BIJVOEGSEL GOESCHE COURANT. ZATERDAG 24 MEI 1890. No. 61. FEUILLETON. Door vreemden wil beheerscht. GOES, 24 Mei 1890. Wij ontvingen, kort na het verschijnen van ons hoofdblad, gisteravond een bezoek van den uitgever van De Zeeuw, die ons kwam vragen of het corresponden tie-bericht, in dat blad voorkomende, op hem betrekking had. Op ons bevestigend antwoord verklaarde hij ons, dat hij het programma van het landhuishoudkundig congres niet aan de redactie van genoemd blad had overhandigd om het daarin op te nemen. Wel had hij wat Woensdagavond omtrent dat congres in De Zeeuw gestaan had van iemand anders ontvangen met ver gunning het in dat blad te doen plaatsen Hieruit volgt dus, dat de bedoelde uitgever zich niet aan onbescheidenheid heeft schuldig gemaakt en voor de courant, die hij uitgeeft, geen misbruik heeft gemaakt van den inhoud van een stuk, dat op zijne drukkerij werd gedrukt. Wij stellen er echter prijs op te verklaren, dat wij de verzekering als kon hier alleen gedacht worden aan eene onbescheidenheid van den uitgever van de Zeeuw, ontvingen van iemand, dien wij meenden, dat volkomen op de hoogte moest zijn. Maar dan blijkt uit de verklaring van dhr. Klem- kerk tevens, dat iemand, die gerechtigd was te be slissen of het programma in de couranten kon worden opgenomen, m. a. w. een lid van het coogresbestuur, hem dit ter plaatsing in zijn blad heeft overhandigd, vóór alle andere bladen. Immers, wanneer men in aanmerking neemt, dat wij, en blijkbaar ook de andere bladen, eerst Donderdag in den laten namiddag een exemplaar van het programma ontvingen met verzoek daaruit een en ander in onze kolommen overtenemeo, dan is geene andere conclusie mogelijk, dan dat iemand in het congresbestnur zitting heeft, die er prijs opstelt, dat éen courant de mededeelingen om trent het congres eerder heeft dan da overige bladen in onze provincie. Dit spijt ons, eenerzijds omdat we meenden totnogtoe aan alle leden van dat bestuur, ook in andere betrekkingen, steeds zooveel mogelijk de behulpzame hand te hebben geboden, wanneer onze hulp gevraagd werd. Anderzijds omdat het in strijd is met de volkomen billijke usance, dat in der gelijke gevallen de bladen gelijktijdig tot het doen van mededeelingen in staat worden gesteld. De telegrafist 2e kl. M. D o 1 h a i n is tijdelijk verplaatst van Amsterdam uaar Goes. Driewegen. Da uitslag der verkiezing voor een lid van deu G-meenteraad Don lerdag gehouden, is, dat er eene herstemming moet plaats hebben tuschen de heerea Willem Van Loo en Jacob Steketee, die beiden 21 stemmen bekwamen. Het aantal kiezers bedraagt 68. 7) {Vervolg.) Een lichte boefslag deed zich hooren en op het kiezelpad, dat uit het Eogelsche park naar den tuin voerde, kwam, door een rijknecht gevolgd, de vorst aangereden, die dikwijls langs dezen weg, die anders door niemand gebruikt mocht worden, naar huis reed. Hij bracht zijn volbloed Engelsch paard door een forscben ruk juist vóór de vorstin tot staan en keek op da lieve groep neder, die zijn gansche geluk vormde. Da vorst was een lange man, krachtig en zwaar gebouwd en met een voorname, aristocratische houding. Op zijn paard gezeten deed hij denken aan een ridder uit de middeleeuwen. Hij droeg een eenvoudig grijs pak en rijlaarzen een hoed, waaronder zijn kort, licht blond haar even te voorschijn kwam, dekte zijn hoofd; zijn gelaat met den vollen blonden baard droeg edele opane trekkenzijne groote, blauwe oogen keken vrij en goedig, maar toch helder en scherp rond men zag het hem aan, dat hij gewoon