1890. N°. 11. Zaterdag 25 Januari. 77*" jaargang.
NATIONALE MILITIE,
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75*
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH Sc VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
Tot en met 31 Januari bestaat de
gelegenheid aan ons bureau tot betaling
van nog verschuldigde abonnements- en
advertentiegelden over 1889. Na dien
datum zullen wij zoo vrij zijn, over het
bedrag per postquitantie te beschikken.
De Administratie.
Het Register van inschrijving, met de daaruit opge
maakte Alphabetisclie lijst voor de
over 1889, voor de lichting van 1890, liggen van heden
tot en met 2 Februari e. k. ter inzage. Gedurende dien
tijd kunnen tegen register en lijst bezwaren worden
ingebracht bij den heer Commissaris des Konings in
dit gewest, door tusschenkomst van den burgemeester
dezer gemeente, zulks op ongezegeld papier, maar
door de noodige bewijsstukken gestaafd.
Goes, den 24 Januari 1890.
Burgemeester en Wethouders van Goes,
J. G d. W. HAMER.
De Secretaris,
HARTMAN.
Brieven uit de Ganzestad.
XIII.
Mijn collega-briefschrijver J. Van Anstruwe uit
Amsterdam horinnerde in zijn jongsten brief eraan,
dat het nieuwe jaar reeds zoover is verstreken, dat
bijna niemand zich meer verschrijft bij de vermelding
van het nieuwste jaartal, en nog altijd heb ik na
1 Januari 1890 niets van mij doen hooreD. Ik heb
mijn zeer geachte lezers en lezeressen niet geluk-
gewenscht met het nieuwe jaarik heb de griep onze
stad laten binnensluipen zonder haar te begroeten
met al de verachting, die in mij isik heb nog niet
gewaagd van de verontwaardiging van onze Betje
toen ik haar wilde «volkstellen". En toch, ook dit
maal moet ik al die onderwerpen laten rusten, want
vóór alles gevoel ik mij gedrongen een brief te schrij
ven aan
Mevrouw Donarière Klerck geb. Gravinne
Van Hogendorp,
voorzitster van het hoofdbestuur van den Nederland-
schen Vrouwenbond.
Hooggeboren Vrouwe
Ziekte, vermoedelijk wel influenza, was u een be
letsel om gevolg te geven aan uw voornemen onze
aloude veste, zij het dan ook maar voor eene korte
wijle tijds, de eer te gunnen u binnen hare muren
te zien. Velen mijner stadgenooten zal dit niet geringe
teleurstelling hebben gebaard, waar zij zich bij voor
baat reeds gevleid hadden van aangezicht tot aange
zicht te zitten met de edele voorvechtster voor de
verheffing van het zedelijk bewustzija. Maar zeker
niemand was meer gedupeerd dan de ondergeteekende,
die bereids het vaste voornemen had opgevat te trachten
in een bijzonder onderhoud tot u te worden toegelaten,
opdat het hem mocht gelukken u te overtuigen, dat
vooralsnog van een naar waarheid nationaal petition
nement als door u bedoeld wordt, geen sprake kan
zijn, althans niet voor zooveel betreft die streek van
ons dierbaar vaderland, die men in het dagelijksch
leven met den naam van «het land van ter Ganzestad"
gelieft te betitelen.
Vergun mij thans, Hooggeboren Vrouwe, u langs
dezen weg mijne kleine grieven voor te dragen, en u
er op te wijzen hoe er handteekeningen zijn verzameld
on der uw petitionnement en wie daarop zoo al hebben
ge teekend.
Ik noodig u dan uit met mij de woning binnen te
treden van een eerzaam plattelandsbewoner, een man,
die zich mag verheugen in het bezit van eene even
eerzame gade en een niet onaanzienlijk getal kinderen,
mitsgaders van een dosis gezond verstand, waarop niet
eeDmaal alle stedelingen kunnen bogen, en die kltêr-
maker is van beroep.
Het noenmaal het verdient dien naam, want men
heeft nog Diet gebroken met de oud-vaderlijke ge
woonte van omstreeks twaalf uren het middagmaal ta
gebruiken is afgeloopen. De kinderen eiA het dienst
personeel, bestaande uit eene werkster, hebben bereids
den disch en de kamer verlaten, en vader rookt
alleen nog zijn pijpje, terwijl moeder «den boel aan
kant doet".
