1890. N°. 69. Zaterdag 14 Juni. jaargang.
FEUILLETON.
Door vreemden wil beheerscht.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woousdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen ais buiten Goes, !,75*
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advcrtentiën voor dit blad
aangenomen bij de heer en NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
Da prijs der gewone advertontiën is van 45 regels 50 cent, elke regel meor 10 cont.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Driewegen. Gekozen tot lid van den gemeenteraad
dhr. J. Steketee met 26 van de 51 geldige stemmen.
Daar deze de benoeming echter niet heeft aangenomen,
zal eene nieuwe verkiezing plaatshebben op Woensdag
25 Juni 1890.
De Sfaafscoimmf behelst de statuten der ver-
eeniging «De Kerkelijke Kas", te Poortvliet.
De Liberale Unie zal eene gewone algemeens
vergadering houden op Zaterdag 28 Juni in bet ge
bouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te
Amsterdam.
Daarin zal verslag worden uitgebracht over den
toestand der Liberale Unie en de werkzaamheden
van het bestuur gedurende het jaar 1889. Voorts
zullen behandeld worden voorstellen tot wijziging van
statuten en huishoudelijk reglement, door het bestuur
reeds in de algsmeene vergadering van 8 Maart jl.
aan de orde gesteld en thans nader aangevuld, bene
vens voorstellen tot wijziging van statuten en huis
houdelijk reglement, bij brief van 22 Maart 1890
ingediend door de afgevaardigden mrs. J. Oppenheim
te GroningeD, J. A. Van Gilse te Rotterdam en C.
M. J. Wüleumior te Amsterdam.
Iugeval van aanneming der voorstellen van het be
stuur tot wijziging der artt. 6, 7 en 8 der statuten,
zal er eene verkiezing van drie nieuwe bestuursleden
plaatshebben.
In het wetsontwerp tot gedeeltelijke herziening
van de wet op de besmettelijke ziekten stelt de regee
ring in de eerste plaats voor de mazelen niet
langar tot de besmettelijke ziekten te rekenen.
Ten opzichte van de vaccine bevat het ontwerp
het volgende voorstel:
Artikel 17 der wet van 4 December 1872 (Staats
blad no. 134) wordt gelezen als volgt:
Onderwijzers, onderwijzeressen, kweekelingen of
leerlingen worden niet in de scholen toegelaten, tenzij
a. óf, blijkens verklaring van een geneeskundige,
met goed gevolg of meer dan eens de inenting der
koepokken door hen is ondergaan
b. óf zij, blijkens verklaring van een geneeskundige,
aan de natuurlijke kinderpokken (variolae) hebben
geleden
c. óf, wanneer het meerderjarigen betreft, door dezen
zei ven en, wanneer het minderjarigen betreft, door
ouders of voogden van dezeD, hetzij mondeling, hetzij
schriftelijk, aan den burgemeester der gemee.ite waar
de school zich bevindt waarin toelatiog verlangd wordt,
is verklaard, dat tegen de toepassing of (zoo reeds
zonder goed gevolg mocht zijn ingeënt) herhaling der
koepokinenting op hen zeiven of op de onder hunne
zorg staande minderjarigen, bezwaar bestaat; van welke
verklaring de burgemeester op verzoek van belang
hebbenden een schriftelijk bewijs afgeeft. De vorru en
dc plaats en de wijze van inlevering, bewaring en
teruggave van de onder a en b bedoelde verklaringen
en van het bewijs, bedoeld onder c, worden bij alge-
meenen maatregel van bestuur geregeld.
«Onder scholen verstaat dit artikel scholen van
voorbereidend onderwijs met inbegrip van kinderbe-
waarplaatsen scholen van lager onderwijsscholen
van middelbaar onderwijs, met uitzondering van de
Polytechnische Schoolen scholen van hooger onderwijs
voorbereidend tot universitair onderwijs."
De Rijksmiddelen hebben in Mei jl. op
gebracht 9.688.380,56 tegen 9 302.304,71 in
Mei 1889; en over de eerste vijf maanden van 1890
46.953.457,95 tegen 44 409 705,28 in 1889.
De Min. van Binn. Zaken heeft aan Gedep*
Staten der provinciën de volgende aanschrijving gericht
Het heeft mijne aandacht getrokken, dat in som*
mige gemeenten alléén des Zondags gelegenheid bestaat
tot kostelooze huwelijksvoltrekking.
