Buitenömdach Gverzicbt. Gemengde Berichten. ontstonden. Mij is bekend de benaming »het vroonland4' onder Kapelle; of nog meerdere hoeken dien naam niet. Doch al was er geen enkele 'nMpt-tfe vinden dan juist daar, dat zou ons nog niet net recht geven te besluiten, dat er geen andere ge weest zijn. Integendeel, er waren haast geen ambachten of polders, waarin niet meer of minder vroon lag. In de oudste tijden, toen onze landen nog niets waren dan slikken en schorren, was de landsheer, de graaf, de eenige rechthebbende. Deze verkocht of schonk de schorren aan anderen, onder voorwaarde dat zij ze zouden bedijken of doen bedijken. Koopers werden natuurlijk slechts zij, die zich die weelde konden ver oorloven, d. w. z. de rijkenen ook wanneer de graaf een dergelijk cadeautje deed, viel het gewoonlijk een zijner hooggeplaatste gunstelingen ten deel. Maar deze gezegenden der aarde waren om verschillende redenen nu juist de beste personen niet om een polderbedijking te leiden. Vooreerst hadden zij er, rechtuit gezegd, geen verstand van. Ia de tweede plaats woonden velen verre van de te bedijken gronden af. En ook waren velen, vooral zij die een zoodanig bezit om niet ge kregen hadden, huiverig om hunne penningen in een dergelijke onderneming te wagen. Dit laatste gold natuurlijk minder voor koopers; want hadden die geeD bedijking durven wagen, dan hadden ze ook niet zoo licht de koopsom weggesmeten. Om nu van de schorren voordeel te trekken, gaven de bezitters ze ter bedijking a&n derden, die van zoo iets hun handwerk maakten. Maar omdat die laatsten nu niet precies «zalige be zitters" genoemd konden worden, betaalden ze den verkoopers ook niet met klinkende munt, maar op geheel andere wijze. Er werd een bepaling gemaakt, dat de eerste eigenaar en de bedijker den polder ge zamenlijk zouden deelende gronden van den laatste zouden nu alle lasten en beden moeten dragen, terwijl die van den kooper (of verkooper, als men wil) daarvan geheel vrij zouden zijn. De laatstbedoelde gronden waren dan de vroonen. Hoeveel het aantal gemeten trooneu in eiken polder zou bedragen, hing vooral van twee omstandighe fen af. Vooreerst van den aard van het schorre. Was dit uitstekende grond, dan kon de bedijker met een betrekkelijk klein gedeelte daarvan tevreden zijn voor zijo arbeid en onkosten, zoodat er dan veel vroonen waren. En in do tweede plaats waren hierop van invloed de moeite en kosten, aan het be dijken verbonden. Liepen die kosten hoog, dan eischte de bedijker vanzelf meer groni voor zich dan wanneer hij er minder geld in had behoeven te steken. Van de oudste gronden io Zeeland bestaan er geen geschreven contracten omtrent deze zaak; wij kunneu het er evenwel gerust voor houden, dat het zoo is toegegaaD, want de bezitters der vroonen hadden het ongestoord genot van den vrijdom van dijkonderhoud, wat op de andere deelen neerkwam. Eu daarenboven bestaan er van de latere bedijkingen zoodanige con tracten wel. De eigenaar van den polder Deurlo in Tolen bijv. behield voor zich het vijfde gemet laud (d. i. één van de vijf) vrij van alle dijkagen en sluis- gelden. Die van den polder Noordgouwe hield eveneens het vijfde gemet land vrij van alle onkosten. Door den bediikingsuitgever van Zonnemaire werd bepaald, dat hij, die de bedijking volbrengen zou, aan hem en zijn nakomelingen het achtste gemet vroon zou geven ten eeuwigen dage toe. Het contract van Bruinisse gaf den verkooper van elke zeven gemeten twee gemeten vroondat van St. Annaland één gemet van de vier. Voor de Zeeuwsche vroonen wordt ook wel de naam leenlanden gebezigd. Wanneer iemand van den graaf schorren gekocht had, waren deze zijn volle eigen dom maar zoodra zij bedijkt wareD, liet de graaf er zijn rechten op gelden, zooals het jachtrecbt, enz., vroeger reeds vermeld. De gronden werden dan zoo genaamd van hem ter leen gehouden en moesten bij de domeinkamer van Zeeland als zoodanig worden ingeschreven, zoowel