FEUILLETON.
Door vreemden wil beheerscht.
De Ëngelsche minister van landbouw Chaplin
constasteerde Zaterdag in eene redevoering te Drif
field den merkwaardigen vooruitgang van den Brit-
schen veestapel in 1890. Het cijfer van den veestapel
vermeerderde met zes procent; dat der schapen en
lammeren met ruim evenveel, dat der varkens met
tien procent. Chaplin schreef dit toe aan de vermeer
dering der voorzorgen van zijn departement tegen
invoer van ziek vee, waardoor bij de landbouwers
vertrouwen en lust om vee aan te fokken terugkeer
den. Chaplin zeide het te betreuren dat hij in de
noodzakelijkheid was gebracht Hollandsch vee te weren,
want geen staat deed meer voor de beveiliging van
den veestapel dan Nederland, hetwelk aan het Ëngel
sche landbouw-departement immer den meestmogelijken
eerbied bewijst.
Provinciale Staten van Zeeland.
Zitting van Vrijdag 7 Nov. 1890.
(Vervolg).
Na de heropening der vergadering blijkt, dat zij
door 11 leden verlaten is, terwijl nog 4 andere leden
later vertrekken, zoodat er ten slotte slechts 24 over
blijven.
Aan de orde is:
III. Voorstel om afwijzend te beschikken op een
adres van het waterschap Cadzand om renteloos voor
schot voor wegs ver betering met een nader adres van
den heer Claeijs te Antwerpen over die weg6Verbetering
in verband met de oprichting van een badhotel te
Cadzand.
Naar aanleiding van het algemeen verslag stellen
Ged. Staten voor, de behandeling aan te houden tot
de zomervergadering. Aldns zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming besloten.
IV. Voorstel om afwijzend te beschikken op een
adres van den Raad van Eede cm renteloos voorschot
voor wegsverbetering.
Zonder beraadslaging oi hoofdelijke stemming aan
genomen.
V. Voorstel om aan A. W. Den Doop te Middelburg
eene toelage van ƒ1200 te verleenen voor eene door
hem uit te geven kaart van Zeeland, onder voorwaarde
dat hij een zeker aantal ex. ter beschikking van Ged.
Staten stelle ter uitreiking aan de gemeentebesturen
De heer Callenfels zal tegenstemmen omdat het
z. i. niet op den weg der provincie ligt om geschenken
aan de gemeentebesturen uit te deelen.
De heer Van Woelderen zal voorstemmen omdat
de laatste kaart, die van Zeeland bestaat, reeds van
1860 dateert, en de nu in bewerking zijnde uitstekend is.
De heer Buvers is tegen het voorstel. De uitgever
heeft beproefd inteekenaren te krijgen, en nu dat niet
gaat en zijne onderneming mislukt is, behoeft de prov.
daarvoor niet op te komen. Dat er behoefte aan deze
kaart bestaat, ontktnt spr.; dan zou er meer ioge-
teekend zijn. We zijn trouwens in het bezit van goede
kaarten, b. v. de schoolatlassen van Kniper. Bovendien
zou deze kaart spoedig verouderd zijnde grenzen
van gemeenten, van voetpaden en van wegen veranderen
voortdurend. Voorts hebben we Dog heel mooie kaarten
in het werk van den hoofdingenieur van den Provin
cialen Waterstaat ie oeververdediging in Zeeland",
van welk werk nog een heele s'ap»l «gezolderd" ligt
kunnen we dat werk niet uitdeelen We zouden bunnen
beginnen met aan elk dtr Staten-leden een ex-mplaar
te gevendat zou te pas kunnen komen bij eene
«ventuëele zesde aanvrage van den S jphiapolder om
calamiteus-verklaring. Kan het subaidie voor Den Doop
niet betaald worden uit het po»je, waaruit bet werk
van den Hoofdingenieur betaald wordt Dan zien we
den post ten miaste niet in de rekening.
Da heer Van Lijnden oordeelt, dat er geen be
hoefte is aan de kaart, zooais ook blijkt uit de onvol
doende inteekening. O'juist is, dat de laatste kaart
van 1860 zou dateereDer is er eene van 1877 van
Pické en Lambrechtsen, waarop alles staat behalve
de voetpaden en de verdeeling der wegen volgens het
nieuwe reglementmaar daarvoor hebben de gemeenten
de liggers en kaarten der wegen.
