1890. N°. 22.
Donderdag 20 Februari.
77ste jaargang.
De oplossing.
GOESCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrij dagstond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH Sc VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 eent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechti
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ot«
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Z. M. de Koning heeft het besluit
geteekend, waarbij eervol ontslag is ver
leend aan mr. L. W. C. KEUCHENIUS
als Minister van Koloniën, en waarbij
baron MAGKAY is benoemd tot Minister
van Koloniën, terwijl jhr. mr. A. F. DE
SAVORNIN LOHMAN, lid der Tweede
Kamer voor het hoofdkiesdistrict Goes,
met de portefeuille van Binnenlandsche
Zaken wordt belast.
Dientengevolge zal in het hoofdkies
district Goes eene nieuwe verkiezing
moeten plaats hebben voor een lid van
de Tweede Kamer.
Uit bovenstaand bericht, dat wij gistereD per bulle
tin verspreidden, blijkt dus, dat de val van den
Minister Keuchenius geene kabinetscrisis ten gevolge
heeft gehad.
Zoo ooit, dan ii door het verloop van deze mi
nister-crisis bewezen, dat de antirevol. partij niet so
lidair is met wat wij noemden de doleerende dKuij-
perspartij", en door zijn optreden in dezen heeft dr. K.
waarlijk daarvan zelf da bewijzen geleverd
Het was b-kend, dat er in de anti-revolutionaire
partij bestonden wat men noemt eene droite en eene
gaucheeene rechter- en een linkerzijde. Tot nogtoe
meenden velen, dat deze schifting eenvoudig het ka
rakter bad van eene onderschridiDg tusschen het aris
tocratisch en het volks-elemont, die in de partij ver
tegenwoordigd waren. Uit het verloop der Keuchenius-
quaestie blijkt nn echter, dat inderdaad de meening
van vele anderen, dat men in dezen te doen heeft met
eene partij, waarvan een groot gedeelte zich niet on
voorwaardelijk aan dan wil van Kuyper onderwerpt, de
juiste is. Wel werd van anti-revol. zijde altijd da hoog
ste toon door Kuyper zei ven gevoerd en had bij daar
door zich de positie van leider der anti-revol. partij
weten aan te matigen, maar nn hij bij zijne heftige
openlijke pogingen om Mackay c. s. meL zijn man,
Keuchenius, te vereenzelvigen, schipbreuk heeft geladen,
is de klove tusschen de afdeelingen der zoogenaamde
Christelijke partij juist door dr. K. zei ven aan het
licht gebracht.
Er is in dezen door dr. K. hoog spel gespeeld.
Immers, de antir. partij in het ministerie door e«D
viertal leden, waaronder niet minder dan de on
verdachte heeren Mackay en Godin, vertegenwoor
digd, was niet daaruit weggevaagd, nu den heer
Keuchenius om redenen, buiten de anti-revolutonaire
beginselen, het vertrouwen was ontzegd. Door alle
tijden heen, bij welk ministerie ook, werd in ren der
gelijk geval een nieuwe minister benoemd. Het kabi
net toch was niet getroffen op een zijner gemeen
schappelijke hoofdbeginselen.
Nu dr. K., o. 1. zeer ondoordacht, nochtans met alle
kracht en zelfs met dreigementen, het tegendeel heeft
volgehouden en dus blijkt, dat hij het antirevol. be
ginsel alleen in Keuchenius en niet in Mackay c. s.
vertegenwoordigd acbt, beeft hij voor zich en zijne
volgelingen verdere samenwerking met het tegenwoor
dig ministerie onmogelijk en de afscheiding tusschen
Kuyperian^-n en antirevolutionairen volkomen gemaakt.
Reeds heeft hij dan ook gedreigd, dat, zoo Keu
chenius werd losgelaten, in 1891 de antirevol. partij
(lees: de Kuypar-partij) van geene samenwerking hoe
genaamd meer zou willen weteD, en dat minstens
60 liberalen de Tweede Kamer zouden binnentijgen.
Reeds heeft hij geschreven, dat zde an tire v. partij
niat waard zou zijn onder de staatkundige partijen
mêe te rekenen, inditn ze niet, eer het te laat was,
met een bazuin van geen onzeker geluid voor ai het
volk had uitgeroepenAU Keuchenius op dit votum
valt, valt er meer En als een echo op deze Standaard-
Uitingen sprak de ZV. Pr. Gron. Cour. een zniet
wijken" uit.