gewone als vroonlanden. Werd een stuk verkocht, dan moest ook biervan aangifte worden gedaan, en de kooper moest verklareD, het leenrecht van den graaf te erkennen. De vroonen nu kregen den bijzonderen naam van leenvroonlanden of bij verkorting leenlanden. Eigenlijk was dus een geheel ambacht of een gansche polder leenland, doch het ward alleen op de vroonen toegepast. Omdat echter het leenrecht ia Zeeland altijd heel zacht is geweest, beschouwde men in later tijd de vroonen tocb als volle eigendom van den bezitter, zoodat niets dan de formaliteit van leenerkenning bleef bestaan. Een zeer oude benaming voor sommige deelen van Zeeland is haymandie in Zuid- en Noord-Beveland niet gebruikt wordt, omdat deze eilandon van jongere dagteekening zijn en luen deze gronden later gewone vrijlanden of beslotene landen noemde. Het waren nl. zulke, die ontstonden in wateren, tusschen de reeds gevormde polders gelegen. Zij lagen niet aan zee, zoo dat zij in 't geheel geen dijkgeschot betaalden en dus geheel vroon waren. Van zoodanigen aard zijn een menigte polders, ontstaan io de vroegere Zwake, een maal een vrij breed water in Zuid-Baveland. Eveneens was dit het geval met het Molenwater onder Ierseke en met eenige gronden in de voormalige Iersikee bij den tegenwoordigen Zanddijk. Andere gronden, die geheel of gedeeltelijk vrij waren van dijkbelasting, waren de duinlauden, omdat de eigenaars daarvan reeds gelden moesten opbrengen voor iets anders, nl. de helmbeplantiDg, en het z.g. honderdste gemet voor den goddelijken dienst of kerk- vroonen. De kerk verkreeg dan van de honderd ga tneten ambachts er een, waarvan ze gean dijkpenningen behoefde te betalen. Het gebeurde wel eens, dat de bezitters van gewone vroonen in tijden van nood toch tot het opbrengen van deze belasting verplicht werden, zooals bijv. in 1615 die van Wolfartsdijk voor den tijd van drie jaren. De kerk vroonen bleven echter ook dan nog vrijgosteld. BAVO. De hoogbejaarde Duitsclie keizerin-weduwe Augusta, die sedert jaren ziekelijk was en ia de laatste dagen aan influenza leed, is gistermiddag overledeD. Maria Louisa Augusta Catharina, geboren den 30a September 1811, dochtor van Karei Frederik, groot hertog van Saksen-Weimar, was in 1829 gehuwd met den Uteren Keizer Wilhdm I. Omtrent hare laatste levensuren meldt de correspon dent der N. R. Gt. o. a. het volgendeEerst tegen het middaguur verspreidde zich in de stad de tijding, dat Keizerin Augusta stervende was. In den loop van den nacht was de influenza in eene longontsteking, gepaard met hevige koorts, overgegaan, welke het door langjarig lijden verzwakte lichaam van de 79jarige vorstin in weinig tijd sloopte. Tot tegen 3 uur in den nacht was de zieke bij volle kennis en had zij zich herhaaldelijk met de per sonen rondom haar ziekbed onderhouden, maar toen geraakte zij aan het ijlen, en onder hevige hoestaan- vallen namen de krachten zóó snel af, dat de genees- heeren Velten en Schliep den Keizer lieten waarschuwen, die tegen 5 uur aan het sterfbed zijner grootmoeder verscheen. Weldra waren alle te Berlijn aanwezige leden der keizerlijke familie in de sterfkamer bijeen, en de hof prediker Kogel, die ook aan het sterfbed van keizer Wilhelm gestaan heeft, reikte nu diens stervende weduwe het heilige avondmaal. Tijdens het gebed der aanwezigen hoorde msa onafgebroken de reutelende ademhaling der zieke, die met hevige benauwdheden te kampen had. Aan het hoofdeinde van het bed stonden de Keizer, zijne echtgenoote, en de groot hertogin van Baden, de eenige dochter der stervende. Hoewel zelf lijdende, heeft de groothertogin toch on afgebroken hare moeder gedurende de laatste dagen verpleegd. Aan het voeteneinde stonden de erfprins en prinses van Meiningen en de prinses-weduwe Friedrich Karl met haren zoon Leopold. In een nevenvertrek waren aanwezig graaf Waldersee, graaf Moltka, de jonge Bismarck en de Minister Goszler. Meer dan tien lange uren heeft de