Door vreemden wil beheerscht. siuk de namen Stfnoudeskerke, Schotelingekerke, Mei lof sker ca (het tegenwoordige Meliskerkerke op Wal cheren). Ook wordt wel kaerke aangetroffen. Hieruit wordt duidelijk, dat bedoelde schrijvers onder het woord kerk geheel iets anders verstonden dan «gods huis", «tempel". Waarom zouden zij het anders ook niet door ecclesia hebben vertaald Een ander en zeker zeer groot bezwaar, om bij genoemde plaatsnamen aan een kerk te denken, schijnt mij de naam Boedekenskerke op te leveren. Reeds vroeger zeide ik, dat dit dorp eenmaal Oedens- of Oidiaskerke heette, en dat Oidin of Odin de naam was van den heidenschen oppergod, die eens ook hier werd aangebeden. Welnu, de dienst der heidensche goden geschiedde niet in kerkeD, maar onder den blooten hemel, in heilige bosschen, op gewijde heuvels. Hoe is het dan ter wereld mogelijk, dat men ooit heeft kunnen spreken van een kerk van Odin, een ding, dat nimmer kan hebben bestaan Het is bekend dat de meeste plaatsnamen, die op kerk eindigen, op Walcheren gevonden worden, en ik kom hierop dan ook onmiddellijk terug. Doch ook N.- en Z.-Beveland leveren en leverden voorbeelden te over. Op Noord-Ba veland: Wissekerke, Schotelinge- of Soele- kerke en het voormalige Nieuwerkerk bij Kats. Op Zuid-BevelandBoedekenskerke's-Heer Arendskerke, binoutskerke 's-Hecr AbtskerkeWissekerke bij '«-Heer Hendrikskinderen en het voormalige Nieuwer- kerk in het verdronken land, omstreeks twee uur ten oosten van Ierseke. Op het vroegere eiland Wolfersdijk Oostkerke en Westkerke, en op het vroegere eiland Borsele eveneens Oostkerke en West kerke. D® onde naam van Walcheren was Walacra of Wa- lacren. Het eerste lid van dit woord is naar allen schijn volmaakt hetzelfde als ons wal of dijk. Acra is de Latijnsche en acren de gewone meervoudsvorm van acre, d. i. akker. Walacren zou dus 2ijn de be- waldc of bedijkte akkers of landstreken, met uitslui ting der vele deelen, die nog open lagen, toen Wal cheren reeds droog en bewoond was. Voor iemand, die maar een weinigj® kennis bezit van de ge cbiedenis der talen, is het een bijna alle- daagsch verschijnsel, dat letters van een woord van plaats verwisselen. De h^erea kolvers der Prins van Oranje kennen zeer goed het woord kolvenier en zien zeker het verband tusschen dezen naam en het woord klovenier van latere dagen. Gort heeft het aanzijn geschonken aan grut, dertien is niets dan een omzet ting van tinetien. Zoo is uit het bovengenoemde acre ontstaan arce (spreek uit arke), later erke. Dat een c vóór i of oudtijds als k klonk, is ook zeker vrij wel bekend. Julius Caesar b. v. werd uitgesproken als Kaesar, Cicero als Kikero. Dit arke en erke staat in verband met aardeer de, oord en erve, waaruit al weer een grond temeer geput kan worden voor de juistheid der bewering, dat arke uit acre is voort gekomen. Zooals gezegd is, wordt acre aangetroffen in den naam van het oudste deel van Zeelandhet ligt dus voor d« hand, dat erke, de dochter van dit woord, ook het meest zal te vinden 2ijn terzelfder plaatse, waar de moeder eerst optrad. Al de bovengenoemde plaatsnamen, op kerk eindigende, zijn dus niets anders dan het woord erf of bezitting, waarvóór de naam van den eersten b#2itter is gevoegd, zoodat ze een erfgoed of het eigendom van een geslacht aanwijzen. Maar, zal men zeggen, dan moest toch bv. Hoede- kenskerke Hoedekenserke luidenvanwaar dan die letter k? En Odin is toch niet de eerste bezitter geweest van de gronden daar ter plaatse? Wat het laatste betreft, dit is zooin letterlijken zin kan een heidensche godheid geen grondeigenaar zijn. Maar de landerijen aldaar waren aan Odin toegewijd, evenals een gewijd bosch, dat er misschien ook wel gestaan heeftzoo opgevat, kon alleen de godheid aanspraken op dien grond doen gelden. Da inlassching der k is niet vroeger geschied dan na de invoering