FEUILLETON. Door vreemden wil beheerscht. De Ëngelsche minister van landbouw Chaplin constasteerde Zaterdag in eene redevoering te Drif field den merkwaardigen vooruitgang van den Brit- schen veestapel in 1890. Het cijfer van den veestapel vermeerderde met zes procent; dat der schapen en lammeren met ruim evenveel, dat der varkens met tien procent. Chaplin schreef dit toe aan de vermeer dering der voorzorgen van zijn departement tegen invoer van ziek vee, waardoor bij de landbouwers vertrouwen en lust om vee aan te fokken terugkeer den. Chaplin zeide het te betreuren dat hij in de noodzakelijkheid was gebracht Hollandsch vee te weren, want geen staat deed meer voor de beveiliging van den veestapel dan Nederland, hetwelk aan het Ëngel sche landbouw-departement immer den meestmogelijken eerbied bewijst. Provinciale Staten van Zeeland. Zitting van Vrijdag 7 Nov. 1890. (Vervolg). Na de heropening der vergadering blijkt, dat zij door 11 leden verlaten is, terwijl nog 4 andere leden later vertrekken, zoodat er ten slotte slechts 24 over blijven. Aan de orde is: III. Voorstel om afwijzend te beschikken op een adres van het waterschap Cadzand om renteloos voor schot voor wegs ver betering met een nader adres van den heer Claeijs te Antwerpen over die weg6Verbetering in verband met de oprichting van een badhotel te Cadzand. Naar aanleiding van het algemeen verslag stellen Ged. Staten voor, de behandeling aan te houden tot de zomervergadering. Aldns zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. IV. Voorstel om afwijzend te beschikken op een adres van den Raad van Eede cm renteloos voorschot voor wegsverbetering. Zonder beraadslaging oi hoofdelijke stemming aan genomen. V. Voorstel om aan A. W. Den Doop te Middelburg eene toelage van ƒ1200 te verleenen voor eene door hem uit te geven kaart van Zeeland, onder voorwaarde dat hij een zeker aantal ex. ter beschikking van Ged. Staten stelle ter uitreiking aan de gemeentebesturen De heer Callenfels zal tegenstemmen omdat het z. i. niet op den weg der provincie ligt om geschenken aan de gemeentebesturen uit te deelen. De heer Van Woelderen zal voorstemmen omdat de laatste kaart, die van Zeeland bestaat, reeds van 1860 dateert, en de nu in bewerking zijnde uitstekend is. De heer Buvers is tegen het voorstel. De uitgever heeft beproefd inteekenaren te krijgen, en nu dat niet gaat en zijne onderneming mislukt is, behoeft de prov. daarvoor niet op te komen. Dat er behoefte aan deze kaart bestaat, ontktnt spr.; dan zou er meer ioge- teekend zijn. We zijn trouwens in het bezit van goede kaarten, b. v. de schoolatlassen van Kniper. Bovendien zou deze kaart spoedig verouderd zijnde grenzen van gemeenten, van voetpaden en van wegen veranderen voortdurend. Voorts hebben we Dog heel mooie kaarten in het werk van den hoofdingenieur van den Provin cialen Waterstaat ie oeververdediging in Zeeland", van welk werk nog een heele s'ap»l «gezolderd" ligt kunnen we dat werk niet uitdeelen We zouden bunnen beginnen met aan elk dtr Staten-leden een ex-mplaar te gevendat zou te pas kunnen komen bij eene «ventuëele zesde aanvrage van den S jphiapolder om calamiteus-verklaring. Kan het subaidie voor Den Doop niet betaald worden uit het po»je, waaruit bet werk van den Hoofdingenieur betaald wordt Dan zien we den post ten miaste niet in de rekening. Da heer Van Lijnden oordeelt, dat er geen be hoefte is aan de kaart, zooais ook blijkt uit de onvol doende inteekening. O'juist is, dat de laatste kaart van 1860 zou dateereDer is er eene van 1877 van Pické en Lambrechtsen, waarop alles staat behalve de voetpaden en de verdeeling der wegen volgens het nieuwe reglementmaar daarvoor hebben