1890. N°. 35.
Zaterdag 22 Maart.
77ste jaargang.
GOESC
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, "Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,76*
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van i5 regels 50 cent, elke regel meer 10 coat*
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs sleohtf
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en eontant betaald 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Uit het proces-verbaal der opening van de stem
briefjes, ingeleverd ter
VERKIEZING
van een lid voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
op 18 Maart 1890, blijkt, dat van de 2712 uitgebrachte
geldige stemmen, de heer mr L W C KEUGflENlUS
er 1548 op zich vereenigd heeft, zoodat deze gekozen
is. Gemeld proces verbaal is ter Secretarie voor een
ieder ter inzage nedergelegd, terwijl afschriften ter ge
woner plaatse zijn aangeplakt.
(ioes, den 20 Maart 1890.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G. d W HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Brieven uit de Ganzestad.
XVI.
"Wanneer het waar is, dat de weg naar de hel met
goede voornemens is geplaveid, dan moet die weg wel
lang zijn. Wat al goede voornemens toch hebben de
menschen in den loop der eeuwen laten varen en altijd
schijnt de bedoelde weg niet tot het einde toe ge
plaveid te zijn. 't Moet wel verwondering wekken,
dat bij zoo grooten afstand tusschen het menschdom
en die strafplaats der eeuwigheid, zoovele menschen
zich reeds bij bun leven zoo dicht bij de laatste
bevinden.
Ook ik breng op dit oogenblik mijn steentje bij
voor meergenoemdan wegook ik laat een goed voor
nemen varen, 't Was toch mijn vast plan, toen ik
mij liet vinden om afentoe een brief in dit blad te
schrijven, nooit de politiek aanteroeren. En ziet, de
eerste verkiezing de beste doet mij wankeleü, struikelen,
vallen en weg is het goede voornemen ik ga schrijven
over de verkiezing van jl. Dinsdag.
Niet dat ik voornemens ben mijnen lezers nogmaals
al het heerlijke van den eenen candidaat en al het
slechte van den anderen voor te houden daarvoor zorg
den in de laatste dagen de organen der verschillende
politieke partijen in voldoende mate. Maar als goed
staatsburger dagelijks kennisnemende van wat op staat
kundig gebied geschreven en gesproken wordt ook
van wat bladen schrijven tot wier aanhang ik niet
wensch gerakend te worden te behooren wordt het
mij steeds duidelijker, dat onder den schijn van voor
lichting er heel wat misleiding plaats heeft, misleiding
van heD, die èn door gebrekkige ontwikkeling èi door
hun dagelijkschen arbeid niet in de gelegenheid zijn
de waarheid zelf te zoeken en daarom blindeliogs ge-
looven wat anderen hun voorpreêken.
Dat die misleiding uitsluitend van éen kant komt zal
ik niet beweren en vooral in dagen van verkiezings
strijd de Katholieke dr. Scheper heeft het zelf
eenmaal gezegd moet men niet te nauw wikken en
wegen. Maar toch durf ik wel beweren, dat die mis
leiding, die, waar ik Diet aan onkunde maggelooven,
uit opzet voortspruit, veel meer bij de antirevolutio
naire partij wordt gevonden dan bij hare tegenstanders.
Eene dusdanigs bewering dien ik met bewijzen te
staven en ik gevoel, dat mij daartoe de gelegenheid
wordt geboden juist ten opzichte van de jongste
verkiezing.
Msn heeft het in de antirevolutionaire bladen, na
den val vao den vorigen minister van Koloniën, steeds
doen voorkomen alsof de liberalen in de Eerste Kamer
diens begrooting hadden afgestemd alleen om verzet
aanteteekenen tegen zijne Christelijke belijdenis. En
of nu al de liberalen die, dunkt mij, toch het best
dienen te weten, waarom zij dezen minister hun ver
trouwen ontzegden bewezen, dat verschillende rede
nen, ook buiten 's mans godsdienstige opvattingen om,
hen daartoe hadden genoopt, de antirevolutionairen
bleven maar volhouden, dat het de godsdienst en deze
alleen was, waarom die minister was gevallen.
Waarom men dit deed Omdat men weet, dat het
Nederlandsche volk is aen godsdienstig volk, een
volk, dat, in hoeveel genootschappen en secten ook
verdeeld, gehecht is aan den godsdienst, op welke
wijze deze zich ook bij hen moge uitspreken.
