v 1 met hunne wenschen en dat dus het partijverband dringend eischte, dat daaraan het eerst werd voldaan. Hoe dit zij, de onderwijswet is tot stand gekomen, dank ook de medewerking van vele liberalen in beide Kamers. Een feit echter is het, dat de tegenwoordige wet meer voordeel heeft opgeleverd voor de Katho lieken dan voor de anti-revolutionairenterwijl tevens vaststaat, dat de nieuwe wet de vrijheid" der bijzondere scholen niet heeft vermeerderd. Inte gendeel, voor een handvol gelds is die vrijheid meer aan banden gelegd, en waar erkend moet worden, dat over het algemeen de besturen der bijzondere scholen inzonderheid die der Protestanten met loffelijken y ver trachten de verworven Rijkssub sidie ten goede te doen komen aan het onderwijs door uitbreiding van het onderwijzend personeel, daar blijkt vanzelf dat aan «herstel van gewetens vrijheid op schoolgebied voor den arme" door de wet niet veel wordt toegebracht. Al schreef dan ook de tegenwoordige minister Lohman zijne «Pacificatie" ten betooge, dat de on derwijswet vrede zou brengen, thans reeds, twee jaren later, verkondigt dr. Kuyper herhaaldelijk, dat lang niet is verkregen, wat gewenscht wordt, en spreekt het program voor de komende stembus alreeds van «voortgaande vrijmaking van het onderwijs". Aan «inkrimping van de rijksinrichtingen voor middelbaar onderwijs en van die voor de opleiding van onderwijzers" heeft de regeering zich niet gewaagd. Blijft alzoo nog «opheffing van den vaccinedwang althans voor de vrije scholen." Inderdaad heeft mi nister Lohman een wetsontwerp ingediend om de verplichte vaccinatie voor de schoolgaande kinderen op te heffenmaar zoo dit ontwerp nog in dit zit tingsjaar der Kamers in behandeling zal komen wat zeer te betwijfelen valt dan kan wel vooruit voorspeld worden, dat het wordt verworpen, dank ook den katholieken bondgenooten, die weinig sympathie koesteren voor de opheffing der verplichte vaccinatie. Het is dan ook onbegrijpelijk, dat eenige regeering het aandurft een bestaanden maatregel af te schaffen, die volgens het oordeel van verreweg de meeste deskundigen en blijkens hoogst nauwkeurige en dus volkomen vertrouwbare statistieken zoo heilzaam werkt ter voorkoming van een walgelijke en ge vaarlijke besmettelijke ziekteen dat eene regeering ter wille van de «vrijheid" het leven van duizenden durft in de waagschaal stellen, terwijl zij door eene wet op het dragen van verboden wapenen zoo angst vallig waakt voor het leven der burgers en zoo velen in hunne «vrijheid" beperkt. Resumeerende, blijkt dat de huidige regeering ten opzichte van de eerste drie punten van het program van actie van 1888 in dier voege rekening heeft gehouden met de «wenschen" daarin vervat, dat iii zake het kiesrecht niets is gedaan, dat geen Kamers van arbeid zijn opgetreden en dat in zake het onderwijs slechts voor een klein deel aan de «wenschen" is tegemoet gekomen. Punt 4 van het program regeling bij de wet van de traktementen enz. der godsdienstleeraarsen waarvan kennelijk de bedoeling was die traktementen, pen sioenen enz., vanwege het Rijk genoten, aftescliaffen opdat de Ned. Herv. en de Roomsch-Kathol. kerk op gelijken voet zouden komen met de doleerenden en andere godsdienstsecten, aan welker vrijheid van beweging onder de liberale regeeringen de meest mogelijke zekerheid is gegeven, punt 4, zeggen wij, is niet aangeroerd. En geen wonder! Want bij de samenwerking van anti-revolutionairen en Roomschen in zake de schoolwet was voor beiden winst te be halen, door voor een deel van de uitgaven voor de bijzondere scholen uit de schatkist te putten. Bij de afschaffing van de Rijkstraktementen van Ned. Herv. en Roomsch-Katholieke geestelijken zou de zaak om gekeerd worden en is het niet te verwachten, dat de Katholieken ter wille van de doleerenden hunne Rijksbijdragen zouden opofferen. Bij de tegenwoordige samenstelling van Ministerie en Kamer-meerderheid is de uitvoering van dat punt dan ook onmogelijk en was dus de belofte eenvoudig misleiding. Punt 