de gemeenten de liggers en kaarten der wegen. De heer Snouck Hurgronje zegt, dat er naar het oordeel van Ged. Staten aan eene Dieuwe kaart be hoefte bestaat. Nu leert de ondervinding, dat dergelijke 79) (Vervolg.) «Het is gelukt", sprak dokter Heilmann verheugd; «wij hebben overwonnen, het monster is vertreden vraag en wij znllen alles vernemen, wat wij willen vreten." De vorst stond een oogenblik sprakeloos van geluk hij hief de oogen dankbaar ten hemel en zijne lippen bewogen zich zacht als prevelde bij een dankgebed. Toen verzamelde hij weder al zijne wilskracht en zeide «Spreek, wat heeft Silantieri met u gedaan wat heeft hij u bevolen «Goddank 1", antwoordde de vorstin, «thans kan ik mij alles duidelijk en klaar herinneren. O, wat is het thans weder liebt en helder in mijn geest. Nu zie ik duidelijk boe het was, hoe alles is begon nen en volvoerd tot mijn ongeluk. Het gebeurde in de bibliotheek op Hohenwartburg, toen die verschrik kelijke man een voordracht hield over da kleeder drachten en de versierselen uit de middeleeuwen. Hij had een groot, geslepen kristal gevonden, zooals hij zeide, in een verborgen lade, waarvan ik nooit gehoord had." «Dat herinner ik mij" zeide de vorst. Dat kristal gaf hij mij in de hand en verzocht mij het dicht bij mijn oogen te houden en dan in deD top naar de kleurspelingen te zien. Daarop verloor ik het bewustzijn". «Dat was de voorbereiding", zeide dokter Heilmann, «om haar ontvankelijk te maken voor den invloed zijner kracht". «Verder" sprak de vorst ongeduldig. aToen" vervolgde de vorstin, en er kwam bij de nieuwe werken nooit zonder subsidie tot stand komen aan het subsidie willen nu Ged. Staten het voordeel verbinden, dat elke gemeente eene kaart krijgt, waarop zij niet alleen haar eigen wegen, maar ook die van de gemeenten uit hare omgeving kan vinden. De heer Van Uije Pieterse zal vóór stemmen, omdat het op den weg van de Staten ligt, de industrie ta steunen. De heer Huvers herinnert, dat in 1887 de aandacht der gemeentebesturen op de kaart gevestigd is, en dat zij hebben geantwoord door een plechtig stilzwijgen. Waar aldus de eerste belanghebbenden de behoefte niet erkend hebben, vindt spr. geen vrijheid om gelden toe te staan. Punt 1 van het voorstel, om het subsidie toe te staar, wordt aangenomen met 16 tegen 11 stemmen, die der heeren Hennequin, De Smidt, Den Boer, Van Lijnden, Lantsheer, Callenfels, Van Buren, Huvers, LucaBse, Brevet en Snijders. Punt 2 van het voorstel, om de kaart aan de gemeentebesturen uittedeelen, wordt zonder stemming aangenomen en daarna het geheele voorstel met 17 tegen 10 stemmen, die der genoemde heeren behalve dhr. Lantsheer. VI. Voorstel tot wijziging van het reglement op de jacht en visscherij, door de mazen van het prang-, praam- of schrobnet van 30 op 25 m.M. te brengen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan genomen. VII. Voorstel om den termiin voor het in exploi tatie brengen van den tram SchoondijkeBelgische grens te verlengen tot 1 Mei 1891. Als boven. VIII. Voorstel om, met intrekking van het besluit der geldleeDing van 198000 dat in de zomerver gadering genomen is, een besluit te nemen om 295000 te leenen tegen eeDe rente van 3l/2 pet., voor het verstrekken van rentelooze voorschotten voor wegen en voor de sluis aan de haven van Goes, en voor den bouw eener nieuwe boot. De heer Buvers wijst er op, dat in het verslag de wensch is uitgesproken om de aankondigingen be treffende de leening te plaatsen in meer dan éene Zeeuwsche Courant, en vraagt, waarom ook geen ge bruik wordt gemaakt van de Zeeuwdie reeds eene aanmerkelijke hoogte bereikt heeft. De voorzitter stelt voor, dit punt bij art. 12 van het