1890. N°. 44. Dinsdag 15 April. 77ste jaargang. Bewaarplaats voor lompen De lijsten van de kiezers Een billijk oordeel? GOESCHE De uitgave deter Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, too binnen als buiten Goes, f 1,75» Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bijdeheeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 45 regels 50 oent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecht* tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 et* Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Vergunning is verleend aan de firma wed M. VAN DER REIT te Goes tot uitbreidiDg van hare in het perceel wijk C no. 177, gelegen aan den Kei- zeTBdijk te Goes. Goes, 12 April 1890. Burgemeester en Wethouders van Goes, J. G. d W HAMER. De Seeretaris, HARTMAN voor leden van de Tweede Kamer dor Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad zijn op heden gesloten, dadelijk ter gewoner plaatse in deze gemeente aangeplakt, en andermaal op de Secretarie voor een ieder ter inzage nedergelegd. Goes, den 12 April 1890. De Burgemeester van Goes, J. G. d. W. HAMER De Midd. Ct. levert in haar nommar van Vrijdag 4 April jl. een critiek op de benoeming van den heer Fabius tot inspecteur van het lager onderwijs. Na aan de hand van het vrijzinnige Dordrechtsche week blad de Fakkel te hebben herinnerd aan wat de heer Fabius als Kamerlid gezegd heefthoe hij zich meer malen in min vleiende bewoordingen over de personen en de daden van openbare ouderwijzers heeft uitgelaten hoe hij als erkend voorstander van de school met den Bijbel zijne antipathie tegen het openbaar onderwijs heeft uitgesproken, komt de Midd. Ct. tot de conclusie, dat door de benoeming van den heer Fabius tot in specteur zich voor het openbaar onderwijs eene droeve toekomst zal opdoen en dat daarin door da regeering het bewijs wordt geleverd, dat zij met voorbijzien van de bij de Grondwet haar opgedragea veiplichting voor aanhoudende zorg jegens het openbaar onderwijs de bedoeliDg heeft de openbare school te knakken, kweek- en normaalscholen aan eene langzame uittering te doen bezwijken en de vrijheid van den openbaren onderwijzer ambtelijk aan banden te doen leggen. >Het is daarom zeker geen wonder", zegt het blad, »dat alle voorstanders van het openbaar onderwijs, alle openbare onderwijzers, alle gemeentebesturen, die dat onderwijs lief hebben, den nieuwen titularis met allesbehalve ingenomenheid, ja zelfs met groote terug houdendheid zien komen." De heer Bevelander Schoo, hoofd der o. 1. school te Groede, komt tegen deze beschouwing van de Midd. Ct. op. Hij gelooft niet, dat da heer Fabius het open baar onderwijs tot zijn troetelkind zal maken, maar of hij het benadeelen zal, moet afgewacht worden. Hij acht het niet goed een man, die door eene konink lijke benoemiog tot het ambt, dat bij pas heeft aan vaard, is geroepen, in het openbaar te veroordeelen en op die wijze zijn prestige te benadeelen, vóór hij door daden heeft getoond, wie en wat hij i n z ij n e nieuwe betrekking zal zijn. Het doet ons genoegen, dat een openbaar onder wijzer zich geroepen gevoeld heeft, tegen de bewering van de Midd. Ct. op te komen en daarmede het bewijs levert, dat althans niet alle voorstanders van het open baar onderwijs de meening van dat blad zijn toegedaan. Ook wij achten het oordeel der Midd. Ct. over den nieuwen inspecteur voorloopig onbewezen en onbewijs baar, en de conclusiëo, die zij trekt, op zijn zachtst genomen gewaagd. Dat de heer Fabius het bijzonder onderwijs een warm hart toedraagt dat hij als Kamer lid zich meermalen uitsprak op eene wijze, die van weinig sympathie voor het openbaar onderwijs getuigt, zijn onzes inziens nog geene redenen om te twijfelen aan de onpartijdige handhaving der wet door den heer Fabius als inspecteur. Wanneer men aan de woorden der Grondwet omtrent de j>aanhoudende zorg" van de regeering de