De achterdeur men treedt hier te lande zelden
eene boerenwoning langs de voordeur binnen gaat
open en nauwelijks hoort de m3n dit of met goed
Hollandsche gastvrijheid, voor welke chacun est le
bienvenuroept hij«Komt er in".
Aan deze uitnoodiging wordt gehoor gegeveu en
binnen treedt een arbeider met een portefeuille onder
den arm.
Ik moet opmerken, dat er slechts éene soort min-
gegoede boeren denkbaar is, die met eene portefeuille
onder den arm loopen, en dat zijn bodes van polders
of waterschappen. En waar nu de binnentredende die
betrekking niet bekleedt, is het begrijpelijk, dat de
huisheer eenigszins verwonderd opkijkt.
«Goeje middag saemen", klinkt do groet van den
arbeidor.
«Ok goeje middag", luidt de wedergroet.
«Den baes eit 'evrogen of je dat is teikenen wilt",
vervolgt de man van de portefeuille, «jie en de
vrouwe en de guus, as ze tenminste twintig jaer
binne."
De portefeuille is intusschen geopend en daaruit is
te voorschijn gekomen een vel papier, waarop een
afschiift staat van het petitionnement van den Neder-
landschen vrouwenbond tot verheffing van het zedelijk
bewustzijn, waarender bereids een aantal handteeke
ningen in min of meer sierlijke letters zijn geplaatst.
«Wat is dat voor een dieng vraagt de verbaasde
boer.
»'t Is een adrer, zeit de baes, da' naer den Hoag
mot om deopteruumen." (De stipjes rem-
placeeren de meest populaire uitdrukking voor huizen
van ontucht.)
«Maer die bin der 'ier toch nie zegt de boer,
die zijne gemeente kent.
«Neê, 't is voor Amsterdam en Rotterdam en den
Hoag zeivers, zeit de baes, daer binne der zoovee en
die motten allemaele wig."
«Maer wa' kan dat mien noe schillen en mien wuuf
en de guus?" vraagt wederom de boer, die er nog niet
veel van begrijpt.
«Ja, da' weet ik ok nie eu dat eit den baes ook
nie 'ezeid. I eit alleen 'ezeid, da'k julder allemaele
mot laeten teikenen en da' je 't maer is lezen mot,
dan za' je 't wê begriepen."
De bril wordt opgezet en onze kleermaker zet zich
tot lezen. Als hij die taak beeft teneinde gebracht,
z'gt hij
«Noe ak er den baes pelzier meê kan doe dan wil
ik wê teikenen. 't Za wê een goeje zaeke zien, wan
'k zie den naem deronder van een domeniesvrouwe
uut ter Ganzestad en van nog een paer daemes, die
'k bovenst kenne. Toe vrouwe langt den intpot is
van 't kammenet".
De inktpot wordt gebracht en reeds met de pen in
de hand vraagt onze kleermaker nog»'t Kost om-
mers gin geld Want 't zit er nie an, 'oor".
®'t Kost niks niemendoale", zegt de aibeider-col-
porteur.
«En kwaed kan 'k er ok nie meê?"
«Bel neen 't".
«Allo dan maer" en met de tong uit den mond
(hij kan goed schrijven want hij heeft tot zijn twaalfde
jaar ter schole gegaan) zet hij onder het adres: «Din-
genis Jobse, kleermaker".
«Noe de vrouwe", zegt de arbeider met een vuur,
dat het vermoeden wekt, dat hij per handteekening
voor zijne moeite wordt betaald.
«Bin je nie wies?" klinkt het vriendelijk bescheid
uit den mond van vrouw Jobse, «dienk je da 'k gek
bin om te teikenen? 'K ik wé wat anders te doé
as zukke gekkigheid".
»'K wa Jikke wa kan 't joe schillen?" sust hare
wederhelft. Je doet er den baes pelzier meê en i is
toch ók een goeja klant van ons".
»'t Kan wê, maer ik doen ik et niet. 'k Weet ik
niê is waervoar da 'k teikenen mot".
«'t Is voor de ontuchtige vrouwen" verduidelijkt de
man, die meent, door wat zuiverder Hollandsch te
praten, meer indruk op zijne gade te zullen maken.
»Voor wien vraagt de vrouw, maar thans met
wat meer oplettendheid.