De heer Snouck Hurgronje zegt, dat er naar het
oordeel van Ged. Staten aan eene Dieuwe kaart be
hoefte bestaat. Nu leert de ondervinding, dat dergelijke
79) (Vervolg.)
«Het is gelukt", sprak dokter Heilmann verheugd;
«wij hebben overwonnen, het monster is vertreden
vraag en wij znllen alles vernemen, wat wij willen
vreten."
De vorst stond een oogenblik sprakeloos van geluk
hij hief de oogen dankbaar ten hemel en zijne lippen
bewogen zich zacht als prevelde bij een dankgebed.
Toen verzamelde hij weder al zijne wilskracht en zeide
«Spreek, wat heeft Silantieri met u gedaan wat
heeft hij u bevolen
«Goddank 1", antwoordde de vorstin, «thans kan
ik mij alles duidelijk en klaar herinneren. O, wat
is het thans weder liebt en helder in mijn geest.
Nu zie ik duidelijk boe het was, hoe alles is begon
nen en volvoerd tot mijn ongeluk. Het gebeurde in
de bibliotheek op Hohenwartburg, toen die verschrik
kelijke man een voordracht hield over da kleeder
drachten en de versierselen uit de middeleeuwen.
Hij had een groot, geslepen kristal gevonden, zooals
hij zeide, in een verborgen lade, waarvan ik nooit
gehoord had."
«Dat herinner ik mij" zeide de vorst.
Dat kristal gaf hij mij in de hand en verzocht mij
het dicht bij mijn oogen te houden en dan in deD top
naar de kleurspelingen te zien. Daarop verloor ik het
bewustzijn".
«Dat was de voorbereiding", zeide dokter Heilmann,
«om haar ontvankelijk te maken voor den invloed
zijner kracht".
«Verder" sprak de vorst ongeduldig.
aToen" vervolgde de vorstin, en er kwam bij de
nieuwe werken nooit zonder subsidie tot stand komen
aan het subsidie willen nu Ged. Staten het voordeel
verbinden, dat elke gemeente eene kaart krijgt, waarop
zij niet alleen haar eigen wegen, maar ook die van
de gemeenten uit hare omgeving kan vinden.
De heer Van Uije Pieterse zal vóór stemmen,
omdat het op den weg van de Staten ligt, de industrie
ta steunen.
De heer Huvers herinnert, dat in 1887 de aandacht
der gemeentebesturen op de kaart gevestigd is, en
dat zij hebben geantwoord door een plechtig stilzwijgen.
Waar aldus de eerste belanghebbenden de behoefte
niet erkend hebben, vindt spr. geen vrijheid om gelden
toe te staan.
Punt 1 van het voorstel, om het subsidie toe te
staar, wordt aangenomen met 16 tegen 11 stemmen,
die der heeren Hennequin, De Smidt, Den Boer, Van
Lijnden, Lantsheer, Callenfels, Van Buren, Huvers,
LucaBse, Brevet en Snijders.
Punt 2 van het voorstel, om de kaart aan de
gemeentebesturen uittedeelen, wordt zonder stemming
aangenomen en daarna het geheele voorstel met 17
tegen 10 stemmen, die der genoemde heeren behalve
dhr. Lantsheer.
VI. Voorstel tot wijziging van het reglement op
de jacht en visscherij, door de mazen van het prang-,
praam- of schrobnet van 30 op 25 m.M. te brengen.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
VII. Voorstel om den termiin voor het in exploi
tatie brengen van den tram SchoondijkeBelgische
grens te verlengen tot 1 Mei 1891.
Als boven.
VIII. Voorstel om, met intrekking van het besluit
der geldleeDing van 198000 dat in de zomerver
gadering genomen is, een besluit te nemen om 295000
te leenen tegen eeDe rente van 3l/2 pet., voor het
verstrekken van rentelooze voorschotten voor wegen
en voor de sluis aan de haven van Goes, en voor den
bouw eener nieuwe boot.
De heer Buvers wijst er op, dat in het verslag de
wensch is uitgesproken om de aankondigingen be
treffende de leening te plaatsen in meer dan éene
Zeeuwsche Courant, en vraagt, waarom ook geen ge
bruik wordt gemaakt van de Zeeuwdie reeds eene
aanmerkelijke hoogte bereikt heeft.