was de werkelijkheid krachtig en moedig onder de oogen te zienzijne oogeD, die thans van liefde stralend op vrouw en kind rustten, konden getuigen van eene sterke wilskracht, die zelfs tot toorn kon overslaan. De vorstin keerde den kleinen Kurt met het gezicht naar zijn vader toe, terwijl zij diens groet met een hoofdknikje beantwoordde. Het kind juichte en strekte de handjes naar zijn vader uit. »Zet hem op het paard, Betty" zeide de vorst, >hij zal een goed ruiter worden, want hij is niet bang voor paarden.'' Betty reikte, voorzichtig naderend, het kind aan den vorst over, die het, mat den arm om hem heen, voor zich in den zadel zette en in een korten galop om het groepje lindeboomen heen reed. Het kind had dolle pret, terwijl de vorstin, die uit haar stoel was opgestaan, half trotsch, half angstig de eerste rijles van haar zoon aanschouwde. De vorst steeg af, gaf de teugels van zijn paard aan den rij knecht en ging met het kind op den arm naar zijne vrouw, die hij met den anderen arm naar zich toe trok en hartelijk zoende, terwijl de koaap zijn vader den hoed van het hoofd had getrokken en dien weg geworpen had. vWat ontbreekt er nu nog aan ons geluk, Sophie" zeide de vorst, zooals wij hier te zamen zijn met een wereld rondom ons, waarin het heden en de toekomst liefelijk en hoopvol samenvloeien? Het verheugt mij Heinkenszaud. Den 11 Juni a. f. wordt de Btachop van Haarlem te 's-Heerenhoek verwacht om brhilvi daar ook voor Heinkenszand en Ovezan 1 h.t H. vjrmscl t09 te dienen. Door Ingelanden van den Westkraüertpolder is tot gezworene benoemd de heev B. A. R o m ij n in de plaats van den beer J. F. Buijse. Naar de Z. IVb. verneemt is de leening ad 100.000, uitgeschreven door do Zi jrikzeescbe Stoom boot-Maatschappij, volteekend. Naar da Tijd verneemt, is het rapport van den Raad van State over de militiewet thans defini tief vastgesteld, zoodat de indiening van dit wetsont werp bij de Tweede Kamer binnen zeer korten tijd te verwachten is. Mr. Van Houten heeft te Slochteren een poli tieke rede gehouden, waarin hij heeft meegedeeld, dat hij weldra een wetsontwerp zal indienen, waarvan de strekking zal zijn om aan gemeentebesturen gemakke lijk te maken de onteigening van gronden, benoodigd voor uitbreiding van steden enz. Een gisteren bij het Departement van Koloniën ontvangen telegram van deu Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Iodië meldt, ter aanvulling van het be richt van Woensdag, dat de drie gesneuvelde fuseliers inlanders waren, en dat de gewonde officieren slechts licht gekwetst zijn. Den 18n dezer is andermaal troepen versterking uit Kota-Radja gezonden. Gedurende het afgeloopen boekjaar is de wees inrichting te Neerbosch opnieuw belangrijk uit gebreid. De financiëale toestand bleef dezelfde; kapitaal en vaste inkomsten bezit de inrichting niet. Wat als vaste bijdragen voor de verpleging van kinderen wordt gegeven, bedraagt geen 20 pet. van hetgeen voor onderhoud noodig is; al het overige werd aan giften ontvangen. Ook het getal weezeD, die dat jaar zijn opgenomen, was veel grooter dan eenig jaar te voren. Het bedraagt bijna 200, zoodat nu reeds, met inbegrip van het helpend personeel, meer dan 1000 personen in de in richting aanwezig zijn. De gezondheidstoestand was zeer gunstig. Van drie vierden van de kinderen zijn de ouders aan de tering overleden. Toch bedragen de sterfgevallen dit afge loopen jaar maar 1 pet. Op de werkplaatsen is door toeneming van het getal weezen het aantal leerlingen, die eeu handwerk leeren, belangrijk