Hopen de liberalen wellicht", aldus schreef dat
blad, dat er wel een antirevolutionair zal te vinden
zijn, bereid om een poosje voor Minister van Kolo
niën te spelen een poosje totdat zij zelf de
teugels weêr kunnen overnemen dan zouden we
toch willen vragen, wien men dan verdenkt zoo
trouweloos te zijn van thans op de plaats van
Keuchenius te willen gaan zittenDat zou wel een
zonderlinge broeder zijn, om geen ander woord te
gebruiken, en een buitengewoon soort van antirevo
lutionair Tegen het beleid van den zoodanige zou
geen antirevolutionaire pen in den lande worden
opgenomen, want men zou om voorgoed zijn vonnis i
te vellen, slechts dit éene woord van Vondel be
hoeven aan te halen: »Waar baart de tijd een zoon
zoo snood, die zijne moeder de borst afsnijdt
En dan verder:
»Voor die schande zal, naar we vertrouwen, de
antirevolutionaire richting bewaard worden. Liever
met krijgsmanseer de vesting overgegeven en
wtêr opnieuw al de wisseltnde kansen van den
ongelijken strijd getrotseerd, dan het gestoelte der
eere behouden, maar met een bezoedeld vaandel 1
Maar zoover zal het niet komen. Het ministerie
Mackay, dat met de schoolwet zoo fier door de
eerste bianding is heengestreefd, zal den tocht naar
Insulinde tiet voortzetten zonder Keuchenius aan
boord 1"
ln hoeverre deze dreigementen in het verband der
zaak van echt christelijke of echt antirevolutionaire
beginselen getuigen, zullen wij maar in het midden
laten. Do christelijkheid dsr Kuyperianen is van bij
zonder allooi. Maar na dergelijke uitlatingen zijn alleen
>vertrouwelijke" circulaires als bij de verkiezing van
Domela Nieuwonhuis, doch is geen openlijk partij kiezen
*oor de tegenwoordige leden van htt ministerie meer
mogelijk.
Hoe dit zij uit de houding van het Kabinet
blijkt, dat dit zelf het votum der Eerste Kamer niet
gericht acht tegen het algemeen regeeringsbeleid. Wat
meer is, nu mr. Lohman een plaats inneemt in het
Kabiaet, wordt, in het verband der zaak, ook door
eerstgenoemde de Kuyper-partij verloochendmoet
Rij> *olg©Bs de Gron Courant, een Dtrouwelooze",
sen© azonderlir go broeder" geacht worden. R.st dus
all en de waarheid, dat Keuchenius gevallen is,
niet omdat de liberale leden der Esrste Kamer, of
wie ook, den Islam wilden bsgnnstigsn boven het
Christendom, maar omdat zijne openlijks drijverij tegen
den eerste terecht gevaar voor een godsdienst-oorlog
deed duchten, gevoegd bij de teleurstellingen, dis hij
op oeconomisch en staatkundig gebied voor Indië ook
aan de liberalen heeft berokkend.
In ieder geval is het pal staan van het ministerie
tegenover de dreigementen van dr. Koyper voor dezen
eene gevoeligs les, al doet ook het opnemen van mr.
De Savornin Lohman in het ministerie denken, dat
het believen van dr. Kuyper nog niet geheel uit het
oog wordt verloren. Ia de Standaard van heden zingt
dr. Kuyper dan ook reeds een veel lageren toon ja,
men kan wel zeggen, dat hij reeds aan 't »bij Iraaien" is.
Wat te denken echter van het optreden van dan
heer De Savornin Lohman als Minister van binnenl.
zak^n, vooral in verband met de uitvoering van de
schoolwet? Straalt hierin, met het oog op de Eerste
Kamer, euvele moed door, of zal mr, Lohman om den
wille van het Kabinet werkelijk pacificatie trachten
te bevorderen 7
Wij schorten ons oordeel op, maar wij kunnen de
opmerking niet weerhouden, dat de versterking van
het Kabinet door een deskundig Minister van koloniën,
in den lande bij alle partijen zeker meer sympathie
had ondervonden.
Immers, wij zeggen dit het Vaderland na: »dat
wederom de belangen van Indië ondergeschikt zijn
gemaakt aan de eischcu dsr hooge politiek is duidelijk.
