1890. N°. 143. Donderdag 4 December. VA' ;V V' GOESGDE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren NIJGH VAN D1TMAH te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. D<* prijs der gewone advertentiën is van 45 regels 50 eent, elke regel meer 10 ceat. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecht; tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van i8 regels a 1,— berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 et. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. OPENBARE VERGADERING van den Raad der gemeente Goes, op VRIJDAG den 5 DECEMBER 1890, des namiddags te 2 uren. Goes, den 3 December 1890. De Secretaris, HARTMAN. Punten van behandeling: I. Notulen. II. Voorstel van B. en W. tot het verleenen eener gratificatie aan de klokluiders. III. Benoeming van een gemeente geneesheer. IV. Vernieuwing van commission voor 1891. a Financiëele commissie. b. Commissie voor het ontwerpen der straf- verordenirgen. c. Gascommissie. d. Commissie van voorlichting in zake de ko hieren van den H. O. t. Commissie van classificatie der schoolkin- deren. V. Benoeming van leden, ten gevolge van periodieke aftreding. a In het Burgerlijk Armbestuur. b. In bet bestuur van het Gasthuis. GOES, 3 Docember 1890. Jl. Maandag trad dr. J. Pzn. Proost van Koog aan de Zaan in de afdeeling »Goes" van den Nedei- landschen Protestantenbond als spreker op. Na hot voordragen van het bekende liedje van ver langen van De Géaestet schetste de spreker op boeiende wijze, hoe ton allen tijde de meeste grootsche figuren zoowel nit de Bijbelscbe als nit de algemeens geschie denis verzuimd hebben zich terug te trekken van bet tooneel van hun arbeid, toen zij bemerkten, dat de omstandigheden veranderd waren en hoe zij daardoor dikwerf schade hebben veroorzaakt aan de goede zaak die zij voorstonden. Na dit door tal van voorbeelden te hebben toege licht en te hebben aangetoond, hoe ook in het dage- lijksch leven zoo weinig menechen de kunst verstaan om, als de omstandigheden het eischen, zich terug te trekken, schetste de spreker enkele personen, welke die kunst wel hebben verstaan, in het bijzonder Mozes tegenover Jozua, Elia tegenover Eliza en Jezus tegen over Johannes den Dooper. Vervolgens ging de spreker na welke de oorzaken konden zijn van dat gemis aan tact om zich tijdig terugtetrekken en wees als zoodanig aan zelfzucht of een gevoel van onmisbaarheid. De eerste oorzaak liet hij als onwaardig rusten, doch over de tweede trad hij in eene beschouwing om erop te wijzen hoe verkeerd dat gevoel van onmisbaarheid meestal werkt, o. a. bij opvoeders, onderwijzers en dienstbaren, maar bovenal op het punt van liefdadigheid en barmhar tigheid. Liefdadigheids- en hulpbetoon moet geschieden in dien vorm, dat men tracht den hulpelooze op te beuren, te steunen en te helpen om hem in staat te stellen op eigen beenen te staanmaar dan ook moet de helper zich tarug trekken en niet, om dank baarheid te oogsten of om eenige andere reden, aan het geholpen individu blijven haDgen of de bescher mende hand over hem blijven uitstrekken. Dit toepassende op d« heerschende godsdienstige begrippen betoogde de spreker, dat alleen het vrij zinnige gemeenschapsleven aau den mensch den noo- digen waarborg van vrijheid geeft en daarom wekte hij allen op zich ook op dat punt nanwer aaneen te sluiten en den Nederlandschen Protestantenbond te steunen in zijn streven. Vooral ook richtte hij die opwekking tot de velen, die overal gevonden worden, van wie niet gezegd kan worden, dat ze zich niet tijdig weten terug te trekken, omdat ze zich