Buitenömdach Gverzicbt.
Gemengde Berichten.
ontstonden. Mij is bekend de benaming »het vroonland4'
onder Kapelle; of nog meerdere hoeken dien naam
niet. Doch al was er geen enkele
'nMpt-tfe vinden dan juist daar, dat zou ons nog niet
net recht geven te besluiten, dat er geen andere ge
weest zijn. Integendeel, er waren haast geen ambachten
of polders, waarin niet meer of minder vroon lag.
In de oudste tijden, toen onze landen nog niets
waren dan slikken en schorren, was de landsheer, de
graaf, de eenige rechthebbende. Deze verkocht of schonk
de schorren aan anderen, onder voorwaarde dat zij ze
zouden bedijken of doen bedijken. Koopers werden
natuurlijk slechts zij, die zich die weelde konden ver
oorloven, d. w. z. de rijkenen ook wanneer de graaf
een dergelijk cadeautje deed, viel het gewoonlijk een
zijner hooggeplaatste gunstelingen ten deel. Maar deze
gezegenden der aarde waren om verschillende redenen
nu juist de beste personen niet om een polderbedijking
te leiden. Vooreerst hadden zij er, rechtuit gezegd,
geen verstand van. Ia de tweede plaats woonden velen
verre van de te bedijken gronden af. En ook waren
velen, vooral zij die een zoodanig bezit om niet ge
kregen hadden, huiverig om hunne penningen in een
dergelijke onderneming te wagen. Dit laatste gold
natuurlijk minder voor koopers; want hadden die geeD
bedijking durven wagen, dan hadden ze ook niet zoo
licht de koopsom weggesmeten. Om nu van de schorren
voordeel te trekken, gaven de bezitters ze ter bedijking
a&n derden, die van zoo iets hun handwerk maakten.
Maar omdat die laatsten nu niet precies «zalige be
zitters" genoemd konden worden, betaalden ze den
verkoopers ook niet met klinkende munt, maar op
geheel andere wijze. Er werd een bepaling gemaakt,
dat de eerste eigenaar en de bedijker den polder ge
zamenlijk zouden deelende gronden van den laatste
zouden nu alle lasten en beden moeten dragen, terwijl
die van den kooper (of verkooper, als men wil) daarvan
geheel vrij zouden zijn. De laatstbedoelde gronden
waren dan de vroonen. Hoeveel het aantal gemeten
trooneu in eiken polder zou bedragen, hing vooral van
twee omstandighe fen af. Vooreerst van den aard van
het schorre. Was dit uitstekende grond, dan kon de
bedijker met een betrekkelijk klein gedeelte daarvan
tevreden zijn voor zijo arbeid en onkosten, zoodat er
dan veel vroonen waren. En in do tweede plaats waren
hierop van invloed de moeite en kosten, aan het be
dijken verbonden. Liepen die kosten hoog, dan eischte
de bedijker vanzelf meer groni voor zich dan wanneer
hij er minder geld in had behoeven te steken.
Van de oudste gronden io Zeeland bestaan er geen
geschreven contracten omtrent deze zaak; wij kunneu
het er evenwel gerust voor houden, dat het zoo is
toegegaaD, want de bezitters der vroonen hadden het
ongestoord genot van den vrijdom van dijkonderhoud,
wat op de andere deelen neerkwam. Eu daarenboven
bestaan er van de latere bedijkingen zoodanige con
tracten wel. De eigenaar van den polder Deurlo in
Tolen bijv. behield voor zich het vijfde gemet laud
(d. i. één van de vijf) vrij van alle dijkagen en sluis-
gelden. Die van den polder Noordgouwe hield eveneens
het vijfde gemet land vrij van alle onkosten. Door
den bediikingsuitgever van Zonnemaire werd bepaald,
dat hij, die de bedijking volbrengen zou, aan hem en
zijn nakomelingen het achtste gemet vroon zou geven
ten eeuwigen dage toe. Het contract van Bruinisse
gaf den verkooper van elke zeven gemeten twee gemeten
vroondat van St. Annaland één gemet van de vier.