Er is geen reden het optreden vin den heer Mackay
met ongerustheid te begroeten. Een dwseper als Keu
chenius is hij niet, en als staatsman heeft hij van
groote administratieve talenten, maar ook van wijze
bezadigdheid doen blijken. En waar hij als Minister
van Koloniën zich vrijer zal gevoelen, zal hij meer
nog aan de natuurlijke neigingen van zijn geest kunnen
toegeven. Maar met dat al, de heer Mackay kent de
koloniale zaken nietzoover ons bekend, beeft bij er
zich zelfs als Kamerlid nagenoeg niet mede bemoeid,
en heel wat arbeid zal noodig zijn om zich daarin te
werken. Verblijdend is dat vooruitzicht voor Indië
niet, waar èi de opperlandvoogd èn de Minister vreem
delingen zijn in de zaken, terwijl het too dringend
behoefte heeft aan den Staatsman, die weet en handelt.
En de heer Keuchenius ten slotte Zonder twijfel
staat de Goesche zetel voor hem open. Het zal niet
het minst curieuse verschijnsel zijn in den nieuwen
toestand, welke houding hij zal aannemen als Kamer
lid tegenover het dus gereconstrueerde Kabinet.
E«n era van strijd gaan wij zeker tegemoet. Be
ginselvastheid en toewijding van al haar leden behoeft
de liberale partij in groote mate."
Brieven uit de Ganzestad.
IV.
Het zal wel niemand, die kennis genomen heeft
van wat er over mijn jongsten brief is geschreven en
gesproken, verwondering baren, dat ik het onderwerp,
waarover ik ditmaal een en ander wensch to schrijven
niet in behandeling neem, vóór en aleer ik uiting heb
gegeven aan de gewaarwording, die ik ondervond, toen
ik bemerkte hoe mijn geschrijf aanleiding heeft ge
geven tot min of meer vriendschappelijke opmerkingen.
Laat ik beginnen met te verklaren, dat ik meer dan
ooit blij ben, dat het geheim van mijn pseudoniem
nog niet is opgelost (niettegenstaande de talrijke po
gingen daartoe vooral in de voorgaande week aange
wend) waat waarlijk ik zou er mij anders op moeten
voorbereiden door sommigen mijner stadgenooten »ge-
boycot" te worden. Maar niet daarom alleen verheugt
het mij onbekend te zijn, maar ook, omdat ik daar
door in de gelegenheid ben dikwijls een oordeel over
den inhoud mijner brieven te hooren uitspreken en
daaraan te kunnen toetsen in hoeverre deze meer of
minder in den smaak vallen van de lezers van dit blad.
En dan mag ik getuigen, dat dit oordeel, voor zoover
het werd uitgesproken door hen, die op geenerlei wijze
betrokken waren bij de soirée, over mijn veertienden
br.ef lang geen afbrekende critiek bevatte.
Dat het oordeel van hen, die wel een meer of minder
werkzaam aandeel aan de soiiée hebben genomen,
minder gunstig voor mij luidde, doet mij van harte
leed, maar ik geloof toch voor een goed deel de oorzaak
daariau te mogen zoeken in do minder juiste opvat
ting, die men van mijne bedoeling heeft gehad. Ik
heb mij geen ongunstig oordeel aangematigd over de
wijze van opvoering, integendeel ik heb mij verstout
lof toe te zwaaien aan de goede vertolking der ten
tooneele gebrachte stukken. Ik ben alleen zoo vrij
geweest (een inzender in dit blad had de beleefdheid
bet reeds te releveeren) eene kleine viDgerwij?ing te
geven omtrent de richting, die ook het liefhebberij-
tooneel dient in te slaan, wil het beschavend en ont
wikkelend wei ken.
Men zal bovendien, al ben ik voor mijne lezeressen
en lezers een onbekende, wel willen gelooven, dat ik
geen genoegen neem met uitsluitend mijn persoonlijk
ooi deel nederteschrijvtn, maar dat ik wel degelijk
tracht ongemerkt de meeriing van velen te vernemen,
op wier zienswijze ieder dec executanten zeer zeker
prijs zou stellenen dat ik dit oordeel geef in den
vorm, die mij het meest gewenscht voorkomt, dan
eens als een gesprek, dan weèr als eene korte be
schouwing. Dat niet elke brief aan allen aaDgenaam
kan zijn, spieekt wel van zelf; zoo te schrijven, dat
dit wèi het geval is, is alleen mijn collega-briefschrijver
Water-en melk gegeven. En zonder nu te willen beweren,
dat mijne lezers, evenals de Russen bij hunne landing
in Noord-Holland in 1799, alleen smaak hebben in
jenever met peper, zoo geloof ik toch, dat de lectuur,
die mijn zooeven genoemde collega opdischt, ook niet
naar hun behagen zou zijn. Komt er dan in mijne
pennevruchten al eens iets voor, dat hun minder aan
genaam lijkt, welnu dan geef ik hun den raad, dien
ons iEsopus reeds gaf, om in dergelijke gevallen zoo
veel zelfverloochening ti betrachten, dat men daarbij
in de eerste plaats aan zijn buurman en niet aan
zichzelf denkt.