De voorzitter stelt voor, dit punt bij art. 12 van
het plan te behandelen. Nadat nu achtereenvolgens
artt. 111 zonder beraadslaging zijn afgehandeld,
komt art. 12 aan de orde, waarin is voorgeschreven,
dat de aankondigingen betreffende de inschrijving en
de uitloting zullen worden geplaatst o. a. in «eender
te Middelburg verschijnende dagbladen".
De heer Lucasse zegt, dat de bedoeling van het
art. "vermoedelijk is, de annonce te plaatsen in de Mid-
delbCourant. Maar er zijn menschen, die haar niet
lezen. Publiciteit is echter gewenschtdaarom stelt
spr. voor, in plaats der boven aangehaalde woorden
te lezen «eenige der in Zeeland verschijnende meest
gelezene nieuwsbladen".
De heer Van Uije Pietérsen is vóór dit amande-
ment. Hij acht het billijk, dat aan alle partijen wat
worde gegund.
De heer J. C. R. v. d. Bilt merkt op. dat de re
dactie van het artikel is overgenomen uit vorige plans.
Zvet de vergadering niet op tegen de kosten van ad-
vertentiën in meer couraoten, dan zullen Ged. Staten
zich daartegen niet verzetten. Er is echter éen bezwaar
tegen het amandementGed. Staten weten niet, welke
couranten de «meest gelezene" zijn.
De heer Fokker merkt op, dat de bedoeling van
de bepaliDg in het plan is, om de aankondiging zooveel
mogelijk te brengen onder de oogen van het inschrij
vende publiek, maar dat het niet te doen mag zijn
om hier gunsten aan de verschillende partijen uit te
deeleD.
De heer Lucasse erkent dit; de bedoeling van zijn
amendement is publiciteit te bevorderener zijn
menschen, die maar éen courant lezen. De beslissing
omtrent de couranten meent hij gerust san Ged. Staten
te kannen overlaten.
De heer Pieterse komt nu op zijn gevoelen terug.
Was de bedoeling van het amendement, elk der par
tijen gelijke rechten te geven, dan zou spreker daar
voor oor hebben niet als het verdedigd wordt uit
herinnering aan het verleden weder een pijnlijke trek
op haar gelaat, «beval hij mij alles wat ik moe>t doen
en zeggen met den armen Meisenberg, onzen trou
wen vriend, die mij om mijn voorspraak verzocht had
voor zijne liefde voor Geertruida van Riesen. Ik
heb alles gedaan, zooals hij het mij heeft bevolen; ik
moest wel ik heb den brief geschreven, zooals
hij hem mij had ingegeven, ik heb gesproken, zooals
hij het wilde, van die misdad'ge liefde, die ik toch
werkelijk nooit gekoesterd heb. Ik heb nu alles bekend
o, mijn God, wat heb ik geleden 1"
«Ja, wel hebt ge zwaar geleden" sprak de vorst
ernstig. »'t Was voor mij haast niet te dragen en uw
last was nog zooveel zwaarder".
«Vraag haar", zeide Meisenbarg op den vorst toe
tredend, «of er ooit tusschen haar en mij eene andere
verhouding heeft bestaan dan die van broederlijke,
reine vriendschap en of ik ooit door éen woord of éen
blik aanleiding heb gegeven tot het dwaalbegrip, waar
toe de Italiaan de vorstin heeft gebracht".
«Dat is thans overbodig" zeide de vorst; «er be
staat daaromtrent bij mij geen twijfel meer".
«Tocb moet ik er op aandringen, dat gij die vraag
doet", hernam Meismberg. «Ik ben dat aan mijne eer
verplicht. Gij moet weten en erkennen, dat ik mijn
leven niet gewaagd heb voor een leugen".
De vorst daed wat hem gevraagd werd.
«Neen, Leo, neen" sprak de slapende, en er speelde
een glimlach om haar lippen alsof zij lachte om tijne
jaloezie, «nooit heeft er tusschen ons eene andere ver
houding bestaan dan die van oprechte vriendschap".
«Thans hoort ge het uit haar eigen mond" sprak
Meisenberg.
«Ik hoor h6t en ik verootmoedig mij voor den
heldenmoed, waarmede gij u aan mijn kogel hebt
blootgesteld" sprak de vorst getroffen. «Ik heb thans
slechts éene bedevergun mij uw vriend te zijn op
wien ge uw gansche leven kunt rekenen. En nu"
bei oogpunt van publiciteit, want openbaarmaking in
éen courant acht spr. voldoende.