Voor de Zeeuwsche vroonen wordt ook wel de naam
leenlanden gebezigd. Wanneer iemand van den graaf
schorren gekocht had, waren deze zijn volle eigen
dom maar zoodra zij bedijkt wareD, liet de graaf er
zijn rechten op gelden, zooals het jachtrecbt, enz.,
vroeger reeds vermeld. De gronden werden dan zoo
genaamd van hem ter leen gehouden en moesten bij
de domeinkamer van Zeeland als zoodanig worden
ingeschreven, zoowel gewone als vroonlanden. Werd
een stuk verkocht, dan moest ook biervan aangifte
worden gedaan, en de kooper moest verklareD, het
leenrecht van den graaf te erkennen. De vroonen nu
kregen den bijzonderen naam van leenvroonlanden
of bij verkorting leenlanden. Eigenlijk was dus een
geheel ambacht of een gansche polder leenland, doch
het ward alleen op de vroonen toegepast. Omdat
echter het leenrecht ia Zeeland altijd heel zacht is
geweest, beschouwde men in later tijd de vroonen
tocb als volle eigendom van den bezitter, zoodat niets
dan de formaliteit van leenerkenning bleef bestaan.
Een zeer oude benaming voor sommige deelen van
Zeeland is haymandie in Zuid- en Noord-Beveland
niet gebruikt wordt, omdat deze eilandon van jongere
dagteekening zijn en luen deze gronden later gewone
vrijlanden of beslotene landen noemde. Het waren
nl. zulke, die ontstonden in wateren, tusschen de reeds
gevormde polders gelegen. Zij lagen niet aan zee, zoo
dat zij in 't geheel geen dijkgeschot betaalden en dus
geheel vroon waren. Van zoodanigen aard zijn een
menigte polders, ontstaan io de vroegere Zwake, een
maal een vrij breed water in Zuid-Baveland. Eveneens
was dit het geval met het Molenwater onder Ierseke
en met eenige gronden in de voormalige Iersikee bij
den tegenwoordigen Zanddijk.
Andere gronden, die geheel of gedeeltelijk vrij waren
van dijkbelasting, waren de duinlauden, omdat de
eigenaars daarvan reeds gelden moesten opbrengen
voor iets anders, nl. de helmbeplantiDg, en het z.g.
honderdste gemet voor den goddelijken dienst of kerk-
vroonen. De kerk verkreeg dan van de honderd ga
tneten ambachts er een, waarvan ze gean dijkpenningen
behoefde te betalen. Het gebeurde wel eens, dat de
bezitters van gewone vroonen in tijden van nood toch
tot het opbrengen van deze belasting verplicht werden,
zooals bijv. in 1615 die van Wolfartsdijk voor den tijd
van drie jaren. De kerk vroonen bleven echter ook
dan nog vrijgosteld. BAVO.
De hoogbejaarde Duitsclie keizerin-weduwe Augusta,
die sedert jaren ziekelijk was en ia de laatste dagen
aan influenza leed, is gistermiddag overledeD.
Maria Louisa Augusta Catharina, geboren den 30a
September 1811, dochtor van Karei Frederik, groot
hertog van Saksen-Weimar, was in 1829 gehuwd met
den Uteren Keizer Wilhdm I.
Omtrent hare laatste levensuren meldt de correspon
dent der N. R. Gt. o. a. het volgendeEerst tegen
het middaguur verspreidde zich in de stad de tijding,
dat Keizerin Augusta stervende was. In den loop van
den nacht was de influenza in eene longontsteking,
gepaard met hevige koorts, overgegaan, welke het
door langjarig lijden verzwakte lichaam van de 79jarige
vorstin in weinig tijd sloopte.