Dit geeft mij aanleiding U te verzoeken in uwe
provincie daarnaar een onderzoek in te stellen en voor
het geval dat er gemeenten mochten xiju, alwaar deze
regeling bestaat, de besturen daarvan uit te noodigen
bovendien eenige uren van een anderen dag der week
voor kostelooze huwelijksvoltrekking beschikbaar te
stellen.
Bij de regaering bestaat het voornemen te Breda
eene kazerne of inrichting te bouwen, tot opleiding
voor het korps maréchaussée.
Woensdag vierde de Nederlandsche gezant in
Engeland de heer C. M. E G. graaf Van B y -
landt zijn 50 jarig jubilé als diplomatiek ambtenaar
van den Staat. Den 28n Juni zal hij 72 jaar oud
worden, en nochtans is de waardige diplomaat steeds
met jeugdigen ijver bezield in het volbrengen zijner
vaak moeiclijke ambtsplichten. Aanvankelijk voor
en na zijn dienst als vrijwilliger van het ie bataljon
jagers, als ambtenaar bij hot departement van
buitenlandsche zaken werkzaam, trad hij in 1842 het
eeist in den werkelijk diplomatieken werkkring als
gezantschapssecretaris te St. Petersburg in 1852 raad
van legatie goworden, werd bij in 1855 tot minister
resident te Kopenhagen benoemd, en een jaar later
tot gezant te Stockholm, in 1862 te Konstantinopel,
in 1865 te B?rlijn en eindelijk in 1871 te Londen.
D tar is hij nu ongeveer 20 j *ren werkzaam meer
malen diende hij onze belangen op uitnemende wijze.
Blijkens het verslag betreffende den toestand
tan Ned. Mettray bevinden zich daar thans
145 j mgens. De staten, opgemaakt van de jongens,
die Mettray verlieten, toonen aan, dat verreweg het
meerenieel goed terechtkomt. Da aftredende commis
sarissen werden herkozen. In de vacature werd voor
zien door de benoeming van den heer P. J. Suringar
te Leeuwarden.
Men schrijft aan het Utr. Dbl.
Over de plannen tot hervorming van den
telegraafdienst vernam ik, dat de Minister
van Waterstaat niet teruggekomen is van zijn voor
nemen, om in het lot der telegraafambtenaren ver
betering te breDgen, maar dat dit voornemen stuit op
moeilijkheden, door de hoofden van dezen tak van
dienst opgeworpen. In een nieuwe organisatie moeten
ook de ambtenaren, die thans den titel van onder
directeur dragen, worden opgenomen, en onder deze
ambtenaren zouden er zijo, aan wie men in het her
vormingsplan niet goed een plaats weet aan te wijzen.
Voorts zou men geen weg weten met de telegrafisten
der derde klasse. Men vo^gt er bij, dat sommige direc-
teurtin-Iijninspecteurs bezwaar mak^n om eenigen bunntr
ambtenaren, die bij het tot stand komen der reorga
nisatie voor jongere krachten plaats zouden moeten
maken, voor pensioen voor te dragen. Wel zou de Mi
nister nog niet bepaald van zijn goede voornemens
hebben afgezien, maar de zaak hangt op dit oogenblik
weder gebeel in de lucht.
Naar het Haagsche Dagbl. verneemt, zijflfcbij
de Memorie van Beantwoording, door het licTaer
Tweede Kamer den heer Bahlmann uitgebracht op het
voorloopig verslag nopens het door hem bij de Kamer
ingediend wetsontwerp tot heffing van graan
rechten, ter voorziening in den kwijnenden toe
stand van den landbouw, de volgende wijzigingen
gebracht. Het recht op tarwe is van 1,20 gebracht
op 60 cents, rechten op mafe en haver vervallen, die
op rogge zijn gehandhaafd, het recht op meel is
verminderd, dat op grutten verhoogd, terwijl de tarwe-
stijfsel bij invoer wordt belast in plaats van met ƒ4
met ƒ2.
Daar het doel van het wetsontwerp is de helling
van een fiscaal recht, zijn in den considerans de
woorden »om te voorzien in den kwijnenden toestai d
van den landbouw," die overgenomen waren uit de
wet van 4835, vervasgei door «heffing van graan
rechten."
