1890. N°. 115. Dinsdag 30 September. 77ste jaargang. GOESOIE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, ritgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,76» Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad *angenomen bij deheeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. Be prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs lechb tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regeL Bij Koninklijk Besluit van 3 dezer no. 25 is bepaald dat zullen worden opgeroepen om in den wapenhan del te worden geoefend van het regiment Grenadiers en Jagers de navolgende miliciens-verlofganger der lichting 1836, 1887 en 1888 JAN FRANCHES DE BLOCK en TONIS VAN STAALEN der lichting 1886 van 13—25 October a. s. JACOB VAN ZWEDEN en JOHANNES CORNELISSE der lichting 1887 van 315 November a. s. en JOSIAS OSSEWAAROE der lichting 1888 van 1729 November a. s Zij worden opgeroepen om elk op den voor hem bepaal den dag, des middags vóór 4 uren tegenwoordig te zijn bij hun corps, werwaarts zij zich rechtstreeks moeten begeven. Hij, die die niet aan de oproeping voldoet, wordt als deserteur behandeld, en hij, die niet op den bestemden tijd onder de trapenen komt of niet voortdurend aan de oefeningen deelneemt, ot wel achterlijk blijft in het aanleeren van den wapenhandel, wordt zooveel langer onder de wapenen gehouden als de kommandant noodig acht Goes, den 29 September 1890. De burgemeester van Goes, J G. d. W. HAMER. In herinnering wordt gebracht, dat de plaa'sen, waar EXTIXCTEURS staan, die bij onverhoopte branden kunnen worden afgehaald, door plaatjes aan of naast de deurposten zijn aangeduid, en wal in het Raadhuis in de Hoogere Burgerschool; in het lokaal van school E voor meisjes in de sociëteit ,Van Ongennchten Vrij"; bij mr. J. L. H. Liebert, Lombardstraat r M. Sterk, aan de Turfkade t L. Meijler (werkplaats;, Noordeinde; W. A. De Laat de Kanter, Wijngaardstraat J. A. Van Heel, Klokstraat 0 C. Oranje. Voorstad H. G. Hartman Jz., Lange Vorstatraat. Goes, den 27 September 1890. De Burgemeester van Goes, J. G. d. W. HAMER De LOTING van de ingeschrevenen voor de BRANDWEER zal plaats hebben op Donderdag 9 October a. s des middags te 12 uren, ten raadhuize der gemeente. Goes, den 27 September 1890. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. d. W HAMER De Secretaris, HARTMAN. Brieven uit de Ganzestad. XXVII. Vele mijner lezers zullen zich met mij vermoedelijk nog wel herinneren la question romaine Ik bedoel niet die tusschen den Paus eu Grispi of tusschen deze en Garibaldi Jr., maar ik meen die twee kunstig in elkander gedraaide sleutels, die men door eene goo- cbelaars-handbabileteit moest trachten van elkaar te scheideD. Zij waren destijds nn ongeveer een twintig jaar geleden op alle kermissen te koop en zij zijn alleen verdwenen, omdat ze zoo zeer in den smaak van hst publiek vielen, dat weldra ieder haisgezin tenminste ésne question bezat. Waarom dit goochelspel eigenlijk zijn naam aan Rome ontleende is voor mij altijd veel meer duister gebleven dan de wijze, waarop de sleutels moesten worden gescheiden. Maar nog veel duisterder, ja onoplosbaar, zal voor het nage slacht zijn de vraag: wat de question de Ganzestad wel mag zijn geweest? Ik hoop dan ook, waar ik in dezen brief die quaestie wil behandelen, dat de waarnemende archivaris onzer stad een exemplaar van deze courant in het stedelijk archief zal willen plaat sen, opdat na eeuwen de ijverige navorschers niet vruchteloos zullen zoeken naar het ontstaan der door mij bedoelde quaestie, die oogenschijniijk met Ganze stad niets heeft te maken en die toch in werkelijk heid voor mij en mijne medebewoners van dit liefelijk oord van het grootste gewicht is, eene quaestie, die de mannen der practijk en die der wetenschap onder elkander, en als partij tegenover partij tegen elkander, in het harnas jaagt, in éen woord, de belangrijke vraag: Was Livingstone alninhondend of niet? 