Tot tegen 3 uur in den nacht was de zieke bij
volle kennis en had zij zich herhaaldelijk met de per
sonen rondom haar ziekbed onderhouden, maar toen
geraakte zij aan het ijlen, en onder hevige hoestaan-
vallen namen de krachten zóó snel af, dat de genees-
heeren Velten en Schliep den Keizer lieten waarschuwen,
die tegen 5 uur aan het sterfbed zijner grootmoeder
verscheen.
Weldra waren alle te Berlijn aanwezige leden der
keizerlijke familie in de sterfkamer bijeen, en de hof
prediker Kogel, die ook aan het sterfbed van keizer
Wilhelm gestaan heeft, reikte nu diens stervende
weduwe het heilige avondmaal. Tijdens het gebed der
aanwezigen hoorde msa onafgebroken de reutelende
ademhaling der zieke, die met hevige benauwdheden
te kampen had. Aan het hoofdeinde van het bed
stonden de Keizer, zijne echtgenoote, en de groot
hertogin van Baden, de eenige dochter der stervende.
Hoewel zelf lijdende, heeft de groothertogin toch on
afgebroken hare moeder gedurende de laatste dagen
verpleegd.
Aan het voeteneinde stonden de erfprins en prinses
van Meiningen en de prinses-weduwe Friedrich Karl
met haren zoon Leopold. In een nevenvertrek waren
aanwezig graaf Waldersee, graaf Moltka, de jonge
Bismarck en de Minister Goszler.
Meer dan tien lange uren heeft de doodstrijd ge
duurd, tot eindelijk kort na vieren de stervende een
zucht slaakte, van welk oogenblik het lichaam tot rust
kwam en da geest langzaam ontvlood. Te 4 uur 20
minuten constateerden de geneesheeren, dat het hart
had opgehouden te kloppen.
Kort daarna verkondigden de klokken van de nabij-
liggande Domkerk, dat Duitschlands eerste Keizerin
den laatsten adem had uitgeblazen, terwijl op het paleis
de keizerlijke standaard halfstok geheschan werd. De
Keizerin stierf in hetzelfde paleis en in een vertrek
dicht aangrenzend aan de historische kamer, waarin
voor 22 maanden haar gemaal den geest gaf. Ditvir-
trek is even eenvoudig, terwijl een in een donkfre
kap gehuld lamplicht en een paar brandende kaarsen
nauwelijks veroorloven de omtrekken waar te nemen
van het door een witten kanten doek omgeven gelaat
der doode. Io de op de borst gevouwen vermagerde
handen ligt een klein gouden kruis, hetwelk de groot
hertogin van Baden daarin plaatste met een ruikertje
versche sneeuwklokjes, welke hare lievelingsbloemen
waren-
Keizerin Augusta heeft reeds sedert jaren zeer terug
getrokken geleefd tengevolge van haren gezondheids
toestand, en hoewel herhaaldelijk den dood nabij, is
zij telkens door onmiddellijke en gelukkige operaties
in het leven gehouden. Als prinses van Weimar was
zij eene beroemde schoonheid, terwijl zoowel Humbolt
als Güthe, die beiden haar in hare jeugd hebben ge
kend, van hare groote begaafdheid getuigenis afbgden.
Haar gezondheidstoestand, die sedert de geboorte barer
dochter, de groothertogin van Baden, geschokt was,
heeft haar echter belet daarmede te schitteren. Daar
entegen is zij steeds eene warme bevorderaarster ge
weest der kunst, zoowel van de letterkunde als bovenal
van de muziek.
Een dankbaar terrein, waarop Keizerin Augusta zich
met succes bewoog, was dat der weldadigheid, en
langen tijd stond zij aan het hoofd of bevorderde zij
op de onbekrompenste wijze alle ondernemingen van
weldadigheid en zaken vau algemeen nut. Daardoor
verwierf zij zich van lieverlede de populariteit, welke
haar vóór dien om haar trots en koelheid door het
volk ontzegd was. Eene harer schoonste scheppingen
zijn de «Deutsche Frauenvereinen", in oorlogstijd tot
verzorging van zieken en gewonden te velde, in vredes
tijd tot leniging van allerlei nooden. Algemeen bekend
is haar aandeel in den bloei en de bevordering van
het streven der internationale vereeniging van het
«Roode Kruis". Haar roem in deze ricbtiog zal haar
overleven en io geheel Duitschland zal zij om hare
groote weldadigheid worden betreurd.