Geen godsdienst te hebben, erger nog, tegen' den
godsdienst te zijn, is daarom terecht een gruwel in
het oog van de meesten. En op dia liefde voor den
godsdienst speculeert men nu om de goê gemeente
alles kwaads van zijne tegenstanders te zeggen. Want
waar vele liberalen zich niet kunnen zuiveren van den
blaam, dat zij zich weinig meer laten gelegen liggen
aan de Kerkdaar wordt daaruit het besluit getrokken,
dat zij ook dan godsdienst den rug toekeeren. De
partij, die dit beweert, wordt geloofd op dat punt en
waarom zon men haar dan op andere punten wan
trouwen Wat zij verder zegt zal ook wel waar zijn
•D in de overtuiging, dat men haar vertrouwt, leeraart
zij veel, dat den toets der waarheid niet kan doorstaan.
Ziedaar bet groote geheim, waarom men in sommige
streken van ons vaderland en ook in dit district zoo
weinig de adviezen der liberalen opvolgt.
In hosvörro de bovenbedoelde bewering omtrent de
oorzaken van den \al van den Minister stpekhouden
is voldoende gebleken uit de debatten in de 2e Kamer
over de Ministriëele crisis. Ik zal daarop niet terug
komen en dit te minder omdat daarover in dit blad
vóór de verkiezing genoegzaam licht is verspreid.
Trouwens hot geven van verkeerde voorstellingen
alleen is niet de eeniga vorm van misleiding. Een
enkele naam kan onder bepaalde omstandigheden eene
groote mate van misleiding in zich bevatten. Ik her
inner er alleen maar aan hoe jhr. mr. J. J. Van den
Molen in de vergadering der antirevolutionaire kies-
vereeniging diezelfde verkeerde voorstelling gaf omtrent
den val van den vorigen minister van Koloniën; en
nu heeft de naam van jhr. Van den Molen bij velen
een goeden klank. Wanneer hij derhalve dergelijke
valscbe voorstellingen omtrent de bedoelingen der libe
ralen met dien naam dekt, dan zit in dien naam alleen
reeds eene groote mate van misleiding. Men det>kt
zoo lichtals zoo iemand het zegt, zal het wel waar
zijn en zonder onderzoek wordt geloofd op gezag.
Jhr. V. d. Molen weet beter, daarvoor is hij te laDg
staatsman geweest, maar mij dunkt hij moet toch
zelf nog te veel eerbied hebben voor den naam dien
hij voert, om hem te doen dienen als de vlag, die de
lading dekt. Hij maakt zich daardoor aan misleiding
schuldig.
Al schrijvende valt mij in, dat eDkele jaren geleden
bij eene gemeenteraadsverkiezing te Ganzestad van
antirevolutionaire zijde erop werd gezinspeeld, dat de
liberale candidaten wellicht geschikte mannen waren
om in «en sociëteitsbestuur te zitteD, maar dat het
hier gold eene gemeenteraadsverkiezing enz. En ziet
toen ter tijde zat in het bestuur der antirevolutionaire
kiesvereeniging mijn stadgenoot Van 't Woud, die tevens
lid was van het bestuur der sociëteit. De groote menigte
we3t dergelijke kleinigheden niet, maar als ze bekend
worden, werpen ze een eigenaardig licht op de bewe
ringen van zulk eene partij. Men zou allicht denken,
dat hare leiders althans met zulk eene sociëteit niets
te maken hebben. Is dit misleiding of niet?
Zoo wordt er door de antirevolutionaire partijleiders
veel verricht, dat uit een zuiver godsdienstig oogpunt,
uit een oogpunt van waarheid en waarachtigheid,
niet te verdedigen is. En niet het minst dient er op
gewezen te worden hoe men van die zijde er op uit
is de klassen dsr maatschappij tegen elkander op te
zetten en ontevredenheid en verzet te kweeken in de
lagere rangen. Men predikt geen oproer, in het miest
niet, maar men geeft adviezen, gebruikt uitdrukkingen,
kweekt wantrouwen op verschillend gebied. Ik weet
zeker, maar mijn geheugen laat mij in den steek,
wanneer ik mij wil herioneren bij welke gelegenheid,
dat de Standaard een paar jaren geleden, bij herhaling
twijfel opperde aan het geheim der telegrafie bij ons
te lande. Aan het toezicht der synode heeft een deel
der Ned. Herv. zich onttrokken en toen de Neder
landsche rechters met zeldzame eenstemmigheid da
rechten der doleerenden ontkenden, werd de onkreuk
bare eerlijkheid van het Nederlandsche recht betwist.