De man verklaart haar de zaak voor zoover die
hem zelf duidelijk voor den geest staat en de slotsom
is, dat de vrouw de deur uitloopt met de woorden
«Noe, teiken jie dan mê voor mien, ik ên ik wè wat
anders te doe, ik gae ik borden wassen."
De vrouw verdwijnt en de man schrijft met pen
en tong onder zijn naam dien vanJacomina Jobse,
geb. enz.
«Noe de guus" zegt de arbeider, die voet bij stuk
wenscht te houden.
«Die bin nie tuus" is het antwoord, «maer da's
niks, die za'k er 'ok wê op zetten" en als gaf het
vaderlijk gezag hem recht om zooveel valsche hand
teekeningen te schrijven als hem goeddunkt, doet hij
onder het afschrift van het petitionnement de namen
verschijnen van Johanna Jobse, Cornelis Jobse, Maria
Jobse en Pieter Jobse, en als de colporteur oenigen
twijfel oppert of laatstgenoemde al twintig jaar is,
zegt de vader dat hij het «kommende maend" wor
den moet.
Terwijl de pennevruchten van baas Jobse bij de
kachel te drogen worden gehouden, klinkt uit het
waschkot een heldere vrouwenstem, die «het jeugdig
groen" bezingt. «Is Neele der ók vraagt de ar
beider. De kleermaker knikt bevestigend. «Die mot
ok toikenen," vervolgt de colporteur.
«Vrouwe roept Neele is" schreeuwt Jobse met ver
heffing van stem, «en zeit da's is komt teikenen."
«Neelle" haalt vrouw Jobse uit, zoo hard ze kan
en uit het waschkot klinkt het terug»Joe".
«Je mot kommen teikenen zeit de baes".
Neele kijkt alsof ze twijfelt aan de richtige werking
der hersenen van de vrouw en daarom vervolgt deze:
»'t Is voor de vrouwentuchtigirg zeit de baes. Gae
maer nae binnen."
Neele doet dit en als de baas zegt, dat ze haar
naam moet zetten, veegt ze haar van zeepsop dampende
handen en armen aan hare schort af, terwijl ze nadere
inlichtingen vraagt. De baas weet niet recht hoe hij
de zaak aan die jonge deerne van twee en twintig
lentes moet verklaren en stelt haar daarom voor, dat
hij heur naam «dèr maer onder 2& zette" en voegt
er nog bij »'t kost je niks."
«Je doe maer", zegt de vroolijke zangster. Ik gaen
ik weêr naer achter, oor, anders wordt mien sopje koud."
Onder het adres verscheen nog de naam van Neeltje
Klager en met zeven handteekeningen, pardon, met
zeven namen verrijkt, werd het adres in de portefeuille
opgeborgen om in de naaste woniDg opnieuw met
eenige vermeerderd te worden.
Wat ik u hier schetste, Mevrouw, is geen phantasie,
maar waarheid. Zoo ging het met uw adres in de
woning van baas Jobse en wie onze plattelandsbevolking
kent, zal mij toestemmen, dat het vermoedelijk in vele
andere woningen niet beter is gegaan. Ik zegniet
beter, want, niet waar Mevrouw, u noemt dit niet
goed Het was u en uw bestuur om een «kreet van
verontwaardiging van het gansche Nederlandsche volk"
te doen en ik vraag u in gemoedewaar is de kreet,
waar de verontwaardiging van Dingenis do naojer,
gezegd Jobse, van zijne vrouw, van zijne kinderen en
van Nedtje Klaver? Durft u met de hand cp het
hait getuigen, als straks uw adres aan de volksver
tegenwoordiging wordt aangeboden, dat dit adres den
wil verkondigt van de duizenden onderteekenaars
En thans, Mevrouw, nog een enkel woord over de
onderteekenaars te plattelande zeiven. Vergun mij de
vraagkent u de zeden en gewoonten van nos bons
villageois
Zoo niet, dan veroorloof ik mij de vrijheid u er
daarvan enkele mede te deelen, die, in verband met
uw petitionnement en de onderteekenaars daarvan, voor
u van belang kunnen zijn.
