Door vreemden wil beheerscht.
siuk de namen Stfnoudeskerke, Schotelingekerke, Mei
lof sker ca (het tegenwoordige Meliskerkerke op Wal
cheren). Ook wordt wel kaerke aangetroffen. Hieruit
wordt duidelijk, dat bedoelde schrijvers onder het
woord kerk geheel iets anders verstonden dan «gods
huis", «tempel". Waarom zouden zij het anders ook
niet door ecclesia hebben vertaald
Een ander en zeker zeer groot bezwaar, om bij
genoemde plaatsnamen aan een kerk te denken, schijnt
mij de naam Boedekenskerke op te leveren. Reeds
vroeger zeide ik, dat dit dorp eenmaal Oedens- of
Oidiaskerke heette, en dat Oidin of Odin de naam
was van den heidenschen oppergod, die eens ook hier
werd aangebeden. Welnu, de dienst der heidensche goden
geschiedde niet in kerkeD, maar onder den blooten
hemel, in heilige bosschen, op gewijde heuvels. Hoe is
het dan ter wereld mogelijk, dat men ooit heeft kunnen
spreken van een kerk van Odin, een ding, dat nimmer
kan hebben bestaan
Het is bekend dat de meeste plaatsnamen, die op
kerk eindigen, op Walcheren gevonden worden, en ik
kom hierop dan ook onmiddellijk terug. Doch ook N.-
en Z.-Beveland leveren en leverden voorbeelden te over.
Op Noord-Ba veland: Wissekerke, Schotelinge- of Soele-
kerke en het voormalige Nieuwerkerk bij Kats. Op
Zuid-BevelandBoedekenskerke's-Heer Arendskerke,
binoutskerke 's-Hecr AbtskerkeWissekerke bij
'«-Heer Hendrikskinderen en het voormalige Nieuwer-
kerk in het verdronken land, omstreeks twee uur ten
oosten van Ierseke. Op het vroegere eiland Wolfersdijk
Oostkerke en Westkerke, en op het vroegere eiland
Borsele eveneens Oostkerke en West kerke.
D® onde naam van Walcheren was Walacra of Wa-
lacren. Het eerste lid van dit woord is naar allen
schijn volmaakt hetzelfde als ons wal of dijk. Acra
is de Latijnsche en acren de gewone meervoudsvorm
van acre, d. i. akker. Walacren zou dus 2ijn de be-
waldc of bedijkte akkers of landstreken, met uitslui
ting der vele deelen, die nog open lagen, toen Wal
cheren reeds droog en bewoond was.
Voor iemand, die maar een weinigj® kennis bezit
van de ge cbiedenis der talen, is het een bijna alle-
daagsch verschijnsel, dat letters van een woord van
plaats verwisselen. De h^erea kolvers der Prins van
Oranje kennen zeer goed het woord kolvenier en zien
zeker het verband tusschen dezen naam en het woord
klovenier van latere dagen. Gort heeft het aanzijn
geschonken aan grut, dertien is niets dan een omzet
ting van tinetien. Zoo is uit het bovengenoemde acre
ontstaan arce (spreek uit arke), later erke. Dat een
c vóór i of oudtijds als k klonk, is ook zeker vrij
wel bekend. Julius Caesar b. v. werd uitgesproken als
Kaesar, Cicero als Kikero. Dit arke en erke staat in
verband met aardeer de, oord en erve, waaruit al
weer een grond temeer geput kan worden voor de
juistheid der bewering, dat arke uit acre is voort
gekomen.
Zooals gezegd is, wordt acre aangetroffen in den
naam van het oudste deel van Zeelandhet ligt dus
voor d« hand, dat erke, de dochter van dit woord,
ook het meest zal te vinden 2ijn terzelfder plaatse,
waar de moeder eerst optrad. Al de bovengenoemde
plaatsnamen, op kerk eindigende, zijn dus niets anders
dan het woord erf of bezitting, waarvóór de naam van
den eersten b#2itter is gevoegd, zoodat ze een erfgoed
of het eigendom van een geslacht aanwijzen.
