1888. N°. 112. Donderdag 20 September. 75ste jaargang.
De openingsrede.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
Ü6 prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Het zittingsjaar van de beide Kamers der STATEN-
GENERAAL is gisteren namens den Koning geopend
door eene commissie, bij welke gelegenheid de mi
nister Mackay eene rede uitsprak, waaraan het vol
gende is ontleend
De betrekkingen met het buitenland zijn van den
meest vriendschappelijken aard.
De min gunstige weersgesteldheid deed haar invloed
op den oogst gevoelende toestand van den veestapel
is zeer voldoendeniet al zoo die van handel, scheep
vaart en nijverheid, al mag op eenigen vooruitgang in
den handel worden gewezen.
Iü eenige provinciën hadden werkstakingen op uit
gebreide schaal plaats. Door gepaste maatregelen wer
den wanordelijkheden voorkomen.
De toestand der geldmiddelen is niet onbevredigend
bij een spaarzaam beheer zijn voorstellen tot verster
king onnoodig.
Aangekondigd werden verscheidene ontwerpen ter
uitvoering van de Grondwet, éen betreffende eene ge
deeltelijke herziening der schoolwet, éen ter splitsing
der meervoudige kiesdistrictenéen op den kinder
arbeid éen tot regeling van de pensioenen van bur
gerlijke ambtenaren en hunne weduwen en weezen
éen tot wijziging der suikerbelasting in verband met
de suikerconventie.
In bewerking is een wet op den verkoop van na-
tuur- en kunstboter.
Voor landbouw-proefstations zullen gelden worden
aangevraagd.
Eveneens voor aanvulling van het marinemateviëel.
Voorts gewaagt de rede van het bedwingen van
ernstige onlusten op Java, van een meer bevredigenden
toestand op noordelijk Sumatra, merkbaar aan de toe
nadering der hoofden, en eindelijk van de instelling
eener commissie voor bet doen van een onderzoek
betreffende de beri-beri, die zich niet heeft uitgebreid.
De rede eindigt met Gods zegen op den arbeid af
te smeeken.
Deze met zooveel verwachting en belangstelling ver
beide openingsrede zal z*ker door het gansche
land, maar voornamelijk onder de kiezers, die dit mi
nisterie in het leven hielpen roepen, groote teleurstel
ling baren. Na al den ophef, die vóór de verkiezingen
over de noolen van het land en over liet liberalis
tisch wanbestuur" js gemaakt, was de verwachting te
billijken, dat dit ministerie met kracht een anderen
weg zou inslaan.
En wat zien we nu? Omtrent ing-ijpendo hande
lingen van de regeering blijkt niets en wanneer inder
daad het anti-liberale staatsbestuur zoo geleidelijk de
verkeerde handelingen van vroegere (liberale) re
geeringen wil herstellen, dan zullen er nog tal van
jaren kUDnen voorbijgaan, alvorens daarin eenige be
langrijke wijziging heeft plaats gehad.
De openingsrede kon bovendien, hoe kort zij ook
is, gevoegelijk nog korter zijn geweest door w. ghting
van de mededeelingen omtrent den invloed van het
weder op den landbouw en volgende, die waarlijk ge
noegzaam bekend zijn om niet nog eens te worden
gereleveerd in eene openingsrede.
Omtrent de Financiën krijgen wij de mededeeling
dat zij »niet onbevredigend", dat is dus bevredigend
zijn en dat er geen aanleiding bestaat tot het doen
van voorstellen tot versterking van 's Rijks inkomsten
Met dankbaarheid zal zeker het vorig ministerie
daa'in eene erkenning mogen zien van zijn goed beleid
op een der gewichtigste punten van Staatszo-g. Maar
wat zullen de vriend-m van het tjgenw. ord g mi .isterie
ervan zeggen, nu blijkt, dat er a zoo van be (hermende
rechten op granen geen sprake is, niettegenstaande
daarjvir zooveel ophef is gemaakt voor de verkiezingen
Over Oorlog geen woord. De minister schijnt te
meenen, dat ten opzichte van de landsverdediging voor-
loopig genoeg gedaan is door het benoemen eener
StaatscommissieMen weet, dat het benoemen van
zulk eene comm ssie een geschikt middel is om eene
zaak op de lange baan te schuiven en om niet ge
noodzaakt te zijn, kleur te bekennen.