Zij laat éane dochter, acht kleinkinderen en negen
achterkleinkinderen na.
De kolennood is in België tengevolge van de werk
stakingen zóo groot, dat de Staat zich voor den dienst
op de spoorwegen in het buitenland van kolen moest
voorzien. Verscheidene fabrieken, o. a. smelterijen,
pletterijen, fabrieken van spijkers en draadnagels, glas
blazerijen enz., zijn genoodzaakt geworden, het werk
volk naar huis te zenden omdat de brandstof ontbreekt.
De mijnwerkers, die willen arbeiden, moeten, om
er als werkstakers uit te zien, in hunne Zondagskleeren
naar de mijnen gaan en hunne werkkleeren daar aan
doen. Het zijn meestal vreemdelingen, die goed Fransch
kennen, welke den arbeid beletten willen. Zij staan
de werklieden op eenzame wegen af te wachten. Veel
menschen zijo verplicht met de werkstakers rond te
loopen, ofschoon zij niets liever zouden doen dan te
arbeiden. De patroons staau overal de gevraagde
loonsverhooging toe, maar weigeren bet getal werkureD
te verminderen.
Hat getal werkstakers vergroot nog door eene andere
oorzaak. Vele fabrieken ook aan genen kant der Fran-
sche grens staan stil, bij gebrek aan brandstof. De
werklieden, meest allen Belgen, komen naar hunne
haardsteden terug. Het lijdt geen twijfel of eene groote
ellende staat hun te wachten. Al de fabrieken zijn
op het punt stil te staan, daar de voorraad van steen
kolen overal aitgeput raakt. De burgers kunnen geene
steenkolen meer koopen en de werklieden gaan zich
warmen in de openbare inrichtingen.
Omtrent een te Charleroi gehouden vergadering van
burgers, die den burgemeester hebben uitgenoodigd
tusschenbeide te komen in het geschil tusschen de
mijnbesturen en da werkstakers, verneemt man, dat het
bestuur der mijn Amercceur in Jumet een vergelijken
den staat heeft openbaar gemaakt van de kolenprijzen
en de arbeidsfoonen, waaruit blijkt, dat de eersten
19.32 pet. zijn gestegen, terwijl de stijging der laatsten
29.24 en 30.50 pet. bedroeg. Men hoopt, dat deze
cijfers de werklieden tot een ander inzicht zullen brengen.
Aan de limes wordt uit Lissabon gemeld, dat de
Engelsche nota Maandagvoormiddag aldaar is over
handigd en dat daarin op krassen toon onmiddellijke
en on-.oorwaardelijke voldoening wordt geëischt we
gens den aanval van Serpa Pinto op de Makalolos
en de daarbij gepleegde beleediging jegens de Britsche
vlag, daar anders minstens de diplomatieke betrek
kingen zullen worden afgebroken. Terstond na ont
vangst van dit stuk is de Portugeesclie kabinetsraad
bijeengekomen, waarna Gomez het antwoord naar
Londen heeft verzonden.
Door de diaconie der Hervormde gemeente te
Wolfertsdijk is in het afgeloopen jaar, behalve eene
14 daagsche geldbedeeling uit eigen fondsen aan hare
armen, nog uit de kerkekas bedeeld 727 gld. aan
brood, 300 gld. aan kleedereu, 500 gld. voor de uit
bestede weezea, alsmede de noodige brandstoffen, van
turf en steenkolen. Ea door het Burgerlijk- of Alge
meen Armbestuur werd f 471,75 in geld bedeeld, en
uitgegeven voor brood 207 gld., voor kleederen 341
gld., en voor de bestedelingen 456 gld.