't Is voor hen, die eenigszins op de hoogte zijn van onze stedelijke geschiedenis van den dag, hoop ik, duidelijk, dat ik hier niet op het oog heb den grooten Afrika-reiziger van dien naam. Was dat zoo, dan telegrafeerde ik even aanStanley, in de wereld (gelijk men in vroeger tijd schreef aanBoerhave, in Europa), omdat die een van de laatsten is geweest, die mr. Livingstone heeft ontmoet. Maar nu er sprake is van eene meelsoort van dien naam, eene meelsoort, die hier door de bakkers nog al scheen te worden gebruikt, nu is het eene vraag van het hoogste ge wicht, waarop alleen de mannen der wetenschap ons antwoord kunnen geren. Dat Livingstone ter voortdurende onderscheiding zal ik het woord onzijdig gebruiken heeft hier al wat gemoederen in beweging gebracht eu ik zie nog aankomen, dat het aanleiding ge-ft tot een pri ces, waarbij wellicht het publiek als rechter zal moeten optreden. Ik las dezer dagen van een rechtsgeding ik meen in Pruisen waarvan do middellijke oorzaak was eene ongepaste opmerking door iemand tegen een politie-agent gebezigd, waardoor een volksoploop ont stond, tengevolge waarvan thans ruim honderd be schuldigden zullen moeten worden verhoord en ruim 500 getuigen gehoord. Maar zelfs dit monster-proces zal eene kleinigheid blijken bij het proces door het L'vingstcne in h t leven geroepen. Ik zie bereids een bakker en een maelslijter, ieder met een man der wetenschap als verdediger naast zich, voor den rechterstoel der publieke opinie ver schijnen om die te doen uitmaaen of het Livingstone al dan niet aluinhondend isik zie die publieke opinie in een wijs oogenbhk, zooals ze er niet vele heeft, hnlp zoeken bij de scheikundigen der gezondheidscom missie als deskundigen, die echter straks zelf op de bank der beschuldigden zullen plaatsnemen op uit- noodigicg van eene broodfabriek, die ook weder met een man der wetenschap ten tooneele verschijnt. Ik zie reeds een drom van getuigen a charge de ge rechtszaal binnenstormen, opgeroepen door den bakker met den kreet van den dwerg uit Sneeuwwitje: Wie heeft van mijn brood gesnoept en een andere drom getuigen a décharge, verzameld door den slijter, met den kreet: Wie heeft van mijn meel gekocht? Ik zie op de tafel van het tribunaal een zak Livingstone als overtuigingsstuk en alle des kundigen met milde hand daarin grijpen en zich daarna begeven naar eene tafel vol allerlei utensiliën van de scheikundige wetenschap; ik zie ze koken en braden, schudden en filtreeren tot langzamerhand de rechtszaal zich vult met geuren en dampen, waaraan noch de publieke opinie, noch de getuigen, noch de klagers en beklaagden gewoon zijn, waarom allen over haast da vlucht nemen, het aan deskundigen overla tende om te beslissen of het Livingstone aluinhoudend is of niet. Maar daarna zie ik in betrekking tot het Living- stone-proces niets meer. Ik weet alleen, dat de deskun digen tot zeer verschillende resultaten zijn gekomen. Maar uit dat verschil zou ik Diet gaarne de conclusie trekken, dat zij, die in het Livingstone vièl aluin ont dekten, zich vergist hebben. Ik kan de verschillende uitkomsten van het chemisch onderzoek op verschil lende wijze verklarenik kan me voorstellen, dat niet alle onderzoekingen op hetzplfde meel zijn gedaan ik kan me voorstellen, dat de aluin zoo slecht door het meel gemengd is, dat men in de eene hoe^elheid wél, in de andere geen aluin aantreftmaar dat een chemicus in Davolging van den schoolmeester zou ver klaren: «Ik zie aluin, die er niet is", neen, dat wil er bij mij niet in. Ik wil mij in het