doodstrijd ge duurd, tot eindelijk kort na vieren de stervende een zucht slaakte, van welk oogenblik het lichaam tot rust kwam en da geest langzaam ontvlood. Te 4 uur 20 minuten constateerden de geneesheeren, dat het hart had opgehouden te kloppen. Kort daarna verkondigden de klokken van de nabij- liggande Domkerk, dat Duitschlands eerste Keizerin den laatsten adem had uitgeblazen, terwijl op het paleis de keizerlijke standaard halfstok geheschan werd. De Keizerin stierf in hetzelfde paleis en in een vertrek dicht aangrenzend aan de historische kamer, waarin voor 22 maanden haar gemaal den geest gaf. Ditvir- trek is even eenvoudig, terwijl een in een donkfre kap gehuld lamplicht en een paar brandende kaarsen nauwelijks veroorloven de omtrekken waar te nemen van het door een witten kanten doek omgeven gelaat der doode. Io de op de borst gevouwen vermagerde handen ligt een klein gouden kruis, hetwelk de groot hertogin van Baden daarin plaatste met een ruikertje versche sneeuwklokjes, welke hare lievelingsbloemen waren- Keizerin Augusta heeft reeds sedert jaren zeer terug getrokken geleefd tengevolge van haren gezondheids toestand, en hoewel herhaaldelijk den dood nabij, is zij telkens door onmiddellijke en gelukkige operaties in het leven gehouden. Als prinses van Weimar was zij eene beroemde schoonheid, terwijl zoowel Humbolt als Güthe, die beiden haar in hare jeugd hebben ge kend, van hare groote begaafdheid getuigenis afbgden. Haar gezondheidstoestand, die sedert de geboorte barer dochter, de groothertogin van Baden, geschokt was, heeft haar echter belet daarmede te schitteren. Daar entegen is zij steeds eene warme bevorderaarster ge weest der kunst, zoowel van de letterkunde als bovenal van de muziek. Een dankbaar terrein, waarop Keizerin Augusta zich met succes bewoog, was dat der weldadigheid, en langen tijd stond zij aan het hoofd of bevorderde zij op de onbekrompenste wijze alle ondernemingen van weldadigheid en zaken vau algemeen nut. Daardoor verwierf zij zich van lieverlede de populariteit, welke haar vóór dien om haar trots en koelheid door het volk ontzegd was. Eene harer schoonste scheppingen zijn de «Deutsche Frauenvereinen", in oorlogstijd tot verzorging van zieken en gewonden te velde, in vredes tijd tot leniging van allerlei nooden. Algemeen bekend is haar aandeel in den bloei en de bevordering van het streven der internationale vereeniging van het «Roode Kruis". Haar roem in deze ricbtiog zal haar overleven en io geheel Duitschland zal zij om hare groote weldadigheid worden betreurd. Zij laat éane dochter, acht kleinkinderen en negen achterkleinkinderen na. De kolennood is in België tengevolge van de werk stakingen zóo groot, dat de Staat zich voor den dienst op de spoorwegen in het buitenland van kolen moest voorzien. Verscheidene fabrieken, o. a. smelterijen, pletterijen, fabrieken van spijkers en draadnagels, glas blazerijen enz., zijn genoodzaakt geworden, het werk volk naar huis te zenden omdat de brandstof ontbreekt. De mijnwerkers, die willen arbeiden, moeten, om er als werkstakers uit te zien, in hunne Zondagskleeren naar de mijnen gaan en hunne werkkleeren daar aan doen. Het zijn meestal vreemdelingen, die goed Fransch kennen, welke den arbeid beletten willen. Zij staan de werklieden op eenzame wegen af te wachten. Veel menschen zijo verplicht met de werkstakers rond te loopen, ofschoon zij niets liever zouden doen dan te arbeiden. De patroons staau overal de gevraagde loonsverhooging toe, maar weigeren bet getal werkureD te verminderen. Hat getal werkstakers vergroot nog door eene andere oorzaak. Vele fabrieken ook aan genen kant der Fran- sche grens staan stil, bij gebrek aan brandstof. De werklieden, meest allen Belgen, komen naar hunne haardsteden terug. Het lijdt geen twijfel of eene groote ellende staat hun te wachten. Al de fabrieken zijn op het punt stil te staan, daar de voorraad van steen kolen overal aitgeput