1891. N°. 65.
Donderdag 4 Juni.
78ste jaargang.
den heer J. H. C. HEIJSE
nr. J. G. VAN DEINSE.
HONTENISSE,
PATENTRECHT
Mr. Smeenge te Wemeldinge.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag-, Woensdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, 1,75.
Afzonderlijke nominers 5 cent; met bijblad 10 cent.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren Nijgh Van Ditmar, te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Brievengaarders.
Inzending van advertentiën voor 2 uren op den dag der uitgave.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs
slechts tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
COURANT.
GOESGHE
Bij de verkiezing van een lid der 2e
Kamer op Dinsdag 9 Juni a. s. beve
len wij met den meesten aandrang aan
voor het kiesdistrict
GOES
voor het kiesdistrict
Hot 4e kwartaalskohier Tan het
voor dero gemeente, voor het dienstjear 18901891 is op
heden ter invordering gesteld in handen van den ontvanger
dier belastingen binnen deze gemeente, zoodat ieder verplicht
is zjjneu aanslag ten gestelden tijde te voldoen.
Goes, den 2 Juni 1891.
De Burgemeester van Goes,
J. G. d. W. IIAMER.
Jl. Maandagavond trad te Wemeldinge op verzoek
van de liberale kiesvereeniging „Goes" als spreker op
inr. H. Smeenge, lid van de 2e Kamer der
Staten-Generaal, teneinde de kiezers in te lichten
omtrent den politieken toestand van ons land, in
verband inet de verkiezing op 9 Juni a. s.
Voor de pauze gaf de spreker een antwoord
op deze vraag: Is hetgeen in de afloopende 8'ys-
jarige periode op wetgevend gebied in Nederland
is tot stand gebracht zoo, dat men ook voor bet
komende vierjarige tijdperk aan de anti-revoluti
onairen en Katholieken de regeering inet vertrou
wen zou kunnen in banden geven
Spr. herinnerde eraan hoeveel na de Grond
wetsherziening moest worden tot stand gebracht,
niet omdat het vroeger verzuimd was, maar om
dat dit door belemmeringen van de Grondwet
minder goed kon en daarom was ook Grond
wetsherziening zoo hoog noodig. Vervolgens las
spr. de heide programs, zoowel van antirevol. als
van Katholieke zijde in 1888 opgemaakt, en ver
geleek ze samen om al dadelijk aantetoouen, dat
de wenschen der beide verbonden partijen op het
gebied van kieswet, belastingen, dienstplicht enz.
aanmerkelijk verschilden.
Daarna ging spr. in den breede na in hoeverre
de regeering zich aan dat program van actie had
gehouden en ook nu bleek zooals we bereids
in onze jongste artikelen hebben aangetoond
dat de onderwijswet, die vrijheid zou brengen
voor de bijzondere school, maar ze in werkelijk
heid met zilveren koorden heeft verbonden, liet
eenige punt van het program van actie is, dat
werd uitgevoerd.
Wat de Regeering dan wèl gedaan had ging
mr. Smeenge na aan de hand van de rekening
door rar. A. Van Dedem, anti-revolutionair lid
der Kamer, opgemaakt in de zitting van 22
Jan. jl. Deze onverdachte medestander der Regee
ring herinnerde aan de bankwet, de pensioen
wetten, de boterwet, de spoorwegovereenkomsten,
de onderwijswet en de arbeidswet. Breedvoerig
toonde mr. Smeenge aan, dat deze wetten of reeds
waren ontworpen öf genoegzaam voorbereid (bank
wet, pensioenwetten, arbeidswet), of zoo geheel
zonder politieke strekking waren (en van twijfel
achtig belang tevens), dat het waarlijk niet noodig
was daarvoor een andere partij aan de regeering
te brengen.
Maar ook het program van actie bleef, behou
dens de twijfelachtige schoolwet, geheel onuitge
voerd, zooals mr. Smeenge, dit punt voor punt
besprekende, aantoonde, terwijl hij tot staving
zijner beweringen gelegenheid vond zich te be
roepen op deze woorden van den heer Melvil
van Lijnden, anti-revolutionair lid der Eerste
Kamer
„Ik wil niet ontkennen, dat er enkele onder
werpen van Staatsbeleid zijn, welker terhand-
neming dit Kabinet bij zijn optreden had toe
gezegd en welker behandeling het gehoopt had
beëindigd te kunnen hebben, voordat nieuwe
verkiezingen zouden moeten plaats vinden, terwijl
die hoop niet ten volle is verwezenlijkt."