aluin-onderzoek geen partij stellen tusschen de deskund'gen, maar wan neer er mogelijkheid was van zich te vergissen, dan komt het mij altijd nog meer waarschijnlijk voor, dat de vergissing zou liggen aan de zijde van hen. die het aluin niet vonden dan aan die van hen, die het wèl in het Livingstone ontdekten. Iets toch dat er niet is kan niet gevonden worden, maar als men iets vindt dan ia het er, Iotusschen is het èa voor de meelslijters èa voor de bakkers èa voor de broodetende menigte van meer belang te weten wat voortaan moet gedaan worden om brood- en meelvervalsching tegen te gaan. Wan neer er in eenigszins aanzienlijke hoeveelheid aluin in het meel wordt gevonden, kan het wel niet anders of het wordt onder het meel gemengd. Wie doet dat Ziedaar de eerste vraag, waarop alleen de onzalige zondaar zelf het antwoord kan geven, wat bij evenwel niet doen zal. En omdat men, dien snood aard niet kennende, hem zijn knoeierij niet kan be letten, blijft er geen ander middel over om afdoend tegen vervalsching gevrijwaard te zijn dan dat de bak kers en meelslijters zelf hun graan inslaan en het laten malen, of althans uitsluitend prima-qualiteit meel ge bruiken. Want, hoezeer ik het voor de bakkers ook betreur, dat hun brood aluinhoudend is bevonden, zij kunnen niet beweren, dat zij, bij het inslaan en dooreen gebruiken van verschillende soorten meel van oiteen- loopenden prijs, niet wisten, dat zich daaronder soorten moesten of konden bevinden, die geen zuiver meel bevatten. Is bet eigenlijk niet eene dwaasheid in ean land bouwende streek als deze te hooren spreken van ver schillende soorten en verschillende merken meel Onze Zeeuwsche tarwe levert toch waarlijk wel goed meel op in vroeger jaren was ons brood in Holland be kend en beroemd waarom dan allerlei vreemde soorten en qualiteiten, allerlei bakpoeders en weet ik al wat in te slaan en te gebruiken? Zoo goedkoop is toch het brood niet of men kan voor dien prijs wel onvervalscbte waar leveren Of zouden er werke lijk bakkers zijn, die (wat klinkt dat vreemd) bun brood niet verdienen Ik ben zoo vrij het te betwij felen. Buitendien rijst en daalt de prijs van het brood immers met den prijs der tarwe Ik heb er nooit van gehoord, dat iemand g*en brood meer at, wanneer het «opsloig". Ia dit opzicht staan de bakkers heel wat gemakkelijker tegenover het publiek dan vele leveranciers van andere artikelen. Waarom dan soorten meel gebruikt, waarvan men niet zeker is? Neen, ik pleit voor goede Zeeuwsche tarwe, op ouderwotsche maaier in den korenmolen gemalen. Dat levert zuiver brood, vrij »an aluin of andere schade lijke bestanddeelen en de bakker, die dat levert, kan verzekerd zijn van een ruim debiet. In ieder geval geen vreemde poespas, zonder behoor lijke waarborgen van zuiverheid. We zijn dan tevens gevrijwaard t»gen alle toekomstige Livingstone-pro- cessen. Doch ik word protectionistiscli-coDservatief en ik zou daardoor gevaar loopen met mijne brieven uit de ko lommen van dit blad te worden verdreven. Daarom alleen nog dit Ik geloof, dat de Ganzestadters weder gerust brood kunnen nemen van hunne gewone bakkers, want deze zullen in hun eigenbelang nu wel voor goed meel zorgenhet onderzoek toch wordt op onbepaalde tijden herhaald. En aangezien ook het onderzoek van varkens- vleesch op trichinen wordt voortgezet, zoo geraken we in Ganzestad langzamerhand, wat onze voedingsmid delen betreft, in de meest veilige conditie, en de dokters zonder werk. Adspirant GOES, 29 September 1890. Naar aanleiding der geruchteD, omtrent den gezondheidstoestand van Z. M. den Koning ver spreid, kan het D. v. Z.