Alleen de liberale minister van Maritie daarentegen
zegt ronduit: »voor eene goede marine heb ik meer
geld noodig."
Over Koloniën krijgen wij de mededeeling van eenige
bekende plaats gehad hebbende gebeurtenissen, maar
omtrent de voornemens van mr. Keuchenius voor Indië
geen woord. Toch was het nu meer dan ooit nood
zakelijk geweest, zoowel met het oog op de onrust
wekkende woelingen als op de slechte tijden io Indië,
het Nederlandsche en het Indische volk gerust te stel
len en te doen weten wat men doen kan en doen wil
om de rust en de welvaart te bevorderen.
Behalve een paar ceconomische wetsontwerpen, die
in ieder thans bestaand ministerie zouden passen en
grootendeels dan ook reeds onder het vorige waren
voorbereid, vernemen wij overigens slechts, dat de wet
op het lager onderwijs y> gedeeltelijk" zal herzien wor
den. Wij wachten dat voorstel af, alvorens er iets
meer ovpr te zeggen. Ea voorts splitsing van de
meervoudige kiesdistricten; alzoo een stukje politiek,
waarbij het belang van het land volstrekt niet, maar
het partijbelang in hooge mate betrokken is. Op dat
werk wordt de zegen Gods afgesmeekt
Of echter het Nederlandsche volk, al bidt het ook
met het ministerie om zegen op den parlementairen
arbeid, door de openingsrede zal bevredigd zijn, valt
te betwijfelen. Blijkbaar wordt door de toezegging
omtrent eene »gedeeltelijke" herziening van de wet op
het lager onderwijs en de splitsing der meerv. dis
tricten eene pogiDg gedaan om de politieke heethoofden
in bedwang te houden; maar voor de maatschappe
lijke toestanden en nooden hier en in Indië ziet het
er al bijster schraal uit. Zouden deze echter niet meer
bevrediging behoeven dan politieke partijbelangen?
De kiezers, die op 6 Maart gedwee en vol hoop
de tegenwoordige Kamer-meerderheid hielpen kiezen,
mogen die vraag voor zich zeiven beantwoorden.
GOES, 10 September 1888.
Onderwijzers in Transvaal.
Tegelijk kwamen dezer dagen in twee bladen beoor
deelingen voor over de vooruitzichten, die Transvaal
aanbiedt voor Nederlandsche onderwijzers, die zich
daar wenschen te vestigen. Wij achten het niet van
belang ontbloot beide mededeelingen, zij het dan ook
eenigszins verkort, in ons blad optenemen.
Aan een particulier schrijven uit Pretoria ont
leent het Dagblad het volgende:
»Het is hier ongelukkig met het onderwijs gesteld,
't Staat nog op een zeer lagen trap, overgelaten als
het is aan allerlei ^patjakkers" en leegloopers, die
voor het oogenblik voor niets anders te gebruiken zijn.
Het moet ook geen baantje wezen, dat Boerenschool-
meesteren. Ieder, die het bij wijze van noodhulp ge
weest is, schreeuwt er dan ook geweldig over. Zoo
hoog kan de zaak van het onderwijs en psalmzingen
niet staan, of de luie Boer draait den schoolmeester
allerlei landbouwkundige werkzaamheden op, zooals:
het tellen der schapen en van ander gedierte (als die
's avonds in de kraal terugkomen), paarden schoon
houden enz. Bekent dan ook een Hollander dat hij,
geene andere betrekking kunnende vinden, bij dezen
of genen Boer op 't platte land als schoolmeester is
aangenomen, dan begroet een medelijdend gelaat zijne
mededeeling. Onderwijzers, blijft daarom in Holland
Ik denk, dat »Le Sjus-Maitre" van Erckmann Chatrian
het nog beter had, te oordeelen naar de verhalen der
ex-opvoeders van de Transvaalsche jeugd. »Heeren"
moeten hier niet op go^d geluk uitkomeft; ze moeten
eene betrekking hebben of in den- handel werkzaam
zijn. Ambachtslui", daar is 't nog een gulden tijd
voordie verdienen meer dan een massa ambtenaren.
Velen dier ongelukkigen, die niets konden vinden dat
hun eigenlijk pasto, zagen we dan ook met all-.rlei
rare baantjes van het tooneel verdwijnen."