vermeerderd. Dit bedraagt nu ruim 200 jongens. De meubelmakerij is aanzienlijk verbeterd, zoodat drie groote ameublementen zijn vervaardigd en afgeleverd. Op de drukkerij en binderij is zeer veel afgewerkt. De Vriend des Huizes telt meer dan 6000 aboncés, het Oosten 4000. Vele boeken zijn gedrukt voor Zuid- Afrika, Ned. Oost-Indië en Amerika. Meer dan 20,000 exemplaren zijn naar die verschillende landen gezonden. zoo, dat gij zoo geheel mijn smaak deelt en u in deze landelijke eenzaamheid tevreden gevoelt. Ik adem altijd vrijer, wanneer wij na ons verplicht bezoek ten hove weder hier zijn teruggekeerd. Wat zouden wij in die groote wereld anders vinden dan gedwongen heid en afhankelijkheid van vreemde, ons onverschil lige menschen 1 Daar zouden wij dienaren zijn en vijanden aantreffen, hier zijn wij meester en hebben wij, Goddank, niets dan vrienden I" x>Noemt gij dit landelijke eenzaamheid, Leo", ant woordde de vorstin, zich zacht tegen de hooge ge stalte van haren gemaal vleiende, nbebben we hier dan niet een kring, welke dien uit de residentie iu verstand zeker evenaart en hem aan hartelijkheid en vriendschap zeer zeker overtreft? Onze vrienden uit Steinau brengen hier waarlijk leven en opgewektheid genoeg; en wat zouden wij meer kunnen verlangen. Mij dunkt, dat er van landelijke eenzaamheid aller minst sprake kan zijn". »Ik mag hen allen gaarne", zeide de vorst, »het zijn beste menschen en ik praat graag met hen. Maar toch", riep hij, den knaap omhoog heffende, »toch zou ik ook hen kunnen ontberen. Dit is ons beste ge zelschap. Ik vind het het hoogste en heerlijkste zulk een klein menschenkiod te verzorgen en op te kwee ken tot een krachtigen boom, die vast in het leven geworteld is." »Ja," zeide de vorstin met een blik vol vreugde naar het kind ziende, dat de vorst hoog boven zijn hoofd hield; zmaar het zal" voegde zij er schertsend bij, »nog eon harden strijd geven om dit kleine men- schenkind uit zijn tegenwoordig broeikastje op den kouden groüd over le planten. Betty meent ten minste, dat het niet gaao zal om den ouden Reinhold over een jaar reeds met de zorg erover te belasten." pHet zal wel gaan", zeide de vorst met vriende lijken ernst. »Wie een man wil worden moet niet te lang onder de leiding van vrouwen blij /en; als later zijne opvoeding voltooid is", liet hij er lachend op volgen, dkeert hij toch weder onder het juk der vrouw terug, niet waar, Sophie?" De vorstin schudde evao ongeloovig het hoofd toen zeide zij: »De zon daalt snel. Betty, breng den kleine binnen de avondlucht mocht eens te koel voor hem zijn". De vorst kuste het kind, legde het even in de armen der moeder en gaf het daarna aan Betty over. De knaap zette een pruilend lipje, maar het meisje wist handig zijne opmerk/aamheid aftelriden en hem, zonder dat hij een onvriendelijk geluid had doen hooren, in huis te brengen. Da vorst geleidde zijne vrouw naar haren stoel terug, trok voor zichzrif een schommelstoel daarnaast en stak, terwijl hij zich bahagehjk uitstrekte, eene sigaar aan, CV den timmerwiokel, de smederij enz. was veel werk voor het bouwen van nieuwe huizen. Behalve een woonhuis zijn bergplaatsen, magazijnen enz. aange bouwd, tot berging van hetgeen op de drukkerij en aan de inrichting noodig is, terwijl nog bovendien eene bergplaats met drie verschillende localiteiten is aangebouwd. Het nieuwe weeshuis wordt snel opge bouwd, waai in eerlang weder een aantal ouderlooze kinderen plaatsing kunnen vinden. Een tuin is aangelegdeen 200tal boomen zijn geplant. Een belangrijk