1890. Nü. 122.
Donderdag 16 October.
77s,e jaargang.
Fransch op school A
FEUILLETON.
Door vreemden wil beheerscht.
GOESCHI
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, soo binnen als buiten Goes, f 1,75,
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij deheeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
De prijs der gewone advertentiën is van 45 regels 50 cent, elke regel meer 10 ceHt.
Bi, directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs lechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 48 regels a 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel
Bij het jongste begrootiogsdebafc is door den heer
Hildernisse een punt ter sprake gebracht, dat een
ooganbhk nader de aandacht verdient, namelijk de in-
vo «ring van vak lde beginselen der Fransche taal, aan
de o. 1. school A.
Aan dit denkbeeld kan tweeërlei bedoeling ten grond
slag liggenöf om h*t onderwijs in de voorbereidings
klasse van de H. B. S. te vellichten, öf om, geheel
afgescheiden van de H. B. S., de leerlingen van school
A in de gelegenheid te stellen de beginselen der
Fransche taal te leeren. Voor het eerste doel bestaat,
gelooven wij, geen goede grond. In de voorbereidings
klasse toch wordt volgens het programma der H. B. S.
thans van het Fransch onderwezen d Eerste beginselen
der taal tot au met do vervoeging der regelmatige
werkwoorden; vertalen van het Nederlandsch in het
Fransch en omgekeerd''. Wanneer aan dit laatste geen
al te groote uitbreiding wordt gegeven en dit zal
uit den aard der zaak wel niet het geval zijn dan
dunkt ons, dat aan deze eischsn van bet programma
in den daarvoor gestelden tijd wel kan worden voldaan.
Immers, aannemende dat na aftrek der vacantiën jaar
lijks gedurende veertig wek*n onderwijs gegeven wordt
aan de H. B. S.t en dat wekelijks zeven uren Fransch
gedoceerd wordt in de voorlJèreidingsklasse, dan kun
nen in dia twee honderd en tachtig uren de leerlingen
dier klasse wel zoover gebracht worden, dat zij aan
het einde van het schooljaar aan de in het programma
gestelde eischen voldoen.
Men vergete bovendien niet, dat juist bij de op
richting der H. B. S. daaraan eene voorbereidings
klasse is toegevoegd, omdat hier eene school voor
meer uitgebreid lager onderwijs voor jongens ontbrak,
m. a. w. omdat bier ter stede op de lagere school
geen Fransch werd onderwezen. Thans eene voorbe
reiding voor die voorbereidingsklasse in het leven te
roepan zou geen zin habben en het zou bovendien zeer
storend werken op den gang van het onderwijs in de
voorbereidingsklasse zelve, omdat die niet uitsluitend
gevoed wordt met leerlingen van school A, maar ook
van andere lagere scholen, niet het minst van die te
plattenlande, waar de gelegenheid om onderwijs in de
beginselen van het Fransch te erlangen niet overal
geboden wordt.
Men zou dus door te eischen, dat de aanstaande
leerlingen der voorbercilingsklasse alreeds eenige kennis
van het Fransch bezaten, de toelating van leerlingen
uit de omliggende gemeenten beperken, of, dien eisch
niet stellende, maar toch onderwijs gevende in het
Fransch aan school A, in die voorbereidingsklasse
leerlingen van tweeërlei ontwikkeling krijgen. Noch
het éio noch het ander is gewenscht.
Voor het tweide door ons genoemde doel, nl. om,
afgescheiden van de H. B. S., de leerlingen van school
A in de gelegenheid te stellen de beginselen der Fraasche
taal te leeren, komt ons het dankbeeld van den heer
H lderni8se evenmin gewenscht voor. We erkennen
gaarne, dat ia den tegeawoordigea tijd voor zeer velen
kennis van vreemde talen iets onontbeerlijks is, maar
dit geldt niet alleen voor de Fransche taal; ja, het
is zelfs de vraag of het vooropstellen van die taal niet
langzamerhand zijn raison-d-être verloren heeft en of
het niet een vasthouden aan verouderde begrippen is,
om van de vreemde talen nog altijd het Fransch den
voorrang te geven. Hoe dit zij, iu het maatschappelijk
leven doet de behoefte aan kennis van Duitsch en
Engelsch zich niet minder levendig gevoelen, en wan
neer eenmaal werd overgegaan tot de invoering van
68) (Vervolg.)