Baarland. De musschen, kraaien, eksters, enz. door
de leden van het musschengilde in den loop van 1889
aangebracht, vertegenwoordigen een aantal van 2439
musschen. Aan de heeren B. Traas, Jac. Traas Jz.,
J. de Jager en M. Acda werden premie's uitgereikt
voor bet hoogst getal geleverde vogels.
Bath. Er zijn gedurende het jaar 1889 alhier in
geklaard: geladen binnenechepen 508, inh. 41966
tonnen ledige binnenschepen 234, inh. 15354 tonnen
RijDschepen 42, inh. 101935 centenaars; en uitgeklaard:
geladen binnenschepen 383, inh. 25169 tonnenledige
binnenschepen 12, inh. 1155 tonnen; Rijnschepen 1,
inb. 9352 centenaars; geladen zeeschepen 5,inh. 6015
M\; ledige zeeschepen 19, inh. 19805 M3.
Rilland-Bath. Gedurende het jaar 1889 zijn bij
den secretaris der landbouw-vereeniging alhier niet
minder dan 10126 musschen en musscheneieren inge
leverd. Dit verbazende aantal is niet alleen een gevolg
van de vele alhier huizende musschen, maar ook van
de goede regeling der landbouwvereeniging, die op dit
punt geheel anders werkt dan de meeste in Zuid-Beve-
land bestaande musschen gilden.
Het ware te wenschen, dat alle vereenigingen tot
dit doel opgericht, hunne uitkomsten publiek maakten
om daaruit ten naastenbij de schade te berekenen, die
de musschen in Zuid-Beveland aanrichten.
Op de reede te Vlissingen heeft andermaal eene
aanvaring plaats gehad, en wel tusschen de petroleum
tank-stoomboot Russian Princete New-Castle te huis
behoorende en ongeladen daar op de reede ten anker
liggendp, en een Eogelsch barkschip van de «White
Star Line", dat van Antwerpen komende gesleept werd.
De tank-stoomboot heeft alleen schade bekomen aan
vier boegplaten, die vernieuwd zullen moetsn worden.
Naar aanleiding van het bericht in oub vorig
nommer omtrent eeu boer in den achterhoek, die op
zijn telkaart op de vraag «geslacht" antwoordde
dree keune en een bulleken, en waarbij de Arnh. Ct.
zeer juist aanteekende, dat men daar dan andere tel-
ksarten had gebezigd, dan overal elders, omdat op
de kaarten niet naar het geslacht wordt gevraagd,
zijnde voor vrouwen anders gekleurde kaarten uitge
geven dan voor mannen, zendt men ons een ex. van
de Zw. Ct., waarin het volgende ingezonden stuk
voorkomt
Zwolle, 2 Januari 1890.
Redactie Zwolsche Courant!
In uw juist verschenen blad vermeldt men als
historischdat een Geldersch boertje op zijn telkaart
zoude hebben vermeld, achter de vraag «geslacht?"
«dree keune en een bulleken."
Deze week debiteerde ik dezelfde aardigheid in een
gezelschap, onder mededeeling dat bij de vorige volks
telling dit was geschied.
Wie zoo brutaal is geweest te beweren dat het een
feit (historisch) is, dat achter de vraag «geslacht?"
dat aardig antwoord op de telkaart is ingevuld, heeft
zeker niet goed de telkaarten model A, B, C of D
gezien ik kan het woord of de vraag «geslacht
daarop niet vinden.
Hoogachtend, V.
In het werkhuis te Hoorn zaten oudejaarsavond
eenigo verpleegden bij elkander om stroohulzen uiteen
te halen, toen plotseling een hunner zich op een ander
wierp met do woorden: «Jij zult tenminste met de
volkstelling niet medegerekend worden." Op 't zelfde
oogenblik drong de man zijn slachtoffer een ijzeren
priem in den buik. De gewonde bezweek na eenig
lijden. Een onbeduidende twist moet tot deze daad
de aanleiding zijn.
