1890. N°. 17. Zaterdag 8 Februari. 779te jaargang. GOESC De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond) uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,76» Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bijdeheeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a 1,— berekend. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. Brieven uit de Ganzestad. XIV. Onze vijftienjarige kroonprins, zooals mijne vrouw zoo gaarne oDzen eenigen stamhouder noemt, kwam jl. Maandagavond opgewonden thuis van de generale repetitie voor de soit ée ten bate van het St. Nicolaas- feest voor onvermogende kinderen. Hls waar, een ge regeld verhaal van wat hij gezien had en gehoord kregen wij wel niet, en h®t eenigj wat hem bijzonder scheen gefrappeerd te hebben was, dat de schalksche Amor den pijl juist op hem had gericht, een feit, dat blijkbaar zulk een indruk op htm had gemaakt, dat hij er telkens op terugkwam, zoodat mijne vrouw hem bezorgi aankeek, alsof ze in navolging van den school meester wou uitroepenTu quoqué. Maar die eenzijdige opgewondenheid van mijn zoon kon mij niet erg verontrusten en ik wil gaarne be kennen, dat ik verlangend was de soirée bij te wonen. Helaasvóór het uur zou slaan, waarop ik mij met vrouw en dochters daarheen zou begeven, zou aan mijne feestvreugde een gevoelige slag worden toe gebracht. Ik weet niet of ik het mijnen lezers al eens heb medegedeeld 't is trouwens voor hen van minder belang dan voor mij dat ik door mijn huwelijk geparenteerd ben geworden aan de uitgebreide familie Nurks. Ik haast mij erbij te voegen, dat mijne teedere wederhelft zelf geen enkelen trek met hare familie ge meen heeft, anders had ik haar zeker nooit naar het echtaltaar geleid, maar in de omstreken beeft ze tal- looze familieleden, die met de bekende kwaal zijn behept. En daar kwam nu, zonder dat we er ie's van konden vermoedeD, onze neef Hendrik uit de Bu'chtstad op dien gedankwaardigen avond van 5 Februari met den trein van 5.59 overwippen en als een bom in ons huis vallen. •Goeden avond1" Met dien groet trad hij binnen en zijn gelaat droeg den stempel van een gepast gevoel van eiganwaarde, dat alk besef hoezeer zijn komit de verwezenlijking van zijn avondgroet onmogelijk maakte, uitsloot. Een goeden avond heb ik in zijn gezelschap nog nooit doorgebracht. Het schijnt wel, dat deze herinnering aan vroeger samenzijn met hem op mijn gezicht te lezen stond, althans neef Hendrik viel dadelijk uit: »Wat kijk jij simpelAls ik je soms niet welkom beD, dan ga ik om 8.20 weer weg, hoor." Wel waarachtig niet" huichelaar die ik ben •ga zitten, 't Is maar, zie je, wij zouden van avond naar de soirée gaan." Dat begreep ik en daarom ben ik juist gekomen. Ik ga ook naar de soirée." pDus blijf je bij ons logeeren vroeg mijn vrouw als zorgzame gastvrouw. »Dan zal ik Betje gauw zeg gen, dat ze de logeerkamer in orde maakt." •Mensch, maak nu geen drukte, want anders ga ik veel liever weer heen." Ea op die bedreiging kon natuurlijk niet anders dao de sussende bewering vol gen »dat het niets geen moeite was." Wij gingen naar de soiréa en werkelijk ik heb mij, voor zoover dat gaat met een Nurks naast zicb, ge amuseerd. Trouwens ik geef aan zulk eena uitvoering verre de voorkeur boven eena tooneelvoorstelling van een bepaalden troep. Het is zoo'n huiselijk idéé, al die kennissen op het tooneel te zien, diezelfde stemmen heel andere dingen te hooren zeggen en diezelfde per sonen heel andere dingen te zien doen dan in het dagelijk8ch leven. Men ontmoet zooveel menschen, die niet eens azichzelf" kunnen zijn, dat het een genot is er te zien, die behalve dat nog »een ander" kunnen