De heer Van der Rilt handhaaft zijne meening, en
wenecht dat de vergadering de bladen noeme om
Ged. Staten niet in moeilijkheden te brengen.
Da heer Huvers noemt alsnu, behalve de Midd.
CourantRe Zeeuwdie te Goes uitkomt, en de
Zierikseesche Nieuwsbodedie te Zierikaee verschijnt.
De heer Van Lijnden verklaart zich vóór het amen
dement, mits geen namen van couranten genoemd
worden.
De heer Fokker verklaart overtuigd te zijn, dat er
onder hen, die de Zierikseesche Nieuwsbode alleen
lezen, niemand is, die op eene leeniDg der provincie
zou inschrijven.
Het amendement Lucasse wordt alsnu verworpen met
16 tegen 8 stemmen, die der heeren Saijders, Dan Boer,
Hollestelle, Van Lijnden, Callenfels, Van Buren, Huvers,
en Lucasse.
Het geheele voorstel wordt daarna met algemeene
stemmen aangenomen.
IX. Voorstel tot wijziging der begrooting voor 1890.
Zonder beraadslaging met algemeene stemmen aan
genomen.
X. Als boven voor 1891.
Als boven.
XI. De heer Snijders vraagt het woord en leest
eene rede voor, waarin het volgende voorkomt
Na de beslissing omtrent de aanvrage van den
Sophiapolder om calamiteusverklaring is Spr. met den
heer Buvers en nu wijlen den heer Van Schouwen
naar den Minister van Waterstaat, Handel en Nijver
heid gr gaan en door dezen in bijzonder gehoor ont
vangen. Zij hebben den Minister in kennis gesteld
met de met de wet strijdige wijze, waarop hier aan
vragen om calamiteusverklaring worden toegestaan en
geweigerd. Met name hebben zij hem daartoe gewe
zen op de geschiedenis der aanvragen van den Leen-
dert Abraham- en den Thomaespolder in tegenstelling
met den Sophiapolder. Zij hebben hem in kennis ge
steld met het verslag betreffende de aanvrage van den
laatsten polder, en ham gewezen op het daarin voor
komend argument van Gedeputeerde Staten, dat de
meening van den hoofdingenieur van den Provincialen
waterstaat werd gedeeld door eene commissie van
deskundigendia de zaak in loco zou hebben
onderzocht. Zij hebben er den Minister op gewezen
dat, volgens hunne eigen waarnemingen en de door
hen ingewonnen inlichtingen, die commissie echter nooit
op Noord-Beveland is geweest. Zij hebban verder den
Minister medegedeeld, dat Ged. Staten weigerden
inzage van het rapport der specialiteiten te geven.
Zij hebben verder den Minister in kennis gesteld met
het bezoek van den heer Saijders aan de haeren hoofd
ingenieurs van den rijks- en van den provincialen
waterstaat, dat ham niet tot het door hem gewenschte
doel leidde, en van zijn mislukte poging om uitstel
der beslissing van de Prov. Staten in zake den Sophia
polder te krijgen. Zij hebben hem gewezen op de
voorspelling, door den heer Fransen Van de Putte
gedaan bij de behandeling van een vroeger verzoek
om calamiteus-verklaring van den Sophiapolder, dat
met-inwilliging tot zeer aanzienlijks offers zou leiden.
Zij hebben hem gewezen op eene opmerking, door
den heer mr. J. Moolenburgh indertijd in eene bro
chure gemaakt, dat het strijdt met de regelen van
ons staatsrecht, dat geen beroep op den Koning open
staat van beslissingen der Staten op aanvragen om
calamiteusverklaring. Zij hebben opgrond der geschie
denis van de aanvragen der bovengenoemde polders
den Minister de noodzakelijkheid aangetoond van eene
wijziging der wet op de calamiteuze polders in den
door den heer Moolenburgh aangegeven zin.
Zij hebben niet geschroomd aldus te handelen, om
dat zij zich daartoe verplicht achtten als staatsburgers
omdat zij als leden der Staten niet alleen te letten
hebben op de belangen van hen, die gronden indijken,
maar ook op die der belastingschuldigen.