Onder verwijzing raar de belangrijke mededeelingen,
die in het vorige jaar in de Goesche Courant zijn
opgenomen en die afkomstig waren van een Zuid-
Bevelandsch onderwijzer, die zich in Transvaal had
gevestigd, schrijft daarentegen dhr. J. Van Vooren,
landmeter te Pretoria, aan het U. D. o. a.
»De tegenwoordige toestand, de toenemende bloei
van het land, het voortdurende verkeer met inkomen
den, de bijna dagelijksche behoefte om zelve goed te
kunnen lezen en schrijven, om niet voortdurend over
geleverd te zijn aan de vele agenten hier te lande, doet
vele bewoners uitzien naar meerdere ontwikkeling zooal
niet voor zich zeiven, dan toch voor hunne kinderen.
Was vroeger de toestand der boeren, vooral wat
hunne fiaanciën betrof, hoogst moeielijk, thans heeft
bijna iedereen contanten, want het land is vruchtbaar,
de markten zijn levendig en de prijzen der producten
hoog, zoodat iedere boer een onderwijzer voldoende
kan bezoldigen.
Wordt vanwege het gouvernement nog weinig ge
daan om districts-scholen op te richten, binnen korten
tijd zal het daartoe gedwongen worden, want de aan
vrage naar onderwijzers overtreft het aanbod.
Gaat men dan tevens na, wie alzoo geplaatst wor
den als onderwijzers, men zou zeker in Nederland ver
wonderd opzien, maar nood breekt wet, en een Trans
vaalsche jongen schijnt leerzaam, en al is zijn onder
wijzer totaal onbekend met het bestaan eener heuris
tische of synthetische leerwijze, een gevoels-, begeer-
of begripsvermogen, een pedagogiek van Regt, Brugsma,
Dittes-Wendel of Versluijs, hij leert van hem in on
gelooflijk korten tijd.
Toch ware een gediplomeerd onderwijzer beter; hij
zou trachten de zonen van dit land verder te brengen
dan thans strikt geëischt wordt, en medewerken tot
het vormen van toekomstige hoogere en lagere ambte
naren uit het volk zelve.
En welke inkomsten heeft zulk een onderwijzer?
Als minste salaris kan men 50 of 60 gulden, boven
kest, inwoning en bewasschrg, per maand rekenen.
Is hij een practisch persoor, hij maakt koopcontracten,
requester, testamenten, enz., legt geschillen bij, ver
richt al hdt in den omtrek voorkomende schrijfwerk,
alles tegen betaling, bebouwt of liever laat door Kaffers
een stuk grond, dat hier voor het nemen is, bebouwen
en verkoopt de producteD, fokt eenig vee aan, in
één woord, tracht op alle mogelijke wijzen geld te
maken. Doet hij zulks, hij kan met gemak jaarlijks
een 1000 gulden en meer wegleggen. Wel hoeft hij
zich dan te schikken naar de gewoonten en zeden der
bewoners alhier, maar kan hij, de vreemdeling, wen
schen dat mm zich naar hem schikt.Immers neen!
Maar doet hij het, stelt hij alles in het werk om
hun ter wille te zijn, om in hun geest te handelen,
door in woorden, manieren en gedrag een degelijk
mensch te zijn, men zal hem eeren, liefhebben als een
hunner, en niet nalaten bij eene vacature, hetzij aan
eene betere school of in eenige gouvernernents-betrek-
king, hem de betrekking te bezorgeD, want de Trans
valer ziet daar gaarne personen, die zijne zeden en
gewoonten kennen, personen van wien bij weet, dat
zij betrouwbaar zijn. De overkomst van een flink aan
tal van zulke oppassendepractische onderwijzersin
den bop van ééa jaar, is daarenboven een nationaal
belaDg.
Dj behoefte aan onderwijs wordt met den dag grooter
en verschillende boeren, die het gavaar niet inzien,
nemen thans reeds, alleen door gebrek aan flinke Hol
landers, Eogelsche onderwijzers.
En zoo ergens, vooral in dezen Staat, hangt in de
toekomst veel, zeer veel af van het onderwijzend per
soneel.
En de Boeren houden van de Hollanders, die dege
lijk en net zijn, van de Hollanders die eenigszins, ge
heel is niet mogelijk, kunnen gevoelen, wat dit volk
reeds geleden heeft, en hoe het thans nog door ge
vaarlijker wapmen dan in den oorlog wordt bestookt.
Het is voor een Hollander zoo'n aangenaam gehoor,
een boer van een anderen Hollander te hooren getuigen:
»Neen, maar hij is een recht goede Hollander, ik
is amper zoo gek naar hem, als naar een van mijn
kinders."