raakt. De burgers kunnen geene steenkolen meer koopen en de werklieden gaan zich warmen in de openbare inrichtingen. Omtrent een te Charleroi gehouden vergadering van burgers, die den burgemeester hebben uitgenoodigd tusschenbeide te komen in het geschil tusschen de mijnbesturen en da werkstakers, verneemt man, dat het bestuur der mijn Amercceur in Jumet een vergelijken den staat heeft openbaar gemaakt van de kolenprijzen en de arbeidsfoonen, waaruit blijkt, dat de eersten 19.32 pet. zijn gestegen, terwijl de stijging der laatsten 29.24 en 30.50 pet. bedroeg. Men hoopt, dat deze cijfers de werklieden tot een ander inzicht zullen brengen. Aan de limes wordt uit Lissabon gemeld, dat de Engelsche nota Maandagvoormiddag aldaar is over handigd en dat daarin op krassen toon onmiddellijke en on-.oorwaardelijke voldoening wordt geëischt we gens den aanval van Serpa Pinto op de Makalolos en de daarbij gepleegde beleediging jegens de Britsche vlag, daar anders minstens de diplomatieke betrek kingen zullen worden afgebroken. Terstond na ont vangst van dit stuk is de Portugeesclie kabinetsraad bijeengekomen, waarna Gomez het antwoord naar Londen heeft verzonden. Door de diaconie der Hervormde gemeente te Wolfertsdijk is in het afgeloopen jaar, behalve eene 14 daagsche geldbedeeling uit eigen fondsen aan hare armen, nog uit de kerkekas bedeeld 727 gld. aan brood, 300 gld. aan kleedereu, 500 gld. voor de uit bestede weezea, alsmede de noodige brandstoffen, van turf en steenkolen. Ea door het Burgerlijk- of Alge meen Armbestuur werd f 471,75 in geld bedeeld, en uitgegeven voor brood 207 gld., voor kleederen 341 gld., en voor de bestedelingen 456 gld. Baarland. De musschen, kraaien, eksters, enz. door de leden van het musschengilde in den loop van 1889 aangebracht, vertegenwoordigen een aantal van 2439 musschen. Aan de heeren B. Traas, Jac. Traas Jz., J. de Jager en M. Acda werden premie's uitgereikt voor bet hoogst getal geleverde vogels. Bath. Er zijn gedurende het jaar 1889 alhier in geklaard: geladen binnenechepen 508, inh. 41966 tonnen ledige binnenschepen 234, inh. 15354 tonnen RijDschepen 42, inh. 101935 centenaars; en uitgeklaard: geladen binnenschepen 383, inh. 25169 tonnenledige binnenschepen 12, inh. 1155 tonnen; Rijnschepen 1, inb. 9352 centenaars; geladen zeeschepen 5,inh. 6015 M\; ledige zeeschepen 19, inh. 19805 M3. Rilland-Bath. Gedurende het jaar 1889 zijn bij den secretaris der landbouw-vereeniging alhier niet minder dan 10126 musschen en musscheneieren inge leverd. Dit verbazende aantal is niet alleen een gevolg van de vele alhier huizende musschen, maar ook van de goede regeling der landbouwvereeniging, die op dit punt geheel anders werkt dan de meeste in Zuid-Beve- land bestaande musschen gilden. Het ware te wenschen, dat alle vereenigingen tot dit doel opgericht, hunne uitkomsten publiek maakten om daaruit ten naastenbij de schade te berekenen, die de musschen in Zuid-Beveland aanrichten. Op de reede te Vlissingen heeft andermaal eene aanvaring plaats gehad, en wel tusschen de petroleum tank-stoomboot Russian Princete New-Castle te huis behoorende en ongeladen daar op de reede ten anker liggendp, en een Eogelsch barkschip van de «White Star Line", dat van Antwerpen komende gesleept werd. De tank-stoomboot heeft alleen schade bekomen aan vier boegplaten, die vernieuwd zullen moetsn worden. Naar aanleiding van het bericht in oub vorig nommer omtrent eeu boer in den achterhoek, die op zijn telkaart op de vraag «geslacht" antwoordde dree keune en een bulleken, en waarbij de Arnh. Ct. zeer juist aanteekende, dat men daar dan andere tel- ksarten had gebezigd, dan overal elders, omdat op de kaarten niet naar het geslacht wordt gevraagd, zijnde voor vrouwen anders gekleurde kaarten uitge geven dan voor mannen, zendt men ons een ex. van de Zw. Ct., waarin het volgende ingezonden stuk voorkomt Zwolle, 2 Januari 1890. Redactie Zwolsche Courant! In uw juist