van alles terughouden. Han in het bijzonder spoorde hij aan de goede zaak te steunen ea te begrijpen, dat in deze ernstige tijden voor hen eene taak is weggelegd. Deze boeiende rede werd door het zeer talrijk publiek met de grootste aandacht gevolgd en van ganseher harte stemden allen in met de woorden van dank, die de voorzitter der afdeeling, de heer J. P. S. Jonquière, aan het einde den heer Proost toesprak. Naar wij vernemen gaven io de pauze weder ver scheidene aanwezigen den wensch te kennen tot de afdeeling toe te treden. In de gemeente Stavenisse heeft een rekest ge circuleerd, ten einde aan de regeering te verzoeken de voorgestelde wet op den suikeraccijns niet aan te nemen, als zullende deze wet al te druk kend zijn voor den landbouw. Alle suikerbietenverbou wers hebben dit rekest geteekend. Maandag werd bevorderd tot dcctor in de ge neeskunde aan de rijks-universiteit te Leiden de heer F. H a g e geboren te St. Maartensdijk, met acad. proefschrift getiteld »Ventrofixatio uteri." In een uitgebreid verslag van de overbrergirg van 's Konings lijk van 't Loo naar's Huge geeft het R. JS. de volgende trfffende beschrijving van den tocht van het station van de residentie naar het paleis in het Noordeinde. Zóo gaat de droevige optocht stadwaarts. Van het stationsplein tot aan het koninklijk paleis, langs den geheelen weg van de breede Rijnstraat, het trotsche Bezuidenhoutde aanzienlijke Prinsessegrachthet vorstelijk Voorhout, den statigen Vijverberg, de his torische Plaats, het breede Noordeinde, trekt de stoet tusschen twee rijen van alle stedelijke en rijkswapenen der defensie: nit de schutterij, uit de grenadiers en jagers, uit de vesting-artillerie, uit de veld-ai tillerie zijn de uitgelezen troepen en haie geschaard, een le venden muur vormende voor de dichte drommen eer biedig den stoet nastarende belangstellenden, welke massa op hare benrt zich op dezen vooravond fanta- tisch afteekent tegen de gevels der gesloten heeren huizen en magazijnen, en dat alles terwijl de klokken altijd maar hun klagend gebeier doen hooren, te midden waarvan de treurtonen van de elkaar als in beurt- klaagzang afwisselende muziekkorpsen zachtkens weg smelten. Het is een tafereel, het zijn rouwklanken, die tot schreiens toe ons treffen. Nu begint het klaaggeschrei van de muziek der grenadiers, dat Koning Willem's laatste intrede binnen zijn paleis begeleidt; daar staat, tfganover de in het beroemde ru'terstandbeeld vereeuwigden Vader des Vaderlands, het stoffelijk hulsel van den laatsteD Willem van Oranje. Er wordt een oogenblik getoefd. Dit moment is historisch. De deuren van het paleis staan wijd openop den drempel wacht baron De Constant Rebecque den gestorven Souverein op en de en de trouwe Gemalin heeft de leden van het civiele en militaire Huis derwaarts afgevaardigd om voor haar den diorbaren afgestorvene den eersten groot te brengen bij zijne laatste komst in de Vorstelijke woning. En nu trekken de onderofficieren-dragers met hun kostbaren last langzaam tusschen den dichten drom van hongwaardigheid-bekleeders en hoofdofficieren, die het stoffdijk hulsel naar de eere-estrad'e in de groote receptiezaal brengen, in eeae deftige rouwzaal her schapen, waar duizenden en duizenden den doorluch- tigen Doode op hunne benrt den laatsten groet tullen komen brengen. De laatste intocht is volbracht; op den laatsten uittocht bereidt alles zich voor." Uit Den Haag wordt aan de N. R. Ct. van gisteren gemeld Heden, den eersten dag bestemd voor het brengen van eene hnlds aan Koning Willem den Dorde op de lijkbaar in het paleis, is de