1888. N°. 97. Donderdag 16 Augustus. jaargang. ste FEUILLETON. GOESCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75. Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad aangenomen bij de heeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren. COURANT. De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slecht» tweemaal berekend. Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende dankbetuigingen worden van 18 regels a lj— bereke nd. Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct. Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cent per regel. GOES, 15 Augustus 1888. De Staats-Courant van 14 Augustus bevat het volgende verslag omtrent de verwachtingen van den oogst van 1888 in de provincie Zeeland. Van de tarwe en ivintergerst, hoofdgewassen in deze proviocie, zal het beschot beneden het gemiddelde zijn ook de boedanigheid schijnt over het geheel te wen- schen over te laten. De stand is dun en het gewas door de vele regen en wind tegen den grond geslagen. De rogge staat hier en daar eenigszins beter dan de tarwein Zeeuwsch-Vlaanderen, het gedeelte der provincie waar dit gewas het meest voorkomt, is de verwachting echter laag gestemd. Zomergerst en haver laten eene betere uitkomst verwachten, zoodat de opbrengst, bij droog oogstweder, het gemiddelde zal kunnen bereiken. De paardenboonen 2ijn welig ontwikkeld en de vrucht zetting was gunstig, zoodat de oogst van dit gewas ruim kan zijn. De stamboonen (witte en bruine) hebben veel ge leden van de natte weersgesteldheid, zoodat de ver wachting niet hoog is. Dit is ook het geval met de erwten. Bij beide gewassen kan warm en droog weder echter nog veel verbetering aanbrengen. Het koolzaad mislukte voor een goed deel reeds bij den uitzaai in het nsjaar, en het overgeblevene door stond den winter slecht. Er wordt met enkele uit zonderingen slechts een gering beschot verwacht. Vlas werd zeer veel uitgezaaid en stond aanvanke lijk goed. Het ondervond echter zooveel belemmering in den groei, dat zelfs het beste te kort gebleven is. Van het grootste gedeelte is de waarde gering, doch de prijzen waren m verhouding tot de hoedanigheid hoog. De zaadopbrengst zal hoogstens middelmatig zijn. Karweizaad ontwikkelde zich grootendeels gebrekkig en gaf, ook door ongunstig weder bij de inzameling, geene voordeelige uitkomst. De uienteeltin enkele streken zeer belangrijk, kan, bij gunstige weersgesteldheid, nog naar wensch uit vallen. Van de meekrapdie nog steeds maar op zeer kleine schaal wordt uitgeplant, is de stand gunstig. Aardappelen beslaan dit jaar eene groote opper vlakte. De ontwikkeling is zeer gunstig geweest, doch door het aanhoudend regenweder vertoont zich de ge wone ziekte op onrustbarende wijze, waardoor opbrengst en hoedanigheid evenzeer bedreigd worden. Van de suikerbietmede veel verbouwd, was de op komst ongunstig, terwijl de herzaaiing veelal mislukte. Men verwacht over het geheel slechts eene matige opbrengst. Op den mangelwortcl is hetzelfde van toepassiDg. Voor klavers en andere voedergewassen waren wint*r en voorjaar zoo ongunstig mogelijk, en zijn de op brengsten dientengevolge uiterst schraal. De wei' en hooilanden hadden Iaat in het voorjaar nog een zeer ongunstig aanzien. In den voorzomer her stelde dit zich echter vrij goed en thans is de gras- groei zelfs bijzonder welig. De hooioogst was op de vaste weiden middelmatig, op de kunstweiden zeer gering. De inzameling wordt door het natte weder uitermate bemoeilijkt. 'a-Gravenpolder. Bij de heden gehouden verkiezing Edelweiss. Novelle van Natalie Von Eschstruth. 