plan te behandelen. Nadat nu achtereenvolgens artt. 111 zonder beraadslaging zijn afgehandeld, komt art. 12 aan de orde, waarin is voorgeschreven, dat de aankondigingen betreffende de inschrijving en de uitloting zullen worden geplaatst o. a. in «eender te Middelburg verschijnende dagbladen". De heer Lucasse zegt, dat de bedoeling van het art. "vermoedelijk is, de annonce te plaatsen in de Mid- delbCourant. Maar er zijn menschen, die haar niet lezen. Publiciteit is echter gewenschtdaarom stelt spr. voor, in plaats der boven aangehaalde woorden te lezen «eenige der in Zeeland verschijnende meest gelezene nieuwsbladen". De heer Van Uije Pietérsen is vóór dit amande- ment. Hij acht het billijk, dat aan alle partijen wat worde gegund. De heer J. C. R. v. d. Bilt merkt op. dat de re dactie van het artikel is overgenomen uit vorige plans. Zvet de vergadering niet op tegen de kosten van ad- vertentiën in meer couraoten, dan zullen Ged. Staten zich daartegen niet verzetten. Er is echter éen bezwaar tegen het amandementGed. Staten weten niet, welke couranten de «meest gelezene" zijn. De heer Fokker merkt op, dat de bedoeling van de bepaliDg in het plan is, om de aankondiging zooveel mogelijk te brengen onder de oogen van het inschrij vende publiek, maar dat het niet te doen mag zijn om hier gunsten aan de verschillende partijen uit te deeleD. De heer Lucasse erkent dit; de bedoeling van zijn amendement is publiciteit te bevorderener zijn menschen, die maar éen courant lezen. De beslissing omtrent de couranten meent hij gerust san Ged. Staten te kannen overlaten. De heer Pieterse komt nu op zijn gevoelen terug. Was de bedoeling van het amendement, elk der par tijen gelijke rechten te geven, dan zou spreker daar voor oor hebben niet als het verdedigd wordt uit herinnering aan het verleden weder een pijnlijke trek op haar gelaat, «beval hij mij alles wat ik moe>t doen en zeggen met den armen Meisenberg, onzen trou wen vriend, die mij om mijn voorspraak verzocht had voor zijne liefde voor Geertruida van Riesen. Ik heb alles gedaan, zooals hij het mij heeft bevolen; ik moest wel ik heb den brief geschreven, zooals hij hem mij had ingegeven, ik heb gesproken, zooals hij het wilde, van die misdad'ge liefde, die ik toch werkelijk nooit gekoesterd heb. Ik heb nu alles bekend o, mijn God, wat heb ik geleden 1" «Ja, wel hebt ge zwaar geleden" sprak de vorst ernstig. »'t Was voor mij haast niet te dragen en uw last was nog zooveel zwaarder". «Vraag haar", zeide Meisenbarg op den vorst toe tredend, «of er ooit tusschen haar en mij eene andere verhouding heeft bestaan dan die van broederlijke, reine vriendschap en of ik ooit door éen woord of éen blik aanleiding heb gegeven tot het dwaalbegrip, waar toe de Italiaan de vorstin heeft gebracht". «Dat is thans overbodig" zeide de vorst; «er be staat daaromtrent bij mij geen twijfel meer". «Tocb moet ik er op aandringen, dat gij die vraag doet", hernam Meismberg. «Ik ben dat aan mijne eer verplicht. Gij moet weten en erkennen, dat ik mijn leven niet gewaagd heb voor een leugen". De vorst daed wat hem gevraagd werd. «Neen, Leo, neen" sprak de slapende, en er speelde een glimlach om haar lippen alsof zij lachte om tijne jaloezie, «nooit heeft er tusschen ons eene andere ver houding bestaan dan die van oprechte vriendschap". «Thans hoort ge het uit haar eigen mond" sprak Meisenberg. «Ik hoor h6t en ik verootmoedig mij voor den heldenmoed, waarmede gij u aan mijn kogel hebt blootgesteld" sprak de vorst getroffen. «Ik heb thans slechts éene bedevergun mij uw vriend te zijn op wien ge uw gansche leven kunt rekenen. En nu" bei oogpunt van publiciteit, want openbaarmaking in éen courant