5 belastingstelsel enz. zullen wij aan het slot van deze rekening, behandelen. Wij gaan dus eerst over tot punt 6 mits onder behoud van de noodige vrijstellingenafschaffing van de plaatsvervan ging en verbetering van de militaire rechtsverhoudingen. Ten opzichte van deze alinea uit het antirevolu tionair program van 1888 kunnen we kort zijn, want zij het dan ook wat aan het eind der vier jarige periode in dezen heeft inderdaad de re geering gedaan, wat als de «wensch" van de kiezers werd neergeschreven, 't Is waar «verbetering van de militaire rechtsverhoudingen" laat nog op zich wachten, maar wanneer maar eerst de legerwet zou zjjn tot stand gekomen, zou ook dat punt wellicht zijn ter hand genomen. We zeggen «wellicht", om dat, zoover wij weten, door de regeering nog niet onomwonden is verklaard, dat de militaire rechts verhoudingen grondige herziening behoeven en het zou ons niet onmogelijk toeschijnen, dat de militaire elementen in het ministerie daarover anders dachten dan hunne burger-collega's. Door de indiening der legerwet is evenwel aan den wensch naar persoonlijken dienstplicht gevolg gegeven en de eer daarvan komt ten volle aan de tegenwoordige regeering toe. Opmerkelijk evenwel is het alweder, dat dit punt van het antirevolutionair program is ter hand genomen door een Katholiek minister, maar vooral is het de aandacht overwaard, dat juist dit zeer belangrijke onderwerp de twee spalt in de verbonden anti-liberale meerderheid dui delijk aan den dag heeft doen treden. Hoe broederlijk ook antirevolutionair en Katholiek in 1888 ter stembus togen om de liberalen te ver delgen, die broederschap hield op, zoodra de minister van oorlog aan het woord kwam en zelfs dr. Schaep- man, die wanhopige pogingen heeft gedaan om de «breuke" te voorkomen, stond meermalen in de gelederen der tegenstemmers, zoodra de minister Ber- gansius met eene wetsvoordracht kwam, die de persoonlijke en financiëele lasten zou verhoogen. Het is hier niet de plaats een oordeel te vellen over het beginsel van den persoonlijken dienstplicht noch ook over de legerwet. Maar hoezeer wij ook voor standers zijn van den eerste, omdat wij hem voor het gehalte van het leger en voor de verdediging des vaderlands een dringende eisch achten, kunnen we toch niet ontveinzen, dat inderdaad de thans aanhangige legerwet groote offers, vooral persoon lijke, van het Nederlandsche volk eischt. Het kan ons daarom niet verwonderen, dat in alle kringen en standen der maatschappij de meeningen over die wet zoo lijnrecht tegenover elkander staan, niet alleen onder Katholieken en liberalen, maar wel degelijk ook bij de antirevolutionairen. Het bewijs daarvan ontvingen wij onder anderen na de behan deling van het advies der Liberale Unie te dier zake in de liberale kiesvereeniging «Goes", toen wij van meer dan éene zijde door onverdachte anti revolutionairen instemming hoorden betuigen met wat op die vergadering gesproken was door de tegenstanders der legerwet. We merken dit alleen op als bewijs, dat, al geeft het anti-revolutionair program van 1888 den «wensch" te kennen naar afschaffing van de plaatsvervanging, deze wensch nu niet juist iederen antirevolutionair als uit het hart gegrepen is. De kleine burger, die blij is voor het met moeite bijeengespaarde geld zijn zoon te kunnen vrijkoopen, opdat diens verdiensten niet stilstaan of zijn werk kring niet worde verbroken, maar ook de armere, die gaarne voor een sommetje gelds in dienst gaat om daarmede zijne huisgenooten voor gebrek te vrij waren, zy vooral roepen niet zoo luide over de zege ningen van den persoonlijken dienstplicht. Dit alles doet echter niet ter zake, waar wij al leen de vraag te beantwoorden hebben of regeering en Kamermeerderheid met betrekking tot dit punt het program hebben trachten uit te voeren. Ant woorden we te dien opzichte omtrent de regee ring volmondig »ja", omtrent de Kamermeerderheid moet een even beslist «neen" worden uitgesproken. We zeiden reeds hierboven, dat ten opzichte van de