3) Vervolg. De oude vrouw volgde hen langzaam. Sedert hij de jonge dame van de rots gered had, had zij geen woord meer tot hem gerichtvermoedelijk verstond ze geen Duitsch. Nu bleef zij staan en uitte een paar woorden in een vreemde taal en een blik vol vijand schap trof den student. Ook de witte dame fronsde het voorhoofd, maar haar toorn gold de oude vrouw en haar antwoord klonk trotsch en hard als de donder, die tusschen de bergen woedt. Daarna hief zij het hoofd weder op en keerde zich weder tot den jongen man, die zwijgend naast haar liep. »Nu juistmompelde zij tusschen de tanden en daarna richtte ze het woord tot hem en sprak over honderden zaken en lachte en schertste op haar eigen aardige wijzo. Meermalen vertoonden zich daai bij hare fraaie tanden, blinkende als perlemoer en hare oogen schitterden in raadselachtige kleurwissoling evenals het meer in de diepte. Eindelijk vroeg zij, waarheen hij ging? «Naar den top van den berg I" sprak keizer Karei in gedachten. «Neemt gij uw intrek in het hotel?" vroeg zij verder. «Blijft gij daar ook?" vroeg hij bedremmeld. voor een lid van den gemeenteraad ter vervulling der vacature ontstaan door het ontslag nemen van den heer Paardekooper Overman zijn uitgebracht 57 stem men waarvan de heeren W. Geelhoed 20 en Jacob Reroijn 12 stemmen verkregeD, zoodat eene herstem ming tusschen genoemde personen moet plaatshebben. De overige stemmen waren over verschillende personen verdeeld. De Haagsche correspondent van de N. Gr. Ct. schrijft Het schijnt thans met zekerheid te zijn bepaald, dat de vereenigde vergadering der beide Kamers, ter be handeling van de voogdijwet den llden of 12den Sep tember zal bijeenkomen, zoodat het parlementair zit tingjaar met de regeling van dat hoogst belangrijk onderwerp zal worden besloten. Nu, het moet worden erkend, dat ook buitendien het korte parlementair jaar niet onvruchtbaar is geweest. Al denken we slechts aan de vaststelling van de bankwet. Er zijn intusschen verschijnselen, die een nog veel belangrijker oogst van het volgend zittingjaar kunnen doen verwachten. Ik kan u toch met zekerheid zeggen, dat de staatscom missie voor de legerorganisatie met groote voortva rendheid werkt en denkelijk nog in 't begin van 1889 haar rapport aan de regeering zal kunnen aanbieden; maar dit is niet alles. In afwachting van dat rapport ligt reeds aan het departement van oorlog een com plete regeling onzer levende strijdkrachten in den vorm eener voordracht van wet gereedde hoofdbeginselen daarvan waarop de minister van binneülandsche zaken blijkbaar doelde zijn in den ministerraad goedgekeurd en alleen om des te sterker voor de ver tegenwoordiging te verschijnen, heeft de regeering een staatscommissie benoemd. Men moet erkennen, dat die commissie daardoor wel eenigermate in een vreemd licht wordt gesteld, als een soort van politieken blik semafleider en dat haar arbeid iets van monniken werk krijgt. Doch geheel is dat niet waarhet zal toch zeker in de bedoeling liggen van den heer Bec- gansius om, nadat het rapport der staatscommissie er is, zija ontwerp-regeling nog eens aan een nieuw en nauwgezet onderzoek te onderwerpen, om er misschien nog het een of ander in te wijzigen. In elk geval is de minister gereed dat zegt veel om, zoodra de commissie haar taak heeft volbracht, de zijne in korten tijd te voltooien en nog in het volgend zitting jaar het groote militaire vraagstuk bij de Kamers aan de orde te brengen. Omtrent de debatten, gehouden over bet referaat van dhr. Hartman, secretaris van Goes, in de algemeene vergadering van de vereeniging voor gemeentebelangen, (zie ons vorig nommer) ontleenen wij aan de IV. R. Ct. nog het volgende «Van de gelegenheid tot debat werd gebruik gemaakt door den heer Montagne, hoofdambtenaar ter gemeente secretarie te Leiden, die ontwikkelde, dat niet alleen het feit der benoeming van