Maar, zal men zeggen, dan moest toch bv. Hoede-
kenskerke Hoedekenserke luidenvanwaar dan die
letter k? En Odin is toch niet de eerste bezitter
geweest van de gronden daar ter plaatse? Wat het
laatste betreft, dit is zooin letterlijken zin kan een
heidensche godheid geen grondeigenaar zijn. Maar de
landerijen aldaar waren aan Odin toegewijd, evenals
een gewijd bosch, dat er misschien ook wel gestaan
heeftzoo opgevat, kon alleen de godheid aanspraken
op dien grond doen gelden.
Da inlassching der k is niet vroeger geschied dan
na de invoering en het meer aigemeen belijden van
het Christendom, toen werkelijk op zeer veel plaatsen
kerken werden gesticht. De oude beteekenis van erke
zal toen wel reeds verloren geweest zijn, zoodat het
voor ijverige Christenen en Christenleeraars gemakkelijk
moet gevallen zijö, er kerk voor in de plaats te stellen.
Opmerking verdient ook, dat de uitgaDg eigenlijk
luidt kerke en niet kerk, wat meer heenwijst naar erke.
De op Walcheren zoo inheemsche uitgang woei naar
Noord- en Zuid-Beveland over, toen Walchersche per
sonen of lichamen daar bezittingen kregen. Zoo zijn
gelijk ik vroeger zeide, Kampenkerka en Sotelenkerka
bedijkingen der kerk van OostkapelleZinoudskerka
een bedijking der kerk van Subburgh, Versvliet ('s-Heer-
Abtskeika) van die van Westmonstre, een kerk, die
eenmaal binnen Middelburg stond en dus onder onmid
dellijk bestuur vau den Heer Abt der Middelburgsche
abdij.
Iq navolging van deze namen werden later andere
gevormd als Wissekerke, 's-Heer Arendskerke, Nieuwer-
keik, Oost- en Westkerke. BAVO.
Gemengde Berichten.
Hedenmorgen had 6. N werkzaam in de stoom-
houtzaagiabriek van den heer V. d. P. alhier, de on
voorzichtigheid met de hand te dicht bij een zaag te
komen, waardoor een deel vau den duim werd afge
sneden. De werkman 6telde zich onder behandeling
van een geneesheer, die den duim heeft afgezet.
Tot lid van het burgerlijk armbestuur te 's-Heer
Hendrikskinderen is door den gemeenteraad van 's-Heer
Arendskerke [herbenoemd de heer P. Weststrate.
Onder Ovezand geraakte Maandag een paard
op bol, dat gespannen was voor een kar, waarop
vier personen waren gezeten. De meesten konden
zich in tijds door afspringen uit het gevaar redden
doch de geleider kreeg het voertuig over een zijner
beenen, waardoor dit lichaamsdeel belangrijk werd
gewond.
Heinkenszand. Jl. Maandag werd door een ingezetene
dezer gemeente aangifte gedaaö, dat door inklimm'mg
uit zijne woning waren ontvreemd eenige snoeperijen
en een stuk kaas en dat op zijn erf waren dood ge
maakt vier kuikens. Bij onderzoek door de rijkspolitie
is gebleken dat drie knaapjes, 8 en 9 jaren oud,
zich daaraan schuldig hebben gemaakt. Zij wisten
met behu'p van een fliok mes het raam op te schuiven
Er is proces-verbaal opgemaakt.
Eruiningen. Door de handboogschutter^ «De drie
Korenbloemkens" zal, ter gelegenheid van haar veertig-
jjrig bpstaan op Woensdag 25 Juni, een concours op
de doelen gegeven worden.