De president sloot eindelijk het debat over de
zaak-Varin en gaf het woord aan professor L;égeois
van de rechtsgeleerde faculteit te Nancy.
>Ik moet het aan de heeren geneeskundigen over
laten'' sprak daze, »de physiologische zijde van de hypno
tische verschijnselen en de wetten volgens welke deze
kracht werkt, te onderzoeken. Ik heb mijzelveo ten taak
gesteld u iets te doen zien, dat van het hoogste gewicht is
voor de strafrechtspleging. Ik vraag daar om verlof u
in ko te woorden een geval mede te deelen, waarvan
het laatste bedrijf hier straks zal worden afgespeeld.
Een jong meisje van goede familie, Louise Margarin,
ia door den heer Focachon uit Charmes aan de
Moezel, die hier tegenwoordig is, meermalen met goed
gevolg gehypnotiseerd en toen ik mij op zekeren
dag naar de woning harer ouders begaf om daarvan
getuige te zijn, was zij volgaarne bereid zich in tegen
woordigheid vaa haar vader en meerdere aanwezigen
te doen bypnotiseeren. Het was mijne bedoeling te
onderzoeken welk belang de justitie bij de kennis van
het hypnotisme kao hebben en toen mij bleek, dat
vak l op school A, dan zou daarvan de invoering der
vakken m en n het logisch gevolg worden. Maar ook
al ware dit niet het geval, dan zou de invoering van
het Fransch op die school nog niet zonder bedenking
zijn, omdat wij niet gelooven, dat dit onderwijs de
vruchten zou afwerpen, die men er zich van voorstelt.
Wil men werkelijk de leerlingen van school A in
het Fransch zoover brengen, dat zij na het verlaten
dier inrichting in het practische leven nut kunnen
trekken van het geleerde, dan zal het toch wel niet te
veel geëischfc zijn, wanneer men vei langt, dat ze het
in die taal zoover gebracht hebben als een leerlirg,
die van de 2e naar de 3e klasse der H. B. S. be
vorderd wordt. Welnu, zulk een heeft op de H. B. S.
720 uren onderwijs in het Fransch genoten, dat is
gemiddeld 240 uren 'sj-ars. Voor kinderen van 912
jaar zal afgescheiden van de vraag of het wensche-
lijk mag beeten op zoo jeugdigen leeftijd reeds het
kind met eene vreemde taal te vermoeien zeker
wel geen kleiner aantal uren mogen worden geschat.
Rekent men nu op de lagere scholen 48 weken onder
wijs, dan wordt dit voor elk der drie hoogste klassen
5 uren 's weeks, d. i. 45 uren. Hierdoor zou aan het
onderwijs cp die school eene uitbreiding gegeven worden
ver boven de krachten der kinderen en van het tegen
woordig aantal onderwijzers, ook al bezat een hunner
de acte Franschhet aanstellen van eeo afzonderlijk
onderwijzer zou van den maatregel dus het onver
mijdelijk gevolg zijn.
Nog een andere vraag rijst, namelijk dezewanneer
aan éen o. I. school de gelegenheid wordt opengesteld
om onderwijs in de Fransche taal te genieten, moeten
de lessen in dat vak dan niet billijkheidshalve worden
opengesteld ook voor de leerlingen der andere openb.
lagere scholen Eu zoo ja, zal dan niet binnenkort het
aantal leerlingen zoo groot wordeD, dat zij niet in éene
klasse kunnen worden vereenigd, waardoor het aan
tal lesuren en daarmede dus ook de kosten van dat
onderwijs aanmerkelijk zullen stijgen?
Ons dunkt, dat het denkbeeld, door den heer Ra-
mondt in de jongste raadszitting geopperd, n. I om
weder toehoorders toe te laten tot de lagere klassen
der H. B. Seen veel eenvoudiger oplossing vau de
q ïaestie is, minder kostbaar voor de gemeente en
beter voor den gang van het onderwijs.