Zulk eene getuigenis van één boer, is zijn vrijpas
bij alle Transvalers. Laten daarom flinke, nette onder
wijzers, die hun eigm belang beoogen en een eminent
groot nationaal belang willen dienen, een thans voor
velen weinig geachte en slecht bezoldigde betrekking
in het vaderland vaarwel zeggen en hier komen. Zij
zullen zich dien stap niet betreuren, vooral wanneer
zij zelve boerenzonen of plattelandskinderen zijn en
eenige kennis van en liefde voor laodbouw en veeteelt
hebben. Laten zij beginnen den boer ondanks zijne
gebreken te achten, zijn godsdienst te eeren, want al
is niemand hunner onverdraagzaam, zij houden aan
den Bijbel vast. Laat hij de kinderen, behalve het
gewone onderwijs, ook onderrichten in den godsdienst,
hun psalmen leeren zingen, laat hij in den vrijen tijd
voor zijn eigen voordeel en tot leering van de boeren
zijne uit Holland medegebrachte zaden van groenten,
bloemen en landbouwgewassen, als klaver, spurrie,
mosterd, karwij, tabak, enz. enz. uitzaaien met zijn
i)Prof. Numan, de behandeling van het vee" de boeren,
waar hij kan van dienst zijn, van tijd tot tijd op zijn
paard de buren en ouders zijner kinderen bezoeken,
en waar zijn hulp of raad noodig is, dien geven en
hij zal geëerd worden als iemand in den lande.
In de gisteravond in het koffiehuis »De Prins
van Oranj alhier gehouden gecombineerde vergade
ring van leden der sociëteit »De Unie" en leden der
kolfsociëteit »De Prins van Oranje" is besloten, dat
eerstgenoemde sociëteit zich bij de andere zal aanslui
ten en dat deze haar naam zal wijzigen in »sociëteit
j>De Prins van Oranje". Het doel dier sociëteit zal
eene vereeniging zijn van wat vroeger iedere sociëteit
afzonderlijk beoogde.
De commissie, vroeger benoemd, om deze vereeniging
der beide sociëteiten voor te bereiden, zal ook een
reglement ontwerpen voor de sociëteit »De Prins van
Oranje", waarna op de voorwaarden van dat reglement
ieder lid der Unie zal kunneo beslissen of hij al dan
niet lid der »Prins van Oranje" wenscht te worden.
De overgang zal met 1 Januari a. s. plaats hebben.
Zooals wij Maandag nog konden vermelden in
dat deel onzer oplaag, dat na de post van 8.21 werd
verspreid, is tot burgemeester van Vlissingen benoemd
dhr. H. Tutein Nolthenius.
Omtrent den benoemde meldt men aan de M. Ct.
uit Zwolle, dat hij iemand} is van ongeveer dertig
jarigen leeftijd. Hij stamt af van eene deftige Geldersche
familie, en is bezitter van en heeft te wachten een
niet onbelangrijk fortuin.
Zijn vader was geruimen tijd burgemeester van
Apeldoorn.
De heer Nolthenius werd opgeleid voor zeeofficier,
doch moest als adelborst le kl., na eene zeereis gemaakt
te hebben, zijn ontslag nemen tengevolge van een
kwetsuur aan zijn been, bij een val gekregen.
Na zijn ontslag I^gde da hnor Nolthenius zich toe
op de gemeente-administratieeerst was bij werkzaam
op de gemeente-secretarie te Ede en later als volontair
op de provinciale griffie van Overijsel. Gedurende drie
jaar was hij daar op de onderscheidene bureau's werk
zaam.
De heer Nolthenius is een flinke persoonlijkheid van
gematigd liberale politieke richting, die in Zwolle zeer
gezien was.
Wolfertsdijk. Bij gelegenheid van de 25-jarige
dienstvervulling van den gemeente-veldwachter J. De
Bakker alhier is hem door den gemeenteraad eene
gratificatie van 25 gld. toegelegd, terwijl hem van
wege de ingezetenen, zoo met woord als door daad,
verscheidene blijken van belangstelling zija betoond.
De dijkraad van het calamiteuse waterschap
Vliete heeft in zijne vergadering van 18 Sept. jl.,
onder nadere goedkeuring van Gedep. Staten, met
algemeene stemmen tot secretaris van dat waterschap
benoemd den heer C. N. Van der II e ij d e be
ambte ter secretarie te Wissekerke.