II riy a que la vérité qui blesseniet waar, mijne
geachte lezeressen Daarom, toont u niet te gevoelig
bij het lezen van mijne brieven. Gij bewijst mij daar
mede te veel eer en gij miskent mijne bedoeling.
Ik hoop met deze korte apologie vrede te hebben
gesticht en allen, die dezen brief zullen willen lezen,
in eene stemming te hebben gebracht om met mij
dit jaar te beschouwen als een feestjaar bij uitnemend
heid; wanneer wij maar gezamenlijk willen trachten feest
te vieren, dan bestaat daarvoor in 4890 in Ganzestad
gelegenheid te over.
Daar hebt ge in de eerste plaats den dag van hedeD,
die reeds bijna veratreken zal zijn, wanneer dit blad
in handen zijner lezers binnen onze stad zal zijn ge
komen.
Dank zij den geachten afgevaardigde uit de Lange
Kerkstraat werd hij (de dag van heden namelijk) ge
opend met statig klokgelui, dat ieder, die Oranje in
het hart draagt, al dadelijk in feestelijke stemming
bracht. En waarlijk, wanneer we een jaar terugdenken,
dan is er reden te over om verheugd te zijn, zelfs al
heeft men niet als te Driewegen het besef, dat i dere
feestelijke herdenking van den 191en Februari, met
het oog op 's Konings hooge jaren, wel voor tien mag
geteld worden".
Uit dat oogpunt heeft men echter blijkbaar dezen
dag hier ter stede nog niet beschouwd, althar,s be
halve door het wapperen der driekleur, het zooeven
genoemde klokgelui en de inspectie van de dd. schutterij,
was van de feestelijke stemming niet veel te bemerken,
althans niet voor hen, die zich niet opmaakten naar
de sociëteit V. O. V. om te genieten van het concert
van het harmoniegezelschap »Euphonia" en zich te
scharen in de rij der danslustigen.
Ik zal de laatBte zijn om eene dergelijke feestviering
te wrakenintegendeel, het is eene oude gewoonte
om op 's Konings jaardag een casino te geven en vele
oude gewoonten geraken tegenwoordig zoo in onbruik,
dat meri*de enkele, die nog gebleven zijn, wel in eere
mag houden. Maar toch durf ik de vraag stellen of
eene extra-uitdeeling van levensmiddelen en een matinés
op de Groote Markt ook niet in overeenstemming
zouden xiju met bet feit, dat Norland's Koning over
het gansche volk regeert. Ik heb wel eens gehoord,
dat, wat de matinéj betreft, de harmonie geene al te
aangename herinneringen heeft aan wat men in het
dagelijksch leven »het volk" noemt en ik vermoed,
dat het daaraan is toe te schrijven, dat zij zich niet
in de buitenlucht deed hooren. Maar, juist daarom
neem ik deze gelegenheid te baat om er het volk op
te wijzen, hoe het aan zichzelf te wijten heeft, wanneer
het verstoken blijft van het genoegen eene gratis-uit
voering van ons harmoniegezelschap bijtewonen.
Toch zou ik zoo gaarne zien, dat ïEuphonia" nog
eens een prcef waagde. Ik ken eene stad in ons vader
land, ettelijke malen grooter dan de onze, waar iedere
Zondag op het marktplein een concert wordt gegeven.
Eene groote menschenmassa beweegt zich daar ge
durende een paar uren op en neder of zit in en voor
de koffiehuizen te genieten van de tonen der muziek.
Van wanordelijkheden is daar nimmer sprake en toch
is de bevolking daar die van Ganzestad niet vooruit
in beschaving en ontwikkeling. Waaraan dan dit ver
schil is toe te schrijven Mijns inziens alleen daaraan,
dat bij dergelijke gelegenheden het publiek uit allen
rang en stand is samengesteld en daardoor het volk
vanzelf van ongepaste uitingen wordt teruggehouden.