Waarom indertijd met het stelsel van toehoorders
in de lagere klassen der H. B. S. gebroken is, is ons
niet recht duidelijk. Vergissen wij ons niet, dan was
het voornaamste argument daarvoor, dat die toehoor
ders in den regel de algemeene ontwikkeling missen,
die noodig is om met vrucht het onderwijs in enkele
vakken te volgen. Het wil ons toeschijnen, dat dit
argument niet zeer steekhoudend is. Aangenomen al,
dat werkelijk bij het beoefenen van enkele vakken de
behoefte aan algemeene ontwikkeling zich doet gevoe
len, dan kunnen wij ons voorstellen, dat daarin een
reden kan gelegen zijn om de toehoorders uit de
hoogere klassen dar II. B. S. te weren. Maar dat die
algemeene ontwikkeling vooral noodig zou zijn bij het
leeren der eerste beginselen van een vak, dat komt
ons eene gewaagde stelling voor. Ging die beweriDg
op, dan zou dit zeker een krachtig argument zijn tegen
het invoeren van het Fransch op school A, want de
leerlingen dier school hebben geen grooter dosis alge
meene ontwikkeling opgedaan dan zij, die eventueel
als toehoorders in de voorbereidingsklasse zouden kun
nen worden toegelaten.
Gedurende vijftien jaar is het stelsel van toehoorders
in alle klassan der H. B. S. ia zwang geweest en
wij betwijfelen of de resultaten zoo slecht waren. Die
mDjoffrouw Margaiia zeer vatbaar was voor mijn
hypnotischen invloed, heb ik gewichtige proeven met
haar genomen, waarvan zij op dit oogenblik zelve
niets weet.
Ik heb baar, terwijl zij in een vasten hypnotischen
slaap verkeerde, bevolen, dat zij drie dagen na baar
ontwaken uit een bepaalde kast op een aangewezen
kamer in het huis van mijnheer Focachon een zich
daarin bevindenden armband moest stelen en dien aan
mij brengen. Mijoheer Focachon heeft zich op het
bepaalde uur verdekt opgesteld, zoo lat hij de bedoelde
kamer geheel kon overzien zonder gezien te worden.
Precies op het aangegeven uur verscheen mejuf
frouw MargariD. Zij had, zooals wij later vernamen,
beneden gevraagd naar mevronw Focachon, die zij
meermalen bezocht, en was daarna vlug de trap
opgeloopen en de kamer binnen getreden. Mijnheer
Focachon zag hoe ze op de tsenen loopend met
de oogen op de kast gericht daarop toeliep, de deur
opendeed en eene lade doorsnuffelde tot zij den be-
wusten armband had gevonden. Zij verborg hem vlug
onder haar japon en snelde even zacht als ze ge
komen was weder heen. Toen eerst ging ze naar
mevrouw Focachon, bij wie ze een half uur bleef.
Mijnheer Focachon trad een oogenblik na haar binnen
en ze onderhield zich vroolijk en ongedwongen met
hem en zijne vrouw; alleen viel het mijnheer Foca
chon op, d*t j ilT ouw Mirgirin's blikken eene zekere
leerlingen voor enkele vakken toch waren in alle op
zichten on ierworpen aan dezelfde eischen als de overige
lceriingen der zelfde klasse en hun overgang naar een
volgende werd wel degelijk geregeld naar de vorde
ringen, die zij aan het einde van het schooljaar in
het vak, waario zij toehoorders waren, hadden gemaakt.
Wij herhalen, dat het denkbeeld van den heer
Rimondt ons de meest rationeele oplossiDg toeschijnt
van het voorstel-Hildernisse. Want van tweëen éen
öf het aantal toehoorders zal nut groot zijn, maar
dan ook blijkt niet van de groote behoefte, die op de
verschillende lagere scholen aan onderwijs in vak l
bestaat, öf het zal aanzienlijk zijn en dan kan door
het in het leven roepen van een paralleiklasse, des
noodig voor die toehoorders afzonderlijk, op veel min
der kostbare wijze in de behoefte worden voorzien,
terwijl bovendien het onderwijs van den aanvang af
ia dezelfde handen en wel in die van een uitnemend
deskundige is en blijft.
Tot zoover wat betreft de mannelijke leerlingen.
Voor de vrouwelijke loerliügen van de lagere scholen
bestaat al evenmin groote behoefte aan onderwijs in de
beginselen der Fransche taal. De school voor meer uit
gebreid lager onderwijs voor meisjes (school E) voor
ziet daarin voldoende. Aangezien dit echter eene lagere
school is en do wet zoowel als ministeriële uitleg
gingen daarvan het stelsel van toehoorders (leerlingen
in enkele vakken) verbieden, zoo behoort naar een
middel uitgezien te worden om dit onderwijs onder
het bereik van meerdere jonge meisjes te brengen al
was het slechts gedurende de eerste 2 of 3 leerjaren.
