1888. it. 25. Zaterdag 25 Februari. Vd1"* jaargang.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen enj Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ct.
Aanvjagen om en vei melding van liefdegaven 5 cent per regel.
GOES, 24 Februari 1S88.
Voor een zeer talrijk gehoor, waaronder ook
een v ertal dames, trad gisteren in het koffiehuis »De
Pi ins vau Oranje" alhier op mr. HL. Goeman Bor-
g e s i u s, daartoe uitgenoodigd door h*t bestuur der
liberale kiesvereeniging »Goes", ten einde den politieken
toestand van ons land te bespreken.
Nadat de heer J. J. Ochtman, voorzitter der ver-
eeniging, de bijeenkomst met een kort woord had ge
opend, begon mr. Borgesius zijöe rede met te herin
neren aan de tot standkoming der Grondwet van 1848.
Toen ook was men onvoldaan over den politieken toe
stand en men verwachtte van eene Grondwetsherziening
belangrijke zaken. Inderdaad heeft dan ook, onder
leiding van den grooten staatsman Thorbecke, dat
werk goede vruchten afgaworpen en de vrijgevigheid
van die nieuwe wet werd toenmaals hoog geprezen.
Toen ter tijde had men in den lande slechts twee
partijen, die beide geheel vrij waren van kerkelijke
invloeden, nl. de liberalen en de conservatieven, en aan
de eersten is die herziening te danken. Die nieuwe
Grondwet van 1848 was vóórhaar tijd een model. Zij
schonk vertegenwoordiging des volks en was een dood
steek voor alle willekeur. Eere daarom aan de liberalen,
die haar tot stand brachtenEere aan den liberalen
Thorbecke, den vader dier wet en van zoovele orga
nieke wetten tot heil des lands, als daar zijn de scheep
vaartwet, de afschaffing der gemeentelijke accijnzen,
der belasting op gemaal en brandstoffen, regelen voor
de volksgezondheid en armenzorg, bovenal de provin
ciale en gemeentewetten, nog steeds onovertroffen voor
beelden van wetgeving. Bij al het goede in de Grond
wet bleven de liberalen echter niet blind voor haar
gebreken, getuige de rede van prof. Vissering, in 1873
uitgesproken bij het feest ter herdenking van haar
25-jarig bestaan, waarhij deze hoogleeraar verklaarde,
na al de goede hoedanigheden der wet te hebben op
gesomd, dat zij binnen een niet ver verwijderd tijds
verloop zou moeten worden herzien. Maar bij zou zeer
zeker medelijdend de schouders hebben opgehaald voor
den man, die hem had willen profeteeren, dat die her
ziening 14 jaren later zou plaats hebben door de Kamers
met eene regeering, aan welker hoofd niemand anders
zou staan dan mr. J H emskerk Az., de groote tegen
stander van Thorbecke, de reactionair bij uitnemend
heid uit vroeger jaren. Toch is dit geschied en al
hebben de liberalen mg veel moeten prijsgeven van
hetgeen zij bij de herziening hadden willen zien bepaald,
het valt niet te ontkennen, dat deze Grondwet een veel
milderen geest ademt dan de vorige.
De voornaamste reden tot de jongste grondwetswij
ziging was zeker de behoefte aan een betere basis voor
kiesrecht. Alle partijen waren het er over eens, dat
de bestaande niet d<ugde. Thorbecke waarschuwde
reeds in '48, om toch niet te veel in de grondwet
te regelen, om wat meer aan den gewonen wetgever
overtelaten. Die waarschuwing is echter in den wind
geslagenmen heeft alles willen regelen en daardoor
was de grondwet een keurslijf geworden, dat voor een
menigte zaken al te veel knelde. Aan verbetering van
ons defensiewezen kon met deze grondwet niet worden
gedacht. De arbeid in de Tweede Kamer was tot in
de minste bijzonderheden voorgeschreven en op eene
wijze, die een massa werk volslagen onvruchtbaar
maakte. Voor administratieve rechtspraak bestond geen
zalfstandig rechter-, de regeering oefende recht m zaken,
waarin zij zelf partij was. De b-lasting kon niet wor
den verbeterd, omdat zij was vastgeklonken aan het
kiesrecht. Bij de samenstelling der Eerste Kamer waren
Pr )v. Staten gebonden aan de rijksten, zonder te mogen
kiezen uit anderen, die zij evenzeer of beter geschikt
achtten. De grootste belemmering, door de bepalingen
der grondwet was echter deze, dat het kiesrecht aan
den eensus was verbonden. Zes ontwerpen, die inge
diend werden tot uitbreiding van het kiesrecht, strand
den alle, omdat met een wijziging in het kiesstelsel
onvermijdelijk een verandering in het belastingstelsel
gepaard moest gaan. Uit dien hoofde moest eerst de
grondwet gewijzigd worden, vóór men tot een beter
kiesstelsel kon geraken. Het oorspronkelijke plan der
regeering was nu de grondwet te hei zien, dan een
nieuwe Kamer te laten bijeenkomen en deze pas te
laten beslissen over het kiesrecht. Die toeleg werd
door de liberalen verijdeld, wijl zij bang waren voor
zeer groote vertraging der kieswetregeling in dat geval.