Door die gedachte wordt ook bebeerscht het andere
door dien afgevaardigde dezer dagen ingediend wets
voorstel tot verlaging vaD den zoutaccijns van ƒ9 op
GOES, 13 Juni 1890.
Een t legram van een particulieren correspondent
van het Vaderland te Paramaribo (uit Demerary afga
zonden) meldt, dat Frankrijk op 3 Mei bezit heeft
genomen van bet betwiste Lawagebied.
Iq de vergadering der antirevolutionaire kies
vereniging Nederland en Oranje te Amsterdam is
eene besprekiog g. houden over het wetsontwerp tot
splitsing der meervoudige kiesdistricten.
Voorop stellende, dat over de vermoedelijke resultaten
van dezo splitsing zeer veel gissingen zijn te maken,
maar er in al de berekeningen te veel onzekere en
zelfs geheel onberekenbare factoren zijn om met ze
kerheid iets te concludeeren, gaf da inleider, de heer
J. C. Van Eyken, de volgende gissing ten bestevan
de 9 zetels zouden de vrijzinnigen vermoedelijk 5, de
roomscben 2, de antirevolutionairen 1 en de radicalen
1 krijgen.
Ergo, zouden de liberalen 4 zetels verliezen. Er is
dus volstrekt geen partijbelang bij de stedenwet be
trokken
Door het bestuur van het Landhuishoud-
kundig congres, dat dit jaar te Goes zal ge
houden worden, is aan B. en W. van Enschsdé de
vraag gedaan of het gemeentebestuur er prijs op zou
stellen, dat het 44a congres in 1891 daar gehouden
zal worden. Vad
Aan de rijks universiteit te Leiden is afgelegd het
voorbereidend-examen in de geneeskunde door den heer
J. L. Go e mans; het candidaats-txamen in de
klassieke letteren door den heer C. R. Vermaas.
Bij kon. besluit is benoemd tot raadsheer in het
gerechtshof te 's-Gravenhage mr. H. Van Manen,
thans president der arr.-rechtbank te Zieriksee.
Borsele. Woensdag werd alhier eene vergadering
van den dijkraad gehouden, die door 21 leden werd
bijgewoond.
In de eerste plaats deelde bet bestuur mede dat de
beslissing omtrent de dijksverbetering tusschen de dijk-
palen 0 en 17 van Ellewoudsdijk is aangehouden tot
na het onderzoek der voorjaarspailingen, hetwelk voor
kennisgeving werd aangenomen.
Daarna kwam in behandeling een voorstel tot wij
ziging der begrooting door verhooging van eenige arti
kelen. Dc vergadering besloot hieraan goedkeuring te
verleenen, terwijl ten slotte besloten werd tot herstel
ling van de gedeeltelijke afsluiting der haven te Elle
woudsdijk en van de remmingswerken aldaar.
45) (Vervolg.)
De markies vertelde op zijn gewone, gemakkelijke
en onderhoudende wijze van zijne reizen. Hij was in
Turkije geweest en hij had door bijzondere connectiën
de verzameling juweelen van de Hoog? Porte bezichtigd.
Hij sprak naar aanleiding daarvan over verschillende
beroemde edelgesteentenden Regent, den Kohinor en
andere steenen. Zoo kwam hij op de geheimzinnige
eigenschappen, die men in de oudheid en in de middel
eeuwen aan de edelgesteenten toeschreef en h"j sprak
weliswaar lachend, maar toch met zekere overtuiging
da meening uit, dat sommige kleinoodiën, die vau
geslacht op geslacht in eene familie waren overgegaan,
door eene bijzondere kracht geluk of ongeluk konden
aanbrengen.
«Dat geloof ik ook" zeide de vorstin. «Ik zelf bezit
«- znlk een steen, die sedert tallooze jaren van moeder
op dochter is overgegaan, die dus wel verschillende
geslachten heeft doorloopen, maar die toch altijd in
onze familie is gebleven en van dezen steen geloof ik
werkelijk, dat hij met mijn lot samenhangt. Ik draag
hem, wanneer ik mij tegen een ongeluk of tegen een
kwaden invloed wil beschutten."