De nieuwe wet op het 1. o. geeft, door het schrappen
van de laatste alinea van het oud artikel 48, daartoe
gelegenheid door het heffan van een verschillend school
geld.
Het schoolgeld, dat thans geheven wordt 50 per
leerling) is voor vele ouders een bezwaar om hunne
kinderen van het onderwijs aaD de meisjesschool te
doen prcfiteeren, en eene verlaging van het schoolgeld
zou dus voor dezen een zeer gewenschte zaak zijn
Daarentegen voor zit t die school dank zij het uit
stekend onderwijs dat er gegeven wordt voor de
meeste meisjes uit de hoogere standen geheel of voor
bet grootste deel in de behoeften, waaraan anders
slechts de kostschool zou voldoen en uit een financieel
oogpunt zou voor dozen een hooger schoolgeld (we
ontbouden ons van het noemen van cijfers) nog voor-
deelig en zeker niet onbillijk zijn. Werd dus voor ver
schillende leerlingen verschillend schoolgeld op deze
school ingevoerd, dan zou ook voor alle meisjes, die
dit noodig kunnen hebben, in de behoefte aan taal
onderwijs worden voorzien. Bovendien als eerste eisch
voor een openbare inrichting van onderwijs mag zeker
gelden, dat zij niet uit fiaaaciëele bezwaren ontoe
gankelijk blijft voor de kinderen van een breedm zoom
van gemeentenaren. Vroeger toen de wet bepaalde,
dat voor alle leerlingen in dezelfde klasse gelijk school
geld moest worden geheven, kon het met het oog op
de kosten van school E wel niet anders of het school
geld moest de draagkracht van vele ouders te boven
gaan. Na dit bezwaar is vervallen, achten wij het een
eisch der billijkheid ook meisjes uit de eenvoudige
burgerklasse den toegang tot die school gemakkelijk
te maken door verschillend schoolgeld te hfffin.
Wanneer op deze wijze verandering werd gebracht
in de desbetreffende varordeningen op de H. B. S. en
school E, dan zou, dunkt ons, op de meest practische
wijze en voor de gemeente de minst kostbare
tevens aan het bezwaar van den heer HUdernisse
strakheid balden alsof baar geest door eene bepaalde
gedachte beheerscht werd. Toen ze vertrokken was
kwam ze, onder voorwendsel een boodschap van haar
vader te hebben, onmiddellijk naar mij. Z? tradmija
kamer binnen, zatte het étui mat den armband vóór
mij op de tafel en zeide:
»Neem dit, professor, neem het en behoud den
armband."
»Maar waarom brengt u zoo iets aan mij, juffi'ouw
vroeg ik schijnbaar verbaasd.
»Neem hot" herhaalde zij nog dringender, Dhet
is voor u en wees overtuigd, dat ik er nooit iemand
iets van zeggen zal."
Even snel als zij gekomen was, was ze ook weder
verdwenen."
De vorst was onder dit verhaal al bleeker en blea
ker geworden, terwijl zijn vriend Heilmann hem scherp
ia bet oog hield. De vorst staarde den professor strak
aan alsof een of ander schrikbeeld voor zijn oogen
cpr:es, zijne handen trilden en zijne lippen bewogen
zich alsof hij zachtjes met zichzelf sprak.
Eenige dagen later" vervolgde professor Liégeois,
werd het gesprek herhaaldelijk op den dijfstal gebracht
en juff.ouw M*rgarin verbleekte dan zichtbaar, maar
zij behield toch hare kalmte. Op zekeren avond
bracht mijnheer Focachon haar wader in hypnolischen
slaap. Ditmaal ging het niet zoo gemakkelijk als an
ders en het scheen zelfs of zij zich wilde verzetten.
zijn tegemoetgekomen en de belangen der kinderen
zouden er op de meest doelti effende wijze door worden
fffthnnt.
GOES, 15 October 1890.
Bij den aanvang van de vergadering der 2e Earner
gisteren deed de Minister Mackay namens de R geering
de volgende mededeeling omtrent 's Konings toestand
»Mijnheer de Voorzitter 1 Reeds is door de Staats-
courant medegedeeld dat Z. M. de Koning krank is.