~H. ten stelligste verzekeren, dat al de regeeringszaken met bekwamen spoed door den Koning worden afgedaan. De geregelde werkzaam heid van Z. M. is geen oogenblik onderbroken. Het Handelsblad neemt den heer Henry Tindal a faire, naar aanleiding van zijn opzichtig adres «aan het Nederlandsche Volk" (zie ons no. van Zaterdag). Het zegt o. a. «Een constituoneel vorst heeft verantwoordelijke Mi nisters. Dia het leger hervormen wil, wende zich tot het Parlement en Ministers. Juist de felle wijze, waarop dö heer Tindal den Minister met woord en geschrift heeft aangevallen, maakt het voor den Koning zeer moeielijk hem te ontvangen. Waar moest het heen, wanneer ieder die grieven heeft tegen een Minister, naar Het Loo ging, en het recht had den Koning te spreken, om Z. M. te ver zoeken een zijner Ministers te verwijderen? Zelfs in 't geval, dat de Koning den heer Tindal zou willen hooren, zou Z. M. dat moeial ijk kunnen doen, dan met medeweten en in tegenwoordigheid van den Minister van Ojrlog. De h er Tindal is wel wat naH om uit het feit, dat men hem niet wilde toelaten, het bestuit te trek ken, dat de Koning tot regearen onbekwaam isZelfs de Koring heeft het recht te weigeren iemand te zien, en de heer T. is toch genoeg man van de wereld, om den beleefden vorm, waarin die weigering gekleed werd, naar waarde te schatten. Dat de Koning nog in staat is 's lands zaken te behartigen, blijkt uit zijne onderteekening der staats stukken. In hoeverre Z. M. nog deel neemt aan de voorbereiding van verschillende maatregelen, weten wij niet en weet de heer Tindal evenmin. Een bejaard vorst, die zwak van lichaam is, maar volgens zijn verantwoordelijke raadslieden, nog vol komen in staat is het onontbeerlijke te doen, doet wè', geen kracht te verspillen aan gesprekken, als die, welke de heer Tindal Z. M. wilde opdringen. Menige aanmerking van den heer Tindal op onze defensie scheen ons juist toe, al wijdde hij te groote en uitsluitende aandacht aan de kans, dat Den Haag eens gebombardeerd wordt. Doch door dit ongematigde, opgeschroefde adres, waarin hij onzen Koning in plaats van Z. Ms. verant woordelijke Ministers aanvalt, doet hij zijn zaak veel grooter nadeel dan al zijn tegenstanders gezamenlijk hem hadden kunnen toebrengen." De inhoad van het door den heer T i n d a 1 uitgevaardigde manifest geeft het Centrum aanleiding om den wensch te uiten, dat de heer Tindaf, na zoo herhaaldelijk het Nederlandsche volk te hebben opge roepen, dit in kennis stelle met het gedetailleerde plan voor onze verdediging, dat hij gereed heeft gemaakt, maar in zijne portefeuille verborgen houdt. «Tot heden", zegt het blad, «heeft voor het Nederlandsche volk de geheele zaak zooveel weg van eene mystificatie, dat het tijd wordt eens te weten hoe wij het hebben." Tot kastelein in de sociëteit «de Vergenoeging" te Middelburg is Vrijdagavond door de algemeene ver gadering der leden benoemd de heer A. Rfifcsma, thans kastelein in de soc'ëteit V. O. V. te Goes. Voor een nieuw vaartuig voor het toezicht op de buitengronden in Zeeland, wordt op de be- grootirg van Financiën 4000 gevraagd. Het trac- tement van den secretaris-penningmeester van het be stuur der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche stroomen is 500 hooger uitgetrokken, in verband ook met zijn geldelijke verantwoordelijkheid. De voornaamste oorzaak der vermeerderingen op het Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken zijn de uitgaven ter uitvoering van art. 54bis der Schoolwet, waarvoor 750,000 moest worden uitgetrokken, ter wijl voor 8ubsidiën voor kweekscholen tot opleiding van onderwijzers en onderwijzeressen 59,000 en voor reis-, verblijf- en bureaukosten van inspecteurs en schoolopzieners, wegens uitbreiding van het aan hen opgedragen toezicht, 17,500 meer is geraamd. Waarschijnlijk zal een zestal gemeentelijke en bij zondere kweekscholen tot