Eén oogenblik gevoelde de vorstin, dat Salantieri's
blik op haar rustte. Zij liet het hoofd op de borst
zinken en er kwam een lichte blos op haar gelaat;
want zij had den steen, waarover zij sprak, eens ge
dragen juist om zich te behoeden tegen den invloed
van Salantieri, waarvoor zij toen nog een onbestemde
vrees koesterde.
«Welkeen dwaasheid" riep de vorst lachend, «hoe
kan men zich zoo iets inbeelden. Dat is zoo iets als
het bijgeloof van de Italianen voor den jettatore of de
geschiedenis van het paarlen halssnoer der kaboutertjes."
«Ik verwerp het geloof aan dergelijke zaken toch
niet zoo geheel en al" zeide Salantieri, «want ik ge
voel mij zelf daarvan niet volkomen vrij. Ik ben niet
ongevoelig voor zulke dingen eu ik geloof", liet hij er
lachend op volgen, «dat da staan, waarover uwe door
luchtigheid sprak, in eon armband gevat is, die ik u
enkele dagen geleden zag dragen
Juist", antwoordde de vorstin verbaasd en verschrikt
tevens, «ik heb dien steen vójr eenige dagen gedragen.
Ik gebruik dien armband anders zelden, hoewel ik hem
voor een soort talisman houd."
«Was u dan dien dag bang voor een ongeluk 71
vroeg Salantieri terloops.
De vorstin keek hem aan, maar zij sloeg dadelijk
daarop de oogen weder nóar en zeide aarzelend«Do
kleine Kurt was wat verkoudenik was bang dat hij
ziek zou worden."
«Welk een dwaasheid", riep de vorst ontstemd«ik
dacht niet, dat mijne anders zoo verstandige vrouw
ook maar een oogenblik zulke dwaze denkbeelden kon
koesteren en ik gevoel mij verplicht ernstig tegen zulk
bijgeloof te strijden."
«Trouwens", zeide Salantieri beleefd, als wilde hij
het gesprek, dat voor de vorstin onaangenaam dreigde
te worden, eene andere wending geven, «geheel afge
scheiden van zijne wonderdadige kracht, waaraan de
vorstin zelf wel niet ernstig geloof zal hechten, scheen
mij die armband zeer interessantde steen is op zoo
bijzondere wijze geslepen en de wijze waarop hij gezet
is maakt hem tot zulk een meesterstuk van oude
kunst, dat ik zeker gevraagd zou hebben het kleinood
van meer nabij te mogen bezien als ik niet baDg was
geweest onbescheiden te zijn."
«Zoo erg onbescheiden zou dat toch niet geweest
zijn, markies", zeide de vorst. «Sophie, laat den arm
band even halen. Ik weet zeker, dat onze gast er wel
weder het een of ander belangrijks van zal weten
mede te doelen en dan zal de steen voor mij meer
waarde habben dan door zijne vermeende beschermende
kracht."
«Ik zal zelf wel even den armband gaan halen",
zeide de vorstin opstaande. «Ik heb liever niet dat
anderen aan mijne preciosa komen."
De vorst keek zijne gemalin een weinig boos achterna.
Hij wist zeer goed, dat hare kamenier vrijen toegang
had tot al hare kasten en bij dacht, dat de vorstin
j wellicht het een of ander voorwendsel te baat wilde
j nemen om niet weder over den steen te spreken. Hij
begon een onbeduidend gesprek met Salautieii en ge
raakte steeds meer uit zijn humeur naarmate zijne
vrouw laoeer wegbleef.
Eindelijk kwam zij bleek en opgewonden terug. «De
armband is niet te vinden" zeide zij op zenuwachtigen
toon; «ik begrijp er niets van; ik heb hom zelf in
mijn juweelkastje gelegd en kort geleden nog het
ouderwelsche zakje gezien, waarin het altijd werd opge
borgen ik begrijp niet waar hij gebleven kan zijn en
ik heb toch met Betty alle hoekjes en gaatjes van mijn
kamer doorzocht."
«Het spijt mij zeer", zeide Salantieri, «dat ik u
zooveel moeite veroorzaakt heb, ik vraag u wel ver-
scliooning, de armband zal natuurlijk wel terecht
komen2u\ke voorwerpen worden allicht eens op een
verkeerde plaats gelegd en blijven dan eenige dagen
verloren tot men ze eensklaps terugvindt op eene plaats
waar men zo zeker noo t gezocht zou hebben."