voorstellen. Dat kan men van zulke menschen van elders niet zoo beoordseler. Neef Hendrik hield zich tijdens de voorstelling nog al kalm en zelfs in de pauze was hij tamelijk geniet baar. Maar helaas! nauwelijks waren we thuis of daar schoot hij los. Mijne vrouw deed hem de zeer begrijpe lijke vraag»of hij zich nog al geamuseerd had •Neer, waarachtig n et. Ik heb me dood geërgerd. Och, maar ik had ook stil thuis moeten blijven" (dit laatste waren we allen met hem eens) »want die lief dadigheidsfeesten, daar beb ik het niet op. Wat drom mel, als je weldadig wil wezen, dat vind ik heal mooi. Ik ben op mijn manier ook weldadig" (dat zal een aangename manier zijn) »maar geef dan, wat je geven kunt, maar vraag daarvoor niet weèr zoo iets van ssne tooneelvoorstelling of zoo in de plaats. Het is dan geen weldadigheidszin meer, maar eenvoudig zucht naar een pretje, 't Is volkomen waar wat zekere ge legenheidsdichter eens schreef naar aanleiding van een gehouden fancy-fair Storm en vuur en watervloed Scheppen tal van dichten Voor de stem der ijdolheid Moet de sterkste zwichten. Storm en vuur en watervloed Scheppen tal van feesten And'ren helpen en zichzelf, Dat behaagt den meesten". •Alles goed en wel" antwoordde ik hem, »maar je vergeet het derde couplet Is elk middel even goed Om wat geld te schrapen: Schep dan weder feest en vers En scheer zoo de schapen. •Zie je", vervolgde ik, »zoo zijn nu eenmaal de menschen. Wij willen wat hebben voor ons geld. En of dat nu goed is of niet, laat ik voor het oogenblik in het midden, maar dat is zeker, dat op die manier veel meer geld wordt bijeengebracht dan wanneer men enkel een lijst voor vrijwillige giften laat rondgaan, 't Is dus allereerst onze schuld als men tot feesten zijn toevlucht moet nemen om het noodige geld bijeen te krijgen en allerminst de schuld van hen, die hunne krachten aan de organisatie van zulke feesten wijlen. En bovendien, het lokt nog wat menschen van elders ook, die toch anders hunne bijdragen niet zouden hebben gegeven. Adres aan je zelf." sik wilde dat ik mijn geld stil in mijn zak had gehouden. Groota goedheidOver die mooie zaal, waarin we van avond hebben gezeten, zal ik maar zwijger), maar de soirée zelf, neen hoor 1 't is me niet meegevallen en toch waren mijn verwachtingen niet hooggespannen." Vondt je dan de werkstaking" niet mooi vroeg mijne vrouw, die nog al van het dramatische houdt. De werkstaking wel. De dames en heeren hebben dat stuk naar eisch opgevoerd en het stuk is degelijk." •Nu ja" viel ik hem in de rede, »dat is een quaoitie van smaak. Ik voor mij houd meer van iets grappigs en daarom beviel mij dat panopticum bet best." •Neen, dat was voor mij bet ergste van alles en ik sta er verbaasd over, dat er nog acht menschen en een kleintje gevonden worden, die genegen zijn om zoo iets te vertoonen. In een besloten kring kan het <r nog door, maar om daar m het publiek ten spotte staan ik zou je danken. Ea dan, wat voor idéé zit daar nu in Eerst heeft de kunst zich suf zitten practiseereD om het zoo ver te brengen, dat ze wassenbeelden zoo het een en ander kon laten nadoen, wat de meDschen doen. En nu haar dat eindelijk met veel moeite en veel kosten gelukt is, komen de menschen en die gaan probeeren of ze nu die mechanische beelden wtér kunnen nadoen. Is dat nu niet de dwaasheid ten top Nu, ze hebben het er ver in gebracht, dat moet ik ze tot hun eer nagevenalleen vond ik het komiek, dat Amor hier bij jelui Ganzestadters voor een meisje wordt gehouden. Ik dacht altijd dat Amor een jongen was." Maar neef, u vindt nu ook niets goed; ik vind het juist zoo lief, dat ze een meisje vHoudt jij je buiten het