verschenen blad vermeldt men als historischdat een Geldersch boertje op zijn telkaart zoude hebben vermeld, achter de vraag «geslacht?" «dree keune en een bulleken." Deze week debiteerde ik dezelfde aardigheid in een gezelschap, onder mededeeling dat bij de vorige volks telling dit was geschied. Wie zoo brutaal is geweest te beweren dat het een feit (historisch) is, dat achter de vraag «geslacht?" dat aardig antwoord op de telkaart is ingevuld, heeft zeker niet goed de telkaarten model A, B, C of D gezien ik kan het woord of de vraag «geslacht daarop niet vinden. Hoogachtend, V. In het werkhuis te Hoorn zaten oudejaarsavond eenigo verpleegden bij elkander om stroohulzen uiteen te halen, toen plotseling een hunner zich op een ander wierp met do woorden: «Jij zult tenminste met de volkstelling niet medegerekend worden." Op 't zelfde oogenblik drong de man zijn slachtoffer een ijzeren priem in den buik. De gewonde bezweek na eenig lijden. Een onbeduidende twist moet tot deze daad de aanleiding zijn. Zekere J. S., uit Assen, die zijne beide beenen bij een spoorwegongeluk in Amerika verloren heeft en den laatsten tijd te Groningen op twee kunst- beenen liep, werd, op weg zijnde van bovengenoemde plaats naar Winsum, nabij den Paddespoel vermoeid, ging aldaar op een stuk land zitten en ontdeed zich van zijne kunstbeenen. Door de hevige koude bevan gen, was de mau niet in staat die weder vast te gespen. Twee dagen en twee nachten heeft hij daar gelegen ter prooi van het ruwe weder, tot hij einde lijk Zaterdag middag werd opgemerkt door een post bode. Hij is toen door een landbouwer per as naar Groningen vervoerd, waar hij geheel verstijfd in het Academisch ziekenhuis is opgenomen. Op Nieuwjaarsdag heeft J. V. te Grave in be schonken toestand zijne vrouw zoodanig met een mes aan den linkerbovenarm gewond, dat er onmiddellijk geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Daarbij bleek dat de wonde over eene lengte van 9 en eene diepte van 3% centimeter was toegebracht. De vrouw werd ter verpleging opgenomen in het gasthuishaar toestand blijft zorgwekkend. Tegen V. is proces-verbaal opgemaakt. De woestaard heeft intusschen de wijk ge nomen naar Pruisen. Bi] het ophalen der telkaart te Bruiniase ver klaarde een afzonderlijk levend man, dat hij de ont vangen kaarten na behoorlijke lezing had verbrand, onder bijvoeging dat hij daarvan niets wilde weten. De teller bood hem eene nieuwe kaart ter teekening aan, onder de belofte dat hij die voor hem zou in vullen, mits hij het jaar zijner geboorte enz. opgaf doch ook dit baatte niet. en de man bleef er bij.' dat hij met die volkstelling niets te maken wilde hebben. Toen de teller hem op de strafbepalingen wees, ontstak de man zoodanig in woede, dat hij den teller met gebalde vuist dreigend de deur wees, on der mededeeling tevens dat hij er nooit meer in terug mocht komen. Te Breukelen heeft een bakkersknecht eveneens ver klaard, dat hij met de volkstelling niets te maken wilde hebben. Hij beriep zich op 2 Samuel 241 10 en vervolgens. Daarin leest men, dat David, zijn volk willende tellen, hiervoor de blijken van Gods ongenoegen onder vond, in eene geduchte pest, waaraan, vau Dan tot Ber-Seba, zeventig duizend mannen stierven. Op Da vid's boetvaardigheid werd evenwel de ziekte opgeheven. David kocht daarop den dorsch vloer van Arauna den Jebuziet en bouwde aldaar den Heer een altaar. «Aan de heeren Mackay en Keuchenius", zegt de Arnh. Ct., «zij het overgelaten, des verkiezen de, het geopperde gemoedsbezwaar weg te nemeD, waaraan slechts ontbreekt dat de influenza als een gevolg van deze volkstelling beschouwd moet worden." Bij het betrekken van eene nieuwe en pas ge schilderde woning heeft men gewoonlijk te kampen met het zeer merkbare ongerief der verflucht. Nadee- lige gevolgen zijn hiervan wel niet te duchten, mits er goed gelucht en de schilders het gebruik van verf met loodbasis niet te ver hebben