Driewegen. Maandag had de feestelijke herdenking
plaats der dertigjarige dienstvervulling van Elisabeth
Paauwe, als huishoudster en dienstmaagd van den heer
L. C. P. Boogaert.
Algemeen w*s de instemming met dezen feestdag
van »'t Oude Brtje", gelijk zoovele uitgestoken vlaggen
mochten getuigen. Niet alleen werden de armen en
behoeftige oudjes door onzen dokter bedacht, maar
ook de schoolkindren op chocolade en koekjes g»»trac-
teerd, een beschikking, die den kleinen hoogst
11) (Vervolg.)
Weder zat de vorstin bij het 1 cht der dalende zon
onder den lindeboom, evenals op den avond dat de
vreemdeling was aangekomen, die reeds zooveel ver
andering had teweeggebracht in het huiselijk leven
op het kasteelweder speelde de kleine Kurt in zijn
stoeltje met een soldaatje, welks uniform hij in de
grootste wanorde trachtte te brengen. Het was bijna
dezelfde groep als op dien anderen avond en toch was
er e®ne moeielijk te omschrijven, maar gemakkelijk
waar te nemen verandering op te merken. De vorstin
rustte met ernstig, bijna somber gelaat in haar stoel
en als zij het handwerkje, waaraan zij arbeidde, een
oogenblik in den schoot liet rusten, keek zij niet met
•en gelukkig lachje vol moedertrots en moedervreugde
naar het knaapje, maar zij scheen Veelmeer in sombere
gedachten verdiept, onder welks invloed zich diepe
rimpels op haar voorhoofd vormden.
Batty stond naast het stoeltje van den kleine, maar
ook zij juichte niet met het kind mede, dat zich ver
lustigde in zijn vernielingswerk. Eindelijk naderde het
meisje den stoel der vorstin en terwijl zij zich scheen
te vermannen, sprak zij
«Ik kan het niet langer verzwijgen, doorluchtigheid,
ik moet het u zeggen, want het ligt mij als een steen
op het hart, niettegenstaande u mij vroeger dwaas
noemde en mij verbood erover te spreken."
«Wat is er, Betty T' vroeg de vorstin als uit een
droom ontwakende.
«Die vreemdeling, doorluchtigheid", riep Betty, «die
markies m*t zijn vreemden naam, dien een fatsoenlijk
Christen niet onthouden kan, o, ik weet zeker,
dat er iets akeligs in hem is en dat hij onheil brengen
zal over dit huis, er woont een booze geest iD hem,
als hij niet zelf een helsche geest der duisternis is,
2oo»Is ik geloof."
De wenkbrauwen der vorstin fronsten zich nog meer.
Met een flauw lachje zeide zij
«Gij zijt dwaas, Betty, met uwe kinderachtige denk
beelden. Hoe kunt ge zoo iets zeggen van den vreemde,
die zoo stil en rustig leeft en zich alleen met de boeken
uit de oud® bibliotheek bezighoudt
«Er zijn misschien wel oude tooverboeken onder",
riep Betty. «Daarginds ia het oude slot is het toch
giet recht pluis en bat zal zijn reden wel hebben,
dat hij daar altijd vertoeft. Galoof mij, doorluchtig
heid, als deze Italiaan niet de duivel in eigen persoon
is, dau behoort bij tot zijne trawanten. U moest niet
rusten voor hij weer weg is."
«Hoe komt ge op zulke dwaze gedachten?' zeide
de vorstin met iets weifeleuds ia hare stem. «De
vreemde heer legt niemand iets in den weg en ook
mijnheer de pastoor heeft veel met bem op."
«O," riep Betty, «de vermomming is de voornaamste
kunst der booze geesten en er zijn zelfs hooge kerk
vorsten door helsche kunsten misleid geworden. O,
ik bezweer u, geloof mij ter wille van den kleinen
graaf. Hebt u niet gezien hoe het kind bang wordt
en bescherming zoekt, als de markies hem nadert
De vorstin sidderde en liet het hoofd op de borst
zinken.