De andere partijen ijverden sterk tegen de bedoeling
der liberalen in dezen. Nu deze struikelblokken uit
den weg zijn geruimd, mag men met recht groote
verwachtingen koesteren, en door de onzekerheid van
den uitslag, is overal wrijving en spanning. Die be
langstelling wordt verder veroorzaakt door het besef
in het volk, dat er met de Kamer van honderd een
nieuwe aera zal aanbreken op wetgevend gebied; dat
veel zal worden ingehaald wat totnutoe werd verzuimd.
De herziening, die nu is tot stand gekomen, is uit
sluitend aan de liberalen te dankenbij de andere
partijen was niets dan tegenwerking. Eerst de non-
possumus-pohtiek, waarbij alles werd tegengehouden
7oo niet h*t onderwijsartikel in den geest dier partijen
Uitviel. Toen de kiezers na de kamerontbinding die
politiek hadden veroordeeld, werd zij wijselijk op zij
gezet. De clericalen wilden nu de kamer onbevoegd j
verklarendoch toen zij bemerkten, dat de herziening
ondanks hen zou worden doorgezet draaiden ze bij.
Ze moeten dus toen of bekeerd zijn, öf bun handel
wijze moet wordrn gekwalificeerd als mystificatie, als
boerenbedrog, een woord, dat ze eerst den liberalen
naar het hoofd wierpen. Van de gelegenheid tot
vruchtbare werkzaamheid op wetgevend gebied moet
nu ook gebiuik gemaakt worden. Het blijkt, dat het l
volk dit met aandrang wenscht uit de vele program
ma's, die overal worden opgemaakt. Inzooverre deze
moeten beschouwd worden als den geest uittedrukken,
waarin het volk den wetgever werkzaam v/enscht te
zien, acht spr. ze een gelukkig verschijnsel. Bij de lib.
komen deze programma's uit den boezem des volks
bij de anti-rev. heeft men een program van actie dat
ruimte moet laten om de meest uiteenloopende poli-
tibke partijenanti-revolutionairen, katholieken en
radicalen te bevredigen.
Spr. gaat hierna het program van actie na. Art. I
wil invoering eener nieuwe kieswet op billijker en
minder beperkten grondslag dan de tegenwoordige.
Doch de anti-rev. hebben volstrekt geen recht dezen
eisch te stellen, omdat zij ten allen tijde zich hevig
verzet hebben tegen zoodaoig kiesrecht. De liberalen
hebben in het nieuwe kiesreglement bepalingen willen
opnemen, die het kiesrecht op breeder en billijker
grondslag vestigden en wie hebben het tegengehouden?
Ni mand auders dan de ar.ti-revolutionaii e en katho
lieken, die meenden met deze regeling de overwinning
bij de stembus te zullen behalen.
Art. II wil bescherming van arbeid door de wet.
Maar, vraagt spr., wie wii dat niet Maar het is niet
met woorden te verkrijgen, maar met daden, en van
wien is de wet op den kinderarbeid, die dao toch
een eerste schrede op den goeden weg is. afkomstig
Van den liberalen afgevaardigde mr. Van Houten.
Bij h-'t debal over die wet prees dr. Kuyper, toenmaals
Kamerlid, de strekking van de wet ten zeerste en
er kende hij, dat de kerk te kort geschoten was in
haren plicht tot wering van den demoraliseerenden
invloed van den overmatigen arbeid. Er waren dan
ook bij de stemming over dat ontwerp slechts zes
leden teg*n, maar tot die zes behoorde dr. Kuyper,
de man die thans in het program van actie komt
met de algemeene, niets zeggende en natuurlijk voor
ieder aannemelijke zinsnedebescherming van den
arbeid door de wet.