gesprek" viel ik met vaderlijk gezag mijn stamhouder in de rede. »'t Is voor jou tijd om naar bed te gaaD." Hij zwefg, maar zijne handen balden zich tot vuisten en hij wierp op mijn gezelligen gast een blik, alsof hij van harte wenschte, dat deze nog een schooljongen was. Toen stond hij op en met een nachtgroet voor allen verliet hij het vertrek. •Maar," zoo vatte ik den draad van ons gesprek wêer op, »wat zoudt ge dan eigenlijk willen, dat men ten beste gaf?" Och, dat kan ik ja in twee woorden zeggen. Ik heb op zichzelf geen bezwaar tegen een drama, en ook niet tegen een blijspel. Maar ik vind het zeer te bejammeren, dat, waar er blijkbaar goede krachten voor tooneelopvoeriDgen in dit stadje zijn, men die krachten besteedt voor dergelijke stukken als het panopticum of dat flauwe blijspel met dien honden naam. Waarom vereenigt men zich niet onder goede leiding en doet men niet eene verstandige keuze uit het hedendaagsche repertoire of uit dat van vroeger tijden en besteedt dan zijne krachten aan de degelijke instu deering van een paar stukken. Wanneer men daar mede in September begint, kan er iets goeds van komen en kan men eene opvoering geven, die wer kelijk beantwoordt aan de eischen van beschaving en ontwikkeling, die men tegenwoordig terecht aan het tooneel stelt. Dergelijke x>moppen" als het panop ticum, zulke zinledige blijspelen als »Hector," hoe verdienstelijk opgevoerd, behooren niet door volwassen ontwikkelde menschen ten tooneele te worden gebracht. Wil men ter afwisseling op zulk een feestavond aan de toonkanst of aan tableaux-vivants ook recht laten wedervaren, a la bonne heure I maar wat men geeft, moet degelijk zijn. Daarom beviel mij de werkstaking. Daar zit pit, daar zit strekking in. Daarom beviel mij het Van-der-Wer/f-tableau, da's de voorstelling van een immer aangrijpend stuk geschiedenis. Dat pakt." •Na ja" sprak ik, »daar heb ja wel gelijk iD, maar ge moet niet voorbij zien, dat men toch ook wel van een grapje houdt." Alles goed en wel, maar in grappen moet ook zin zitten. En zit er nu zin in dat panopticum Tableaux- vivants kunnen aangrijpend schoon zijn. Door tableaux als het panopticum wordt er eene parodie van gemaakt. Kijk, waarde vriend, ik heet wel Nurks, maar daarom kan ik al zeg ik het zelf toch ook wel eens eene goede gedachte hebben. Het is niet om aftebreken, maar om optebouwen, dat ik dit denkbeeld aangeef. En, nu kun jij me helpen door het eens verder te verbreiden. Schrijf er eens over in uw eerstvolgenden brief uit de Ganzestad." Erg veel had ik er niet mede op, maar mijn logé was nu wat gekalmeerd en om hem niet opnieuw te prikkelen, stemde ik toe. Als hij gezegd had, dat, wanneer zijn wenk werd opgevolgd, hij een volgend jaar zou terugkomen, had ik zeker geweigerd. Den volgenden morgen, vóór ik naar mijn kantoor ging, bracht ik onzen »erntfesten neef en wellieven vriend" naar den trein en toen deze zich in beweging stelde, slaakte ik een zucht van verlichting, die het gesnuif van den locomotief overstemde. Gelukkig, dat neef Nurks niet in de Ganzestad woont. Wij kunnen hem best missen. Aan de koffietafel paradeerde onze kroonprins met een blauw oog. Een zijner makkers had het gewaagd iets van Amor te zeggen, wat hem Diet beviel. In dien jongen zit een goede aard. ADSPIRANT1. GOES, 7 Februari 1890. Men zal zich herinneren, dat de regeering in de Eerste Kamer de verrassende mededeeling deed, dat de prijzen van het brood te Vlissingen, waar een accijns op het brood wordt geheven, geregeld lager waren dan te Middelburg, waar zulk een belasting niet bestaat. Mr. E. Fokker onderzocht de zaak nauwkeurig en deelt in de Middelb. Ct. de resultaten