legerwet de meerderheid verbrokkeld nederligt en wanneer ooit de legerwet tot stand komt, dan geschiedt dit, niet door de meerderheid waaruit de regeering is gesproten, maar dank zij den liberalen die daarmede toonen geene oppositie quand mCme te willen voeren, maar wel degelijk bereid te zijn goede voorstellen eener niet bevriende regeering te willen steuneniets wat van de anti-liberalen in vroeger jaren niet kan getuigd worden, daar zij zich steeds tegen goede maatregelen hebben gekant, omdat zij door liberalen werden voorgesteld. Ten opzichte van de koloniale politiek luidde de «wensch" van het program van 1888: breking met het opiumstelsel; wegneming van hinderpalen aan de Zending opheffing van de Staatskerk bevordering van de vrije ontwikkeling van handel, landbouw etc. eenheid van tolgebied herziening van de compta biliteitswet. Wat n cr van dat alles tot stand ge komen METS Zooveel woorden, zooveel ijdele beloften. Wél had mr. Lucasse in zijne rede, te Serooskerke gehouden, den moed te beweren «Op koloniaal gebied heeft de regeering ook niet stilgezeten. Zij heeft de Zending bevorderd en het opiummisbruik, zooveel dit kon, tegenge gaan. Zij legde ten behoeve der bevolking irriga tieven aan", maar gelukkig voor den heer Lucasse heeft niemand hem naar eenig bewijs van zijne bewering gevraagd. Er wordt geen grein minder opium gebruikt dan vroeger. Wél heeft de ex-minister Keuchenius de verpachting voor drie jaar veranderd in eene ver pachting voor één jaar, maar gelijk te begrijpen was, waren dientengevolge de inschrijvingen bedui dend lager en leed alzoo de schatkist een gevoelig ver liesmaar vermindering van opium-gebruik was niet het gevolg ervan en het kon dit ook niet zijn. Er zijn imgatiewerken aangelegd! Alsof dit niet ook onder vorige regeeringen het geval was. Ieder jaar worden sommen voor dat doel op de begrooting uitgetrokken, als gevolg van den onafwijsbaren eisch der omstandigheden, zoowel nu als voorheen. Ook dit dus niets bijzonders. Ware de aanleg van irri gatie werken niet voortgezet, het zou ongeveer gelijk staan met het stilzitten van het departement van Waterstaat in ons land Is er overigens iets gedaan voor ons Indië Is de nijverheid bevorderd Is de algemeene toestand ver beterd Is men op Atjeh eene schrede verder ge komen Is de gouvernements-koffiecultuur krachtig ter hand genomen of geheel aan de vrije industrie overgegeven Op al deze vragen moet het diepbe- schamend antwoord worden gegevenNeenEr is niets gedaan en ons Indië gaat langzamerhand achter uit. De maatschappelijke toestanden zijn ongunstiger geworden. Er is geene vaste richting. Het optreden van eene anti-liberale* regcering is Indië JVIET ten zegen geweest. En daarmede zijn wij genaderd tot het tweede gedeelte van het program, bevattende «wat men tegen den afloop der vierjarige periode veranderd wenscht te zien in de Grondwet." Dit deel bevat vier punten en wel: «herziening van de kieswetartikelen, die regelende de vaststelling van het budget, die betreffende de verhouding van Kerk en Staat en van die betreffende het onderwijs". Aan herziening der Grondwet heeft echter de regeering zelfs niet gedacht en ook de haar getrouwe meerderheid heeft daarop nimmer aangedrongen. Deze wenschen zijn als de meeste andere volkomen onver vuld gebleven en daai-mede zijn we van zelf ont heven van de taak daarvan iets meer te zeggen, dan dat te dien opzichte aan geen enkelen „weiisch" eenfge aandacht lts geschonken. Gaan we thans nog even na in hoeverre de Regeering heeft gevolg gegeven aan de wenschen van het pro gram van actie omtrent het punt der belastingen. Er werd gevraagd«vermindering van den druk der accijnzen; gelijkmaking van den belastingdruk voor de verschillende bestanddeolen van het natio naal vermogen; en herziening van de tarieven van in-, uit- en doorvoer, ook in verband met de handels politiek van andere mogendheden". Zooals we reeds in ons eerste artikel herinnerd hebben, verkeerden 's lands financiën, naar de eigen verklaring der