beteekenis toekent, dat deze en al hare ambtenaren het openbaar onderwijs moeten steu nen in zijne concurrentie met het bijzonder dat zij in den strijd tusschen die beiden hunne politieke gezind heid moeten handhaven en het openbaar onderwijs moeten voorthelpen door het bijzonder op allerhande wijze te bemoeielijken, dan zeer zeker kan de heer Fabius niet medewerken aan de uitvoering van het Grondwettelijk voorschrift. Maar dan ook is er, zoo lang dat voorschrift van kracht is, geene anti-liberale regeering denkbaar. Van zulk eene kan nooit een vaan- houdende zorg" worden verwacht als hierboven is bedoeld. Bij de debatten over de jongste wijzigingen in de onderwijswet is ook ernstig de vraag gesteld of die wijzigingen met name die regelende het verleenen van subsidiën aan bijzondere scholen niet in strijd waren met art. 192 der Grondwet. Terecht of ten onrechte, dat laten wij thans in het midden, heeft in beide Kamers d?r Volksvertegenwoordiging de meer derheid deze vraag ontkennend beantwoord, m. a. w. het verleenen van steun aan het bijzonder onderwijs is erkend te kunnen samengaan met het koesteren van aanhoudende zorg voor het openbaar onderwijs. En waar nu eenmaal de wetgevende macht dit beginsel heeft gehuld gd, daar is het voor den ambtenaar de taak dat beginsel op onpartijdige wijze in toepassing te brengen Voor hen, die hst een valsch beginsel achten, is daartoe eene groote mate van zelfverlooche ning noodig, maar elk ambtenaar moet die in meerder* of mindere mate bezitten, waar bij Diet geroepen is zijn eigen wensch tot werkelijkheid te breDgen, maar de wet te helpen uitvoeren. Waar zou het heen, om bij de onderwijswet te blijven, wanneer elke districts schoolopziener, die voorstander is van kosteloos open baar ouderwijs, gunstig adviseerde op iedere aanvrage tot ontheffing van zchoolgeldheffing, zonder nauwkeurig na te gaan of daartoe redenen bestaan, zooals de wet die, zonder nauwkeurige omschrijving, eisebt Moet hij dan niet met terzijdestelling van zijne persoon lijke meening handelen naar de bedoeling darwet? En zoo ja, dan moet hij als ambtenaar zijne beginselen min of meer verloochenen. Indien de ambtenaren dit niet konden, dan zou men denzelfden toestand krijgen als b. v. in de Vereenigde Staten, waar met iedere wisseliDg van regeeringspaitij ook het embtenaarsper- soneel wordt veranderd. Diezelfde verloochening van persoonlijke nneningen zal ook de nieuwe inspecteur moeten betrachten, door onpartijdig tegenover de beide takken van lager onder wijs optetreden en in be der belang uitvoeriog te geven aan de wet. Dat hij daarbij meermalen in strijd zal handelen met wat hij als Kamerlid sprak, is buiten twijfelmaar hem daarom, zooals de Midd. Ct. doet, vkarakterloos" te noemen en te zeggen dat hij zijnen partijgenooten een slag in het aangezicht zou geven", is onbillijk. Als Kamerlid had de heer Fabius vol koman vrijheid van beweging afgezien van het knellend juk van het partijverband en achtte hij het zijne taak te strijden voor de beginselen, die den pur sang anti-revolutionair kenmerken als inspecteur heeft hij de wet te helpen uitvoeren en ticb binnen hare voorschriften te bewegen. Hoe gematigder hij zich daarbij toont, hoe aangenamer het den liberalen zeker zijn moet. Zoolang derhalve zijne partijgenooten hem niet karakterloos noemen, behoeft dit onzerzijds allerminst te geschieden. Ons dunkt dat, zoo ér al eenige grond aanwezig zou zijn voor het aannemen dier karakterloosheid, dit voor rekening van den be trokken inspecteur en van die hem benoemden, moet worden gelaten en er alleen reden voor ons zou zijn om iu dezen een oordeel te uiten, wanneer, in dit verband gesprokende heer Fabius eens bleek niet karakterloos te zijn. In hoeverre nu de vroegere betrekking van den heer Fabius als officier van de artillerie waarborg oplevert, dat hij als inspecteur van het lager onderwijs de rechte man op