van dat onder zoek mede. Daaruit blijkt, dat de mededeeling van den Minister grootendeels onjuist is. Zoo verkocht de Middelb. broodfabriek haar brood te Vlissingen of voor gelijken prijs óf voor een cent meer dan zij te Mid delburg vorderdede gestichten hadden daar voort durend goedkooper brood dan te Vlissingen en een 4tal Middelburgsche bakkers verkochten hun waar ook goadkooper dan hun Vlissingsche collega's. Enkel de verbonden Middelburgsche bakkers (een vereeniging) waren met het brood dnurder dan de Vlissingsche. De heer F. eindigt dan ook met de ver klaring, dat het bericht, dat de broodprijs te Vlis singen, ondanks den accijns, lager zou zijn dan die te Middelburg een legende is. Onder de berichten van den dag nopens de crisis behoort volgens het Dagbl. ook het ongegrond gerucht, dat het Kabinet collectief ontslag zou hebben gevraagd. Eerst gisteren ontving het Kabinet van Z. M. den Koning de ontslag-aanvrage van den Minister van Koloniën om advies. Een onhandige vriend van den heer Keuchemns doet in de Standaard de volgende vraag Wat toch maakt een koloniale Mogendheid sterker dan de volken en landen, die men aanvaardt, te brengen tot eenzelfde geloof, en waar men hiertoe de middelen slechts heeft aan te wenden om daartoe te geraken, geeft men de voorkeur aan een stelsel, dat leiden moet tot vijandschap en wantrouwen. De eerste regel van den Mabomcdaan is tochVerdelg ze te vnur en te zwaarden men koestert onwetend den vijand aan zijn boezem, waar men 't in de macht heeft er bond- genooten van te maken". De schrijver ziet geheel over het hoofd, dat men schen zoowel als volken aan niets zoo sterk gehecht zijn als aan hunne godsdienstige overtuiging. Ons eigen land leverde en levert nog dagelijks daarvan de meest overtuigende bewijzen. Men kan aan alles raken, alles wijrigen, alles afschaften, mettertijd zullen zij, die er het slachtoffer van zijn, zich daaraan gewennen. Eén ding slechts late men onaangeroerdhet geloof. En nu komt de vriend van den heer Keuchenius kalm weg vertellen, dat het juist de eerste plicht van eene koloniale Mogendheid is, om hel volk van geloof te doen veranderen. Ea dat nog wel Mohammedanen, de fanatiekst geloovigen ter wereld ArnhCt.) Het Dagblad verneemt gunstige berichten van Het Loo omtrent den gezondheidstoestand van bet Koninklijk gezin. 11. M. de Koningin, welke wegens HD. zware ver koudheid verplicht was, zich van de buitenlucht te onthouden, is Masndag jl. weder uitgereden. Bij de jongste veranderingen in het personeel der rijksveldwacht is met 15 Febr. eervol ontslagen de rijksveldwachter der 3e klasse L. J. Troupee te Borsele. De oud-professor Buys Ballot, die den 3an dezer te Utrecht is overleden, werd te Kioetinge ge boren en niet te Zalt-Bommel, zooals in enkele dag bladen is opgegeven. Bij Kon. Besl. is pensioen verleend aanS. D e Back, hoofd eener openb. lagere scgool te Zuidzande, ten bedrage van 734, en aan L. S w a r t, districts veearts, ten bedrage van f 617. In een vorig nummer vermeldden wij dat er sprake van is de kist met het stoffelijk overschot van Frederik Willem George, Prins van Oranje, die in 1799 te Padua overleed, naar Delft over te brengen en dat daarover door de Nederlandsche Regeering met de Italiaansche wordt onderhandeld. De bedoelde Prins, zoo herinnert de Baarl. Ct is de tweede zoon van den Stadhouder Willem V, en dus de jongere broeder van den later en Koning Willem I. Hij werd den 15n Februari 1774 te 's Gravenhage geboren en bereikte dus nog niet den vollen leeftijd van 25 jaren. Reeds op 19jarigen leeftijd trok bij te velde en onderscheidde zich in dienst der Nederlandsche Repu bliek in den