acht spr. voldoende. De heer Van der Rilt handhaaft zijne meening, en wenecht dat de vergadering de bladen noeme om Ged. Staten niet in moeilijkheden te brengen. Da heer Huvers noemt alsnu, behalve de Midd. CourantRe Zeeuwdie te Goes uitkomt, en de Zierikseesche Nieuwsbodedie te Zierikaee verschijnt. De heer Van Lijnden verklaart zich vóór het amen dement, mits geen namen van couranten genoemd worden. De heer Fokker verklaart overtuigd te zijn, dat er onder hen, die de Zierikseesche Nieuwsbode alleen lezen, niemand is, die op eene leeniDg der provincie zou inschrijven. Het amendement Lucasse wordt alsnu verworpen met 16 tegen 8 stemmen, die der heeren Saijders, Dan Boer, Hollestelle, Van Lijnden, Callenfels, Van Buren, Huvers, en Lucasse. Het geheele voorstel wordt daarna met algemeene stemmen aangenomen. IX. Voorstel tot wijziging der begrooting voor 1890. Zonder beraadslaging met algemeene stemmen aan genomen. X. Als boven voor 1891. Als boven. XI. De heer Snijders vraagt het woord en leest eene rede voor, waarin het volgende voorkomt Na de beslissing omtrent de aanvrage van den Sophiapolder om calamiteusverklaring is Spr. met den heer Buvers en nu wijlen den heer Van Schouwen naar den Minister van Waterstaat, Handel en Nijver heid gr gaan en door dezen in bijzonder gehoor ont vangen. Zij hebben den Minister in kennis gesteld met de met de wet strijdige wijze, waarop hier aan vragen om calamiteusverklaring worden toegestaan en geweigerd. Met name hebben zij hem daartoe gewe zen op de geschiedenis der aanvragen van den Leen- dert Abraham- en den Thomaespolder in tegenstelling met den Sophiapolder. Zij hebben hem in kennis ge steld met het verslag betreffende de aanvrage van den laatsten polder, en ham gewezen op het daarin voor komend argument van Gedeputeerde Staten, dat de meening van den hoofdingenieur van den Provincialen waterstaat werd gedeeld door eene commissie van deskundigendia de zaak in loco zou hebben onderzocht. Zij hebben er den Minister op gewezen dat, volgens hunne eigen waarnemingen en de door hen ingewonnen inlichtingen, die commissie echter nooit op Noord-Beveland is geweest. Zij hebban verder den Minister medegedeeld, dat Ged. Staten weigerden inzage van het rapport der specialiteiten te geven. Zij hebben verder den Minister in kennis gesteld met het bezoek van den heer Saijders aan de haeren hoofd ingenieurs van den rijks- en van den provincialen waterstaat, dat ham niet tot het door hem gewenschte doel leidde, en van zijn mislukte poging om uitstel der beslissing van de Prov. Staten in zake den Sophia polder te krijgen. Zij hebben hem gewezen op de voorspelling, door den heer Fransen Van de Putte gedaan bij de behandeling van een vroeger verzoek om calamiteus-verklaring van den Sophiapolder, dat met-inwilliging tot zeer aanzienlijks offers zou leiden. Zij hebben hem gewezen op eene opmerking, door den heer mr. J. Moolenburgh indertijd in eene bro chure gemaakt, dat het strijdt met de regelen van ons staatsrecht, dat geen beroep op den Koning open staat van beslissingen der Staten op aanvragen om calamiteusverklaring. Zij hebben opgrond der geschie denis van de aanvragen der bovengenoemde polders den Minister de noodzakelijkheid aangetoond van eene wijziging der wet op de calamiteuze polders in den door den heer Moolenburgh aangegeven zin. Zij hebben niet geschroomd aldus te handelen, om dat zij zich daartoe verplicht achtten als staatsburgers omdat zij als leden der Staten niet alleen te letten hebben op de belangen van hen, die gronden indijken, maar ook op die der belastingschuldigen. Thans zijn de leden der Staten in het bezit van het bedoelde rapport. Mag spr. aannemen, dat