en het meer aigemeen belijden van het Christendom, toen werkelijk op zeer veel plaatsen kerken werden gesticht. De oude beteekenis van erke zal toen wel reeds verloren geweest zijn, zoodat het voor ijverige Christenen en Christenleeraars gemakkelijk moet gevallen zijö, er kerk voor in de plaats te stellen. Opmerking verdient ook, dat de uitgaDg eigenlijk luidt kerke en niet kerk, wat meer heenwijst naar erke. De op Walcheren zoo inheemsche uitgang woei naar Noord- en Zuid-Beveland over, toen Walchersche per sonen of lichamen daar bezittingen kregen. Zoo zijn gelijk ik vroeger zeide, Kampenkerka en Sotelenkerka bedijkingen der kerk van OostkapelleZinoudskerka een bedijking der kerk van Subburgh, Versvliet ('s-Heer- Abtskeika) van die van Westmonstre, een kerk, die eenmaal binnen Middelburg stond en dus onder onmid dellijk bestuur vau den Heer Abt der Middelburgsche abdij. Iq navolging van deze namen werden later andere gevormd als Wissekerke, 's-Heer Arendskerke, Nieuwer- keik, Oost- en Westkerke. BAVO. Gemengde Berichten. Hedenmorgen had 6. N werkzaam in de stoom- houtzaagiabriek van den heer V. d. P. alhier, de on voorzichtigheid met de hand te dicht bij een zaag te komen, waardoor een deel vau den duim werd afge sneden. De werkman 6telde zich onder behandeling van een geneesheer, die den duim heeft afgezet. Tot lid van het burgerlijk armbestuur te 's-Heer Hendrikskinderen is door den gemeenteraad van 's-Heer Arendskerke [herbenoemd de heer P. Weststrate. Onder Ovezand geraakte Maandag een paard op bol, dat gespannen was voor een kar, waarop vier personen waren gezeten. De meesten konden zich in tijds door afspringen uit het gevaar redden doch de geleider kreeg het voertuig over een zijner beenen, waardoor dit lichaamsdeel belangrijk werd gewond. Heinkenszand. Jl. Maandag werd door een ingezetene dezer gemeente aangifte gedaaö, dat door inklimm'mg uit zijne woning waren ontvreemd eenige snoeperijen en een stuk kaas en dat op zijn erf waren dood ge maakt vier kuikens. Bij onderzoek door de rijkspolitie is gebleken dat drie knaapjes, 8 en 9 jaren oud, zich daaraan schuldig hebben gemaakt. Zij wisten met behu'p van een fliok mes het raam op te schuiven Er is proces-verbaal opgemaakt. Eruiningen. Door de handboogschutter^ «De drie Korenbloemkens" zal, ter gelegenheid van haar veertig- jjrig bpstaan op Woensdag 25 Juni, een concours op de doelen gegeven worden. Driewegen. Maandag had de feestelijke herdenking plaats der dertigjarige dienstvervulling van Elisabeth Paauwe, als huishoudster en dienstmaagd van den heer L. C. P. Boogaert. Algemeen w*s de instemming met dezen feestdag van »'t Oude Brtje", gelijk zoovele uitgestoken vlaggen mochten getuigen. Niet alleen werden de armen en behoeftige oudjes door onzen dokter bedacht, maar ook de schoolkindren op chocolade en koekjes g»»trac- teerd, een beschikking, die den kleinen hoogst 11) (Vervolg.) Weder zat de vorstin bij het 1 cht der dalende zon onder den lindeboom, evenals op den avond dat de vreemdeling was aangekomen, die reeds zooveel ver andering had teweeggebracht in het huiselijk leven op het kasteelweder speelde de kleine Kurt in zijn stoeltje met een soldaatje, welks uniform hij in de grootste wanorde trachtte te brengen. Het was bijna dezelfde groep als op dien anderen avond en toch was er e®ne moeielijk te omschrijven, maar gemakkelijk waar te nemen verandering op te merken. De vorstin rustte met ernstig, bijna somber gelaat in haar stoel en als zij het handwerkje, waaraan zij arbeidde, een oogenblik in den schoot liet rusten, keek zij niet met •en gelukkig lachje vol moedertrots en moedervreugde naar het knaapje, maar zij scheen Veelmeer in sombere gedachten verdiept, onder welks invloed zich diepe rimpels op haar voorhoofd vormden. Batty stond naast het stoeltje van den kleine, maar ook zij juichte niet met het