Indien u b. v. eens een geheelen Zondag te platte
lande wildet doorbreDgon en eens in het bijzonder uwe
aandacht wijden aan de kerkgangers des voor- en des
namiddags, dan zou het ongetwijfeld uwe opmerkzaam
heid trekken, dat des morgens, met uitzondering van
de ouders die uit verveling of uit godsvrucht tweemaal
ter kerke gaan, hoofdzakelijk de jongeren naar het
bedehuis tijgen, des namiddags daarentegen de ouders,
ieder afzonderlijk, behalve bij doopplechtigheid, en de
moeder met de kleine kinderen.
Ongetwijfeld zou dit uwe nieuwsgierigheid gaande
maken en als u naar de reden daarvan vraagdet, zou
men u zeggen, dat dit om het «tuuswachten" geschiedt.
En werkelijk is dit zoo en u kunt uzelven daarvan
gemakkelijk overtuigen. Reeds vóór kerktijd heeft de
jongelicgschap van het dorp zich bij de x»vaete" of
bij de «blapbanke" vereenigd en nauwelijks klinkt de
voorzang uit den tempel, of in breede rij stellen zicb
de jonge zonsn, op wier gelaat de «goedrond-, goed-
Zeeuwschheid" volgens uwe hooggeschatte zuster te
lezen staat, maar die vaak nog niet eens den miliciens-
leeftijd hebben bereikt, in beweging, om ésn voor éen
de eene of andere woning binnen te tredeD, waar de
chacunc bereids op haren chacun zit te wachten.
Deze laatste bomt heel kalm zijn pijpje rooken en
wat keuvelen met de uitverkorene van zijn hart, ik
wil dit gaarne gelooven hoewel ik mij steeds om goede
redenen heb gewacht daarnaar een onderzoek in te stel-
leD, maar toch, Mevrouw, zal het u, grootsteedsche, wel
evenzeer als mij kleinstedeling willen toeschijneD,
dat bij e.n dergelijk tête d tête, waarvan men zeker
is, dat het binnen het anderhalf uur niet zal worden
verstoord, aan den landelijken eenvoud wel wat erg
hooga eischen worden gesteld.
Nu wil ik nog niet eens wijzen op het feit, dat
om een dergelijk samenzijn te kunnen scheppen de
overige huisgenooten naar de nkerk" zijn gegaan. En
dat dit toch inderdaad zoo is moge u hieruit blijken, dat
ik zeer onlangs na de middaggodsdienstoefening hier-
terstede, die ik had bijgewoond, tegelijk met eene boerin
uit de naaste omgeving, met wie ik bekend ben, het
kerkgebouw verliet. Ik vroeg haar hoe de preek be
vallen was (ik had haar den ganschen tijd zien dutten)
en eerlijk bekende zij dan ook lekker te hebbende-
slapen. Doch ze liet op die bekentenis deze toelichting
volgen: «Och, meneer, je mot rekenen ja een cêle
wtêke hard ewerkt eit en je mot dan Zondags nog
nae stad komma loopen dan kneg je 't moeielik, oor."
Ik vroeg haar waarom ?e dan niet liever tehuis bleef
of op haar eigen dorp ter kerke ging en haar ant
woord luidde«Bie ons was 't van middag gin kerke
en thuusbluven, meneer, da' kan 'k ommers nie mit
m'n twee misjes." En ik prees de moeder gelukkig
die tenminste twee dochters bezat, aannemende dat het
gevaar omgekeerd evenredig is aan het aantal.
Zal ik u nog mededeelen, Mevrouw, hoe de vaders,
die uw petitionnement hebben geteekend, vermoedelijk
geen enkele uitgezonderd, hunne dochters zonder ge
leide zullen zenden naar den eerstvolgenden «Mei-
dinsdag", de kermis en den «besten toondag" om daar
hare vrijers te ontmoeten of, zoo ze nog «onbeheerd"
zijn, zoolang rond te loopen tot ze er een hebben
opgedaan Zal ik u schetsen hoe dan tot laat in den
nacht in de herbergen wordt gedanst «bij vedel en
trom", hoe er sterkedrank wordt gebruikt, tot velen
in zulk een toestand geraken, dat het sinnberauschende
«totelokken" steeds menigvuldiger wordt en hoe ein
delijk ieder paar langs eenzame wegen naar huis
wandelt
Maar neen, ik behoef daarover niet in den breede
uit te weiden om u de overtuiging te schenken, dat
meDig vader en menige moeder uw adres teekent tegen
de huizen van ontucht, maar toch niet hunne kinderen
zóo aan banden leggen als door den vrouwenbond wel
zou worden gewenscht. Ik haast mij hierbij te voegeD,
dat te plattelande de toestanden verbeteren, naarmate
de beschaving voortschrijdt; dat vele minder ontwik
kelden voorts alleen de gebruiken der vaderen hand
haven zonder zich rekenschap te geven van de mogelijke
gevolgen, maar toch de vele huwelijken «uut mottens"
zijn daar als zoovele bewijzen, dat nog lang niet alles
is, zooals het behoort te zijn.