«Galoof mij, doorluchtigheid" smeekte Betty steeds
dringender, «wij eenvoudige menschen zien dikwijls
meer dan onze meesters, die aan zooveel anders te
denken hebben. lederen keer als ik den vreemdeling
ontmoet, gaat het mij door merg en beenAls zijn
blik maar largs mij glijdt, gevoel ik mij als verlamd
en als ik den kleine wegdraag om te makeD, dat zijn
tooverij geen macht over hem zal verkrijgen, heb ik
een gewaarwording alsof ik een ketting aan mijne
voeten heb waaraan ik word teruggetrokkenalleen
een aandachtig gebed hergeeft mij de kracht om mij
vrij te bewegen."
De vorstin liet het hoofd nog dieper zinken zij
herinnerde zich da vreemde gewaarwording, die zij
den eersten avond had ondervonden toen de blik van
Salantieri op haar rustte en af en toe had zich dit
herhaald als zijn blik langs haar gleed, ofschoon hij
steeds vermeden had haar langer dan een oogenblik
aan te zien.
«En ook Vincentins, de lijfjager van den vorst"
vervolgde Betty, is van dezelfde meening. «U weet, dat
ik Vincentius bot jawoord gegeven heb en dat hij zijn
meester even trouw is als ik u. Maar ook hij vindt
den vreemdeling schrikwekkend en ook hij gelooft, dat
hij ODheil zal brengen over de vorstelijke familie. Hij
heeft gezien, dat er nog Iaat licht brandt in de biblio
theek daarginds, waar het toch altijd vreemd toe moet
gaan, zooals da menschen zeggen, O, ik bezweer u
om uwentwil en terwiJIe van den kleinen Kurt, ver
zuim toch niet den vorst te verzoeken den vreemdeling
weg te zenden".
«Welk een® gedachte" zeide de vorstin, altijd met
het hoofd op de borst, «een ga3t uit ons huis weg
zenden 1"
«Ach, lieve God", riep het meisje met tranen in de
oogen «ga u dan weg met den kleinen Kurt. Mijnheer
welkom was, gelijk een negentigtal vroolijke gezichtjes
liet kijken.
In genoeglijk samenzijn, waarvan de oude dienst
bode, met haar schat van zichtbare gelukwenschen,
het middelpunt uitmaakte, werd verder in huis de
feestviering besloten.
Is het aan de eeno zijde aangenaam menschen to
ontmoeten, die zich een reeks van jaren, met ijver en
trouw, aan de belangen van hun dienst, welken ook,
hebben toegewijd, aan den anderen kant is het
verblijdend te zien dat over hen gestelde machten in
zulke dienaien iets meer dan betaalde werkkrachten
meenen te moeten aanschouwen en van hunne waav-
deering en erkentelijkheid door woord en daad op het
duidelijkst doen blijken.
Beide voorbeelden verdienen navolging.
Kolijnsplaat. Al gaat het den eigenaren van mee-
stoven tegenwoordig niet naar den vleesche, de heer
A. v. d. Berg, droger in de meestoot «De Eendracht"
albier, morht Maandag 11. echter ondervinden, dat zijne
trouw en plichtsbetrachting door de eigeuaren op prijs
gesteld worden. Toen toch werd hein, die 25 jaren in
hun dienst geweest was, als bewijs hunner tevreden
heid 'eene fraaie zilveren brilledoos vereerd.
Te Vhssingen werden Zondag de baden geopend.
Er werd echter nog weinig gebruik van gemaakt.
Bij de politie is aangifte gedaan door eene vrouw,
die zeker nimmer een courant leest, dat 11. Zaterdag
avond te Rotterdam uit den zak van hare japon is
gerold eene portemonnaie, o. a. inhoudende twee
bankbiljetten, ieder van 200, en eenige Italiaansche
lires (geldstukken).
