1890. N°. 98.
Donderdag 21 Augustus.
77ste jaargang
DE KEGROOTING
FEUILLETON.
Door vreemden wil beheerscht.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,76»
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prij* der gewone advertentiën is van i5 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent»
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
der plaatselijke inkomsten en uitgaven van de gemeente
voor het jaar 1891 is aan den gemeenteraad, in zijne
openbare vergadering van 10 Aug jlaangeboden en
op de secretarie dezer gemeente ntdergelegd, alwaar
zij tot en met den 10 September eerstkomende voor
een ieder ter lezing zal voorhanden zijn, terwijl af
schriften tegen betaling der kosten verkrijgbaar gesteld
worden.
Goes, den 20 Augustus 1890.
Burgemeester eu Wethouders van Goes,
J. G. d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Brieven uit de Ganzestad.
XXV.
Een paar weken geleden zat ik op zekeren avond
te peinzen welk onderwerp ik in mijn vijf-en-twiDtigsten
brief zou behandelen. Ik had een gevoel alsof dit
cijfer eene bijzondere beteekenis had, iets zilverachtigs,
iets, dat de behandeling eischte van een onderwerp,
boven alle andere verheven. Zoo peinzende doorliep ik
mat mijn9 gedachten de reeks vau kleine schetsen,
die ik in den tijd van weinig minder dan een jaar
mijnen lezers had voorgelegd en langzamerbaod daag
den tal van zaken en personen, die tot die schetsen
in betrekking stonden, voor mijn ge*st op. 't Was
alsof ik eene soort receptie hiald en alsof al die per
sonen tot mij kwamen, niet uitsluitend om mij hulde
te brengen voor wat ik heb geschreven zoover
ging mijne ij ielheid niet ook niet om als furiëa
op mij los te stormen, omdat ik riet altijd hGt hoogste
loflied over hen had aangeheven, maar dan toch om
hst bewijs te leveren, dat ook zij kornis hadden ge
nomen van mijne brieven en dat van hun inhoud ook
bij hen iets in het geheugen was gebleven.
Toen ik die breede schare zag naderen, verbaasde
ik mij over hare talrijkheid. Voorop mijn vriend
K'einman met de kolf in de linkerhand en mij de
rechter met broederlijken groet toestekendeachter
hem de dames en heeren, die na de ramp van Ant
werpen zoo krachtig hier tor stede zijn opgetreden om
giften te zamelen voor de nagelaten betrekkiogen der
ongelukkige slachtoffersna hen, buitelende en sprin
gende, eene deputatie van «Sparta" met haren voor
zitter, die mij toeriep:' «Oude veeten zijn vergeten",
alsmede eenige leden van «Excelsior" en de Goesche
zangvereeniging een der liederen neuriënde, die ze ge
zamenlijk op het laatste volksconcert van dezen winter
hebben ten gehoore gebrachtvervolgons eenige varkens
houders met den geachten afgevaardigde uit de Mag-
dalenastraat met een trichinen-vrij hammetje voor den
jubilaristoen de commissie voor de restauratie der
«Groote" Kerk met een dank-adres voor de warme
verdediging harer nu bijna verwezenlijkte plannen
daarna de voorzitster van den bond tot verheffing van
het zedelijk bewustzijn, aan do hand geleid door onzen
stadgenoot Pierre Damasna hen de dames en heeren
uit het panopticum, maar thans allen met een blijden
glimlach als had Amor hen allen tot bloedens toe
gewond-, vervolgens de heeren Van 't Woud en Van
den Molen, mij vriendelijk toeknikkend, als wilden ze
zeggen«je hadt wel gelijk" toen nog een dichte
drom van personen, die tot het landbouw-congres in
nauwe betrekkirg hebben gestaaD, terwijl de stoet
44) Vervolg.)
De graaf sprong uit den zadel, maakte den teugel
om een boomstam vast en ijlde op Thekla toe, de
handen naar haar uitgestrekt.
«Hoe heerlijk, dat ik u hier vind evenals de eerste
maal" riep hij. «Nu kunnen we weder samen naar
uwe woning wandelen en hebben we nog wat meer
tijd om afscheid te nemen".
«Afscheid te nemen?" vroeg Thekla, «hoe weet u
dat al?"