Regeering, toen zij aan het bewind kwam, in gunstigen toestand; voor belastingher vorming mocht dus het tijdstip geschikt worden geacht. En nochtansheeft iemand er iets van bemerkt Van afschaffing der schadelijke belastingen is niets gekomen. De drukkende en onbillijk werkende patent belasting bleef gehandhaafd. De herziening der per- soneele belasting laat nog steeds op zich wachten. Van afschaffing van den accijns op de zeep werd niet gerept. Voor het zout werd niet afschaffing maar slechts vermindering toegezegd, doch een daar toe strekkend wetsontwerp werd niet ingediend. Ter wijl het vroeger heette, dat onder de liberalon Alva's tiende penning werd geheven, is het belastingbiljet van geen enkelen burger onder het tegenwoordig Minis terie met een enkelen cent verminderd. Gelijkmaking van «len belastingdruk voor de verschillende bestanddeelen van het nationaal vermogen is niet geschied. Wel is door eenige liberale leden der Kamer een wetsontwerp ingediend om enkele belastingen, o. a. de patentbelasting, aftescliaffen en eene progressieve inkomstenbelasting te heffen, maar bij de behande ling van dat ontwerp, dat geheel in de lijn lag van het anti-revolutionair program, werd dit door al de anti-liberalen verworpen. Natuurlijk, het kwam immers van de liberalen Toch werd van den Minister de toezegging ver kregen, dat hij zou nagaan of eene rentebelasting of eene belasting op effecten zou kunnen worden voorgesteld. Maar ook te dien opzichte is het bij eene toezegging gebleveneene dergelijke belasting is niet in een ontwerp geformuleerd. Vóór en tjjdens do verkiezingen werd van anti revolutionaire zijde diep medelijden betoond met den gedrukten toestand van handel en nijverheid, maar inzonderheid van den landbouw. De verschil lende takken moesten beschermd worden tegen de concurrentie van het buitenland, vooral nu men in naburige rijken den invoer uit Nederland belastte. Hoe verlokkend luidde daarom die paragraaf over de herziening van de tarieven van in- en uit- en doorvoerwelk een heil zou er van een ministerie der rechterzijde verwacht mogen worden En de uitkomst Xoowel de minister Mnckny nis zijn ambtgenoot van Finan ciën verklaarden zicli herhaaldelijk tegen invoerrechten op granen en op het gebied van de herziening der bovengenoemde tarieven is alweder niets geschied. Een desbetreffend ontwerp van den Katholieken afgevaardigde Bahlmann is zelfs nooit in behandeling genomen. Maar niet alleen dat die beschermende rechten zijn uitgebleven, een nieuwen slag heeft de minister den landbouw toegebracht door de suikerwet. Moge het verkeerd zijn, dat de suikerfabrikanten van de overponden geene belasting moesten betalen en zou oppervlakkig de regeering derhalve gelijk hebben met een voorstel te komen om die onbillijk heid weg te nemen, waardoor de staat jaarlijks veel te weinig aan belasting ontving, de minister heeft geheel over het hoofd gezien, dat de schat kist door den nu genomen maatregel niet zal gehaat worden, daar de fabrikanten, nu ze van de over ponden moeten gaan betalen, bij een grooten aan plant geen voordeel meer hebben. Zij doen dan ook den aanplant verminderen door den inkoopprijs der bieten te verlagen, en de landbouwersdie in deze moeielijke tijden juist door de bietencultuur er nog zoo wat bovenop gekomen waren, zullen in de. eerste plaats de lijdende partij zijn. Van bijzondere liefde voor den landbouw heeft de regeering daarmede zeker geen blijk gegeveien dan komt eene der gelijke wet nog wel vai denzelfden "minister, die de geineente-financiën wl verbeteren door vooral den grond meer te belasten Heeft dan werkelijk dt Minister van financiën drie en een half jaar in zalig nietsdoen doorgebracht Neenhy heeft een ontwerp ingediend tot her ziening van de gemeentelijfe financiën. Dit was in derdaad een zaak van gewicht, want in vele ge meenten van ons land is de inanciëele toestand verre van rooskleurig. De pogiig van den Minister om dien te verbeteren zou dan ook zeker allen lof ver dienen, wanneer hij