omgeving der vorstelijke woning reeds van den vroegen ochtend af het tooneel van groote bedrijvigheid. Rijtuigen, met vervaarlijke doozen met kransen bovenop, reden af en aangroepen van personen, dames en heeren, allen in den rouw, traden het paleis binnen of kwamen naar buitenhonderden officieren van land- en zeemacht in groot aniform, gezamenlijk of afzonderlijk, kwamen en gingen, en tegenover het paleis had eene talrijke menigte post gevat. Tegen 12 ureD, het tijdstip waarop het paleis voor het publiek toegankelijk werd, stond voor de achter poort in het Noordeinde een dichte menschendrom, welke zich allengs oploste in een lange queue, daar de menigte, die zich verdrong om een plaatsje in de rij te veroveren, steeds aangroeide. Een diepen indruk maakte de rouwkamer met hare schitterende kaarsverlichtiDg, die van de zilveren luch ters afstraalt op de zware rouwdrapeiieën. Uit de vestibule komende, vanwaar de deputatiën en gewone bezoekers in eene voorzaal worden toegelaten, blijft men onwillekeurig oen oogenblik staan, getroffen door den majestueusen en grootschen aanblik. De bezoe kers passeeren links langs den zwart fluweelen, met wit satijn ge voerden en met zilveren ornamenten versierden, tegen den zijwand geplaatsten troonhemel, onder welken op de met zwart laken gedekte estrade de lijkkist rust, bedekt met eenige der talrijke kransen, die van heinde en verre toestroomen en omgeven door de voetstukken, op welke de koninklijke emblemata zijn neêrgelegd. In de rede, door den rector-magnificus der Utrechtsche universiteit, prof. Gallée, aan de nage dachtenis des Konings gewijd, bracht hij o. a. ook het volgende in herinnering, dat ook door anderen is meegedeeld en wel de aandacht verdient. Van zijne onbaatzuchtigheid gaf Willem III een welsprekend bewijs, toeD hij de ci iele lijst voor zijn Huis deed verminderen tot de som van 600,000 Willem I had eene lijst van 2,600,000, Willem II eene van n millioen gehad. En tot dezen, door de natie zeer gewaardeerden maatregel, gaf bij toestem ming, hoewel de uitgaven voor hem en zijn Huis niet gering waren, en de waarde van het geld sterk ver minderd was." Ia De Qids van December wijdt de hoogleeraar mr. J. T. Buys een kort woord aan de nagedachtinis van Koning Willem den Derde, waarin o. a. de vol gende volzinnen voorkomen, waarvan de inhoud zeker door heel ons volk beaamd zal worden Welk ook het oordeel zijn zal van tijdgennot en nakomeling over de regeerirg van Willem III, allen zullen zich in elk geval vereenigen in de betuiging, dat de rechten en vrijheden van zijn volk hem heilig ziju geweest, en dat hij zonder rekening te houden met zijn eigen oordeel over de waarde der hem toe vertrouwde schatten als braaf soldaat bij die schat ten heeft wacht gehouden, niet gedoogende dat daar naar immer een schendende hand werd uitgestrekt. Het Nederlandsche volk heeft deze koninklijke trouw beloond met het beste dat het geven kon, d. w. z. met een trouw, in alle opzichten aan de zijne gelijk. De Koning was zeker van zijn volk, zooals dat volk zeker was van hem, zonder dat aan een *an beide kanten ooit behoefte werd gevoeld aan middelen om wat men zoo natuurlijk bezat tegen een mogelijk verlies in de toekomst te waarborgen. De praktijken zoo vaak door andere souvereinen te baat genomen om hunne populariteit te voeden eu te sterken, hebban hem nooit aangetrokken, omdat het gevoel van de behoefte aan zulke hulpmiddelen hem ten eenemale ontbrak. Zooals zijn volk zich gaf aan hem, kon hij zich gevenjuist zooals hij was. Door nooit het ge laat te plooien Daar de stemming van