Sedert 26 Sept. jl. heeft Z. M. zich niet meer bezig
kunnen houden met staatsaangelegenheden.
Gisteren heeft op het Loo een hernieuwd consult
plaatsgehad van de heeren Rosenstein, Niokhuijzen en
Vlaanderen, die hunne bevinding in het bulletin ken
baar hebben gemaakt, gisterenavond in de Staats
courant verschenen.
De Ministers van Justitie en Koloniën hebben zich
gisteren ook naar het Loo begeven en een onderhoud
met gemelde heeren gehad.
Alsnu is aan de beslissing van den Ministerraad
de vraag voorgelegd, of niet reeds nu maatregelen
dienen te worden genomen om te voorzien in de
waarneming der RegeeriDg."
De Voorzitter antwoordde daaropMet diepe smart
verneemt de Kamer, dat zoo groote ramp over land
en Koningshuis is gebracht. Moge het besef van de
innige deelneming van het lijden van Z. M. onzen
geëerbiedigden Koning, en de stellige wetenschap dat
de vertegenwoordiging van het Nederlaudsche volk
zich te nauwer schaart om den troon, naarmate de
ramp haar zwaarder treft, althans eenige verzachting
bieden aan H. M. de Koningin, in deze voor haar zoo
onuitsprekelijk pijnlijke omstandigheden.
Ik heb de eer, den Minister namens de Kamer dank
te zeggen voor deze mededeeling."
De Staatscourant van Maandag bevatte het
volgende bulletin
Sedert veertien dagen hebben zich bij Z ij n e M a-
jesteit den Koning opnieuw de verschijnse
len der vroegere ziskte voorgedaan. Wel blijven de
lichaamskrachten voldoende, maar sedert dien tijd is
er eene zoodanige vermoei lheid der hersanen ontstaan,
dat Zijne Majesteit buiten staat is, Zich met ernstige
aangelegenheden bezig te houden.
Het Loo, 43 October 1890.
Dr. RosensteinDr. Vinkhuijzen. 7. Vlaanderen
Morgen (Donderdag) avond geeft het tooneel-
gezeLchap van de heeren Alex. Faasaen Co.
in »de P/ins van Oranje" alhier: Haar Familie van
Julius Stinde.
Onder herinnering aan die tooneelvoorstelling wekken
wij nogmaals tot trouwe opkomst van het publiek op.
De heer Faassen is de eenige tooneeldirecteur, die ons
stadje des winters geregeld een paar malen bezoekt,
en dit, gevoegd bij de goede opvoeringen die zijn ge
zelschap hier meermalen te zien gaf, geeft ham aan
spraak op een talrijk publiek.
De leden der commission voorde
herziening der opbrengst van de oage-
bouwde eigendommen in Zeeland oatvingen dezer dagen
van den Commissaris des Konings hun eervol ontslag,
onder dankbetuiging voor in die batrekking aan den
lande bewezen diensten. MGt.)
De vereeniging »Moed, Beleid en Trouw", onder
Beschermheerschap van Z. M. den Koning, en onder
het bestuur van V8le hoogstaanzienlijke mannen, mi-
Etndelijk gelukte het en nu vond het volgende gesprek
plaats, dat ik in tegenwoordigheid van haar vader
en meerdere getuigen woordelijk heb opgeschreven.
Hij las daarop van een blad papier, dat voor hem
lag, het volgende
>Er is enkele dagen geleden bij mij aan huis een
armband gestolen en gij moet weten, wie dat gedaan
heeft."
»Hoe zou ik dat kunnen weteu
zGij zijt op dat uur in mija huis geweest en ik
weet zeker, dat gij den dief kent."
nik ken hem niet."
zGij kent hem wel en ik wil, dat gij hem mij
noemt."
Dik kan niet."
DMaar ik wil het ik beveel het."
Dik kan niet."
Mijnheer Focachon verdubbelde zijne pogingen.
Dik wil, dat gij gehoorzaamt."
d Welnu" zeide juffrouw Margariu, nadat ze een tijd
lang, aan stuiptrekkingen ten prooi, weerstand geboden
had, Dik heb hst zelf gedaan."
DGij? Dat is niet mogelijk."
DToch 13 het waar."
dGi] zijt niet in staat een diefstal te begaan of
iemand moet u tot een dergelijke daad overreed of
g id wongen hebben."
DNeea