kind mede, dat zich ver lustigde in zijn vernielingswerk. Eindelijk naderde het meisje den stoel der vorstin en terwijl zij zich scheen te vermannen, sprak zij «Ik kan het niet langer verzwijgen, doorluchtigheid, ik moet het u zeggen, want het ligt mij als een steen op het hart, niettegenstaande u mij vroeger dwaas noemde en mij verbood erover te spreken." «Wat is er, Betty T' vroeg de vorstin als uit een droom ontwakende. «Die vreemdeling, doorluchtigheid", riep Betty, «die markies m*t zijn vreemden naam, dien een fatsoenlijk Christen niet onthouden kan, o, ik weet zeker, dat er iets akeligs in hem is en dat hij onheil brengen zal over dit huis, er woont een booze geest iD hem, als hij niet zelf een helsche geest der duisternis is, 2oo»Is ik geloof." De wenkbrauwen der vorstin fronsten zich nog meer. Met een flauw lachje zeide zij «Gij zijt dwaas, Betty, met uwe kinderachtige denk beelden. Hoe kunt ge zoo iets zeggen van den vreemde, die zoo stil en rustig leeft en zich alleen met de boeken uit de oud® bibliotheek bezighoudt «Er zijn misschien wel oude tooverboeken onder", riep Betty. «Daarginds ia het oude slot is het toch giet recht pluis en bat zal zijn reden wel hebben, dat hij daar altijd vertoeft. Galoof mij, doorluchtig heid, als deze Italiaan niet de duivel in eigen persoon is, dau behoort bij tot zijne trawanten. U moest niet rusten voor hij weer weg is." «Hoe komt ge op zulke dwaze gedachten?' zeide de vorstin met iets weifeleuds ia hare stem. «De vreemde heer legt niemand iets in den weg en ook mijnheer de pastoor heeft veel met bem op." «O," riep Betty, «de vermomming is de voornaamste kunst der booze geesten en er zijn zelfs hooge kerk vorsten door helsche kunsten misleid geworden. O, ik bezweer u, geloof mij ter wille van den kleinen graaf. Hebt u niet gezien hoe het kind bang wordt en bescherming zoekt, als de markies hem nadert De vorstin sidderde en liet het hoofd op de borst zinken. «Galoof mij, doorluchtigheid" smeekte Betty steeds dringender, «wij eenvoudige menschen zien dikwijls meer dan onze meesters, die aan zooveel anders te denken hebben. lederen keer als ik den vreemdeling ontmoet, gaat het mij door merg en beenAls zijn blik maar largs mij glijdt, gevoel ik mij als verlamd en als ik den kleine wegdraag om te makeD, dat zijn tooverij geen macht over hem zal verkrijgen, heb ik een gewaarwording alsof ik een ketting aan mijne voeten heb waaraan ik word teruggetrokkenalleen een aandachtig gebed hergeeft mij de kracht om mij vrij te bewegen." De vorstin liet het hoofd nog dieper zinken zij herinnerde zich da vreemde gewaarwording, die zij den eersten avond had ondervonden toen de blik van Salantieri op haar rustte en af en toe had zich dit herhaald als zijn blik langs haar gleed, ofschoon hij steeds vermeden had haar langer dan een oogenblik aan te zien. «En ook Vincentins, de lijfjager van den vorst" vervolgde Betty, is van dezelfde meening. «U weet, dat ik Vincentius bot jawoord gegeven heb en dat hij zijn meester even trouw is als ik u. Maar ook hij vindt den vreemdeling schrikwekkend en ook hij gelooft, dat hij ODheil zal brengen over de vorstelijke familie. Hij heeft gezien, dat er nog Iaat licht brandt in de biblio theek daarginds, waar het toch altijd vreemd toe moet gaan, zooals da menschen zeggen, O, ik bezweer u om uwentwil en terwiJIe van den kleinen Kurt, ver zuim toch niet den vorst te verzoeken den vreemdeling weg te zenden". «Welk een® gedachte" zeide de vorstin, altijd met het hoofd op de borst, «een ga3t uit ons huis weg zenden 1" «Ach, lieve God", riep het meisje met tranen in de oogen «ga u dan weg met den kleinen Kurt. Mijnheer welkom was, gelijk een negentigtal vroolijke gezichtjes liet kijken. In genoeglijk samenzijn, waarvan de oude dienst bode, met haar schat van zichtbare gelukwenschen, het middelpunt uitmaakte, werd