in de zucht om krachtig de hand te slaan aan die beloofde hervorming is de liberale partij door geheel het land volkomen eensgezind. Ook haar candidaat in ons district, de heer is daartoe bereid. Ook hij wil zijne beste krachten wijden aan de behartiging der waarachtige belangen van het vaderland en zijne koloniën, ook hij wil zich aangorden tot de oplossing der belangrijke politieke vraagstukken, die in de eerstkomende jaren tot een einde moeten worden gebracht. Wie de heer HEIJSE is behoeven we den bewoners van ons district voorzeker niet te zeggen. Velen kennen hem persoonlijk als een man van de daad, met groote werkkracht bezield en uit nemend bekend met de belangen en de eischen van ons district en van geheel onze provincie. En wie hem niet persoonlijk kennen, zij weten toch zeker hoe hij reeds sedert jaren als hoogstverdiensteiijk lid van Gedeputeerde Staten van ons gewest, on verpoosd is werkzaam geweest en nog is om dat gene tot stand te brengen wat ten bate kan strekken van geheel Zeeland. Zij weten het on getwijfeld hoe warm zijn hart klopt voor de minbevoorrecliten onzer samenleving en hoe hij door eigen waarneming een diepen blik heeft geslagen in de nooden en behoeften der verschil- fende standen der maatschappij. We mogen tot onzen spijt niet geheel zwijgen over zijn tegen-candidaat. We hebben eerbied voor 's mans kennis, maar tot het oplossen van de vraagstukken der practische politiek brengt hij niet bij. Het „getuigen" van mr. Keuchenius om trent zijn geloof, vooral ook in de Kamer, is schier spreekwoordelijk geworden en zijne breed sprakigheid en zijne uitweiding over zaken, die met het punt in behandeling in geen verband staan, nemen dermate toe, dat zij den lachlust zijner medeleden, zoowel van partijgenoot als van tegenstander, opwekken en de Voorzitter der Ka mer zelfs geene poging meer aanwendt hem in zijne redevoeringen te stuiten, hoever hij ook buiten de orde gaat. Hij moge een geleerde zijn op velerlei gebied, in de practijk is hij bitter tegengevallen, waar het gold op het gebied van vaderlandsche en koloniale politiek krachtige hervormingen voorte- stellen of te steunen. Als Minister van Koloniën is hij, omtrent wien groote verwachtingen werden gekoesterd, ook door de liberalen, ten eenenmale te kort geschoten in de taak om de koloniën uit haar verval opteheffen j als afgevaardigde van ons district heeft hij getoond een vreemdeling te zijn in de behartiging onzer belangen, met name bij de behandeling der suikerwet, toen hij de araendementen, die nog eenigermate aan den land bouw konden ten goede komen, bestreed, en al leen tegen de geheele wet stemde, omdat enkele der amendementen, zijns ondanks toch waren aangenomen. Hij was dan ook de eenige Zeeuwsche afgevaar digde, die stemde tegen de amendementen, die in het belang der landbouwers waren. Alle overige Zeeuwsche districten begrijpen het groote belang van iemand af te vaardigen, die in onze provincie woont of met hare behoeften be kend is. Alleen Goes geniet de twijfelachtige eer steeds een vreemdeling te mogen zenden naar de Tweede Kamer der Staten Generaal. Zullen de kiezers, vooral ook die te plattenlande, dan eindelijk eens gaan beseffen, dat het niet genoeg is een „streng geloovig" man te zijn om de belangen van de natie te behartigen, maar dat daartoe in de eerste plaats noodig zijn een prac tische blik en een nauwkeurige kennis van die belangen Wij hopen het van harte maar dan ook is het noodig, dat zij allen trouw ter stembus komen op Dinsdag 9 Juni a. s. en dat zij hunne stem met ons uitbrengen op den heer Daartoe hen op te wekken achten wij onze dure plicht jtlflt? De stembus is op Dinsdag 9 Juni a. s. geopend van 9—5 uren. Een eens geschreven naain mag doorgehaald en door een anderen vervangen worden. Ter secretarie van iedere gemeente is een nieuw stembiljet verkrijgbaar, wanneer het toegezondene mocht zijn verloren geraakt. Elk stembiljet moet voorzien zijn van twee stempels en het mag in geen geval onder teekend worden. Het bestuur der liberale kiesvereeniging „Goes" J. M. KAKEBEEKE. J. J. VAN WEEL. D. STIGTER. G. H. KAKEBEEKE. I.. FRANSEN VAN DE PUTTE. J1 Maandagavond trad te Wemeldinge op verzoek van de liberale kiesvereeniging „Goes" als spreker op inr. H. Smeenge, lid van de 2e Kamer der Staten-Generaal, teneinde de kiezers in te lichten omtrent den politieken toestand van ons land, in verband met de verkiezing op 9 Juni a. s. Vóór de pauze gaf de spreker een antwoord op deze vraagIs hetgeen in de afloopende 8 Va- jarige periode op wetgevend gebied in Nederland is tot stand gebracht zóo, dat men ook voor het komende vierjarige tijdperk aan de anti-revoluti