En ocb, de minder ontwikkelde, die zelf zoo licht met
den rechter kennis maakt, luistert zoo gaarne naar
dergelijke zijdelingsche beschuldigingen en sluit zich
allicht aan bij eene partij, die hem dergelijke liederen
voorzingt.
Een geliefkoosde uitdrukking der antirevolutionaire
pers is ook die van: liberale heeren. Nu ook las ik
weder in de advertentie ter aanbeveling van den anti
revolutionairen candidaat, dat bij als minister werd
afgemaakt door 20 liberale heeren. Het is mogelijk,
dat deze schampere uitdrukking uitsluitend, en ronder
medeweten der overige bestuursleden der antir. kies
vereeniging alhier, uit het brein en daarna uit de pen
van den secretaris is gevloeid, maar onder die adver
tentie zie ik weder den naam van jhr. mr. Van den
Molen en die moest, dunkt mij, genoeg eerbied hebben,
althans zijne afkomst, zijne betrekking, zijne ontwik
keling brengen dit mede, voor leden van onzen Senaat
om niet te willen, dat zijn naam prijkte onder eene
advertentie, waarin van hen wordt gesproken als van
liberale heeren", die een minister hebben afgemaakt",
toen zij gedaan hebben wat zij volgens innige over
tuiging meenden te moeten doen in 's lands belang.
Dat is een edelman onwaardig.
Zij, die door hunnen partijnaam als tegenstanders
der revolutie willen fungeeren, wekken bij de lagere
klassen een geest van ontevredenheid tegen de hoogere
standen, die zekerder tot eene tweede revolutie zal
leiden dan al wat de liberalen hebben gedaan en ge
laten. En zonder te willen bewereD, dat onder de
laatsten alleen de meest ontwikkelden zijn te vinden,
mag toch gerust gezegd worden, dat de meergegoeden
onder de liberalen ruimer zijn vertegenwoordigd dan
onder hunne tegenstanders. Maar even zeker mag ook
beweerd worden, dat die liberale meergegoeden
enkelen natuurlijk uitgezonderd steeds bereid zijn
in ruime mate het hunne bij ia dragen voor alles wat
den miubedeelden kan ten goede komen. Zij vragen
daarvoor geen dank, maar zij hebben daardoor wel
recht op wat meer vertrouwen. Hun dat vertrouwen
te ontnemen is helaashet al te merkbaar streven
van vele leiders der anti-liberalen in kleinen kring,
die, meestal zelf uit de lagere klassen voortgesproten
en het zij tot hun eer gezegd door eigen kracht
op de maatschappelijke ladder gestegen, er blijkbaar
naar bunkeren de meergegoeden te bestrijden, als om
te toonen, dat geld alleen geene macht geeft.
Dit echter weten de laatsten even goed als zij,
maar zij weten ook, dat zij beter zonder de lagere
standen dan deze zonder hen kunnen leven. En wan
neer de antirevolutionaire partij voortgaat met den
klassenhaat op te wekken en te voeden, met den eer
bied voor het gezag en voor de ambtenaven te onder
mijnen, dan zie ik eenmaal den tijd aanbreken, dat al
wat tot de bezittende klasse behoort den rug toekeert
aan veel nuttigs, dat hoofdzakelijk door hun steun
het aanzijn heeft gekregen en door hun geld wordt
ia het leven gehouden. Ia dien strijd zullen niet de
bezittenden, maar wel de anderen ten onder gaan,
tenzij eene revolutie uitbreke. Maar dan ook is die
revolutie in het leven geroepen door hen, die zich
«ttfi-revolutionairen noemen.
Ik mag dit alles schrijven, omdat ik maaraltewel
gevoel, dat ik allerminst zelf tot de meergegoeden
behoor, noch bepaald van hen afhankelijk ben. Mocht
werkelijk ooit een strijd ontstaan tusschen rijk en arm,
dan zou die strijd vermoedelijk kalm over mijn hoofd
heengaan. Maar ik koester groote liefde voor mijn
vaderland en grooten eerbied voor het gezag. Klassen
haat ondermijnt zoowel da ontwikkeling van den vader-
landscben bloei als den eerbied voor het gezag. En
wanneer ik van gezag spreek heb ik meer uitsluitend
het oog op hen, die uit dan aard hunner maatschappe
lijke betrekking tot de autoriteiten behooren en dus
ook op al die plattelands- burgerlijke en kerkelijke
overheden, die tot besturen zijn geroepen. Och', dat
zij het ook steeds meer mochten beseffen, dat onder
het mom van den godsdienst hun en hunnen dorpe
lingen een weg ter betreding wordt aangewezen, die
niet alleen benzelven ten val moet voeren, maar di6
ook moet leiden tot eene ontbinding der maatschappij
waarvan de gevolgen niet zija te voorspellen.