verder in huis de feestviering besloten. Is het aan de eeno zijde aangenaam menschen to ontmoeten, die zich een reeks van jaren, met ijver en trouw, aan de belangen van hun dienst, welken ook, hebben toegewijd, aan den anderen kant is het verblijdend te zien dat over hen gestelde machten in zulke dienaien iets meer dan betaalde werkkrachten meenen te moeten aanschouwen en van hunne waav- deering en erkentelijkheid door woord en daad op het duidelijkst doen blijken. Beide voorbeelden verdienen navolging. Kolijnsplaat. Al gaat het den eigenaren van mee- stoven tegenwoordig niet naar den vleesche, de heer A. v. d. Berg, droger in de meestoot «De Eendracht" albier, morht Maandag 11. echter ondervinden, dat zijne trouw en plichtsbetrachting door de eigeuaren op prijs gesteld worden. Toen toch werd hein, die 25 jaren in hun dienst geweest was, als bewijs hunner tevreden heid 'eene fraaie zilveren brilledoos vereerd. Te Vhssingen werden Zondag de baden geopend. Er werd echter nog weinig gebruik van gemaakt. Bij de politie is aangifte gedaan door eene vrouw, die zeker nimmer een courant leest, dat 11. Zaterdag avond te Rotterdam uit den zak van hare japon is gerold eene portemonnaie, o. a. inhoudende twee bankbiljetten, ieder van 200, en eenige Italiaansche lires (geldstukken). Zaterdagochtend heeft te Leiden eene dame, elders woonachtig en ih een rijtuig, met twee paarden bespannen, gezeten, aan een looper een pakje ter be zorging gegeven aan de woniDg van een te Leiden alleen wonend heer. Het pakje bevatte een zeer jong kind, dat de ongehuwde moeder blijkbaar niet wilde behouden, meenende dat het meer bijzonder bij be doelden heer thuis behoorde. De heer was het met haar Diet eens, en gaf daarvan kennis aan de politie, die het wicht in voorloopig arrest bracht. Tegen het hoofd van eene der fabrieken te Utrecht is door den adj.-hoofdinspecteur van politie, den heer Wesselink, eene vervolging ingesteld, omdat door hem niet binnen tweemaal 24 uren aan den burgemeester schriftelijk kennis was gegeven van een aan een zijner werklieden, ter zake van den in die fabriek verrichten arbeid, overkomen ongeluk, zooals bij de arbeidswet is voorgeschreven. U.D.) Door de politie te Groningen is een lCjarige jongen aangehouden, die ten nadeele van zijne moeder een bankbiljet van 100 bad ontvreemd. Toen de knaap eenige uren na het plegen van het misdrijf werd gearresteerd, had hij reeds ongeveer 30 ver- trerd. Hij is, als moetende nog eene maand gevange nisstraf voor een dergelijk feit ondergaan, ter beschik king van de justitie gesteld. De min, in wiens woning aan den Fijenoordschen dijk da vorige week brand uitbrak, waardoor 12 huizen vernield werden, is naar de cellulaire gevangenis o «er- gebracht. In da omstreken van Eindhoven komen weder veel gevallen van influenza voor. Aan het hbl. wordt door een zijner lezers het volgende geschreven «De beschuldigingen, die telkens opdmken tegen de uw vader, de graaf von Kronstein, heeft u toch al zjo dikwijls peviaagd eens bij hem te kom nde vorst zal het zeker toestaan, ga heen, ga heen, doorluchtig heid en blijf zoo lang bij uwen vader tot deze af schuwelijke Italiaan het kasteel verlaten hoeft!" De vorstin hief het hoofd op. «Inderdaad", zeide zij, terwijl haar blik zich verhelderde, «mijn vader zou veel schik in den kleine hebben en hij heeft toch ook wel een weinig recht op zijn kleinzoon. De vorst zal het wel toestaan hij heeft tegenwoordig toch zooveel afl 'idiDg door de gesprekken met den markies" liet zij er met een zweem van bitterheid op volgen. «Ik vraag uwe doorluchtigheid verschooning, dat ik baar stoor" klonk eensklaps de stem van Salantieri vlak achter de vorstin. «Ik zag den vorst van uit mijn raam terugkeeren en ik dacht hem hier te vindeo. Ik wilde hem eene mededeeling doen omtrent eene hoogst belangrijke briefwisseling tusschen een