En ten bewijze hoe onbillijk het is vroegere
liberale regeeringen te verwijten dat zij niet alles
ten uitvoer legden, wat zij hadden toegezegd, wees
mr. Smeenge nog op deze opmerkelijke woorden,
die den heer Melvil van Lijnden danrop liet
volgen
„Maar is dit niet het lot van alle Kabinetten,
van alle Ministers?".
Ons bestek gedoogt niet het geheele betoog van
mr. S. omtrent het niet ten uitvoer brengen van
het program van actie weêrtegeven en wij achten
dit ook onnoodig, waar wij in een viertal artikelen
in hoofdzaak dezelfde stof hebben behandeld. Een
paar punten uit de rede van vnr. S. wenschen we
alleen nog aantestippen, omdat die door ons minder
uitvoerig zijn behandeld.
Spr. wees erop, dat de Regeering geen invoer
rechten op granen had voorgesteld en herinnerde
eraan, dat èn de Minister Mackay èil de Minister
Godin de Beaufort daarvoor weinig sympathie had
den betoond. Het door den heer Bahlmann inge
diende voorstel is ongunstig ontvangen en zal wel
nimmer wet worden. Spr. verheugt zich daarover
omdat hij een invoerrecht op granen een nadeel
acht voor het algemeen. Het is mogelijk, dat de
looueu van sommige arbeiders wat zullen stijgen,
maar ongetwijfeld zullen ook de prijzen der levens
middelen klimmen Als bewijs daarvoor wees spr.
op het opmerkelijk feit, dat tal van arbeiders uit
de omstreken van Enschedé iederen dag met wagens
over de grenzen trekken oin in Duitschland, waar
graanrechten geheven worden, te a beiden en te
profiteeren van het hooger loon. Maar zij keeren
ook iederen avond weder per as terug om te profi
teeren van de goedkoopere levensmiddelen in Neder
land. Wel een bewijs, dat het verschil in prijs van
de levensmiddelen in beide landen nog al aanzien
lijk moet zijn, wanneer men voordeeliger per wagen
de grenzen kan overschrijden.
De heer Bahlman ziet dat ook zelf in. Daarom
stelde hij een invoerrecht op rogge op 60 ets. tegen
f 1,20 op tarwe, omdat naar zijne meening hij die
roggebrood eet minder nadeel van de heffing moet
ondervinden dan hij die tarwebrood eet. Intusschen
wordt door dit verschil in invoerrecht weder eene
nieuwe ongelijkheid in ons eigen land geschapen,
omdat de vruchtbare gronden waar men tarwe
telen kan zooveel ineer bevoordeeld zouden worden
dan de schrale, waar inen inet moeite en veel
mest rogge boven kan krijgen. Daarom, zeide
spr., al moge voor enkele streken van het land
een invoerrecht op levensmiddelen eenig voordeel
afwerpen, het zou voor de overige deelen van
het rijk groot nadeel zijn en het gaat niet aan
de eene helft van de bevolking te bevoordeelen
boven de andere.
Ten opzichte van het onderwijs gaf spr. als
zijne overtuiging te kennen, en zulks op gezag
van verschillende uitingen van anti-liberalen, o. a.
van mr. Bahlmann, dat de strijd over het onder
wijs niet geëindigd is. Wordt de tegenwoordige
meerderheid behouden, dan zal de strijd opnieuw
ontbranden, wat zeker niet tot bezuiniging leiden
zal, inaar integendeel de kosten voor onderwijs
aanzienlijk zou doen stijgen.
Na de pauze beantwoordde spr. de tweede vraag
i/Indien men niet moet doen wat men hier tot
nutoe gedaan heeft, nl. een anti-liberaal afvaardi
gen, wat inoet men dan doen, teneinde zeker te
zijn, dat in de komende periode wel iets gedaan
en afgehandeld wordt Op deze vraag antwoordt
spr.kiest dan een liberaal.
Spr. toonde aan, dat liberalen en radicalen niet
zoover van elkander staan wat hunne beginselen
betreft, maar dat zij niet kunnen samengaan, omdat
de radicalen voor alles het kiesrecht willen her
zien en daarom zelfs zich zouden verzetten tegen
de behandeling van eenig ander ontwerp, dat eerder
mocht worden ingediend, zelfs al betrof het de
herziening van het belastingstelsel. Dit nu keurt
spr. af, want hoezeer hij ook hoopt op eene spoedige
regeling van het kiesrecht, zoo gelooft hij toch,
dat menig klein burger meer gehaat is met en
meer gesteld is op een lager bedrag van zijn ver
schuldigde belasting dan op een stembiljet.