den burgemeester door den Koning, maar vooral de onafhankelijkheid van het hoofd der gemeente vordert dat zijne jaarwedde door den Koning wordt vastgesteld, maar dan ook dat deze uit 's rijks schatkist wordt betaald. Voor zijn gevoeleD, dat de burgemeester een onafhankelijk amb* Zij knikte bevestigend. Dik ben daar reeds eenigen tijd. Wat wilt gij in deze eenzame streek «Edelweiss zoeken 1" antwoordle hij zonder zelf te weten wat hij zeide. Het scheen hem toe alsof de handschoen op zijn borst gloeide en zijn hart met een brandend wee ver vulde en toch zou hij haar om niets ter wereld willen missen. Hij keek haar aan, zooals zij daar naast hem liep, bleek en bijna leelijk zoolang de wimpers hare oogen overschaduwden, maar schoon als die eens de mons, zoodra zij de oogen opsloeg. «Dan zullen wij elkaar nog wal eans ontmoeten", zeide zij met een vriendelijken lach, «hoe is uw naam Hij nam haastig een kaartje uit zijn zakboekje en gaf het haar. Die portefeuille was een «doux souvenir" van eene schoone uit zijn land, die er eigenhandig rozen en vergeet-mij-nietjes op had gewerkt. Hoe koud en doodsch schenen hem die bloemen toe. Zij las zijn naam halfluid. Keizer Karei zeide zij lachend. »dat is zeker uw bijnaam als student Hij bloosde tot onder zijne blonde lokken en al zijne gevatheid van vroeger was eensklaps verdwenen. Zijn koene blik werd behoerscht door den hare en hij kwam zichzelf voor als een sukkelachtige, bedeesde school jongen, die nauwelijks zijn mond durft open te doen. »Men noemt mij zoo antwoordde hij verlegen, «en omdat ik onder dien naam het best bekend ben, liet ik hem tusschen haakjes achter mijn naam drukken." »Wat klinkt dat aardig: keizer Karei!" ging zij voort, terwijl zij zijne forsche gestalte vriendelijk lachend beschouwde, »en wat past het goed bij u. Zoo heb ik mij altijd den grooten keizer voorgesteld, met zijne golvende leeuwenmanen, zijn stalen voorhoofd en zijne trotsche lippenHé, wat bloost geHeeft dan nog tenaar moet zijn, beriep hij zich op het gevoelen van mr. Thorbecke, hem persoonlijk door dien staatsman medegedeeld. Wil de burg. zijne onafhankelijkheid be waren, dan moet hij ook geen lid wezen van den ge meenteraad, omdat hij dan in minder gewenschte toestanden en verhoudingen kan geraken, ook bij de verkiezingen. Waarom zou de burgemeester, evenals de Comm. des Konings in de Staten, niet advies in den Raad kunnen geven Ttn aanzien van de traktementen der secretarissen moet men, meende spreker, ook rekening houden met de hulp van het ambtenaarspersoneel, waarvoor vele gemeenten hooge uitgaven doen. Wat de burgemeesters betrof, deze missen tegenwoordig vele in komsten, die hun vroeger toevielen uit het gelijktijdig bekleeden van betrekkingen bij polders en waterschappen die thans door de waterschapsbesturen aan anderen dan de burgemeeesters worden opgedragen. Doch al is men het nu eens omtrent de wensche- lijkheid van tractemeDtsverbetering, dan staat men nog altijd voor de vraag, welken maatstaf aan te nemen. De toekenning van eene jaarwedde berekend naar eene zekere som per ziel in de gemeente, zou moeilijk als grondslag kunnen dienen. Naar Leiden berekend, zou dit 10 ets. psr ziel wezpn. Daarom is hij van gevoelen, dat, om den burgemees ter geheel onafhankelijk te doen zijn, waar bij zijne werkzaamheden nog vele komen ten behoeve van bet rijk, en het voor de natie geen verschil maakt, of de burgemeester uit de rijks- of uit de gemeentekas be taald wordt dewijl toch belasting moet worden opgebracht onverschillig of dit voor de gemeente of voor het rijk geschiedt het beginsel moet worden aange nomen, dat de burg. betaald wordt door het Rijk, dat hij geen lid van den Raad is en ook geen secretaris der gemeente, en