Men geeft Gode de eer van al wat men Z6lf beeft
weten te bewerken, maar men stelt tevens als vast
staande voorop, dat het juist Gods wil is, wat men
zelf gaarne wenscht. Zoo wordt die heilige naam ge
maakt tot een werktuig om duizenden te bezielen ter
verkrijging van wat men met zeer wereldsche bedoe
lingen beoogtzelf te heerschen door middel van
anderen.
Dit acht ik de verschrikkelijkste wijze van mislei
ding, verschrikkelijk om haar doel als om hare ge
volgen. Tegen haar te waarschuwen vooral, en er op
te wijzen, dat ieder tegenwoordig meer dan ooit ge
roepen is om het gezag hoog te houden, vooral zij,
die zelf met gezag zijn bekleed, was het doel van mijn
schrijven.
Mocht ik dat goede doel eenigermate hebben bereikt,
dan voorzeker zal het mij vergeven worden dat ik door
het laten varen van een goed voornemen, door het
aanbrengen van een enkel steentje, den onzaligen weg,
waarvan ik in den aanvang sprak, weder iets gemakke
lijker te betreden heb gemaakt.
Adspirant
GOES, 21 Maart 1890.
Zooals we gisteren reeds per bulletin aan onze
abonné's en lezers mededeelden, verkreeg bij de ge
houden verkiezing voor een lid van de Tweede Kamer
in ons hoofdkiesdistrict van de 2712 geldige stemmen
mr. L. W. C. KEUCHENIUS (a.) er 1548, dhr.
J. H. C. Heijse (1.) 1153 stimmen, zoodat eerstge
noemde gekozen is.
Ons dunkt, dat de liberale partij alleszins reden
heeft over dezen uitslag tevreden te zijn. Wel is waar
verkreeg haar candidaat 168 stemmen minder dan
jhr. mr. Six in 1888, maar daarbij mag niet worden
uit het oog verloren, dat bij eene tusschentijdsche
verkiezing de deelneming in het algemeen minder is,
vooral wanneer, zooals hier, de verkiezing sl- cbts voor
een jaar geldt. Met het oog hierop mag men zeggen,
dat de minderheid door een zeer respectabel aantal
vertegenwoordigd was.
Do anti-revolutionaire candidaat daarentegen ver
kreeg ditmaal 646 stemmen minder daa in 1888 jhr.
mr. Lobman en hij bekwam slechts 191 stemmen boven
de volstrekte meerderheid. De hooge tooD, van anti
revolutionaire zijde ook bij deze verkiezing aangesla
gen, had dus allerminst recht van bestaan en van de
vécrasante" meerderheid, die De Standaard voorspeld
heeft, bleef voor mr. Keuchenius slechts luttel over.
In ieder geval is bij deze verkiezing ten duidelijkste
gebleken, dat, wanneer de Katholieken er ooit toe
mochten besluiten den liberalen bij te vallen, de anti
revolutionaire partij ook in ons district het onderspit
moet delven, terwijl dia partij tot de erkentenis zal
moeten komen, dat zij in tal van districten, waarmede
het minder goed sollen is, alleen regeertbij da
gratie der Katholieken.
Ingaande 1 April a. s. is verplaatst van 's-Hage
naar Wageningen de heer H. J. M. A. Janssen
als commies 4e klasse bij de Posterijen.
Krniningen. De beer J. "Vleugels, werkzaam
aan het station alhier, is met ingaDg van 1 April a. s.
bevorderd tot klerk-telegrafist 2e klasse.
Bij het personeel der rijksveldwacht is aangesteld
tot rijksveldwachter 3de kl, (jachtopziener), stand
plaats Kapelle, J. B. R a e sgepasporteerd maré-
chaussée en zijn verplaatst de rijksveldwachters 3e kl.