Daarop ging spr. het manifest der Liberale Unie
na, meer speciaal voor zoqveel betrof het kiesrecht,
de belastingen en den leerplicht. Hij wees er op,
dat eene spoedige herziening van het voorlonpig
kiesregelement een dringende eisch was en dat zij
geboden werd door de Grondwet, hoewel, zonder
ling genoeg, de minister Lobman beweerd heeft
dat gebod er niet in te kunnen lezen. Spr. juichte
liet toe, dat de liberalen het kiesrecht willen uit
breiden, zoover de Grondwet toelaat. Waar deze
spreekt van „door de kieswet te bepalen keuteeke-
nen van geschiktheid en inaatschappelijken wel
stand", daar gelooft spr., dat altijd eene zekere mate
van ontwikkeling bij den kiezer zal aanwezig zijn.
Veel hecht spr. aan den eiseh der liberalen, dat het
stembiljet in het lokaal der stemming moet worden
ingevuld door den kiezer zelf, waardoor deze gele
genheid heeft, vrij van alle vreemde invloeden, af
gezonderd zijne politieke overtuiging neder te schrij
ven in den naam van den door hem begeerden can-
didaat. Verder verklaarde spr. zich een groot voor
stander van eene belasting op het roerend vermo
gen, dat tot nutoe niet of nagenoeg niet getroffen
wordt. Indien een dergelijke belasting mocht tot
stand komen, dan kan de patentbelasting geheel of
gedeeltelijk vervallen en kunnen verschillende accijn
zen worden afgeschaft. Wat leerplicht aangaat
dezen achtte spr. noodig en gewettigd, want daar
waar de ouders het belang hunner kinderen niet
besellen door hen van onderwijs verstoken te hou
den, daar is wel degelijk de Staat geroepen deze
ouders tot hun plicht te brengen. Ook door in
voering van leerplicht zou in de toekomst het
kiesrecht steeds verder kunnen worden uitge
breid. Het is onbillijk, zooals de antirevolutionairen
willen, het te beperken tot huismanskiesrecht. Men
zou dan iemand, die verstand genoeg toont te be
zitten oin te hegrijpen dat inen zich geen huis
gezin mag vormen, wanneer men dit niet behoorlijk
kan onderhouden en daarom niet trouwt, versto
ken houden van het kiesrecht om het toetekenuen
aan anderen, die maar „erop los trouwen" zonder
zich rekenschap te geven van de zorgen, die
daarvan het gevolg kunnen zijn.
Met het oog op deze punten van het liberaal
program, die niet zooveel verschillen van de eischen
der antirevolutionaire partij in 1888, inaar die
door deze niet werden uitgevoerd, wekte spr. zijne
hoorders op om 9 Juni a. s. hunne stem te ge
ven aan een liberaal candidaat, opdat in de eerst
volgende vierjarige periode krachtig de hand worde
geslagen aan de hoognoodige hervormingen.
De voorzitter opende nu de gelegenheid tot
debat, waaraan werd deelgenomen door den heer
J. Bujse uit Goes, redacteur van de Zeeuw, die
in een lang betoog beweerde, dat hij eene liberale
partij, die mannen als Heldt en Bastert in zich
vereeuigde, op geeue eensgezindheid viel te rekenen
en daarom verwonderde het hem dan ook dat een
man als de heer S t i g t e r zich bij eene derge
lijke partij aansloot. Spr noemt zich slechts een
„mannetje uit het volk" en is derhalve niet ge
noeg op de hoogte der politieke wetenschap, maar
hij kan toch niet onopgemerkt laten, dat het pro
gram van actie wel was een program voor de leden
der Kamer, maar niet voor de regeering. Deze gaf
haar program in de openingsrede van 1 Mei 1888
en het is dus de vraag, of de regeering zich daar
aan heeft gehouden. Spr. erkent gaarne, dat de
liberalen veel goeds tot stand hebben gebracht,
maar in de veertig jaren, die zij aan het bewind
zijn geweest, hadden zij toch meer kunnen doen,
maar door hunne verdeeldheid kwam vooral op
belastinggebied "weinig tot stand. Zij hadden de
meerderheid en hadden dus eene belasting op liet
roerend vermogen kunnen invoeren.
De heer Sligler diende terstond den lieer B.
van repliek en vroeg of de heer B. het inet zijn
geweten verantwoorden kan, als redacteur van een
blad op te treden en de antirevol kiezers week
in week uit voor te willen lichten als hij zelf
erkennen moet niet op de hoogte te zijn Spreker
vraagt hoe de heer B. het vinden zou als hij
(Stigter) als leeraar voor zijne klasse stond inet de
wetenschap, dat hij voor zijne taak niet bekwaam
was. Is dat te verantwoorden, is dat christelijk, is
dat de handeling van een ernstig man, die eene
ernstige taak te vervullen heeft?