oorlog tegen de Franschen in Vlaanderen, o. a. bij Werwick, waar hij gewond werd en bij Fleurus. Nadat de Stadhouder uitgeweken was, trachtte Prins Frederik in Pruisen troepen bijeen te brengen het zoogenaamde Rassemblement voornamelijk van officieren der Republiek die bij het binnentrekken der Franschen hun ontslag hadden genomen. Toen hij hierin door de Pruisische R-geering werd verhioderd, begaf hij zich in Oostenrijkschen dienst en onderscheidde zich als generaal-majoor bij Würzburg, 3 S^pt. 1796, en bij het beleg van Kehl, het bruggehoofd voor Straatsburg, in October van hetzelfde jaar. Bij dat beleg was bij 42malen in het vnur. Tot belooning zijner diensten werd hij eerlang tot luitenant-veld maarschalk en grootmeester der artillerie benoemd en aan het hoofd geplaatst der Oostenrijksche troepen in Italië. Eene zeldzame onderscheiding voorzeker een jong, vreemd Protestantsch Vorst aan het hoofd van een keizerlijk leger. Padua werd zijn hoofdkwartier, Nov. 1798, helaas 1 ook eerlang zijne rustplaats. Er heerschten in het leger kwaadaardige koortsen en de Prins wijdde bijzondere zorg aan de verpleging zijner kranke sol daten geen wonder dat hij door het leger op de handen gedragen werd. Door zijn gestadig bezoeken der hospitalen schijnt hij ook zelf de kiemen der besmetting te hebben opgedaan. Ruim zes weken nadat bij het opperbevel aanvaard had overleed de Prins te Padua aan rotkooits, 6 Januari 1799. Zijn lijk kon, als van een Protestant, niet in eene der kerken begraven worden, doch een zinrijk gedenk- teeken van wit marmer, door de meesterhand Canova gebeiteld, wijst in die van het Heremietenklooster de plaats aan waar buiten den kerkmuur het stoffelijk overschot is neergelegd van Frederik van Oranje, die bestemd scheen om de glorie te doen herleven der groote mannen van zijn luisterrijk geslacht. '8 Prinsen dood werd openlijk verklaard een verlies te zijn voor de Oostenrijksche Monarchie. In hem, zeide men, zou Oostenrijk een tweeden Prins Eugenius hebben gehad. Europa, meende men later, zou geheel andere uitkomsten hebben gezien, ats Bonaparte te Marengo, in plaats van den ouden Mélas, zonder vuur of geestkracht, den ondernemenden, talentvollen, oo- vergelijkelijken Frederik van Oranje tegenover zich had gehad. Bosscha: Norland's heldendaden te land III. Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Te Domburg is toezegging van beroep verleend aan ds. J. Willemse, predikant te 's-Hesrenhoek. Rilland-BiUli. De heer J. Van Boven Jt., die reeds bij eene vorige verkiezing tot ouderling was benoemd, maar daarvoor had bedankt, is Zondag weder als zoo danig gekozen en heeft thans de benoeming aange nomen. Uit Renkum meldt men: Zooals is gemeld, heeft voor eenigen tijd het bestuur van de school met den bijbel zich met een verzoek tot den kerkeraad der Herv. gemeente gewend, om voor deze stichting vier malen per jaar in het kerk gebouw eene collecte te houden. De kerkeraad besloot met eenparige stemmen hieraan gevolg te geven, op voorwaarde dat het onderwijzerspersoneel voor minstens de helft zon moeten bestaan uit besliste voorstanders der Herv. gemeente, terwijl de onderwijzers, thans aan de school werkzaam, eene schriftelijke verklaring moes ten overleggen, dat zij zich tegenover de leerlingen van elke poging om de Herv. gemeente te benadeelen zonden onthouden. Thans heeft het bestuur der school, waarvan de groote meerderheid bestaat uit doleerenden, evenals het geheele onderwijzerspersoneel, deze voor waarden van de hand gewezen. Tot 3en onderwijzer aan de Christel, school te Zieiiksee is benoemd de heer A. Boot.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 1