Thans zijn de leden der Staten in het bezit van
het bedoelde rapport. Mag spr. aannemen, dat hij dit
aan eene beschikking van Ged. Staten te danken heeft,
dan is hij hun daarvoor erkentelijk. Ia dat rapport
wordt bevestigd dat de vaste punten aan den Anna-
Friso en den Vlietopolder te ver van elkander verwij
derd zijn, zoodat de verdediging aan de Noordkust
riep hij juichend, «beb ik u, mijne Sophie, terugge
vonden, u, de parel van mijn leven, met wie ik thans
nog gelukkiger 2al zijn dan vroeger, want men had
u mij ontroofd en ik heb u herwonnen."
Hij snelde op de vorstin toe en wilde voor haar
nederknielen. Maar dokter Heilmann hield hem terug
en zeide glimlachend
«Halt, mijn waarde vriend Gij vergeet, dat uwe
vrouw nog altijd slaapt en dat ik haar eerst nog
moet doen ontwaken."
Hij trad op de vorstin toe en vroeg
«Verstaat ge mij en zult ge mij gehoorzamen?"
«Waar is Leo?" vroeg zij onrustig; «ik govoel
zijne nabijheid niet meer 1"
«Gij zult hem dadelijk terugvinden" teiie de dokter.
«Luister eerst naar mij en gehoorzaam aan mijn wil."
Het gelaat van de slapende werd weder kalm.
«De boeien zijn verbroken en daarmede mijn tegen
stand" zeide zij. «Da invloed, die mij nu beheerscht,
doet mij goed."
«Welnu", sprak de dokter, «luister dan. Gij moet,
zoodra ge ontwaakt zult zijn, alles vergeten wat be
treft die ongelukkige geschiedenis met luitenant van
Meisenberg."
«O, wat zal ik gelukkig zijn dat te kuoneD, ik
zal gehoorzamen, ik zal gehoorzamen, zeker, zeker."
«Gij moet" ging de dokter voort, «na uw ontwaken,
overtuigd zijn, dat de vorst boos op u geweest is,
omdat gij tegen zijn wil uw verblijf bij uw vader
steeds hebt verleDgd."
«O, bijna was dat het geval geweest! Vóór al die
narigheid gebeurd was, heeft Batty, die den Italiaan
voor een demon hield, die overal kwaad stichtte, en
van wien zij meende, dat hij ook mij en Kurt onheil
zou aanbrengen, mij gesmeekt zijn bijzijn te ontvluchten
en zoolang naar Neuburg te gaan tot hij Hohenwart
burg zou hebben verlaten."
«Goed" ging de dokter voort, «de vorst was dus
van Noord-Beveland onvoldoende is, en dat op de be«
slissing in zake den Sophiapolder andere dan technisch#!
omstandigheden invloed hebben gehad.
In het bezit dezer gegevens ziet spr. met gerustheid
eene eventuëele zesde aanvrage om calamiteusverklaring
tegemoet, te meer omdat Ged. Staten thans hebben
erkend spr. kan dit zeggen omdat geheimhouding
omtrent de dezen zomer gehouden besloten vergadering
is opgeheven dat de commissie van specialiteiten
niet op Noord-Beveland is geweest.
De Voorzitter merkt op, dat Ged. Staten uit eigen
beweging aan den Minister machtiging hebben gevraagd
om het rapport over te leggen.
De heer Snijders dankt voor deze inlichting.
XII. De heer Wagtho dient een voorstel in tot
wijziging van het reglement van orde voor de Prov.
Staten, ten doel hebbende, voortaan de verslagen der
afdeelingen te doen drukken en rondzenden vóór de
beraadslaging. Wordt besloten, dit in de zomerver
gadering te behandelen.
XIII. Nadat alsnu de resumtie der notulen en de
uitvoering der besluiten aan Gad. Staten is opgedragen,
en de vergadering zich ongenegen heeft verklaard langer
bijeen te blijven, sluit de Voorzitter de zitting in naam
des IConings.
Rechtszaken.
Vrijdag 21 November 1890 des voormiddags
te 10 uren zal voor de arrondissements-rechtbank
te Middelburg behandeld worden de zaak tegen
M. E. H., vrouw vau J. J. G., modiste, S. A. G.,
vrouw van B. De H., logementhoudster, P. J. M.,
koffiehuishouder, allen te Goes, ter zake dat zij op
10 Juli 11. des namiddags omstreeks een uur te Goes
op da openbare straat te zamen en in vereeniging
opzettelijk de lOjarige dochter van de eerste beklaagde
uit haar huwelijk met J. J. G., aan laatstgenoemde
hebben onttrokken, toen deze zich van zijn voornoemd
kind, hetwelk door de Ie beklaagde, destijds feitelijk
gescheiden van haar voornoemden man te Goes levende,
aldaar wederrechtelijk bij zich werd gehouden, had
in bezit gesteld en het naar zijne woning te Bladel
wilde vervoeren, door op het oogenblik, dat hij met
dat kind in een rijtuig wilde stappen, het m6t geweld
uit zijne handen te ontrukken en het terstond daarop
te vervoeren in de vlak daarbij gelegen woning van
de 2e beklaagde, terwijl hem (de vader) daarna het
binnentreden dier woning werd belet.