opleiding van onderwijzers subsidie kunnen worden verleend. Daarop is gerekend door den betreffanden begrotingspost op 100,000 uit te trekken. Als bijdrage in de jaarwedde van onderwijzers aan bijzondere lagere scholen is vermoedelijk te rekenen op eene uitgaaf van 735,924 08, waarbij nog ta rekenen op bijdragen voor scholen, na 1 Juni 1890 geopend, zoodat 750,000 als vermoedelijke uitgaaf is uitgetrokken. Voor het district Goes bedraagt die vermoedelijk uit te geven bijdrage 5650, voor het district Mid delburg 13,333,33. Het bestuur van een liefdadige vereeniging te 's-Gravenhage, had H. K. II. Prinses W i 1 h e 1 - mi na het beschermvrouwschap aangeboden. Namens H. H. M. M. werd aan dat bestuur te kennen gege ven, dat zoolang de Prinses minderjarig is, door Haar geen beschikkingen worden genomen, waardoor H. K. H. zich voor de toekomst zon kunnen binden. Aan het verzoek kan op dien grond niet worden voldaan Een der klachten van de anti-liberalen over hst liberale wanbestuur was, dat |zoo dikwijls perso nen, buiten de gemeenten wonende, tot b u r- gem ee8ter werden benoemd, terwijl toch de ge meentewet het ingezetenschap opnoemt onder de voorwaarden van benoembaarheid en alleen daarvan afwijking toelaat «in het belaDg der gemeente". Het Hdbl. heeft thans uitgerekend, dat van 1880 tot Juli 1887 dus in 71/2 jaar zijn benoemd 262 burgemeesters uit de ingezetenen en 318 van buiten, dus gemiddeld 35 en 42 's jaars. Tusschen 20 Jnli 1888 en 17 Juli 1890 zijn onder dit ministerie 44 gemeentenaren en 72 burgemeesters van elders be noemd, of 22 en 36 's jaars. De verhouding is er dus niet beter op geworden en da «grief" tegen de liberalen is door deze uitkomst weer te niet gedaan. Drie afdeelingen der Tweede Kamer zullen Dins dag het onderzoek der 1 e g e r w e t voortzetten. Twee afdeelingen zijn Vrijdag daarmede gereedge komen en zullen Dinsdag met dat van de Indische begrooting beginnen. Da landbouwverslagen over 1887,1888 en 1889 zullen ia beknopteren vorm in éan deel wor den uitgogeven. Voorts zullen andere belangrijke gege vens en verslagen op het gebied van den landbouw van Rijkswege worden gepubliceerd. In 1891 voor 't laatst zal de laudbouwcommissie nog werkzaam zijn om over verschillende nog niet behandelde belangrijke onderwerpen aan de Regeering advies uit te brengen. Een som van 10,000 wordt te dien einde op de begrooting van Waterstaat uitgetrokken. Voor zoovar thans reeds een oordeal kan wor den geveld, heeft, naar getuigenis der Regeering, da zoogenaamde b o t e r w e t, zoowel repressief als pfë- ventief, een gunstigen invloed uitgeoefend. Van 1 Febr. tot 1 Juni van dit jaar werden ruim 30 monsters onderzocht, welke bijna alle tot een veroor&aeïwg hebben geleld. Ten behoeve van de ambtenaren aan de p o s t e- r ij e n en de t e 1 e g r a p h i e is op de begrooting van Waterstaat eene tractements verbetering voorgs- steld, gepaard met afschaffing van het emolumenten en premiënstelsel. Slechts geleidelijk naarmate er vaca turen ontstaan, zal infusschen eene verdeeling plaats hebben van de directeuren van de postkantoren en van de vereenigde kantoren, in klassen, geregeld onder directeuren der telegraphie. Ook de telegrafisten le en 2e klasse zullen worden geassimileerd aan den raag der hoofdcommiezen en commiezen der posterijen, met den titel van commiezen der telegraphie van de le, 2e, 3e of 4e klasse, terwijl naast de adsistenten der posterijen zullen optreden ondergeschikte ambtenaren der telegraphie met den titel van klerk of telegrafist. Ook de brieven- en telegrambestellers zullen in klassen worden verdeeld, met bepaling van geregilde tracte- nuatsvarhooging naar ancieaneteit. O ;k voor da overige

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 1