gedreven, maar toch kan het te pas komen, als men dit kleine ongemak weet te verhelpen. Daartoe plaatse men in de vertrekken, waar de verflucht heerscht, hier en daar schotels met water, waarbij niet al te weinig zwavelzuur is gedaan. Dit water worde twee of drie dagen lang dagelijks ververscht. Na afloop van dien tijd heeft het water al de uitwasemingen der verf in zich opgenomen en zal men geene lucht meer bespeuren. (Zondagsblad.) Te Amsterdam zijn verschillende geneesheeren zelf door de griep aangetast, zoodat bereidwillige ambt- genooten hun practijk overnemen. Een dokter, zelf lijdende, ontving van een ontstemde patiënte het vol gende briefje «MijnheerAangezien u in uw plaats een anderen dokter hebt gestuurd en deze zich ook al door een ander heeft laten vervangen en ik er niet op gesteld ben, telkens door een anderen dokter te worden be handeld, ben ik besloten, van dokter te veranderen." Wegens ziekte van 80 telegrafisten en 31 bestellers zijn er C bijkantoren gesloten. Tengevolge van ziekte van 60 conducteurs en koetsiers der Amsterdamsche Omnibusmpij. is de dienst beperkt. Er is hulp vau Utrecht en elders ontboden. Ook de geneeskundigen te 's-Hage (van wie er eenigen zelf door de ziekte zijn aangetast) hebben het zeer drukdezer dagen moest een hunner, met de armen praktijk belast, de hulp dar politie inroepen om de orde te handhaven, in- en buiten zijne woning, onder hen die in het morgenuur zijne hulp kwamen inroepen. Gelukkig dat het verloop vau de ongesteldheid er zeer gunstig isin twee ot drie dagen zijn de lijders in den regel weder in staat hunne werkzaamheden te hervatten. Het aanbrengen van electrisch licht in de Rijks gebouwen zal geleidelijk worden voortgezet. Binnenkort zullen daarvan voorzien worden de vergaderzaal van de Eerste Kamer, de lokalen van het Departement van Waterstaat en van den Raad van State. Gedurende het recès wordt het oude groene bekleedsel der tafels en zitbanken in de Tweede Kamer door nieuwe stof vervangen. Te Amsterdam heeft een kind van 21 maanden, terwijl de moeder even afwezig was, een kop heete bouillon leeggedronken en daardoor hevige, inwendige brandwonden bekomen. De arme kleine is aan de ge volgen overleden. Een behoeftig kleermaker te Maasslnis is plotse ling overleden, nadat hij dei vorigen dag een erfenisje van 800 io ontvangst had genomen. De influenza heerscht sterk voort in de City te Londen, waar veel personeel van handelshuizen en banken aangetast is, hetgeen de zaken zeer belemmert. De epidemie breidt zich thans snel uit over het ge- heele rijk, vooral in Liverpool, Birmingham en Glasgow. Oo& de berichten uit Amerika omtrent de griep luiden zeer ongunstig; het jongste wekelijkscb sterftecijfer te New-York steeg 400 boven het gemiddelde. Een Eogelscbman heeft Stanley 3000 pd. st. geboden, wanneer hij in een phonograaf een artikel wil spreken, ter lengte van een kolom der Times. Als middel om de dahlia geurig te maken wordt aanbevolen de plant onderaan vaak met lauw water te besproeien. Een bon mot van den Paus. Blowitz van de Times is de zegsman van het volgende woord van Leo XIII. Toen Boulanger zich reeds meester achtte van het gezag, achtte hij het noodig zich in den Paus een machtig bondgenoot te verschaffen. Hij zond daar om een vertrouwd gezant naar Rome, een man met wien hij later gebroken heeft, van aanbevelingsbrieven voorzien. Deze verkreeg een audiëntie en overhandigde zijn schrijven. Na een oogenblik nadenkens gaf de Paus het volgende antwoord: «Zeg aan generaal Boulanger, dat het Pausdom dikwijls een rol gespeeld heeft in drama's, soms ook in comedies, maar nooit in een tusschenspel." Dat de opgeruimde Fransche geest door geene epidemie te dempen is, bewijst het jongste Parijsche straatlied «Tout l'monde l'al Tout l'monde l'al «Tout l'monde a l'Iofluenza I »Qa commence ainsi: Atchil «Et 9» lioit coram' $aAtchal"

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1890 | | pagina 2