Zaterdagochtend heeft te Leiden eene dame,
elders woonachtig en ih een rijtuig, met twee paarden
bespannen, gezeten, aan een looper een pakje ter be
zorging gegeven aan de woniDg van een te Leiden
alleen wonend heer. Het pakje bevatte een zeer jong
kind, dat de ongehuwde moeder blijkbaar niet wilde
behouden, meenende dat het meer bijzonder bij be
doelden heer thuis behoorde.
De heer was het met haar Diet eens, en gaf daarvan
kennis aan de politie, die het wicht in voorloopig
arrest bracht.
Tegen het hoofd van eene der fabrieken te
Utrecht is door den adj.-hoofdinspecteur van politie,
den heer Wesselink, eene vervolging ingesteld, omdat
door hem niet binnen tweemaal 24 uren aan den
burgemeester schriftelijk kennis was gegeven van een
aan een zijner werklieden, ter zake van den in die
fabriek verrichten arbeid, overkomen ongeluk, zooals
bij de arbeidswet is voorgeschreven. U.D.)
Door de politie te Groningen is een lCjarige
jongen aangehouden, die ten nadeele van zijne moeder
een bankbiljet van 100 bad ontvreemd. Toen de
knaap eenige uren na het plegen van het misdrijf
werd gearresteerd, had hij reeds ongeveer 30 ver-
trerd. Hij is, als moetende nog eene maand gevange
nisstraf voor een dergelijk feit ondergaan, ter beschik
king van de justitie gesteld.
De min, in wiens woning aan den Fijenoordschen
dijk da vorige week brand uitbrak, waardoor 12 huizen
vernield werden, is naar de cellulaire gevangenis o «er-
gebracht.
In da omstreken van Eindhoven komen weder
veel gevallen van influenza voor.
Aan het hbl. wordt door een zijner lezers het
volgende geschreven
«De beschuldigingen, die telkens opdmken tegen de
uw vader, de graaf von Kronstein, heeft u toch al zjo
dikwijls peviaagd eens bij hem te kom nde vorst
zal het zeker toestaan, ga heen, ga heen, doorluchtig
heid en blijf zoo lang bij uwen vader tot deze af
schuwelijke Italiaan het kasteel verlaten hoeft!"
De vorstin hief het hoofd op. «Inderdaad", zeide
zij, terwijl haar blik zich verhelderde, «mijn vader
zou veel schik in den kleine hebben en hij heeft toch
ook wel een weinig recht op zijn kleinzoon. De vorst
zal het wel toestaan hij heeft tegenwoordig toch
zooveel afl 'idiDg door de gesprekken met den markies"
liet zij er met een zweem van bitterheid op volgen.
«Ik vraag uwe doorluchtigheid verschooning, dat ik
baar stoor" klonk eensklaps de stem van Salantieri
vlak achter de vorstin. «Ik zag den vorst van uit mijn
raam terugkeeren en ik dacht hem hier te vindeo.
Ik wilde hem eene mededeeling doen omtrent eene
hoogst belangrijke briefwisseling tusschen een zijner
voorvaderen en den hertog van Friedland, waardoor
op vele punten van den der tig jarigen oorlog een nieuw
licht wordt geworpen".
De markies was de vorstin dicht genaderd, zonder
dat zijne schreden op het kiezelzand gehoord waren.
Hij moest uit het park door de boschjes gekomen zijn
en het kon licht wezen dat hij een deel van het ge
sprek, dat over hem geloopen had, gehoord had.
De vorstin was hevig ontsteld, Betty stond bevend
en doodsbleek naast haar. Terwijl de vorstin nog naar
een passend antwoord zocht, kwam de vorst op de
veranda. Salantieri ging hem tegemoet en beidon ver
diepten zich dadelijk in een ijverig gesprek over de
ontdekking, die de markies in de bibliotheek gedaan had.
Zoodra de markies zich had omgewend nam Batty
den kleinen Kurt in hare armen en snelle mot het
kind het huis binnen. Da vorstin zat in diep nadenken
verzonken in haar stoel en ook later, toen de heeren
hij haar kwamen zitten, luisterde zij slechts verstrooid
naar de mededeelingen, die de vorst haar gaf omtrent
de geschiedkundige ontdekking, die de markies had
gedaan en die hem veel belang inboezemde.