Vanwege het Openbaar Ministerie zullen in deze
zaak 7 getuigen worden voorgebracht.
Mr. A. C. A. Jacobse Boudewijnse zal als verdediger
in deze zaak optreden.
Gemengds Berichten.
Kruiningen. Een tweetal winkeliers in deze ge
meente, depóthouders voor bakkers uit de omliggende
gemeenten, zijn bekeurd wegens het verkoopen van te
licht brood.
Vrijdag werd het NederJandsche aakschip ge
naamd Vijf Gebroedersschipper J. Vermeeren, be
laden met eene lading maïs, van Antwerpen naar
Keulen bestemd, liggende in het kanaal door Zuid-
Beveland te Wemeldinge, zoodanig door de Engelsche
zeestoomboot Palomareskapitein William Jackson,
aangevaren, dat het belangrijke schade aan het voor
schip bekwam.
Nadat een gedeelte van de lading was gelost is het
lek boven water, zoodat het schip geen water meer
maakt. Da lading wordt overgeladen. Scbip en lading
zijn verzekerd. De stoomboot Palomares is Zaterdag
naar Antwerpen vertrokken. (M. Ct
Zaterdag is een timmermansknecht, op het dak
eener woning op de Heerengracht te Middelburg werk
zaam, daaraf gevallen. Hij heeft zich aan het gelaat
gekwetst, en is in het gasthuis verbonden.
Door de maréchaussées te Vaals werden Vrijdag
20 stuks koeien in beslag genomen, welke uit Duitsch-
land naar Nederland waren overgekomen.
Als eigenaar heeft zich aangemeld een landbouwer
uit Gaasmühle (PruiseD). Hij geeft voor, dat het vee
door uitbraak zijne weide ontvlucht is en daarna koers
gezet heeft naar ons laad. Het vee is ia de kazerne der
maréchaussées gestald.
gekrenkt over uwe langdurige afwezigheid en in zijne
boosheid heeft hij eene lange reis naar Frankrijk
ondernomen en u al dien tijd hier gelaten. Dat heeft
u veel verdriet gedaan, gij hebt daaronder zwaar ge
leden en nu is de vorst gekomen om n te halen en nu
zijt ge verheugd, dat alles weder in orde is. Hebt ge
alles goed begrepen en zult ge gehoorzamen
«Ik heb alles goed begrepen en ik zal gehoorzamen",
zeide de vorstin.
«En wat de arme Betty betreft", ging de dokter
voort, «hare onschuld is bewezen, dat heeft de vorst
u gezegd, dus dat weet ge."
«Ik weet het" antwoordde de vorstiü, «o, ja, ik
weet het goed."
«En als ge ontwaakt zult zijn, zult ge daarnaar
dus niet vragen."
«Ik zal er niet naar vragen. Dat is ook geheel
overbodig, want, niet waar, de vorst heeft het mij
zelf gezegd. O, ik ben zoo blij, dat ook dat verdriet
van mij is weggenomen."
«Herhaal nu nog eenmaal wat ik n gezegd heb,
alles, hoort gel opdat het diep in uwe ziel en uw
geheugen gegrift worde en gij er geen oogenblik aan
twijfelt, wanneer ge zult ontwaakt zijn."
Nadat ze dit gedaan had zonder iets vergeten te
hebben, maakto de dokter haar wakker door met de
hand voor haar gezicht heen en weder te zwaaien en
zacht tegen haar voorhoofd te blazen.
Zij sloeg langzaam de oogen op en keek verwonderd
rond. Bij haar was de verandering nog grooter, nog
opvallender, dan bij Betty het geval was geweest. Zij
scheen gelukkig, vrij en verlicht; uit hare nog wat
vermoeide oogen was alle strakheid verdwenen en hare
gelaatstrekken waren even jeugdig en frisch als in de
gelukkigste jaren van haar huwelijk.
(Wordt vervolgd.)