Zekere J. S., uit Assen, die zijne beide beenen
bij een spoorwegongeluk in Amerika verloren heeft
en den laatsten tijd te Groningen op twee kunst-
beenen liep, werd, op weg zijnde van bovengenoemde
plaats naar Winsum, nabij den Paddespoel vermoeid,
ging aldaar op een stuk land zitten en ontdeed zich
van zijne kunstbeenen. Door de hevige koude bevan
gen, was de mau niet in staat die weder vast te
gespen. Twee dagen en twee nachten heeft hij daar
gelegen ter prooi van het ruwe weder, tot hij einde
lijk Zaterdag middag werd opgemerkt door een post
bode. Hij is toen door een landbouwer per as naar
Groningen vervoerd, waar hij geheel verstijfd in het
Academisch ziekenhuis is opgenomen.
Op Nieuwjaarsdag heeft J. V. te Grave in be
schonken toestand zijne vrouw zoodanig met een mes
aan den linkerbovenarm gewond, dat er onmiddellijk
geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Daarbij
bleek dat de wonde over eene lengte van 9 en eene
diepte van 3% centimeter was toegebracht. De vrouw
werd ter verpleging opgenomen in het gasthuishaar
toestand blijft zorgwekkend. Tegen V. is proces-verbaal
opgemaakt. De woestaard heeft intusschen de wijk ge
nomen naar Pruisen.
Bi] het ophalen der telkaart te Bruiniase ver
klaarde een afzonderlijk levend man, dat hij de ont
vangen kaarten na behoorlijke lezing had verbrand,
onder bijvoeging dat hij daarvan niets wilde weten.
De teller bood hem eene nieuwe kaart ter teekening
aan, onder de belofte dat hij die voor hem zou in
vullen, mits hij het jaar zijner geboorte enz. opgaf
doch ook dit baatte niet. en de man bleef er bij.'
dat hij met die volkstelling niets te maken wilde
hebben. Toen de teller hem op de strafbepalingen
wees, ontstak de man zoodanig in woede, dat hij den
teller met gebalde vuist dreigend de deur wees, on
der mededeeling tevens dat hij er nooit meer in terug
mocht komen.
Te Breukelen heeft een bakkersknecht eveneens ver
klaard, dat hij met de volkstelling niets te maken
wilde hebben. Hij beriep zich op 2 Samuel 241 10
en vervolgens.
Daarin leest men, dat David, zijn volk willende
tellen, hiervoor de blijken van Gods ongenoegen onder
vond, in eene geduchte pest, waaraan, vau Dan tot
Ber-Seba, zeventig duizend mannen stierven. Op Da
vid's boetvaardigheid werd evenwel de ziekte opgeheven.
David kocht daarop den dorsch vloer van Arauna den
Jebuziet en bouwde aldaar den Heer een altaar.
«Aan de heeren Mackay en Keuchenius", zegt de
Arnh. Ct., «zij het overgelaten, des verkiezen de, het
geopperde gemoedsbezwaar weg te nemeD, waaraan
slechts ontbreekt dat de influenza als een gevolg van
deze volkstelling beschouwd moet worden."
Bij het betrekken van eene nieuwe en pas ge
schilderde woning heeft men gewoonlijk te kampen
met het zeer merkbare ongerief der verflucht. Nadee-
lige gevolgen zijn hiervan wel niet te duchten, mits
er goed gelucht en de schilders het gebruik van verf
met loodbasis niet te ver hebben gedreven, maar toch
kan het te pas komen, als men dit kleine ongemak
weet te verhelpen. Daartoe plaatse men in de vertrekken,
waar de verflucht heerscht, hier en daar schotels met
water, waarbij niet al te weinig zwavelzuur is gedaan.
Dit water worde twee of drie dagen lang dagelijks
ververscht. Na afloop van dien tijd heeft het water
al de uitwasemingen der verf in zich opgenomen en
zal men geene lucht meer bespeuren.
(Zondagsblad.)