de menigte, in welker midden hij zich ophield, heeft zijn optreden in het openbaar meer dan een3 aan die stemming afbreuk gedaan, maar nooit aan de trouw waarmede zijn volk hem aanhing en misschien dat meer dan een zijner mede-sonvereioeD, hier te Jande getuige van het geheel ongedwongen verkeer tusschen koning en volk, zich wel eens naijverig de vraag gesteld zal hebben: vanwaar het toch komen mocht, dat onze vorst, als een natuurlijk recht over 63n veel grootere plaats in het bart zijns volks beschikte, dan anderen mot een leven van onverpoosde toewijding aan het welzijn hunner onderdanen hadden kunnen veroveren". Het Dagblad verneemt, dat op den dag der begrafenis van Z. M. den Koning langs den weg, welken de treurige stoet volgt, in navolging van het geen in 't buitenland bij zulke gelegenheden geschiedt, da gaslantaarns te 's-Hage zullen onstoken en met rouwfbers omkieed worden. Ook te Delft zullen de straatlantaarns onstoken, en met floers van krip omhuld worden. »Van de opening van 's Konings testa ment heeft men tot heden niets vernomen", zegt de cprrespondent der N. Gron. Ct. »Ia wel onderrichte kringen meent men te weten, dat Z. M., die met huwelijksvoorwaarden zijn tweede gemalin huwde, na aftrek van eenige legaten en onder toewijzing van twee paleizen aan H. M. de Koningin-Weduwe, die een uitkeering van een der grootste Fransche levens- verzekering-maatschappijen ontvangt ten bedrage van drie millioen galden, H. M. Koningin Wilhelmina tot universeel erfgenaam van zijn op circa 20 millioen gescbat vermogen heeft benoemd. Aan hat personeel is, naar verhouding van hun dienstjaren, pensioen verzekerd. O/erigens moet het testament belangrijke voorschriften bevatten omtrent de opvoeding der jonge Koningin en wenschen nopens hetgeen bij haar meerder jarigheid en bij een eventueel huwelijk zal geschieden." De geheimzinnige steen, die het mausoleum der Oranjes te Delft voor ongenooie bezoekers sluit, ligt thans op rollen naast de opening, die toe gang geeft tot het gewelf. Hrt plafond daarvan is helder gew t, terwijl daarvan de wanden m6t witte tegeis zijn bem tseld. Oomid- delijk aan den ingang links vindt men de onder bloe men bedolven kist van prins Alexander der Neder landen. Boven de kist bevinden zich, dwars daarover, twee stevige ijzeren balkons. Het is de plaats waar morgen het koninklijk lijk zal worden neergezet. Naast deze nis bevindt zich eone tweede. Op den beganen grond de kist van prinses Hendrik, daar bo ven die van haren gemaal, den onvergetelijken prios Hendrik der Nederlanden, bedekt met tal van kransen uit Luxemburg afkomstig. De buitenste kist, hoewel betrekkelijk nog niet oud, schijnt geen weerBtani te kunnen bieden aan den tand des tijds, die daaraan bedenkelijk begint te knagen. Hier maakt de kelder een rechten hoek, en in de eerste nis bevinden zichbeneden het lijk van prins Willem van OraDje, oudsten zoon van wijlen Z. M. Willem III, rechts daarvan dat van Koningin Sophie, 's Konings eerste gemalin, daarboven het lijk van haar tweeden zoon Prins Maurits. Boven het lijk van Prins Willem van OraDje staat dat van II. M. Anna Pau- lowna. De daarnaast gelegen nis bevat de lijken van Koning Willem II en Prins Alexander. De kist van Willem II is met zwart zijden fluweel bekleed. In de daarneven gelegen nis de enorm groote kist van Ko ning Willem I. De oorzaak van die buitengewone afmetingen is gelegen in de omstandigheid, dat de opgegeven maten die van de oude el waren, terwijl de uitvoering in meters plaats had. Ia dezelfde nis hebben nog plaats gevonden de kisten van de gemalin van