zijner voorvaderen en den hertog van Friedland, waardoor op vele punten van den der tig jarigen oorlog een nieuw licht wordt geworpen". De markies was de vorstin dicht genaderd, zonder dat zijne schreden op het kiezelzand gehoord waren. Hij moest uit het park door de boschjes gekomen zijn en het kon licht wezen dat hij een deel van het ge sprek, dat over hem geloopen had, gehoord had. De vorstin was hevig ontsteld, Betty stond bevend en doodsbleek naast haar. Terwijl de vorstin nog naar een passend antwoord zocht, kwam de vorst op de veranda. Salantieri ging hem tegemoet en beidon ver diepten zich dadelijk in een ijverig gesprek over de ontdekking, die de markies in de bibliotheek gedaan had. Zoodra de markies zich had omgewend nam Batty den kleinen Kurt in hare armen en snelle mot het kind het huis binnen. Da vorstin zat in diep nadenken verzonken in haar stoel en ook later, toen de heeren hij haar kwamen zitten, luisterde zij slechts verstrooid naar de mededeelingen, die de vorst haar gaf omtrent de geschiedkundige ontdekking, die de markies had gedaan en die hem veel belang inboezemde. De dag verliep als gewoonlijk. Da pastoor kwam en de hoeren spraken veel over de studiën van den markies. «De vorstin schijnt niet veel belang in ons gesprek te stellen" zeide Salantieri, van terzijde zijne gastvrouw aanziende, die nog steeds peinzend nederzat en inder daad weinig belanstelling toonde. «Dat zou onbillijk zijn I" riep de vorst op verwij tenden toon. De geschiedenis is juist het wetenschap pelijk gebied, waarop menschen van onzen stand zich moeten bewegenwij zijn uit haar voortgesproten en wij moeten haar in eere houden voor onze nakome- Israëlieten, als zouden zij voor godsdienstige doeh inden bloed van Christenkinderen gebruiken, vind n een zeer merkwaardige toelichting in een voorval, dat onlangs te Haaksbergen is gebeurd. Daar is op den eersten Isr. Paaschdag van dit jaar, 5 April jl., in den waterput achter de woning van den heer J. H. F., een Israëliet, het lijkje gevonden van een pasgeboren kind. Het onder zoek heeft aan het licht gebracht, dat een ongehuwde Katholieke vrouw, de moeder, het lijk in den put had geworpen. Zij heeft deswege voor de rechtbank te Almelo terechtgestaan en is, daar kindermoord niet was bewezen, wegens hare nalatigheid om tijdige voorzorgen te nemen, tot 2 maanden gevangenisstraf veroordeeld. «Ware het lijkje in een groote stad met Katholieke bevolking aldus gevonden, waar de opsporing der werkelijke toedracht minder gemakkelijk is, wie weet welke bloedbeschuldigiog weder tegen de Joden te berde ware gebracht 1 Het is van belang, dat goed geconstateerde feit niet te vergeten." Da Haagsche politie heeft in arrest genomen een melk vei kooper G. A,, 29 jaar oud, in de Falck- straat te 's Gravenhage, verdacht van vergiftiging, gepleegd op zijne huisvrouw door middel van phos phorus. De vrouw schonk Zondag het leven aan een kind dat kort na de geboorte overleed. De kraamvrouw, wie tegengift werd toegediend, is tamelijk wel. De verdachte heeft zijn misdrijf bekend, de drijfveer ertoe was het in zijn bezit krijgen van de begrafenisgelden, die na den dood van zijn vrouw door het begrafenis fonds zouden werden uitbetaald. Da gehetle bijdrage uit bet fonds zou ƒ50 bedragen, van welke som hij een gedeelte zou hebben aangewend om eene schuld aan een vakgenoot af te doen. Vrijdagmiddag hebben op de Zuiderzee verschil lende ongelukkon plaats gehad. Van eene Urker schuit is een jongen overboord geslagen en verdronkeneen Enkhuizer visschersvaar- tuig is met verlies van alle zeilen binnengesleepten een Andijker vlet is door een rukwind omgeslagen-, de opvarenden zijn door een Wieringer visscber gered. Een bloemenkalender. In het Valkenburg te Breda prijkt een der hoogst gelegen perken met bet stadswapen van bloemen en, eveneens van bloemeD, is dag, maand