Ik ga eindigen, mevrouw, met een paar vragenIn
de eerste plaats wensch ik deze te herhalenwat
dunkt u van den kreet, wat van de verontwaardiging
van vele onderteekenaars van het petitionnement op
ons platteland wat ook van de onschuld van de mi
liciens, op wier gelaat uwe zuster het «goed rond,
goed Zeeuwsch" heeft gelezen Zou het niet doeltref
fender zijn onze plattelandsbevolking zelf te onder
richten in het goede dan hen te doen teekenen onder
een petitionnement, waarvan velen de strekking niet
begrijpen, tot opheffing van inrichtingen, die da meesten
gelukkig niet kennen?
En daaruit volgt onmiddellijk deze veel ernstiger
vraagWaar uwe vereeniging niet den naam draagt
«tot verheffing der zedelijkheid" maar den veel schoo
noren «tot verhooging van het zedelijk bewustzijn
ligt daar voor uw bestuur en voor dat der hier ge
vestigde afdeeling geen ruim arbeidsveld braak om bij
onze eenvoudige landlieden het zedelijk bewustzijn te
verhoogen In de steden wordt veel kwaads bedreven
willens en wetens, op het platteland tengevolge van
oude gebruikentegen de laatste te strijden zal een
dankbaarder taak zijn dan u vóór alles tegen het eerste
te keeren. Da stedelingen zullen u bespotten, da land
lieden zullen u aanhooren, want inderdaad onze dorpe
lingen zijn over het geheel genomen de bons villageois.
Di opvoeding is eene zaak van de ouders, niet
van den Staat; walnu, dat uw bond dan ook in de
eerste plaats zich wende tot de ouders om die te
wijzen op het heil van eene degelijke zedelijke op
voeding, maar niet tot de regeering tot het verbieden
van huizen, die in ieder geval dit goede hebben, dat
binnen hunne muren veel wordt afgespeeld, wat anders
wellicht daar buiten zou worden vertoond.
Ten slotte nog dit. Mocht er in het Zseuwsche
dialect hierboven eenig woord voorkomen, dat u niet
duidelijk is, dau zal uwe hooggeachte zuster, die
blijkbaar zoo vertrouwd daarmede is, dat zij een
pratenien Zeeuw, die haar voorbijgaat, onmiddellijk
aan zijn tongval herkent, u zeker gaarne willen
voorlichten.
Vergun mij, Hooggeboren Vrouwe, mij met den
diepsten eerbied te teekenen
Uw zeer dienstw. dienaar,
AD8PIRANT a.
GOES, 24 Januari 1890.
De loting voor de nationale militie
zal dit jaar plaats hebben in de gemeenten en op de
dagen als hier onder zijo aangewezen
Kortgene. Vrijdag 21 Febr. des voorm, 10uren
voor Wissekerke, des voorm. 11 uren voor Kortgene,
Kats en Kolijnsplaat.
Goes. Zaterdag 22 Febr. des voorm. 9 uren voor
Goes, des voorm. ÏO1^ uren voor Borsele, Kloetinge,
Heinkenszand en 's-Heer Arendskerke, Maandag 24
Febr. des voorm. 9 uren voor 's-Gravenpolder, 's-Heer
Abtskerke, Kattendijke en Wolfertsdijk, des voorm.
10^2 ureD voor Hoedekenskerke, Baarland, Oudelande
en Ellewoudsdijk, des voorm. 111/a voor 's-Heerenhoek,
Driewegen, Nisse en Ovezand.
T o 1 e n. Donderdag 27 Febr., des voorm. te 9
uren voor Tule Oud-Vosmeer, St Philipsland, Stave-
nisse, St-A n had, St. Miart nsdij'<, S'he-penisse en
Pooitvliet.