«Voor enkele dagen maar" viel hij haar in derede,
zonder op de laatste woorden te letteD. «Ik zal niet
lang wegblijven van hier, waar ik mij eigenlijk nog
als een vreemdeling moest gevoelen en waar ik toch
reeds zoo thuis ben alsof ik er mijn geheele leven
gewoond heb".
ook gaat u ook al heen en ook zoo op
eens
Zij was, terwijl hij hare handen nog altijd vasthield,
uit de schaduw van den beukenboom getreden en daar
door bemerkte hij eerst nu, boe bedroefd zij er uit
zag en dat hare oogen roodgeweend waren.
«Ik ook?" riep hij. «Hoe vraagt ge dat zoowie
gaat er dan nog op reis. Juffrouw Thekla, wat scheelt
u? Ik geloof ^waarlijk, dat u gehuild hebt".
gesloten werd door onze goede Bctj°, in eene soort
ballon captif mij met een glaasje warme punch vriende
lijk toewuivend.
Ik stond als verplat door zooveel vriendelijke be
langstelling en hoewel mij schier de woorden ont
braken, die de tolken moesten zijn van do gevoelens,
die mij overstelpten, begreep ik toch op eenigerhi
wijze van mijne dankbaarheid te moeten getuigen. En
juist wilde ik din ook eenige woorden van erkentelijk
heid stamelen, toen eensklaps de d^ur van mijne
kamer weder geopend werd en op den drempel ver
scheen het bestuur der vereenigiag van Volksvermaken.
Het was alles slechts een visioen en dit slotnummer,
als ik de heeren bestuursleden even zoo betitelen mag,
riep mij tot de werkelijkheid terug en daarmede stond
mij op eenmaal het onderwerp voor mijn vijf-en-twintig-
sten brief voor den geest, het onderwerp, boven alle
andere tot nog toe door mij behandelde verheven:
het aanstaand Prinsessefeest.
Maar achals deze brief onder de oogen mijner
lezers komt, dan is er over dat feest al reeds zooveel
geschreven, dat het moeielijk wordt daarover iets
nieuws te zeggen, 't Is waar, veel lof heeft het be
stuur van Volksvermaken voor zijn initiatief nog niet
verworven en ik ben daarom nog vrij nieuw, wanneer
ik begin met het mijn hulde ta brengen voor zijn poging
om 31 Augustus of eigenlijk 1 September ook
hier ter stede tot een feestdag te maken. Niet dat
ik persoonlijk met de bijzondere herdenking van de
jaardagen onzer prinses zoo dweep reeds vroeger
gaf ik daaromtrent mijne raeening te kennen maar
waar het nu geldt een tienden jaardag, daar doe ik
gaarne mede aan de feestviering, vooral wanneer die
in hoofdzaak geldt de kinderen, de armen en bet volk
in het algemeen.
Toch zou ik met bescheidenheid een paar wenken
willen geven. De eerste is reeds te vinden in het
ingezonden stuk van den «volbloed Nederlander"; nl.
om de feestelijkheden niet ta verdoelen over verschil
lende dagen, maar de geheele feestviering uittestellen
tot Donderdag 4 September. Het zal wel geen bezwaar
opleveren om ook dien dag nog tot een vacantiedag
voor de schoolkinderen te maken en het komt mij
eigenaardiger voor het geheele feest op éen dag te
doen plaatshebben, daar anders de feestelijke stemming
ongetwijfeld onder do splitsing der festiviteiten zal
lijden. Ik hoop, dat alle Ganzestadters met mij op
1 September de driekleur uit hunne woningen zullen
doen wapperen en het oranje op de borst zullen dra
gen maar moet dan op 4 September d. a. v. tijdens
het concert elk uiterlijk blijk vau oranjegezindheid
weggelaten worden of moet men dan voor enkele uren
andermaal de oranjestrik op de borst hechten
Dit Jtjkt oogenscnijnlijk een vraag van hoogst onder-
gesch'kt belang. En toch is zij wel der overweging
waard. Wanneer ieder op den morgen van een feest
dag, in het bewustzijn van een prettigen, vroolijken
rustdag te genieten, zich met oranje tooit en met
blij gelaat de feestelijkheden gaat bijwonen, geeft dit
aan zulk een dag een bijzonder cachetmaar wat
beteekent het dragen van de kleur van ons vorsten
huis, wanneer men den geheelen morgen zijn gewone
bezigheden heeft verricht en even een paar uur uit
gaat om een volksconcert bij te wonen Dat concert
zal op die manier in geen enkel opzicht den stempel
dragen van in verband te staan met den dag van 31
Augustus en zal met allen eerbied voor de execu-
«Neen, neen", zeide zij, onwillekeurig blozende bij
zijn bartstochtelijken blik. «Neen, het is niets".