werk is geschied in ophoo ging en gedeeltelijke bestrating van de speelplaats tusschen da nieuwe weeshuizen. Aan de landen, die door aankoop tot de inrichting behooren, zijn ook vele verbeteringen aangebracht. Voor de wasscherij heeft men eene nieuwe stoom machine van 9 paardenkracht en een nieuwen cylinder mot toebflhooren ten geschenke ontvangen. De veestapel is gezondde opbrengst der landerijen liet weinig te wenschon over; alleen de aardappelenoogst was veel minder dan in vorige jaren. Het getal leerlingen op de scholen bedraagt bijna 500. Het onderwijs wordt geregeld voortgezet. Van de weezen, die de inrichting verlaten hebben, ontvangt men steeds goede berichten, ook van hpn, die naar Amerika en Zuid-Afrika zijn vertrokken. In Zuid-Afrika zoekt men nu gelegenheid om zes weesjongens daarheen te zendenzij zouden reeds vertrokken zijn, indien da reiskosten niet zoo hoog waren. (IV. R. Ct.) Naar aanleiding van het bericht iu de School wereld, dat alle R.-K. pastoors van hunne bisschoppen een omzendbrief ontvangen hebben, waarin aan alle pastoors, rectors en kapelaans gelast wordt van hunnen invloed op het volk gebruik te maken, om naast de open bare school eene bijzondere te erlangen, schrijft de heer Bottemanne, bisschop te Haarlem, aan de Haarl. Ct. nlndien allo R-K. pastoors van hunne bisschoppen dien ^omzendbrief' ontvangen hebben, dan moet een dergelijk schrijven ook van mij zijn uitgegaan. Intusscben is mij daarvan volstrekt niets bekend. Zrlfs zou ik de poging ongeoorloofd noemen om boeken gebruikt in de opeubare school waar dei halve niet-katholieke zoowel als katholieke kinderen onder wezen worden te doen vervangen door R.-K. werkjes. In het Volksblad wordt er op gewezen, dat tot dusver op alle adressen van gemeentebesturen, om vrijgesteld te worden van de verplichting tot het heffen van schoolgeld, naar éen schema schijnt te worden geantwoord. De machtiging des Konings wordt blijkbaar slechts voor den vorm ver meld, terwijl het vragen om advies aan Ged. Staten ook veel heeft van een wassen neus als de vorm van bet antwoord steeds dezelfde blijft. Intusschen is er kans, dat de minister na toch van dezen stereotiepen weg zal moeten afwijken de ge meenteraad van Zijpa in Noordholland heeft, in zijn zitting van 6 dezer, na de voorlezing der afwijzende beschikking des ministers op zijn adres, onmiddellijk zoodat de fijne blauwe rookwolkjes de avo'ndlucht met hare aromatische geuren vervulde. »Welk een aardig handwerkje 1" zeide de vorst met een blik op den arbeid, dien zijne vrouw weder ter hand genomen had. De vorstin rolde het, zacht blozend, weder op en zeidax>Daar moogt ge niet naar kijken 't is eene verrassing voor wien, dat zeg ik niet. Ik zou er hier in hit geheel niet aan gewerkt hebben, als ik niet gewoon was, dat ge er nooit eenige aandacht aan wijddet. Voor de heeren der schepping zijn zulke dingen veel te gering." »Te hoog, lievelirg, te hoogriep de vorst lachend. »Over zulke kunstproducten matigt de man zich geen oordeel aan. Apropos", vervolgde hij, «juist toen ik uitreed, ontving ik bericht, dat die Italiaansche mar kies Salantieri, over wien ik u gesproken heb, nog hedenavond hier zal aankomen." »Dat is immers die geleerde", vroeg de vorstin, die in onse bibliotheek nasporingen wil doen »JucSt", hernam de vorst. »hij wil studiën maken vcor een werk over den dert'gjarigen oorlog en den Westfaalschon vrede, waarvoor hij meent, dat onze bibliotheek belangrijke bronnen moet bevatten, wat best het geval kan zijn. Ik heb nog geen