onairen en Katholieken de regeering inet vertrou wen zou kunnen in handen geven Spr. herinnerde eraan hoeveel na de Grond wetsherziening moest worden tot stand gebracht, niet omdat het vroeger verzuimd was, maar om dat dit door belemmeringen van de Grondwet minder goed kon en daarom was ook Grond wetsherziening zoo hoog noodig. Vervolgens las spr. de beide programs, zoowel van antirevol. als van Katholieke zijde in 1888 opgemaakt, en ver geleek ze samen om al dadelijk aantetoonen, dat de wenschen der beide verbonden partijen op het gebied van kieswet, belastingen, dienstplicht enz. aanmerkelijk verschilden. Daarna ging spr. in den breede na in hoeverre de regeering zich aan dat program van actie had gehouden en ook nu bleek zooals we bereids in onze jongste artikelen hebben aangetoond dat de onderwijswet, die vrijheid zou brengen voor de bijzondere school, maar ze in werkelijk heid met zilveren koorden heeft verbonden, het eenige punt van het program van actie is, dat werd uitgevoerd. Wat de Regeering dan wèl gedaan had ging mr. Smeenge na aan de hand van de rekening door mr. A. Van Dedem, anti-revolutionair lid der Kamer, opgemaakt in de zitting van 22 Jan. jl. Deze onverdachte medestander der Regee- ring herinnerde aan de bankwet, de pensioen wetten, de boterwet, de spoorwegovereenkomsten, de onderwijswet en de arbeidswet. Breedvoerig toonde mr. Smeenge aan, dat deze wetten bf reeds waren ontworpen of genoegzaam voorbereid (bank wet, pensioenwetten, arbeidswet), bf zoo gebeel zonder politieke strekking waren (en van twijfel achtig belang tevens), dat het waarlijk niet noodig was daarvoor een andere partij aan de regeering te brengen. Maar ook het program van actie bleef, behou dens de twijfelachtige schoolwet, geheel onuitge voerd, zooals mr. Smeenge, dit punt voor punt besprekende, aantoonde, terwijl hij tot staving zijner beweringen gelegenheid vond zieli te be roepen op deze woorden van den heer Melvil van Lijnden, anti-revolutionair lid der Eerste Kamer „Ik wil niet ontkennen, dat er enkele onder werpen van Staatsbeleid zijn, welker terhand- neming dit Kabinet bij zijn optreden had toe gezegd en welker behandeling het gehoopt had beëindigd te kunnen hebben, voordat nieuwe verkiezingen zouden inoeten plaats vinden, terwijl die hoop niet ten volle is verwezenlijkt." En ten bewijze hoe onbillijk het is vroegere liberale regeeringen te verwijten dat zij niet alles ten uitvoer legden, wat zij hadden toegezegd, wees mr. Smeenge nog op deze opmerkelijke woorden, die den heer Melvil van Lijnden daarop liet volgen „Maar is dit niet het lot van alle Kabinetten, van alle Ministers?". Ons bestek gedoogt niet het geheele betoog van mr. S. omtrent het niet ten uitvoer brengen van het program van actie weêrtegeven en wij achten dit ook onnoodig, waar wij in een viertal artikelen in hoofdzaak dezelfde stof hebben behandeld. Een paar punten uit de rede van mr. S. wenschen we alleen nog aantestippen, omdat die door ons minder uitvoerig zijn behandeld. Spr. wees erop, dat de Regeering geen invoer rechten op granen had voorgesteld en herinnerde eraan, dat èn de Minister Mackay èn de Minister Godin de Benufort daarvoor weinig sympathie had den betoond. Het door den heer Bahlmann inge diende voorstel is ongunstig ontvangen en zal wel nimmer wet worden. Spr. verheugt zich daarover omdat hij een invoerrecht op granen een nadeel acht voor het algemeen. Het is mogelijk, dat de loonen van sommige arbeiders wat zullen stijgen, maar ongetwijfeld zullen ook de prijzen der levens middelen klimmen. Als bewijs daarvoor wees spr. op het opmerkelijk feit, dat tal van arbeiders uit de omstreken van Enschedé iederen dag met wagens over de grenzen trekken om in Duitschland, waar graanrechten geheven worden, te arbeiden en te profiteeren van het hooger loon. Maar zij keeren ook iederen avond weder per as terug om te profi teeren van de goedkoopere levensmiddelen in Neder land. Wel een bewijs, dat het verschil in prijs van de levensmiddelen in beide landen nog al aanzien lijk moet zijn, wanneer men vijordeeliger per wagen de grenzen kan overschrijden. De heer Bahlman ziet dat ook zelf in. Daarom stelde hij een invoerrecht op rogge op 60 ets. tegen f 1,20 op tarwe, omdat naar zijne meening hij die roggebrood eet minder nadeel van de heffing moet ondervinden dan hij die tarwebrood eet. Intusschen wordt door dit verschil in invoerrecht weder eene nieuwe ongelijkheid in ons eigen land geschapen, omdat de vruchtbare gronden waar inen tarwe telen kan zooveel meer bevoordeeld zouden worden dan de schrale, waar men met moeite en veel

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 1