Zooals onze lezers weten is er eene staatscom
missie benoemd in zake de beri-beri. Tot secretaris
dier commissie is benoemd de gepens. overste J. I.
De Rochemont van het Indische leger.
Nu meldde gisteren de Arnh. Ct., dat negen leden
der beri-beri-commi8sie hebben geweigerd daarin zitting
te nemen, terwijl daartoe alleen bereid waren twee
burger-leden en de heer De Rochemont.
Uit eene thans verschenen brochure vaD den gep.
overste J. J. W. E. V e r s t e g e, getiteld De Staats
commissie in zake de beri-beri-quaestie Haar ontstaan^
haar doel en haar secretaris. Eene onthulling en
een karakterschetsblijkt thans wat de reden van
de weigering der negen leden is.
De quaestie is in het kort de volgende:
Tijdens de kapitein Verstege in 1872 commandant
te Buitenzorg was en de majoor De Rochemont adju
dant van den gouverneur-generaal Loudon, is daar eene
»eerezaak" voorgevallen tusschen eenen civiel-ingenieur
en eenen kapitein der militaire verkenningen, welk
geschil later tot al de officieren van het garnizoen
is uitgestrekt. De majoor De Rochemont heeft, onge
roepen, niet alleen zich zelf daarmede bemoeid, maar
ook den gouverneur-generaal er in gemengd. Het einde
is geweest, dat de kapitein Verstege onverwacht als
militair commandant van Buitenzorg is verplaatst en
zich bij het legerbestuur over zijne handelingen heeft
moeten verantwoorden. Die verantwoording heeft hij
gedaan, en het ongegronde der tegen hem ingebrachte
beschuldigingen aangetoond. Genoegdoening is hem
echter nooit geworden»de majoor De Rochemont,
de kwade genius van den G. G. Loudon, bleek opper
machtig te zijn" (bl. 35 der brochure.)
De hierdoor ontstane veete tusschen de beide offi
cieren is nimmer bijgelegd en den overste Verstege,
die het eerst aan den Minister van Koloniën het denk
beeld ontwikkelde van het benoemen eener ommissie
in zake de beri-beri en die met den Minister de sa
menstelling der commissie regelde (waarbij de naam
van den overste De Rochemont zelfs niet werd genoemd),
overviel bij het lezen van diens benoeming bl. 13
van zijn geschrift »een gevoel ven afschuw, een
gevoel zooals den mensch overvalt, wanneer hij onvoor
bereid in aanraking komt met een afzichtelijk voorwerp."
De Minister van Koloniëa erkende zelf meermalen
door den overste De Rochemont te zijn gegriefd, en
dat zelfs op hem (den Minister Keuchenius) door den
overste het bekende gedicht van Bellamy: »Aan een
verrader dps vaderlands" was toepasselijk verklaard.
De Minister had echter uit een gevoel van groot
moedigheid den heer De Rochemont als secretaris
benoemd, omdat deze slechts van een matig pensioen
moet leven en door zijne vaardigheid met de pen voor
het secretariaat zeer geschikt is. Da Minister drong
er dan ook op aan, dat de heer Verstege dezelfde
grootmoedigheid zou betrachten jegens zijn vijand.
Die grootmoedigheid heeft de heer Verstege betracht
door het schrijven zijner brochure en door het toe
zenden daarvan aan de leden der beri-beri-commissie,
zelfs nog vóór de brochure geheel gereed was. Na
het lezen daarvan schijnen negen van de tien militaire
leden geweigerd te hebben in de commissie zitting te
nemen. Het tiende lid schijnt zich minder beslist te
hebben uitgelaten.
Daar bovendien de heeren Da Rochemont en Ver
stege beiden ridders zijn van de Militaire Willems
orde en de laatste den eerste in zijn geschrift heeft
beleedigd zonder dat de overste De Rochemont tot
nog toe zijn tegenstander heeft uitgedaagd, zijn de
ridders der Militaire Willemsorde, te 's-Gravenhage
woonachtig, Maandagnamiddag bijeengeroepen om te
oordeelen over de houding van den gep. luit.-kolonel
De Rochemont.
Naar men verneemt, is met bijna eenparige stemmen
die vergadering tot het besluit gekomen, dat de heer
De Rochemont niet aan de wetten der eer heeft vol
daan.