tijd gehad om in dien geest eenig onderzoek intestellen, maar de catalogus, die trouwens niet eens volledig is, bevat vele boeken en handschriften, welke op dien tijd be trekking hebben. Het zou mij veel genoegen doen, indien de markies, die mij aanbevolen is door een vrienluit Berlijn, die op zijn beurt weder recommandatie-brieven over hem ontving van een professor uit Parijs, hier vond, wat hij zoekt en daardoor aan de historische wetenschap een dienst kon bewijzen. Hij moet een beminnelijk, veelzijdig ontwikkeld man zijn, wereld ing en geleerde tevens, en hij zal hier wel geruimen tijd blijven, daar het waarschijnlijk wel de moeite loonen zal om in de bibliotheek te snuffelen. »Ik verheug mij voor u op dit bezoek", zeide de vorstin, tb Het zal u gewenschte afleiding brengen, want hoe prettig onze stille levenswijze ook zijn moge en hoe ongaarne ik haar ook voor eene andere zou willen ruilen, zoo moet toch eene afleiding, door een uitstapje op wetenschappelijk gebied, u aangenaam zijn." »Ook ik verheug mij bij voorbaat in het vooruit zicht op onderhoudende gesprekken, die ons iets bren gen en omgekeerd ons noodzaken zelf ook iets meer voort te brengen dan wat in onzen dagelijkschen ge- dachtangang past. Dat is het wat ons het leven wer kelijk veraangenaamt en het heeft duizendmaal meer waarde dan al dat laffe gebeuzel, waarmede de groote wereld het zich druk maakt. Ik heb voor den markies in het oude slot eenige kamers laten in gereedheid brengen, opdat hij rustig en ongestoord zijne naspo- besloten nogmaals een adres aan Z. M. te richten, met de mededeeling, dat er bij de in het vorig adres gemelde bezwaren nog een is, nl. op de roomsche bijzondere school te Zijpe wordt ook geen schoolgeld geheven, zoodat de openbare lagere bij verplichte hef fing in zeer ongunstige conditie zou komen met be trekking tot de concurrentie met die bijzondere school, welk bezwaar den raad aanleiding geeft bij Z. M. nogmaals op vrijstelling aan te dringen. Ware de heer Mackay nog minister van binnen- landsche zaken, dan zou hier de vrijstelling wel moeten volgendoor hem toch werd deze reden tot vrijstel ling als gegrond erkend. De minister Lohman is echter door de woorden zijns voorgangers niet gebonden. Wordt nu door hem ook op dit verzoek afwijzend beschikt, dan blijkt de wijziging, in den loop der de batten in art. 46 gebracht en waardoor de wet ge red werd, in de practijk een valstrik geweest te zijn, waarin de voorstemmers van de linkerzijde zich heb ben laten vangenwerkt de minister Lobman daar entegen mede tot een vrijstelling der verplichte scbool- geldheffiag in dit geval, dan wordt daarmede door hem erkend, dat zelfs het minimum schoolgeld van nadeeligen invloed kan zijn op het schoolbezoek, zoo dat dan indirect ook zijn stereotiepe afwijzende be schikkingen op de verschillende adressen veroordeeld zijn. Daarom ziet het Volksblad met belangstelling 's ministers beschikking tegemoet. Blijkens bericht van de Duitsche autoriteiten is het mond en klauwzeer langs de grenzen van Gel derland en Overijssel geheel geweken. Een hoogst belangrijk schrijven uit Paramaribo komt in het Vaderland voor, dat waarlijk de vraag rechtvaardigt of de heer de Savornin Lohman nog langer Gouverneur van Suriname kan blijven. Tot dis- tricts-commissaris in Boven-Para, waar de bekende ongeregeldheden hebben plaats gehad, stelde hij, in plaats van iemand die met land en volk en de eischen der betrekking bekend is, een betrekkelijk jonge man, onzen voormaligen stadgenoot Schuyt Ruys, aan, die