Koning Willem I en van vroeger overleden prinsen en prinsessen van het Ko ninklijk Huis. In eene der nissen is ook het lijk be waard van prinses Wilhelmina van Pruisen (Wille- mijntje). Al deze lijken worden bewaard in den zoogenaam- den nieuwen keider. Het lijk van den Grooten Zwijger ligt in den ouden kelder. Deze grenst onmiddellijk aan den nieuwen, maar is niet zoo hoog gewelfd, ten gevolge waarvan iemand van middelmatigs lengte daarin niet rechtop kan staan. De ruimte is overigens evenals de andere ingericht. Er zijn echter slechts twee nisseD. Het grafgewelf bevindt zich onmiddeilijk onder het beroemde praalgraf. Ook zijn hier begraven de lijken van Frederik Hendrik en Maurits. De kelders, zoowel de oude als de nieuwe, munten uit door grooten eenvoud en soberheid. Geen enkel beeld, geen enkele versiering, geen emblemata des doods, niets van dat alles; enkel gladde betiggelde wanden. Maar toch is het alsof juist die groote een voud eerbied aflwingt, alsof men wilde doen uitkomen, dat de dood geen koningen en prinsen spaart. Velen meenen, dat mat de plaatsing van 's Konings lijk de kelder zou zijn gevuld. Er is echter nog plaats voor miDstens 8 JijkeD. De gebeele rechterzijde van den kelder toch is nog onbezet. De generaal-commandant P. J o u b e r t zal de Transvaalsche regeering vertegenwoordigen bij de begrafenis van Z. M. den Koning. H. M. de Koningin-weduwe zal Maandag in eene vereenigde vergadering der Staten-Generaal den eed Efhggen als regentes en voogdes. Dr. Koch heeft eene schenking als blijk van nationale waardeering afgewezen. Bij gelegenheid van een der politieke redevoe ringen, onlangs door het Kamerlid dr. Zaaijer, op eenige plaatsen in Friesland gehouden, voerde een sociaal-democraat het woord om aan de vergadering mee te deelen, dat de heer Zaaijer de duurste van alle volksvertegenwoordigers was, want dat hij behalve zijn tractement als lid van de Kamer ook nog een groot wachtgeld als leeraar uit de schatkist trok, en dat hij dus ook veel meer behoorde te praesteeren dan andere Kamerleden, wat echter niet het geval was. In zijne repliek gaf de heer Zaaijer zijn bestrijder be hoorlijk bescheid. Het was waar, dat hem bij de aan vaarding van zijn Kamerlidmaatschap een wachtgeld als leeraar eener rijks hoogere burgerschool was toe gekend, maar dat was in het geheel niet een bijzonder voorrecht of gunst voor zijn persoon, maar niets anders dan een toepassing van den regel, die jaren gevolgd werd met betrekking tot andere rijksambtenaaen als referendarissen (de voorzitter der Kamer is nog altijd referendaris van justitie met wachtgeldj, ingenieurs, officieren enz. Er was dus geen quaestie van, dat hem meer was toegelegd dan hem rechtmatig toekwam en ook aan andere ambtenaren, leden der Kamer, werd toegestaan. Maar na de zaak van dat wachtgeld een maal ter sprake was gebracht en tegen hem was ge ëxploiteerd om hem verdacht te makeo, meende hij toch verplicht te zijn er nog iets aan te moeten toe voegen wat hij anders liever had verzwegen. Op het wachtgeld had hij recht, maar hij ontving het niet, of liever hij ontving het wel, maar om het elk kwar taal, als het hem te huis werd bezorgd, terstond weder in de schatkist terug te storten. Da Maatschappij van geneeskunde heeft zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gewend met het verzoek de z.g. artsen-wet in dien zin ta 1 wijzigen, dat in het vervolg alleen dia jongelieden tot de studie der geneeskunde aan de nn«v«rsiteiten toe gelaten zullen worden, dia voldoende zijn voorbereid*

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 1