gaf hij in overweging aan te dringen op eene wijziging van de gemeentewet in dien geest, overigens volkomen erkennende, dat de burgemeesters ten plattenlande slecht betaald worden. De voorzitter meende dat de beste oplossing zou wezen een minimum van wedde te bepalen, b. v. van 1000 voor den burgemeester en van/800 voor den secretaris, omdat dit de eenige weg is om den burge meester van een plattelandsgemeente een onafhanke lijke goed gesalarieerde positie te bezorgen, onmogelijk ais het is dat gemeenten met enkele honderden zielen een hoog salaris kunnen geven. Een ander bestuurslid de heer De Rook, burge meester van Bergen-op-Zoom, meende, dat bij dergelijke regeling gemeenten, die te klein zijn, gevoegelijk konden gecombineerd worden. Het bestuur gaf de toezegging, te zullen beraad slagen over hetgeen in deze te doen is." Naar wij uit goede bron vei nemen zal het plan om een nieuwe commissie van deskundigen samen te stellen, ten einde verdere maatregelen tot bestrijding der beri-beri in het Indische leger te beramen, binnen kort tot uitvoering komen. Naar de Limburger Koerier uit zekere bron verneemt, zal de heer Bahlmann het aangekondigde wetsvoorstel, regelende de dinvoerrechten op granen", eerstdaags bij de Tweede Kamer iodienen. Naar de Ingenieur uit goede bron verneemt, zal nooit iemand gezegd, dat gij zooveel op uw schoonen naamgenoot gelijkt? Ik ban er trotsch op, dat zulk eene doorluchtige haad zich verwaardigd heeft mij te redden «Wie weet of wij niet van éenen staat zijn!" riep hij hartstochtelijk. Gelijk ik op den heldenkeizer, dan zijt gij het evenbeeld van prinses Elza en heette ik met keizer Karei, dau zou ik van heden af keizer Hendrik willen zijn en op Ilsenstein wonen." Een warme gloed verspreidde zich over haar gelaat ea kleurde haar wangen purperrood. »Gij zijt zoo teer en slank als eene prinses, als het koningskind uit het sprookje en als ik u aanzie, schijnt het mij alsof er een kroon'je op uw hoofd glinstert!" Eensklaps hief zij hare blanke hand op en stootte zij een korten harden lach uit. »Wie weet of gijniet gelijk hebt!" riep zij met trillende stem. «Ook gij noemt mij eene prinses, maar ik haat dien titel 1" Zij drukte hare fraaie tanden tot bloedens toe op hare lippen en voor het eerst lag er een vastberaden trek in haar bleek gelaat. Het was een mengsel van trots en uitdagenden spot. Zooals zij daar voor hem stond kwam hem onwillekeurig de geschiedenis van de kleine berggeesten in de gedachte, maar neenDie oogen, die zooeven nog glinsterden van toorn, stonden nu reeds vol tranen. «Onzin!", sprak zij met ergernis, ik ben een dwaas kind. Noem mij niet bij dien onaangenamen titel, dan zal ik altijd opgewekt en vroolijk zijn." «Maar hoe moet ik u dan noemen?" vroeg keizer Karei besluiteloos, Welke is uw lievelingsnaam, waar mede ik u betitelen kan, als ik u kom bezoeken Zij keek hem verbaasd aan. Bezoeken moogt gij mij nimmer, ik ben voor niemand te spreken, dat weet binnenkort worden teruggekomen van de op 4 Januari 4886 ingevoerde organisatie van den waterstaat in Ned.-Indië en zal het korps ingenieurs op de sterkte ~van 60 personen worden gebracht. Reeds onder den afgetreden Minister van Koloniën zou deze maatregel in beginsel aangenomen zijn. Bij Zr. Ms. besluit is benoemd tot kantonrechter te Oostburg mr. F. J. N. Van Dam, thans griffier bij het kantongerecht te Hulst. De heer Domela Nieuwen huis heeft weder aan de verveners geantwoord. Hij leidt af uit hun laatste schrijven, dat zij geen scheidsgericht willen en ziet daarin hun onmacht om de onjuistheid der gespecificeerde cijfers te leveren, dhetzij, omdat uw boeken moeilijk getoond kunnen worden, hetzij, omdat daaruit zou blijken hoe mijn begrooting