Eu waarom nu spr. zich bij de liberale partij
blijft aansluiten
Omdat deze partij op den goeden weg is geko
men door een program samenteslellen, bindend voor
de candid.iten, „waarin 'Ie puntjes op de i's worden
gezet". Dit zal eenheid brengen in de partij zon
der de persoonlijke overtuiging geweld aan te doen,
en waar de liberale partij thans blijk geeft krach
tig in vooruitstrevende richting te willen werk
zaam zijn, daar acht spr. het zich een eer tot
haar te mogen belmoren.
Mr. Smeenge diende den lieer B. mede van re
pliek. Hij begon met zijn spijt uittedrukken, dat
waar de heer B. hulde had gebracht aan sprekers
bezadigd optreden, de heer B. dat voorbeeld niet
heeft gevolgd. Spr. heeft zorgvuldig gewaakt tegen
het mengen van den godsdienst in zijne rede en
zich onthouden van liet bestrijden van personen
daarom had de lieer B. ook de bespreking van de
godsdienstige richting van dhr. Bastert achterwege
moeten laten.
Spr. zal dat voorbeeld thans niet volgen. Had
hij succes nagejaagd, dan kon hij heel wat over
personen gezegd hebben. Hij zal nu slechts éeil
woord noemen, dat zijn tegenstanders voorzichtig
inoet doen zijn inet het noemen van namen en
dat woord is Suriname
De lieer B. heeft gesproken van de veertig jaar,
die de liberalen aan het bewind zijn geweest, maar
spr. bewijst, dat zij slechts 15 jaar de regeering
in handen hadden en waar de heer B. dan erkent,
dat zij gedurende tien jaren wel hebben gewerkt,
dan gelooft spr. dat liet verwijt omtrent de werke
loosheid der liberalen ongegrond is. Men wijt wat
niet tot stand is gebracht uitsluitend aan de ver
deeldheid der liberalen. Ook dat is oneerlijk. De
Kauier telde vroeger 86 leden. Stel, daarvan waren
50 liberalen. Wanneer nu b. v. 10 liberalen zich
oin verschillende redenen van ondergeschikt belang
tegen een wetsvoorstel verklaarden, werd dit afge
stemd. Maar lag dan daarvan alleen de schuld bj
die 10 liberalen of niet evengoed bij de 36 anti
liberalen, die allen ertegen stemden Vier hunner
hadden de wet kunnen redden
De heer B. heeft gezegd, dat de handelingen
der regeering hadden moeten getoetst worden aan
de openingsrede van 1 Mei 1888 en niet aan het
program van actie, dat alleen gold voor de Kamer
leden. Is dit laatste waar, dan volgt daaru't
al dadelijk, dat de antirevolutionaire Kamerleden
in hun plicht zijn te kort geschoten en daarom
alleen dienen zij niet herkozen te worden. Maar
gaarne wil spr. de openingsrede van 1888 als toets
steen gebruiken voor de daden der regeering. Deze
belooft daarin eene herziening der onderwijswet;
en die is tot stand gekomen. Maar van de veertien
overige punten, die spr. een voor éeil aan eene
korte bespreking onderwierp, is niets tot stand
gebracht, of het was door het ministerie Heemskerk
voorbereid, zooals de bankwet, de enqnöte-commi-sie
en de daaruit gevolgde arbeidswet, de oprichting
van proefstations enz. Speciaal ter uitvoering v ,n
de nieuwe grondwettige bepalingen is geen enkel
wetsontwerp ingediend.
En zou men dan eene regeering bestendigen,
die dus hare beloften niet nakwam of eene Ka
mermeerderheid, die het program van actie, waarop
zij gekozen is, eenvoudig terzijde legde, met uit
zondering van de onderwijsparagraaf Spr. hoopt,
dat de kiezers doordrongen zullen worden van
den ernstige» plicht, dien zij op 9 Juni a. s.
hebben te vervullen, en gedachtig aan het „goed
rond, goed Zeeuwsch", zullen stemmen zooals de
eerlijkheid, de rechtvaardigheid en de vaderlands
liefde het gebieden. En den liberalen in het dis
trict roept hij het schoone devies van het provin
ciale wapen toe nik worstel en hom te boven"
oin lien ann te moedigen steeds met ijver voor de
liberale zaak te blijven strijden, in de overtuiging,
dat ook zij eenmaal in dit district zal zegevieren.
De voorzitter sloot met het oog op het zeer
late uur het debat en de vergadering, na hartelijke
dankzegging aan mr. Smeenge voor zijne belang
rijke en boeiende voordracht.
Het aanwezige publiek, pl. in honderd personen,
uit Wemeldinge en omliggende gemeenten, juichte
den spreker herhaalde malen luide toe, een bewijs,
dat verreweg de meeste» hunner met instemming
naar de woorden van inr. Smeenge hadden geluisterd.