«Wat is er gebeurd vroeg hij volhoudend. «Ben
ik dan uw vriend met heb ik dan geen enkel recht
om te vernemen wat u verdriet
j)0, u zult het straks wel van mijne ouders hoe
ren. Vader heeft het mijzelf daar straks nog maar
gezegd, dat ik van hier moet, naar mijn oom in de
stad, om wat meer van de wereld te zien en het huis
houden op wat grooter voet te leeren dan ik het bij
ons kan. Vader en moeder zeggen, dat ik heel blij
moest zijn maar ik kan niet, want ik moet hier
alles achterlaten wat mij lief is, mijn reebokje en mijn
hond; wat zullen die bedroefd zijn, want niemand
kan ze zoo goed verzorgen en verstaan als ik. En
nu gaat u ook weg, graaf, ook ver weg zeker. Wat
wordt nu alles eensklaps vaneen gescheurd, wat gis
teren nog samen was en wat iedereen zou denken,
dat bij elkander hoorde".
«Gaat u op reis juffouw Thekla" riep Erik, die
eveneens bleek was geworden. «Wanneer is dat beslo
ten Toen ik de laatste maal bij ulieden was, was
er neg geen sprake van 1"
«Vader heeft het mij van morgen gezegd. Ik zag
wel, dat het hem ook verdriet deed, maar mama
wil het en dan is er niets tegen te doen."
«Ea gaat ge voor langen tijd vroeg de graaf.
«Moeder zegt, dat het maar voor korten tijd is,
maar dat zegt ze maar om het afscheid lichter te
maken, want ik herinner mij nog heel goed, dat de
oudste dochter van den rentmeester ook naar de stad
tanten pen pover figuur maken als nommer van
het feestprogramma.
Daarom geef ook ik het bpstuur van Volksvermaken
.n ernstige overweging do g hecle feestviering op éen
dag te doen plaatshebben, en wel op Donderdag na
de kermis.
Ook ten opzichte van de bedee'ing van de armen
wensch ik eene enkele opmerking te maken. Ik wil
in het midden laten of die bedeeling des zomers
meer of minder doeltreffend is dan des winters. Dit
geldt het punt van armenzorg en daarover kan ver
moedelijk de heer R. bpter oordeelen dan ik, want
ik heb daarvan nooit bijzondere studie gemaakt. Ik
zou misschien had ik alleen te besfissen zoo on-
practisch zijn voortestellen de armen op wafels te
tracteerenmaar in ieder geval hoop ik, dat de be
deeliDg op den dag van het feest zal plaatshebben en
niet zal worden uitgesteld tot later, opdat ook de
minder met aardsche goederen bedeelden dien dag
met goed gevulde maag zullen kunnen feestvieren.
Ik stel mij zoo voor, dat b.v. de kinderen der scholen
C en D, wanneer ze den vermoeienden optocht achter
don rug hebben, dubbel zullen juichen, wanneer ze
thuiskomende een smakelijk maal vinden opgedischt.
Dat zal niet weinig bijdragen tot verhooging van
de feestvreugde van een groot deel onzer ingezetenen
en het is toch om algemeene feestvreugde te doen,
wanneer ik mij niet vergis. En wanneer dan ook de
Lange Vorststraat wil wachten zich te sieren tot die
algemeene feestdag zal zijn aangebroken, dan zal het
bescheiden programma van dien dag voldoende zijn
om Ganzestad te doen feestvieren op eene wijze, haar
en der kleine, maar hooggeboren jubilarisse waardig.
Daartoe is geen optocht noodig in den geest van
den «volbloed Nederlander", want al wil men het
prinsesje ook beschouwen als «onze eenige schat, die
wij hebben overgehouden uit het huis van Oranje",
wat ik niet zeer hoffelijk zou vinden tegenover onzen
geëe;-biedigden Koning de waardeering van haren
feestdag mag niet afgemeten worden naar de grootsch-
heid van het feest.