Te Amsterdam zijn verschillende geneesheeren
zelf door de griep aangetast, zoodat bereidwillige ambt-
genooten hun practijk overnemen. Een dokter, zelf
lijdende, ontving van een ontstemde patiënte het vol
gende briefje
«MijnheerAangezien u in uw plaats een anderen
dokter hebt gestuurd en deze zich ook al door een
ander heeft laten vervangen en ik er niet op gesteld
ben, telkens door een anderen dokter te worden be
handeld, ben ik besloten, van dokter te veranderen."
Wegens ziekte van 80 telegrafisten en 31 bestellers
zijn er C bijkantoren gesloten. Tengevolge van ziekte
van 60 conducteurs en koetsiers der Amsterdamsche
Omnibusmpij. is de dienst beperkt. Er is hulp vau
Utrecht en elders ontboden.
Ook de geneeskundigen te 's-Hage (van wie er eenigen
zelf door de ziekte zijn aangetast) hebben het zeer
drukdezer dagen moest een hunner, met de armen
praktijk belast, de hulp dar politie inroepen om de
orde te handhaven, in- en buiten zijne woning, onder
hen die in het morgenuur zijne hulp kwamen inroepen.
Gelukkig dat het verloop vau de ongesteldheid er zeer
gunstig isin twee ot drie dagen zijn de lijders in
den regel weder in staat hunne werkzaamheden te
hervatten.
Het aanbrengen van electrisch licht in de Rijks
gebouwen zal geleidelijk worden voortgezet. Binnenkort
zullen daarvan voorzien worden de vergaderzaal van
de Eerste Kamer, de lokalen van het Departement
van Waterstaat en van den Raad van State.
Gedurende het recès wordt het oude groene bekleedsel
der tafels en zitbanken in de Tweede Kamer door nieuwe
stof vervangen.
Te Amsterdam heeft een kind van 21 maanden,
terwijl de moeder even afwezig was, een kop heete
bouillon leeggedronken en daardoor hevige, inwendige
brandwonden bekomen. De arme kleine is aan de ge
volgen overleden.
Een behoeftig kleermaker te Maasslnis is plotse
ling overleden, nadat hij dei vorigen dag een erfenisje
van 800 io ontvangst had genomen.
De influenza heerscht sterk voort in de City te
Londen, waar veel personeel van handelshuizen en
banken aangetast is, hetgeen de zaken zeer belemmert.
De epidemie breidt zich thans snel uit over het ge-
heele rijk, vooral in Liverpool, Birmingham en Glasgow.
Oo& de berichten uit Amerika omtrent de griep luiden
zeer ongunstig; het jongste wekelijkscb sterftecijfer
te New-York steeg 400 boven het gemiddelde.
Een Eogelscbman heeft Stanley 3000 pd. st.
geboden, wanneer hij in een phonograaf een artikel
wil spreken, ter lengte van een kolom der Times.
Als middel om de dahlia geurig te maken wordt
aanbevolen de plant onderaan vaak met lauw water
te besproeien.
Een bon mot van den Paus. Blowitz van de
Times is de zegsman van het volgende woord van
Leo XIII. Toen Boulanger zich reeds meester achtte
van het gezag, achtte hij het noodig zich in den Paus
een machtig bondgenoot te verschaffen. Hij zond daar
om een vertrouwd gezant naar Rome, een man met
wien hij later gebroken heeft, van aanbevelingsbrieven
voorzien. Deze verkreeg een audiëntie en overhandigde
zijn schrijven. Na een oogenblik nadenkens gaf de Paus
het volgende antwoord: «Zeg aan generaal Boulanger,
dat het Pausdom dikwijls een rol gespeeld heeft in
drama's, soms ook in comedies, maar nooit in een
tusschenspel."
Dat de opgeruimde Fransche geest door geene
epidemie te dempen is, bewijst het jongste Parijsche
straatlied
«Tout l'monde l'al Tout l'monde l'al
«Tout l'monde a l'Iofluenza I
»Qa commence ainsi: Atchil
«Et 9» lioit coram' $aAtchal"