hij dit aan eene beschikking van Ged. Staten te danken heeft, dan is hij hun daarvoor erkentelijk. Ia dat rapport wordt bevestigd dat de vaste punten aan den Anna- Friso en den Vlietopolder te ver van elkander verwij derd zijn, zoodat de verdediging aan de Noordkust riep hij juichend, «beb ik u, mijne Sophie, terugge vonden, u, de parel van mijn leven, met wie ik thans nog gelukkiger 2al zijn dan vroeger, want men had u mij ontroofd en ik heb u herwonnen." Hij snelde op de vorstin toe en wilde voor haar nederknielen. Maar dokter Heilmann hield hem terug en zeide glimlachend «Halt, mijn waarde vriend Gij vergeet, dat uwe vrouw nog altijd slaapt en dat ik haar eerst nog moet doen ontwaken." Hij trad op de vorstin toe en vroeg «Verstaat ge mij en zult ge mij gehoorzamen?" «Waar is Leo?" vroeg zij onrustig; «ik govoel zijne nabijheid niet meer 1" «Gij zult hem dadelijk terugvinden" teiie de dokter. «Luister eerst naar mij en gehoorzaam aan mijn wil." Het gelaat van de slapende werd weder kalm. «De boeien zijn verbroken en daarmede mijn tegen stand" zeide zij. «Da invloed, die mij nu beheerscht, doet mij goed." «Welnu", sprak de dokter, «luister dan. Gij moet, zoodra ge ontwaakt zult zijn, alles vergeten wat be treft die ongelukkige geschiedenis met luitenant van Meisenberg." «O, wat zal ik gelukkig zijn dat te kuoneD, ik zal gehoorzamen, ik zal gehoorzamen, zeker, zeker." «Gij moet" ging de dokter voort, «na uw ontwaken, overtuigd zijn, dat de vorst boos op u geweest is, omdat gij tegen zijn wil uw verblijf bij uw vader steeds hebt verleDgd." «O, bijna was dat het geval geweest! Vóór al die narigheid gebeurd was, heeft Batty, die den Italiaan voor een demon hield, die overal kwaad stichtte, en van wien zij meende, dat hij ook mij en Kurt onheil zou aanbrengen, mij gesmeekt zijn bijzijn te ontvluchten en zoolang naar Neuburg te gaan tot hij Hohenwart burg zou hebben verlaten." «Goed" ging de dokter voort, «de vorst was dus van Noord-Beveland onvoldoende is, en dat op de be« slissing in zake den Sophiapolder andere dan technisch#! omstandigheden invloed hebben gehad. In het bezit dezer gegevens ziet spr. met gerustheid eene eventuëele zesde aanvrage om calamiteusverklaring tegemoet, te meer omdat Ged. Staten thans hebben erkend spr. kan dit zeggen omdat geheimhouding omtrent de dezen zomer gehouden besloten vergadering is opgeheven dat de commissie van specialiteiten niet op Noord-Beveland is geweest. De Voorzitter merkt op, dat Ged. Staten uit eigen beweging aan den Minister machtiging hebben gevraagd om het rapport over te leggen. De heer Snijders dankt voor deze inlichting. XII. De heer Wagtho dient een voorstel in tot wijziging van het reglement van orde voor de Prov. Staten, ten doel hebbende, voortaan de verslagen der afdeelingen te doen drukken en rondzenden vóór de beraadslaging. Wordt besloten, dit in de zomerver gadering te behandelen. XIII. Nadat alsnu de resumtie der notulen en de uitvoering der besluiten aan Gad. Staten is opgedragen, en de vergadering zich ongenegen heeft verklaard langer bijeen te blijven, sluit de Voorzitter de zitting in naam des IConings. Rechtszaken. Vrijdag 21 November 1890 des voormiddags te 10 uren zal voor de arrondissements-rechtbank te Middelburg behandeld worden de zaak tegen M. E. H., vrouw vau J. J. G., modiste, S. A. G., vrouw van B. De H., logementhoudster, P. J. M., koffiehuishouder, allen te Goes, ter zake dat zij op 10 Juli 11. des namiddags omstreeks een uur te Goes op da openbare straat te zamen en in vereeniging opzettelijk de lOjarige dochter van de eerste beklaagde uit haar huwelijk met J. J. G., aan laatstgenoemde hebben onttrokken, toen deze zich