en jaar er boven aangebracht. lederen dag wordt de datum iedere maand de naam daarvan veranderd, zoodat men gerust op dezen bloemenka lender zal kunnen vertrouwen. Een ander perk wijst de windstreken aan. Vrijdagavond word door een werkman te Zwolle een knaapje van zes jaar vermist. Bij de politie werd aangifte gedaar, en deze stelde onmiddellijk alle po gingen in het werk om het kind terug te vinden. Men vermoedde dat het op de nachtboot aan den Buitenkant had gespeeld en misschien zoo onopgemerkt de reis naar Amsterdam of Zaandam had meegemaakt. Doch uit inlichtingen por telegraaf op die plaatsen ingewonnen, bleek dat dit vermoeden onjuist was. Een vierjarig knaapje, waarmede het kind gespeeld had, werd toen ondervraagd, en dit vertelde dat het vermiste ventje bij de Nieuwe Havenbrug van den groenen wal in het water was gevallen. «Ie mag wel 'n langen stok nemen, dan küj't er weer uut kriegen," en de kleine snaak gaf hierbij eene duidelijke voorstel ling er van «hoe" het kind er in was gevallen. De politie dregde Zaterdag van 3 tot 5 uur in de na bijheid van da brug, doch de juistheid dier verklaring bleek gelukkig niet. Om half 6 kwam eindelijk de tijding, dat het kind terecht was. Men had in een hngschap, voor wie wij verplicht zijn het erfgoed onzer voorvaderen te bzwaren en te ontwikkelen. Ik hoop daarom dat mijne vrouw mijne belangstelling voor de geschiedkundige feiten deelt en dit te meer, waar ze in betrekking staan tot ons eigen geslacht. Ik ben zeker" liet hij er op kalmer toon op volgeD, terwijl hij de vorstin de hand drukte, dat zij dit ook doet en het zou mij veel pleizier verschaffen als mijne goede Sophie zich door u, mijn waarde markies, een weinig op dit gebied wilde laten onderrichten." Der vorstin voer weder eene lichte siddering door de leden en zij wierp een schuwen blik op haren gast. Deze hield de oogen nedergeslagen en sprak op be leefden toon «Het zal mij een genot zijn voor da vorstin die gegevens te verzamelen, die meer in het bijzonder betrekking hebben op het verband tusschen de geschie denis en dit vorstenhuis. Ik denk reeds morgen zoo vrij te kunnen zijn een en ander aan de vorstin te zenden." «Neen", riep de vorst, «niets zenden als het u be lieft, mijn beste markies. Mijne bibliotheek en het archief zijn te kostbare zaken om ze aan de gevaren van keen- en wsd8rzenden bloot te stellen. De vorstin zal wel naar de bibliotheek komen en zij zal u zeer dankbaar zijn, wanneer u dan de goedheid wilt hebben haar datgene voor te leggen en te vorklaren, wat u in het bijzonder voor haar belangrijk acht." «En ik ben overtuigd", zeide Salantieri, «dat de vorstin verbaasd zal zijn over de verscheidenheid van zaken, die uit de oude bestoven folianten en de geel- geworden perkamenten kunnen worden opgediept. Naast vele historische wetenswaardigheden, die over het lot der volkeren handelen, vindt men er ook tal van zaken behandeld, die betrekking hebben op het huiselijk leven in vervlogen eeuwen, die voor dames zeer belangwek kend zijn. Men vindt er in oude brieven veel over kookkunst en toiletten, waaruit wij ons levendig kunnen voorstellen, hoe men aan de hoven en in voorname gezelschappen in oude tijden dacht, at, zieh kleedde en tegenover de zwakheden zijner medemenschen gaarne den pharizeeër speelde en in brieven ten opzichte van zijne vrienden weinig rekening hield met het gebod omtrent de liefde tot den naaste." «Hoort ge wel", riep de vorst vroolijk, terwijl hij zijne vrouw, die inderdaad met wat meer belangstelling naar Salantieri luisterde, de hand kuste, «hoort ge wel hoe de markies als een bij ook uit de stoffige perkamentbladen honig weet te garen voor den geest I Ik ben overtuigd, dat gij onder zijne leiding nog eene ijverige navorschster zult worden in oude boeken eu manuscripten." Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 2