De dag verliep als gewoonlijk. Da pastoor kwam
en de hoeren spraken veel over de studiën van den
markies.
«De vorstin schijnt niet veel belang in ons gesprek
te stellen" zeide Salantieri, van terzijde zijne gastvrouw
aanziende, die nog steeds peinzend nederzat en inder
daad weinig belanstelling toonde.
«Dat zou onbillijk zijn I" riep de vorst op verwij
tenden toon. De geschiedenis is juist het wetenschap
pelijk gebied, waarop menschen van onzen stand zich
moeten bewegenwij zijn uit haar voortgesproten en
wij moeten haar in eere houden voor onze nakome-
Israëlieten, als zouden zij voor godsdienstige doeh inden
bloed van Christenkinderen gebruiken, vind n een zeer
merkwaardige toelichting in een voorval, dat onlangs
te Haaksbergen is gebeurd. Daar is op den eersten
Isr. Paaschdag van dit jaar, 5 April jl., in den waterput
achter de woning van den heer J. H. F., een Israëliet,
het lijkje gevonden van een pasgeboren kind. Het onder
zoek heeft aan het licht gebracht, dat een ongehuwde
Katholieke vrouw, de moeder, het lijk in den put had
geworpen. Zij heeft deswege voor de rechtbank te
Almelo terechtgestaan en is, daar kindermoord niet
was bewezen, wegens hare nalatigheid om tijdige
voorzorgen te nemen, tot 2 maanden gevangenisstraf
veroordeeld.
«Ware het lijkje in een groote stad met Katholieke
bevolking aldus gevonden, waar de opsporing der
werkelijke toedracht minder gemakkelijk is, wie weet
welke bloedbeschuldigiog weder tegen de Joden te
berde ware gebracht 1 Het is van belang, dat goed
geconstateerde feit niet te vergeten."
Da Haagsche politie heeft in arrest genomen
een melk vei kooper G. A,, 29 jaar oud, in de Falck-
straat te 's Gravenhage, verdacht van vergiftiging,
gepleegd op zijne huisvrouw door middel van phos
phorus.
De vrouw schonk Zondag het leven aan een kind
dat kort na de geboorte overleed. De kraamvrouw,
wie tegengift werd toegediend, is tamelijk wel. De
verdachte heeft zijn misdrijf bekend, de drijfveer ertoe
was het in zijn bezit krijgen van de begrafenisgelden,
die na den dood van zijn vrouw door het begrafenis
fonds zouden werden uitbetaald. Da gehetle bijdrage
uit bet fonds zou ƒ50 bedragen, van welke som hij
een gedeelte zou hebben aangewend om eene schuld
aan een vakgenoot af te doen.
Vrijdagmiddag hebben op de Zuiderzee verschil
lende ongelukkon plaats gehad.
Van eene Urker schuit is een jongen overboord
geslagen en verdronkeneen Enkhuizer visschersvaar-
tuig is met verlies van alle zeilen binnengesleepten
een Andijker vlet is door een rukwind omgeslagen-,
de opvarenden zijn door een Wieringer visscber gered.
Een bloemenkalender. In het Valkenburg te
Breda prijkt een der hoogst gelegen perken met bet
stadswapen van bloemen en, eveneens van bloemeD,
is dag, maand en jaar er boven aangebracht. lederen
dag wordt de datum iedere maand de naam daarvan
veranderd, zoodat men gerust op dezen bloemenka
lender zal kunnen vertrouwen. Een ander perk wijst
de windstreken aan.
Vrijdagavond word door een werkman te Zwolle
een knaapje van zes jaar vermist. Bij de politie werd
aangifte gedaar, en deze stelde onmiddellijk alle po
gingen in het werk om het kind terug te vinden.