van zijn voornoemd kind, hetwelk door de Ie beklaagde, destijds feitelijk gescheiden van haar voornoemden man te Goes levende, aldaar wederrechtelijk bij zich werd gehouden, had in bezit gesteld en het naar zijne woning te Bladel wilde vervoeren, door op het oogenblik, dat hij met dat kind in een rijtuig wilde stappen, het m6t geweld uit zijne handen te ontrukken en het terstond daarop te vervoeren in de vlak daarbij gelegen woning van de 2e beklaagde, terwijl hem (de vader) daarna het binnentreden dier woning werd belet. Vanwege het Openbaar Ministerie zullen in deze zaak 7 getuigen worden voorgebracht. Mr. A. C. A. Jacobse Boudewijnse zal als verdediger in deze zaak optreden. Gemengds Berichten. Kruiningen. Een tweetal winkeliers in deze ge meente, depóthouders voor bakkers uit de omliggende gemeenten, zijn bekeurd wegens het verkoopen van te licht brood. Vrijdag werd het NederJandsche aakschip ge naamd Vijf Gebroedersschipper J. Vermeeren, be laden met eene lading maïs, van Antwerpen naar Keulen bestemd, liggende in het kanaal door Zuid- Beveland te Wemeldinge, zoodanig door de Engelsche zeestoomboot Palomareskapitein William Jackson, aangevaren, dat het belangrijke schade aan het voor schip bekwam. Nadat een gedeelte van de lading was gelost is het lek boven water, zoodat het schip geen water meer maakt. Da lading wordt overgeladen. Scbip en lading zijn verzekerd. De stoomboot Palomares is Zaterdag naar Antwerpen vertrokken. (M. Ct Zaterdag is een timmermansknecht, op het dak eener woning op de Heerengracht te Middelburg werk zaam, daaraf gevallen. Hij heeft zich aan het gelaat gekwetst, en is in het gasthuis verbonden. Door de maréchaussées te Vaals werden Vrijdag 20 stuks koeien in beslag genomen, welke uit Duitsch- land naar Nederland waren overgekomen. Als eigenaar heeft zich aangemeld een landbouwer uit Gaasmühle (PruiseD). Hij geeft voor, dat het vee door uitbraak zijne weide ontvlucht is en daarna koers gezet heeft naar ons laad. Het vee is ia de kazerne der maréchaussées gestald. gekrenkt over uwe langdurige afwezigheid en in zijne boosheid heeft hij eene lange reis naar Frankrijk ondernomen en u al dien tijd hier gelaten. Dat heeft u veel verdriet gedaan, gij hebt daaronder zwaar ge leden en nu is de vorst gekomen om n te halen en nu zijt ge verheugd, dat alles weder in orde is. Hebt ge alles goed begrepen en zult ge gehoorzamen «Ik heb alles goed begrepen en ik zal gehoorzamen", zeide de vorstin. «En wat de arme Betty betreft", ging de dokter voort, «hare onschuld is bewezen, dat heeft de vorst u gezegd, dus dat weet ge." «Ik weet het" antwoordde de vorstiü, «o, ja, ik weet het goed." «En als ge ontwaakt zult zijn, zult ge daarnaar dus niet vragen." «Ik zal er niet naar vragen. Dat is ook geheel overbodig, want, niet waar, de vorst heeft het mij zelf gezegd. O, ik ben zoo blij, dat ook dat verdriet van mij is weggenomen." «Herhaal nu nog eenmaal wat ik n gezegd heb, alles, hoort gel opdat het diep in uwe ziel en uw geheugen gegrift worde en gij er geen oogenblik aan twijfelt, wanneer ge zult ontwaakt zijn." Nadat ze dit gedaan had zonder iets vergeten te hebben, maakto de dokter haar wakker door met de hand voor haar gezicht heen en weder te zwaaien en zacht tegen haar voorhoofd te blazen. Zij sloeg langzaam de oogen op en keek verwonderd rond. Bij haar was de verandering nog grooter, nog opvallender, dan bij Betty het geval was geweest. Zij scheen gelukkig, vrij en verlicht; uit hare nog wat vermoeide oogen was alle strakheid verdwenen en hare gelaatstrekken waren even jeugdig en frisch als in de gelukkigste jaren van haar huwelijk. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 2