Alles wat men op den pseudo-31 Augustus doen
wil, hetzij dat die dan 1 of 4 September heete, heeft
bij voorkeur mijne sympathie. Wil de volbloedige
Nederlander blijmoedig feestvieren en uit volle borst
(vermoedelijk zingen)«Bescherm o God etc.", dan
sluit ik mij dadelijk bij hem aan en vier met hem
blijmoedig feest en (zing) met hem uit volle borst, zij
het dan ook ieder uit de zijne. Wil hij onzo gemeen
schappelijke straat versieren, ik sier met hem mede,
al ware het alleen ten teeken, dat bij mij een heele
boel druppels bloed in de aderen vloeien voor ons ge
liefd prinsesje.
Maar een optocht en dan nog wel«intocht van
H. K. H. Prinsesje Wilhelmina", reen daaraan doe ik
niet mede. Dit kost wil men het goed doen en eene
voorstelling geven der werkelijkheid nabij vee! geld
en de uitvoering zou toch nog veel te wenschen over
laten In zulk een optocht zou b.v. zeer zeker niet
gemist kunnen worden een overheidspersoon, misschien
wel gezeten in het rijtuig der pseudo-Koningin en dito
prinses en al ware ik nu de «volbloedste" Nederlander,
dan zou ik toch nog durven twijfelen aan de uitvoe
ring van dat nommer van den optocht.
Ziet ge, ik wil maar zeggen, dat er bij zoo iets
nog wat meer noodig is dan tijd en geld, en zoolang
er dat meerdere niet is, zal men zulk een optocht
moest om het huishouden te leeren en die bleef lang,
heel lang weg en toen ze eindelijk terug kwam, was
ze verloofd met een ambtenaartje, die altijd nog hoopt
eens burgemeester te worden".
Het gelaat van den graaf werd al somberder bij
de laatste woorden, die het meisje meer tot zichzelf
dan tot hem gericht had en in zijn oogen kwam die
zelfde wilde, dreigende blik van vroeger, wanneer het
noodlot zich tegen hem kantte. Hij drukte Thekla's
handen nog vaster in de zijne en sprak op dolfan toon
«Neen, neeD, dat kan niet, dat mag niet."
«Het zal wel moeten" sprak ze zacht. «Moeder
heeft het besloten en vader heeft het mij medegedeeld en
dan is er niets meer aan te doen. Wij moeten scheiden,
mijn brave Nero en gij, mijn vroolijke spring-in 't-
veld wie wept of we elkander ooit weder zien
Het was of de beide dieren haar verstonden. De hond
keek haar ernstig vragend in de oogen en de reebok
drukte zich zacht tegen haar aan. Zij maakte hare
handen los uit die van den graaf, streelde de dieren
over den kop en brak eensklaps in een zenuwachtig
snikken uit.
Graaf Erik was diep bewogen. Hij legde zijn arm
om het meisje heen en trok haar tot zich, teeder en
eerbiedig tevens, en sprak op een toon, die zijn gevoel
maar al te wel vertolkte:
«Ween niet, Thekla; het zal toch maar een korte
scheiding zijn. Gij komt spoedig weer terug en dan
zal het hier dubbel aangenaam zijD."
Zij onttrok zich niet aan zijne omarming zij leunde
met het hoofd tegen zijne borst en zeide, nog steeds
nooit kunnen «tot stand brengen" of «handhaven",
onverschillig met welk van die twee werkzaamheden
men wil begioneD. Als de «volbloedige" Nederlardars
eens wat bloed konden overdoen aan die »b!oedlöozen"$
die tegenwoordig overal en in alle kringen gevonden
worden, ja dan zou er misschien nog eens iets goeds,
iets grootsch tot stand te breDgen zijn. Maar nu, nu
is het bescheiden programma van Volksvermaken reeds
groot genoeg en het heeft het voordeel, dat althans
de meest behoeftigen onzer stadgenooten er het meest
van zullen profiteeren.
ADSPIRANT
GOES, 20 Augustus 1890.
Bij de Tweede Kamer is onlangs een wets
ontwerp ingediend tot verzekering der opbrengst
van den accijns op de suiker. Die opbrengst blijft
dit jaar ver beneden de raming, tengevolge van het
toenemen der «overponden." Overponden noemt men
de suiker, die de fabrikant krijgt uit het aap, meer
dan waarvoor hij aangeslagen werd.