Men vermoedde dat het op de nachtboot aan den
Buitenkant had gespeeld en misschien zoo onopgemerkt
de reis naar Amsterdam of Zaandam had meegemaakt.
Doch uit inlichtingen por telegraaf op die plaatsen
ingewonnen, bleek dat dit vermoeden onjuist was.
Een vierjarig knaapje, waarmede het kind gespeeld
had, werd toen ondervraagd, en dit vertelde dat het
vermiste ventje bij de Nieuwe Havenbrug van den
groenen wal in het water was gevallen. «Ie mag wel 'n
langen stok nemen, dan küj't er weer uut kriegen,"
en de kleine snaak gaf hierbij eene duidelijke voorstel
ling er van «hoe" het kind er in was gevallen. De
politie dregde Zaterdag van 3 tot 5 uur in de na
bijheid van da brug, doch de juistheid dier verklaring
bleek gelukkig niet. Om half 6 kwam eindelijk de
tijding, dat het kind terecht was. Men had in een
hngschap, voor wie wij verplicht zijn het erfgoed onzer
voorvaderen te bzwaren en te ontwikkelen. Ik hoop
daarom dat mijne vrouw mijne belangstelling voor de
geschiedkundige feiten deelt en dit te meer, waar ze
in betrekking staan tot ons eigen geslacht. Ik ben
zeker" liet hij er op kalmer toon op volgeD, terwijl
hij de vorstin de hand drukte, dat zij dit ook doet
en het zou mij veel pleizier verschaffen als mijne goede
Sophie zich door u, mijn waarde markies, een weinig
op dit gebied wilde laten onderrichten."
Der vorstin voer weder eene lichte siddering door
de leden en zij wierp een schuwen blik op haren gast.
Deze hield de oogen nedergeslagen en sprak op be
leefden toon
«Het zal mij een genot zijn voor da vorstin die
gegevens te verzamelen, die meer in het bijzonder
betrekking hebben op het verband tusschen de geschie
denis en dit vorstenhuis. Ik denk reeds morgen zoo
vrij te kunnen zijn een en ander aan de vorstin te
zenden."
«Neen", riep de vorst, «niets zenden als het u be
lieft, mijn beste markies. Mijne bibliotheek en het
archief zijn te kostbare zaken om ze aan de gevaren
van keen- en wsd8rzenden bloot te stellen. De vorstin
zal wel naar de bibliotheek komen en zij zal u zeer
dankbaar zijn, wanneer u dan de goedheid wilt hebben
haar datgene voor te leggen en te vorklaren, wat u
in het bijzonder voor haar belangrijk acht."
«En ik ben overtuigd", zeide Salantieri, «dat de
vorstin verbaasd zal zijn over de verscheidenheid van
zaken, die uit de oude bestoven folianten en de geel-
geworden perkamenten kunnen worden opgediept. Naast
vele historische wetenswaardigheden, die over het lot
der volkeren handelen, vindt men er ook tal van zaken
behandeld, die betrekking hebben op het huiselijk leven
in vervlogen eeuwen, die voor dames zeer belangwek
kend zijn. Men vindt er in oude brieven veel over
kookkunst en toiletten, waaruit wij ons levendig kunnen
voorstellen, hoe men aan de hoven en in voorname
gezelschappen in oude tijden dacht, at, zieh kleedde
en tegenover de zwakheden zijner medemenschen gaarne
den pharizeeër speelde en in brieven ten opzichte van
zijne vrienden weinig rekening hield met het gebod
omtrent de liefde tot den naaste."
«Hoort ge wel", riep de vorst vroolijk, terwijl hij
zijne vrouw, die inderdaad met wat meer belangstelling
naar Salantieri luisterde, de hand kuste, «hoort ge
wel hoe de markies als een bij ook uit de stoffige
perkamentbladen honig weet te garen voor den geest I
Ik ben overtuigd, dat gij onder zijne leiding nog eene
ijverige navorschster zult worden in oude boeken eu
manuscripten." Wordt vervolgd