de rechte plaats zal blijken te zijn, wagen wij niet te beslissen. In het algemeen zal het zeker in bet belang van het onderwijs zijn het schooltoezicht samen- testellen uit mannen, die in of buiten de practijk op dat gebied hunne sporen hebben verdiend. Wij zijn het dan ook volkomen met de Midd. Ct. eens, dat het te betreuren is, dat voor mindere, voor z. g. eere betrekkingen op het gebied van het onderwijs, b. v. voor arrondissements-schoolopzieners, de keuze moet vallen op mannen, geheel buiten dat onderwijs staande. Zrifs voor onze allernaaste omgeving wenschen wij daarvoor geene uitzondering te maken. Maar toch rijst de vraag, of juist in het onderhavige geval eene dergelijke keuze niet meer in het belang van het openbaar onderwijs moet geacht worden, dan wanneer de regeering in plaats van den heer Fabius tot inspecteur had benoemd iemand, van antirevolu tionaire beginselen, die jarenlang bij het onderwijs was werkzaam geweest. Bij de bekende zelfstandigheid van den heer Fabius is te verwachten, dat hij zich wel een eigen oordeel zal vormen omtrent de verschillende zakeD, die aan zijn bestuur worden toevertrouwd, maar het is toch niet onwaarschijnlijk, dat hij meermalen óf in de archieven van zijn ambtsvoorganger óf bij de districts schoolopzieners inlichtingen zal moeten inwinnen, ad viezen vragen en gegevens verzamelen. En nu gelooven wij, dat er alle kans bestaat, dat de invloed daarvan bij de vorming van zijne meening meer ten goede van het openbaar onderwijs zal komen, dan wanneer in zijne plaats een man was benoemd, die, meenende volkomen op de hoogte van alles te zijn, d tori et a travers zijne meeringen wilde doordrijven. "Voorloopig behoeven wij liberalen waar de be noeming van een liberaal tot inspecteur niet mocht ver wacht worden over de keuze van den heer Fabius nog niet t6 jammeren. Dat het eene partijbenoeming is, zal niemand tegenspreken. Maar dit sluit o. i. eene onpartijdige uitvoering der wet niet uit. Wij wenschen met dit alles niet geacht te worden de benoeming van den heer Fabius toetejuichen. Hij is voor ons op het gebied van zijn nieuwen werkkring een onbekende, die evengoed kan tegen- als medevallen. Het was a leen onze bedoeling optekomen tegen de zij vorgeve het ons niet zeer hoffelijke wijze, v^arop de Midd. Ct. meende den heer Fabius bij hare lezers te moeten inleiden, en aantetoonen dat haar ongunstig oordeel niet anders dan voorbarig kan genoemd worden. GOES, 14 April 1890. Door den Minister van Waterstaat, enz. is be paald, dat de commies 3 kl. bij da administratie der posterijen D. Van der Hook met ingang van 6 Mei zijne functiën zal uitoefenen op het spoorweg postkantoor no. 1 te Amsterdam. Baarland. Voor de verkiezing van een lid van den gemeenteraad op Vrijdag jl. waren 60 stembriefjes ingeleverd, waarvan 6 van onwaarde werden verklaard, als niet duidelijk een persoon aanwijzend. Van de 54 geldige stemmen waren uitgebracht 26 op den heer G. Moerdijk en 24 op den heer M. Acda Jz. Op ver schillende personen waren nog stemmen uitgebracht, terwijl de van onwaarde verklaarde stembriefjes alleen M. Acda vermeldden. Er moet dus eene herstemming plaatshebben tusschen G. Moerdijk en M. Acda Jz. Bij Zr. Ms. besluit is benoemd tot notaris binnen het anondissement Zieriksec, ter standplaats de ge meente St. Maartensdijk, P. F. A. Van Seters, candidaat-notaris te Vught. Door het Gerechtshof te 's-Gravenhage is ter vervulling van een vacature van raadsheer in dat college opgemaakt de navolgende alphabetische lijst van aanbeveling mr. W. A. 