Men ontmoet elkander daar, praat, lacht en wandelt
verder en er heerscht een opgewekt, veelstemmig
gegons, dat echter door de tonen der muziek gemak
kelijk wordt overstemd en dat aan de welluidendheid
in bet minst geen afbreuk doet. Zou men het een
volgend maal hier ook niet eens zoo willen beproeven
Da duizend-gulden-feesten bij gelegenheid van het
landbouwcongre8 wensch ik hier maar even aan te
stippen. Hoe die zullen worden ingericht en wat daar
van zal afvallen voor het algemeen is mij onbekend
en dus kan ik daarover niet uitweiden. Maar dit kan
men wel als zeker aannemen, dat wat er ook aan bet
congres moge ontbreken, feestelijkheden zeer zeker wel
niet; en waar het alzoo vaststaat, dat die er zullen zijn,
behoeven wij voorshands over hel »boe en waarom"
ons hot hoofd niet te breken.
Maar wel rijst de vraag of op 48 Juni het diamanten
feest van den slag van Waterloo niet met luister dient
te worden herdacht. Ze worden schaarsch de ouden
van dagen, die ons met geestdrift kunnen verhalen
van do dagen van '13 en '15, maar toch ook bij ons
jongeren moot, dunkt mij, het besef levendig blijven,
dat de herwinning van Neèrlands vrijheid, waarop de
slag bij Waterloo het zegel drukte, waard is door een
nationaal feest te blijven hardacht. Al zou het misschien
voor ons lieve vaderland niet kwaad zijn, wanneer
eens voor een heel korten tijd een alleenheerscher
optrad om zeker politiek veldheer met zija grooten
en zijn kleinen staf een toontje lager te doen zingen,
toch mogen wij niet uit het oog verliezen, dat vóór
75 jaren op 18 Juni de vrijheid eindelijk zegevierde
over de tirannie en dat die vrijheid ons verzekerd
bleef tot op den dag van heden. FeesteD, gewijd aan
de herdenking van dergelijke geschiedkundige gebeur^
tenissen, verhoogen het nationaliteitsgevoel, dat in deze
tijden van practische levensbeschouwing zoo licht dreigt
te loor te gaan.
Pricsessedag wordt hier ter stede niet op bijzondere
wijze herdacht. Vermoedelijk is de dan juist inge
treden kermis daaraan wel hoofdzakelijk zchuld, maar
ook al was dit niet het geval, dan zou ik nog geen
voorstander er van zijn, dien dag vooralsnog in het oog-
loopend luisterrijk te vieren. Ik wensch gerekend te
worden tot hen, die met liefde en toewijding het aan
vallig Koningskind vereeren, dat, naar wij hopen, een
maal Neêrland's troon zal bestijgenmaar zoover ik
mij kan herinneren is de jaardag van den troonop
volger in Nederland, zelfs door de jeugd, nooit op
bijzondere wijze herdacht en het komt mij voor, dat
tegenover den regeerenden Koning er eonige misken
ning in ligt, het jonge volkje zoo voortdurend te wijzen
op onze toekomstige Koningin.
Het sle roi est morttnvt le rot" moge eene lenze
zijn, waarin in eene monarchie groote kracht zetelt
en die een eisch der noodzakelijkheid mag wordeD ge
noemd, zoolang de Koning in leven is, past het mijns
inziens niet zijn eventueeleu opvolger gelijke zoo niet
meer eer te bewijzen dan hem en het tvive la reine'
aan te heffen.
Maar dadelijk na 31 Augustus komt het 25jarig
jubilé van onze Hoogere Burgerschool. Dr. Van Cam-
pen weez reeds dezer dagen op de wenschelijkheid om
dit feit feestelijk te herdenken en ik sluit mij gaarne
bij hem aan. Juist omdat onze Hoogere Burgerschool
is eene gemeente-inrichting, is er voor onze stad nog
zooveel meer aanleiding om feest te vieren, dan voor
die plaatsen, die door het Rjk met eene middelbare
school werden begiftigd. Wij hebben dankbaar te
herdenken de kloeke mannen, die vójr 25 jaren zoo
trouw zorg droegen voor di ontwikkeling der juigd,
wij kunnen met trots wijten op eene inrichting, die
voor eon groot deel door ons zei ven werd in stand
gehouden. Ea zullen dan 25 jaren na hare stich-