der winsten gedurende de laatste jaren verre beneden de werkelijkheid is gebleven. In beide gevallen ware bet voor u beter geweest te zwijgen, dan zoo in uw on macht te worden ten toon gesteld". Naar aanleiding van onderstaand schrijven, door den burgemeester van Amersfoort aan den majoor commandant der dd. schutterij gezonden, zijn officieren teruggekomen op hunne aanvrage om eervol ontslag. ÜoogEd.Gestr. Heer! Kennis genomen hebbende van de aanvrage om eervol ontslag van uwe onderhebbende officieren, kan ik niet anders dan mijo leedwezen betuigen, dat de oorzaak daarvan te zoeken is in het door mij te uwen huize gesprokene, ter gelegenheid van eene ovatie aan u gebracht. Gaarne wil ik, op de verklaring van hh. officieren, aannemen dat in eene geheel onvoorbereide rede door mij zou zijn gezegd dat een groot gedeelte der officieren niet berekend was voor hunne taak doch moet er aan toevoegen, dat ik voor mij zeiven mij daarvan niet bewust ben, aangezien het niet bij mij is opgeko men iets dergelijks to willen zeggen. Ik gevoel dat die woorden, in strijd met de bedoeling, een beleedi- gend karakter hadden voor hh. officieren in het alge meen, en neem gaarne die woorden terug, met de verklaring dat ik nooit anders dan met den hoogsten lof spreek over de toewijding van heeren officieren der dd. schutterij in het algemeen en de Aoiersfoortsche schutterij in het bijzonder, en mijne woorden dus anders zijn uitgesproken dan in mijne bedoeling heeft gelegen. Mocht deze verklaring er toe leiden dat heeren officieren hunne ontslag-aanvrage terugnemen, dan zou zulks voor mij, met het oog op de belangen der Amersfoortsche schutterij, eene reden van groote blijd schap zijn". Kerkelijke Zaken en Onderwijs. Maandag kwam iu de zitting van de Synode der Ned. Herv, kerk in behandeling het uitvoerige rap port, door den heer Ileinecken uitgebracht namens de commissie ad hoc, over de laatst gehouden kerkvisi tatie in de verschillende gemeenten. Hieruit bleek dat o. a. gaven van ontvangen legaten inkwamen uit Dom burg van 4200uit Oost- en West-Kapalle elk van 1000uit Ouwerkerk (Duivelaod) van ƒ2000; uit men boven op den berg trouwens wel 1 Wilt gij mij weder ontmoeten kom dan andermaal op gindsche rotsvlakte, daar ben ik iederen morgen. Mijn naam zal u wel geen belang inboezemen", voegde zij er bijna bevelend aan toe, «ik noem u keizer Karei en gij ja, laat mij den naam behouden, dien gij mij ginder op de rots gegeven hebt, noem mijEdelweiss 1" en weder trof hem haar raadselachtige blik. «Edelweiss!" herhaalde hij, »goed ik zal u Edelweiss noemen!" Keizer Karei had den lust tot reizen verloren. D3 vlinder was uitgevlogen om hopeloos te blijven hangen aan het sneeuwwitte kelkje van een Alpanbloem. Hij werd niet meer naar het dal getrokken sedert hij den top van den Rigi had beklommen ea wanneer hij op de rotsvlakte zat, die zich baadde in het zonlicht en hij blikte opwaarts naar den blauwen hemel, of neder waarts naar het meer en de Alpen of wel diep in hare wondervolle oogen, dan wenschte hij, dat da tijd toch mocht stilstaan of dat deze yiille duizenden en dui zenden van j»ren voor hem mocht voortduren. »Maar zij is toch niet meoi"! sprak hij meerma- len tot zlchzelven, en hoe leelijker hij haar voni, hoe hartstochtelijker hij haar lief kreeg. Elelweiss bleef intusschen zichzelf gelijk, gesloten en norsch voor zooier hare eigene aangelegenheden betrof, zon derling maar uitstekend bekend met de geheimen der wereld en tevens toch zoo oprecht, zachtzinnig en goed, zoo liefelijk en hartelijk, maar ook weèr zoo nameloos ongelukkig, wanneer hij haar mat woord of blik verraadde, dat hij haar bemiode. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1888 | | pagina 1