't Hooft, mr. W. J. Karaten en mr. E. P. Scborer, rechters in de Arrun- dissements rechtbanken te HaarlemRotterdam en Middelburg. Naar de Z.Nb. verneemt heeft de heer Kol ff, burgemeester van Brouwershaven, zijn ontslag als zoo danig ingediend. De vóór enkele dagen aangekondigde brochure van dr. Schaepman heeft thans het licht gezien. Dr. Schappman stelt zich ten doel in rijn brochure veen zoo zakelijk mogelijke uiteenzetting te leveren van de verschillende belangen bij de agitatie over den persoonlijken dienstplicht betrokken." Hij keurt deze agitatie om verschillende redenen af: acht haar ondoel treffend en schadelijk, echter vniet wegens het verzet in zake persoonlijken dienstplicht." Den laatste acht hij in vons vaderland onnoodig en gevaarlijk." Eindelijk gelooft hij pdat het vraagstuk van den persoonlijken dienstplicht de rechterzijde niet tot verdeeldheid dwiDgt" en vniet tot verdeeldheid brengen mag." Om dis ver deeldheid te verhinderen, acht hij allereerst noodig, »zich onzerzijds van alle bedreiging te onthouden Tot de uitvoering van dreigementen is het tot nog toe niet gekomen", en dr. Schaepman vertrouwt, dat het er nooit toe komen zal. Eene ernstige waarschuwing uit den vreemde bevat het Morgcnblatt der Alge' meine Zeitung van Donderdag 10 April onder het opschriftvStreiflichter von der Schelde". De vraag wordt behandeld, of ons land bij eenen eventueelen oorlog tusschen Frankrijk en Duitschland in staat zou zijn, zijne onzijdigheid te handhaven. Fransche dagbladen bespraken in den laatsten tijd het geval, dat Duitschland bij een oorlog met Frankrijk over Nederland en België in Frankrijk zou dringen, hetgpen den schrijver aanleiding geeft, het tegenover gestelde geval te bespreken, namelijk dat Frankrijk over België en Nederland Duitschland zou willen aan vallen. Hij gaat dan na welke spoorbanen voor Frankrijk beschikbaar zouden zijo, en welke macht België be schikbaar zou hebben, om den doortocht van een Fransch leger te beletten. »Daar het uitbreken van den oorlog, naar zich laat voorzien, met overweldigende snelheid zou plaats hebben, zoude het de bovengenoemde neutrale mogendheden wel in de diepste rust verrassen", zoo gaat de schrijver voort, »en het zou wellicht vau belang kunnen zijn, te constateeren, welke troepen op zulk een tijdstip aan een Fransch leger, dat zich den doorgang wilde banen, jn den weg zouden staan." Na de sterkte van het Belgische leger ia vredes- en oor logstijd behandeld, en opgegeven te hebben, welke gedeelten daarvan de plaatsen bezet houden, gelegen langs een der wegen, die een Fransch leger zou kunnen volgen, komt de schrijver tot ons land. De slotsom dezer beschouwing is, dat aan een verrassenden, koen ondernomen inval, naar verhouding, weinig troepen in den weg zouden staan. Vooral van Nederlandsche zijde", zegt de schrijver, zou slechts een zeer passieve tegenstand te wachten zijn, daar na aftrek der troepen, ter bezetting van de talrijke zee- en landsterkton, slechts een onbeduidend veldleger beschikbaar is, en er tengevolge der gebrekkige legerorganisatie geheel geen reser setroepen beschikbaar zijn." Daarop volgt de opmerking, dat Frankrijk ook van den zeekant troepen naar Duitschland zou kunnen dirigeeren, want dat de Nederlandsche Noordzeekust verscheidene wonde plekken aanbiedt, die een landing licht mogelijk maken. Bij eene landing van troepen aan de Nederlandsche zijde van de Eems zouden er troepen uit Leeuwarden en Groningen mo'ten komen, die aan een overmacht moeielijk het hoofd zouden kunnen bieden. x>Hetis", zegt de schrijver, »over het algemeen met de Nederlandsche weerkracht ze< r treurig gesteld, want van het op voet van oorlog 55000 man sterke leger zou het grootste deel in de vestingen moeten geplaatst worden en zich tot de verdediging daarvan bepalen. Slechts 40 bataillons zouden als veldleger beschikbaar zijn." Daarop spreekt de schrijver over de mannen, die in den laatsten tijd op dezen toestand gewezen hebben. »Zij kennen het gevaar, waaraan Nederland bloot staatzij weten, dat Nederland niet in staat is, zijne onzijdigheid te verdedigen, en dat eventueel eene groote mogendheid genoodzaakt zou zijndeze onzijdigheid te helpen handhaven. Wat helpt het, of de goede wil er is, als de