De Minister van Fnanciën tracht nu door zijn wet
het dreigend tekort te voorkomen. Hij stelt voor te
bepalen, dat, wat de belasting in 1890 minder op
brengt dan 8,350,000 en in 1891 minder dan
8,500,000, zal worden omgeslagen over de beet-
wortelsuikerfabrikanten pondspondgewijze, naar de
mate van hun aanslag in hetzelfde jaar.
Met deze voorstellen kan het Ulr. Dagbl. zich
evenwel niet vereenigen. Om drie redenen niet. Ten
eerste omdat de Minister aan het ontwerp een terug
werkende kracht geeft over een jaar nagenoeg; voorts,
omdat de omslag vroeger werd geheven van de raffi-
nadeurs en nu van de beetwortelsuikerfabrikanten,
zonder rekening te houden met de tusschen hen be
staande «verhouding"; en ten derde wijl de Minister
den omslag wil heffin naar de hoeveelheid verwerkt
sap. In dit laatste ligt eigenlijk het groote bezwaar,
dat meer met den aard der belasting zelf in verband
staat. De heer Godin de Beanfort noemt wel, en
terecht, zijn middel het eenvoudigste; maar daarom
is dit nog niet het goede. Z.Ex. toch erkent zelf dat
de «overponden" in de verschillende fabrieken niet in
juiste verhoudmg staan tot de aanslagen; mstandere
woordenhet aantal overponden, dat uit een zelfde
hoeveelheid sap verkregen wordt, is uit den aard der
zaak in verschillende fabrieken niet even groot. Om
dat het tekort nu ontstaat] door de overponden, zou
men daarnaar den omslag moeten bepalen; edoch,
dit middel zou erger zijn dan de kwaal.
«Tar loops zij hier nog opgemerkt" zegt het U. D.
aan het slot van zijn artikel, «dat dit ontwerp-wet,
hoe onschuldig het schijnen moge, den landbouw die
in de verkiezingsdagen van de rechterzijde zoo schit
terende beloften ontvingweder drukken zalwant
de beetwortelsuikcr-fabrikanten zullenals zij minder
verdienennatuurlijk ook minder voor de beetwortelen
betalenf zoodat de gevolgen van een goed beatwortel-
jaar den landbouwers wel eens duur te staan konden
komen."
Bij gelegenheid van de feesten van den
Algemeenen Nederlandschen Wielrij-
dersbond op Zondag 17 Augustus te Nijmegen
werd ook gehouden een nationale nieuwelingswedstrijd
van m°et op den veiligheidswieler van een minimum
gewicht van 14 K.G. Alleen open voor die lieden,
zacht snikkend
«Ik zal terugkomen, zeker, maar altijd om spoedig
weder weg te gaan. Ik begrijp heel goed, wat moeder
wil en ik kan toch ook niet altijd hier blijven. O, mijn
God, mijn God, nu is alles uit
Machteloos zonk ze in de armen van den graaf terug.
«Neen" riep hij, steeds minder bestand tegen het
gevoel, dat hem beheerschte, «neen, het is onmogelijk
Hij drukte haar teeder tegen zijn borst. Zij sprak
nauw hoorbaar:
«Eu u, graaf, u gaat ook heen ook u zult niet
terugkomenu gaat naar den kring, waartoe u be
hoort; men zal u daar niet weder loslaten. U zult
de eenzaamheid van het woud vergeten en uwe vrienden.
En toch, het was hier zoo schoon, zoo heerlijk, als
het nooit op deze aarde meer worden kan
«Het zal nog schooner worden", riep hij, «heerlijker
dan het ooit te voren geweest is. De bloesem van het
geluk zal zich steeds meer ontwikkelen en eindelijk
de schoonste vruchten voortbrengen!"
Hij trok haar zacht naast zich op de bank, legde
haar hoofd tegen zijn schouder, kuste haar op het
voorhoofd en fluisterde haar zacht in het oor:
«Het zal nog veel schooner worden dan te voren,
Thekla, wanneer gij dat wenscht, wanneer gij dat éene
woord wilt spreken, dat u voor altijd tot de mijne
maakt, dat mij het recht geeft a te beschermen, te
eischen, dat gij altijd hier blijft of dat gij althans
terugkeert om mij de hand te reiken voor het leven.
Wilt gij dat, Thekla O, zeg mij dan, dat gij bij uwe
tranen niet slechts aan uwe viervoetige vrienden hebt