De vorst meende bij de laatste woorden een vluchtig
spotachtig Iacbj? om de lippen van Salautieri to zien
spelen.
«Neen, neen" riep hij, «we kunnen dat zoo maar
niet laten gaan, vooral niet als mijne vrouw zulk eene
bijzondere waarde aan dit kleinood hecht. Als het
niet te vinden is, moet het gestolen zijn en dan moeten
er krasse maatregelen genomen worden, want als zoo
iets Jeens gebeurt kan het meermalen plaats hebben
en tdan heeft men geen oogenblik rust meer,"
«Gestolen!" riep de vorstin verschrikt, «dat kan
niet, zoo iets is van Betty niet te denken."
«Ik spreek niet van Betty" hernam de vorst; «de
andere dienstboden kunnen evengoed in owe kamer
komenzij hebben daartoe gelegenheid genoeg als
Betty met het kind uit is. De zaak moet ernstig
onderzocht worden, want ik wil niet in de meening
leven een dief in huis te hebben."
«Ik geloof niet, voor zoover ik da toestanden op
dit kasteel ken, dat er sprake kan zijn van diefstal"
zeide Salantieri. De armband zal wel spoedig terecht
komen. Toch erken ik dat het zijne goede zijde kan
hebben voor alle gevallen maatregelen te treffen en
daarom geef ik uwe doorluchtigheid toe, dat er met
ernst en nauwgezetheid een onderzoek moet worden
ingesteld. De politie volgt in een dergelijk geval,
waarin van doortrapte schelmen geen sprake kan
zijn, een weg, die altijd vrij zeker tot ontdekking
leidt. Zij stelt namelijk in de eerste plaats een onder
zoek in bij alle goudsmaden in de buurt en geeft
hun eene nauwkeurige beschrijving van het verloren
voorwerp. Zulke kostbaarheden worden niet gestolen
om ze te behouden en het is in het belang van den
dief zich zoo spoedig mogelijk ervan te ontdoen."
De vorst knikte toestemmend en zeide: «Daarom
moet gij nog e?Ds goed overal zoekeD, Sophie, want
ik ben vast besloten de zaak zoo streng mogelijk te
onderzoeken."
«E ik geloof zeker, dat de vermiste armbanl ergens
onder een shawl of een zakdoek onverwachts te voor
schijn zal komen", merkte Salantieri op.
De vorstin was onrustig, de vorst ontstemd en het
gesprek wilde niet meer vlotten, zoodat het kleine
gezelschap vroeger dan anders uiteenging.
Nog tot laat in den nacht zocht de vorstin naar
den armband, welks verdwijnen haar met een bijge
lovigen angst vervulde, die haar meer verontrustte
dan bet verlies van het kleinood zelf. Betty hielp
hare meesteres ijverig bij het doorzoeken van alle beig-
plaatseD. De vorstin sprak tegenover haar het denk
beeld van een diefstal niet uit, waaraan zij zelf nauwe
lijks geloof kan hechten. Zij lette er ook Diet op, dat
Betty nog stiller was dan den vorigen dagzij be
kommerde zich thans minder om de eigenzinnigheid
van het meisje dan over het raadselachtig verdwijnen
van den armband.
Toen zij eindelijk ter ruste ging vatte Betty in eene
plotselinge opwelling de hand der vorstin en bracht
die eerbiedig aan de lippen. De vorstin voelde een
traan op hare hand vallen en het scheed, dat Betty
een hevigen inwendigen strijd streed en iets zeggen
wilde; maar zij liet het hoofd weder zakken en hare
trekken namen weder dezelfde strakke uitdrukking aton.
«Het is goed, kindlief, het is goed" zeide de vorstin
op vriendelijken toon, «laat uwe dwaze denkbeelden
varen en wees niet langer zoo eigenzinnig. G.j weet,
dat onvriendelijke gezichten mij altijd ontstemmen".
Betty zuchtte diep en weder scheen het alsof ze
iets wilde zeggen, maar andermaal bleven hare lippen
gesloten. De vorstin ging heen en ze bemerkte dia om
den blik vol vertwijfeling niet. waarmede het meisje
haar achterna staarde.
(Wordt vervolgd.)