macht ontbreekt? "Wat helpen dapper heid, volharding, vaderlandsliefde voortreffelijke eigenschappen, welke de Nederlanders te allen tijde bezeten hebben, wanneer zij niet in een groot leger vereeqigd zijo Wilde Nederland zijn lang voorgestelde legerorganisatie invoeren, dan zou het over een leger van 455,000 man te beschikken hebben. Dat zou een macht zijn, waarmede een aanvaller had te rekenen. De tegenwoordige toestand is volstrekt niet van dien aard, om eene macht, dia wat durft te ondernemen, ontzag in te boezemen. Aan de bedoelingen der Fran- schen kan ook zonder de verklaring van Thiers in da nationale vergadering in 4872, dat de eerstvolgende oorlog over België zou gaan, geen twijfel bestaan. Spdert jaren houden zich in de Nederlandsche havens Fransche oorlogsschepen op, wier bemanning zich ijverig bezig hoadt met opnemen en peilen, zoodat zelfs een hoogere beambte van het Nederlandsche loodswezen openlijk verklaarde»dat is spionneeren." Eene drin gende vermaning van de Duitsche regeering aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken was noodigom het te bewegenaan de Fransche regeering te be duiden, dat dergelijke recognosceeringen niet ge- wenscht waren. »Het ministerie van Waterstaat geeft wel nauw keurige kaarten van de kusten en binnenwateren uit, doch deze zij'n niet altijd voor militaire doeleinden voldoende en kunnen ter plaatse licht aangevuld worden. Mochten niet verder kleingeestige beweegredenen en godsdienstige partijschap aan de legerorgaaisatie in den weg staan. Voor een Volk met een zoo roemrijk verleden, dat de stoutste bladzijden der geschiedenis vultzou het treurig zijnzich eens met een y>te laatte moeten onderwerpen De Tijd schetst den zstand der quaestie" van den persoonlijken dienstplicht. Dit artikel is hoogst belangrijk, niet zoo zeer, omdat de meening der roomsch-katholieken daaromtrent uitvoerig wordt u-teengezet, als wel om het gevolg dat er voor de verhouding tusschen de roomsch-katholieken en anti revolutionairen uit voortspruit. Een deel der katholieken is van oordeel, dat de algemeene dienstplicht vdoor geen enkel algemeen volksbelang gevorderd wordt, veeleer mat het algemeen belang des volks in lijnrechten strijd is en slechts een gril mag heeten vau hen, die zij voor het meerendeel aan hun zetels in de Kamer hielpen." Een ander deel der katholieken vraagt: vwat is hoofdzaak, wat is bijzaak Hoofdzaak voor hen is het ia stand houden van de vereenigde rechterzijde en daardoor het in stand houden der actueele of ten minste eoner met deze gelijk gezinde Regeering; bij zaak is de verdediging van het grondwettig recht der plaatsvervanging. Moet dit laatste worden opgeofferd aan de steiloorigheid, de onverzettelijkheid, de calvi nistische suffisance of hoe men het meer noemen wil der anti-revolutionaire bondgenooten, zij zullen dit betreuren, maar ten slotte er zich bij nederleggen." Bovendien men zou den persoonlijken dienstplicht toch krijgen van een liberaal Kabinet, maar dan loopt tevens de schoolwet gevaar en werpt men zich door eigen toedoen in de armen der liberalen met al de gevolgen daarvan. De eerstbedoelde fractie der katholieken geeft niet toe, dat voor hen regeeren hoofdzaak is. »Het komt er op aan hoe geregeerd wordt. Brengt eene Regeering van onze kleur ons eea hatelijke wet, dan verlangen wij niets liever dan van zulk eene Regeering verlost te worden en wagen wij het nog veel liever met een liberaal Kabinet, dat, al werd de dienstplicht erdoor ingevoerd, de exceptiën, voorloopig althans, wel zou moeten iu acht nemen en later kunnen wij onze revanche nemen. Hebben wij daarentegen aan ons zeiven de invoering van de wet te wijten, hoe zullen wij dan ooit tot de afschaffing ervan ons aangorden Daze fractie der katholieken doet tevens uitkomen, dat noch het christendom in Indië noch de schoolwet

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 1