D. Buurman (brigadier-titul.), van 's-Heer Arends-
kerke naar Borsele, P. B u t e y n (brigadier-titulair),
van Grijpskerke naar 's-Heer ArendskerkeP. Schut,
van Muntendam naar Grijpskerke.
lergeke. Het Raadsbesluit van 27 Febr., waarbij met
3 tegen 2 stemmen aan de verordening tegen samen
scholingen de goedkeuring onthouden werd, bewijst
dat in den Raad de gevoelens over de noodzakelijkheid
der verordening verdeeld waren. Dit zal waarschijnlijk
ook buiten den Raad het geval geweest zijn en, nu
zij opnieuw is afgekondigd, nog zijn.
Bij maatregelen van zoo ingrijpenden aard is dat
ook geen wonder. Maar waar wij nu tweemaal de
gunstige gevolgen van 't kras aanpakken door den burge
meester hebben waargenomen, daar meenen wij, is
er eerder reden tot prijzen dan tot laken.
't Moge waar zijn, dat de ongeregeldheden zoo'n
kwaadaardig karakter niet vertoondendat er tot heden
van oproer geen sprake kon zijn, en dat de gepleegde bal
dadigheden zich bijna uitsluitend tegen de leden eener
zelfde familie richtten, zij gingen dan toch met
verzet tegen en vergrijp aan de politie gepaard. Boven
dien ook die aangevallen familie moet beschermd
worden en wat nog meer z*gt, bij dergelijke bewe
gingen, al zijn het ook maar straatjongensbaldadigheden
(in dit geval de zachtste naam) komt men van kwaad
tot erger, 't Is zoo aardig die glasscherven te hooren
rinkelen l Dat begint met een enkele ruit van iemand
waar men den pik op heeft, en het eindigt met heele
ramen van menschen, die in 't geheel niet in de quaestie
betrokken zijn.
Wat is nu beter: het kwaad in zijn geboorte te
smoren, of eerst een reeks van kleine en groote ver
drietelijkheden over eene gemeente te laten uitstorten
Het laatste is meermalen geschied omdat men bang
was van krasse maatregelen. En als die dan niet meer
kunnen uitblijven, is de kanker zoover voortgewoekerd,
dat zij alleen met bloed te genezen is.
En nu gaat het niet aan te zeggenZoo'n vaart
zou 't op Ierseke niet geloopen hebben 1" 't ls best
mogelijk, maar 't is moeilijk te bewijzen, wat er ge
beurd zou zijn, als dit of dat feit niet gebeurd was.
Maar het is wel bewezen, nu tweemaal aaneen en
ook in 1888 ten tijde der afgeschafte kermis, dat flink
aanpakken veel kwaad kan voorkomen. Zoodra dezer
dagen het samenrotten verboden en eenige buitenge
wone politie te hulp gekomen was, was de beweging
de kop ingeknepen.
't Is zelfs de vraag of die buitengewone politie daar
toe wel noodig zou geweest zijn. Velen meenen van
niet, maar dat is van te voren ook weer niet te voor
zien. En dat is jammer genoeg, want naar men zegt
moet het de gemeente op heel wat onvoorziene uit
gaven te staan komen.
Die daarover klagen, mogen dus in de eerste plaats
bedenken, dat zij in het belang der gemeente werk
zaam zijn, als zij hun invloed gebruiken om de onge
motiveerde gewelddadigheden tegen het Heilsleger en
de Heilsoldaten te bestrijden. Wie tegen het Heilsleger
is doet wijs de opmerking is niet van ons met
er zoo weinig mogelijk notitie van te nemen.
Z. M. heeft benoemd tot officier van justitie bij
de arrond.-rechtbank te Zieriksee mr. A. N. baron
De Vos van Steenwijk, thans subst.-officier
van justitie bij de arrond.-rechtbank te 's-Gravenhage.
Omtrent het incident H. M. der Koningin en
der Prinses Zondag op haar rijtoer overkomen wordt
gemeld, dat dit veel te overdreven ie voorgesteld. De
zaak was eenvoudig deze: De vorstelijke personen
maakten haar gewonen wandelrit in een nieuw rijtuig,
dat eerst voor de tweede maal in gebruik was, toen
plotseling op de Teuge de achteras middendoorbrak:
hierdoor weken de wielen eenigszins uit en kwamen
tegen het rijtuig aan, dat toen eenigszins beschadigd
werd. Een nabij wonende smid heeft de beide einden
der breuk in eene bus gelegd en deze vast gehecht,
zoodat hetzelfde rijtuig binnen een kwartier weder
gebruikt kon worden.
Naar men verneemt, kan spoedig de benoeming
worden te gemoet gezien van eene staatscom-