daarbij tot eene grondige herzie ning het initiatief had genonen. Maar instede daar van heeft hijJzooals het ehbrs werd uitgedrukt, door in de eene schaal nog een gewichtje en in de andere op het gevoel af nog een haidjevol waren te werpen, een evenwicht trachten te verkrijgen, zoodat die geheele «hervorming" zich jepaalt tot eenige onbe duidende wijzigingen zonde* karakter, zonder sys teem en het ergst van tl zonder eenige prae- tische waarde. Vaster dan ooit worden daarin de gemeentelijke financiën aan le rijksbelastingen ge koppeld, waarvan sommige ii hooge mate gebrekkig zijn. De inwonende landeigenaars, tot de armste toe, worden door de hoogere gemeentelijke opcenten op de grondbelasting evenzeer getroffen als de uitwo nende. De opcenten op de slechte patentbelasting worden verhoogd. De nijveren worden bedreigd met eene nieuwe belasting op dei kleinhandel in tabak en in dranken, uitgezonderd het gedistilleerd. Landbouw en nijverheid woiien in het voorgesteld ontwerp dus het meest gedrukt Er zal toch 400000 meer aan grondbelasting voor ongebouwde eigendom men worden geheven. De patentplichtigen kunnen met 2 opcenten verhoogd worden. Voorts zullen de gemeenten de laatsten opnieuw kunnen treffen door een soort van stedelijk patent en door een vergun ningsrecht op bepaalde artikelen. Voor het platteland, waar natuurlijk de ongebouwde eigendommen het grootste gedeelte der uitgestrekt heid uitmaken, kan de verhooging der grondbelasting van 10 tot 60 opcenten eene belangrijke bron van inkomst voor de gemeenten worden. Wordt zij toe gepast, dan zullen de gemeentebesturen ten platte- lande de handen ruim hebbenmaar de ingezetenen der gemeente, met name de grondeigenaarspachters en hoerenzullen eene groote vermeerdering van druk ondervinden, terwijl de winst uit het patentrecht uit den aard der zaak onbeteekenend zal zijn en ver moedelijk de terugneming vaneen gedeelte van het personeel niet zal overtreffen. Buitendien door het vermeerderen van het op- centenstelsel verkrijgt elke fout, die de belasting zelve aankleeft, grooter afmetingen. Dit is inzonder heid met het patent het geval. En wat te zeggen van belastingen op den verkoop in het klein van tabak, sigaren enz.! «Waarom?" wordt elders ge vraagd, «waarom niet liever op piano's, rijwielen enz." Door het heffen van belastingen op den verkoop van sommige artikelen in het klein wordt een patent recht naast het bestaande geschapen. Vooral in kleine plaatsen zouden vele burgera zich ernstig in hun bestaan bedreigd zien. De thans reeds voor hen zoo moeielijk vol te houden concurrentie met de grootere plaatsen zou, zoo ze bovendien nog door eene extra belasting werd gedrukt, eenvoudig onmogelijk zijn. Zoo is derhalve ook de belasting-para graaf van het anti-revolutionair program van 1888 geheel onuitgevoerd gebleven en is bovendien aan den landbouw een gevoelige slag toegebracht, die nog dreigt vermeerderd te worden, wanneer door het voortbestaan der tegen woordige anti-liberale regeering ook de belasting- ontwerpen van den minister van financiën tot wet zullen worden verheven. Er is dus van het geheele program niets verkre gen dan de duurdere onderwijswet. Overigens is niets gedaan. Wat voorgesteld werd of wordt is óf gebrekkig óf ten nadeele van landbouw en nijverheid. Inderdaad de voorgespiegelde zegeningen van een anti-liberale regeering, waardoor de kiezers in 1888 zich hebben laten verlokken, zijn uitgebleven en 3 4 jaren zijn weder nutteloos voor land en volk voorbijgegaan. Ziedaar het saldo der rekening. Wat dunkt u9 kiezers! Zou het wél in het belang des landsslat is In nv belang, zijn deze Regeering in het aanstaande vierjarig tijdperk ander maal eene meerderheid, in de Tweede Kamer te verzekeren? Zou het niet raadzaam zijn uit ons district een ander dan mrKeuche nius als lid der Kamer aftevaardigen? Op deze vragen zal ons volgend ver kiezingsnummer een antwoord geven Druk. F. Kleeuwens Zoon. Goes.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1891 | | pagina 6