nooit eene ambtelijke betrekking bekleedde, de lands taal noch de wetten kent, een jaar geleden in de West kwam, om als directeur van een plantage op te treden, maar na een paar weken de betrekking weer moest nederleggen. De heer Ruys solliciteerde naar een commiesbaantje en werd tot zijn en veler verbazing tot districts-commissaris benoemd. Ernstiger is, volgens het Vaderland, het gedrag van den heer Lohman tegenover de aanvragen tot het winnen van balata (gutta percha.) Aanvragen van in gezetenen der kolonie werden eenvoudig onbeantwoord gelaten, maar aan eene Eogelsche firma uit Damarara werd zij verstrekt. Deze brengt haar eigen werkvolk aan en voorziet in onderhoud daarvan Zij gaat op zoo roekelooze wijze te werk, dat men het getal door haar verwoeste boomen op 300.000 schat, en toen zij niet zeker was van haar oogst op het terrein van 240 000 H. A. aan de Corantijo, verplaatste zij haar ringen kan doeQ. Ik zal daaraan zelf deelnemen zoo veel ik kan, om bij deze gelegenheid de schatten mijner bibliotheek, die door mijne voorvaderen met zooveel nauwkeurigheid is samengesteld, beter te leeren kennen, ïk heb nog steeds geen tijd gehad om daarin zoo nauwkeurig te snuffelen als zij verdient. Ik ben over tuigd, dat het u ook belang zal inboezemen uit de oude, geelgeworden folianten den geest van lang ver vlogen tijden te zien opstijgen." »Ik hoor u graag met ervaren mannen over ern stige wetenschappelijke zaken spreken", zeide da vorstin. »Wij vrouwen kunnen bij dergelijke gesprek ken slechts in ons opnemen, nooit iets teruggeven, wanneer wij niet buiten den kring willen tree i, waar binnen de natunr ons geplaatst heeftmaar uit alles, wat wij hier en daar opvangen, bouwen wij OGk onze kennis genoegzaam op en die is voor ons misschien meer waard dan de zoogenaamde ontwikkeling van vele heeren die hun bijeenverzamelde kennis, welke zij slechts ten deele kunnen verwerken, overal rondba zuinen, zonder dat die nu juist zooveel waarde heeft en een goed geheel vormt. De redevoeringen in onze Kamers leveren daarvan dikwijls een treurig bewijs." »H-it bewijs van waarachtige ontwikkeling levert de man door aan een ontwikkelde vrouw een weten schappelijk vraagstuk duidelijk te verklarenhij zal dan dikwijls bemerken, dat lang niet alles er bij hem zelf zoo vast inzit, als hij denkt, zoolang hij alle- daagsche onderwerpen behandelt. Het is mij zelf meer malen zoo gegaan ten opzichte van mijn verstandig vrouwtje". Hij trok de vorstin naar zich toe en drukte haar een kus op het voorhoofd. 9 En toch moest gij u niet zoo geheel en al aan de politiek onttrekken" zeide zij»het heeft toch altijd iets opwekkends en het verfrischt den geest en houdt hem joBg. Toen wij de laatste maal in de residentie waren klaagde de minister er tegen mij over, dat gij nooit uwe plaats in het Heerenhuis inneemt". Daartoe heeft hij toch geen reden!" zeide de vorst. Wanneer het er op aankomt over eene zaak te beslissen, waarin ik volgens mijne overtuiging de regeering steunen kan, ga ik er heentegen de re- geering kan ik niet stommen, mijne overtuiging ge weld aandoen evenmin en onbeteskenende redevoerin gen wil ik niet hooren en ze evenmin zelf houden. Misschien zal ik, als ik ouder ben, een proef nemen met uwe theorie, dat werkzaamheid op parlementair gebied werkelijk met een verjongingskuur gelijk staat voorloopig gevoel ik mij nog jong genoeg om met onzen Italiaanschen gast af te dalen in de geschiede nis van vervlogen eeuwen. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina bijlage 1