Van wie is het denkbeeld der enquête uitgegaan
Van liberale zijde. (Aldus verklaarde bescheidenheids-
halve de sprekerwij zeggen van mr. II. Goeman
Borgesius. Red.) Spr. haalt verschillende aangrijpende
voorbeelden aan uit zijn ervaring als lid der enquête
commissie, waaruit daghelder bleek, dat de huidige toe
standen om verbetering schreeuwen. En dr. Kuyper
is er tegen. Want, zoo zegt hij, als de liberalen een
wet op den arbeid invoerden, zouden ze zich bij de
kiezers op dit werk laten voorstaan. Onbeschaamder
kan het al niet. De heer H*ldt, de wakkere strijder
voor arbeidersbelangen, heeft hem dan ook tegemoet
gevoerd, dat de rampzalige kinderen met ontvleeschde,
beendoren en de doodskleur op het gelaat hem hun
antwoord zullen komen brengeh.
Art. Ill wil schoolgeldheffing van die betalen kunnen
inkrimping van het aantal middelbare scholenherstel
van gewetensvrijheid. Het eerste willen allen. En waar
bestaat vrijdom van betaling, die liberale zonde? Jnist
in Brabant en Limburg het meest, de broeintsten van
het ultraraontanism*. De lib. willen verbetering van
het middelbaar onderwijs, wijl dit noodig is vooral
voor lagere klassen in den strijd om het bestaan. De
afschaffing der luxe in den schoolbouw, de verminde
ring van het aantal onderwijzers, dus bezuiniging in
dezen, is van lib. uitgegaan. Dat anti-rev. niet tevre
den zijn met eenige inschikkelijkheid op dit punt, ligt
alleen hierin, dat de schoolwet het prachtigste middel
is tot agitatie. Spr. verdedigt in vurige, wegsleepende
woorden de openbare school.
Art. IV schrijft voor afschaffing van accijnzen, rege
ling der belasting op billijker grondslag en herziening
der tarieven van in- en uitvoer in verband met des
betreffende maatregelen in andere landen. Ook dit
artikel is een staaltje van algemeenheid. Wie voor
afschaffing van accijnzen is, is er van gediend, wie
voor een inkomstenbelasting is eveneens, maar wie
daartegen is niet minder, want er wordt niet van een
dusdanige belasting gesproken. Voor- en tegenstan Iers
van invoerrechten kunnen met dit artikel tevreden
zijn, want eene heffing ervan wordt niet met name
genoemd. Maar wie kan dan nu daaruit opmaken wat
men op dat gebied van de anti-rev. heeft te wachten
Bovendien thans zijn zij voor afschaffing'der accijn
zen en billijker regeling der belasting, maar vroeger
hebben tegen alle maatregelen in dien geest juist
gestemd Groen Van Pnnsterer, Elout, Kuyper on hunne
partijgtnooten. En nu erkent spr. gaarne, dat het zeer
rt'-'l mogelijk is, dat men in den loep der tijden van
raeening verandert, maar, wanneer, zooals de antir.
altijd h'bben beweerd, hunne meeningen steunden op
de ordonnantiën Gods, dan is het hem onbegrijpelijk,
hoe die ordonnantiën het eene oogenblik voorschrijven,
dat men vóór en het volgende da^ men tegen iets is.
De aitikelen V en VI eindelijk handelen over af
schaffing plaatsvervanging en Kolomen. Spr. zal dit
alles niet in het breede nagaan, maar hij constateert
toch, dat een deel der liberale partij reeds jaren lang
voor de afschaffing der plaatsvervanging ijvert en een
ander deel er nog niet van gediend is, maar van
antir. en katholieke zijde is nog nooit een stem ten
gunste daarvan opg- gaan. Wat de vrije cultuur in
Indiè en de verbetering van het lot van den b lander
enz. betreft, dat alles willen de liberalen evenzeer en
wat in dien geest is tot stand gebracht, heeft men
aan de liberalen te danken, zoodat mag gezegd worden,
dat deze punten eenvoudig van de liberalen zijn over
genomen.
Ten slotte een enkel woord over de hooggeprezen
vrijheid. Dr. Schaepman heeft verklaard, dat men onder
het clericale systeem vrij zal worden van de liberale
tyrannie en men zich io vrijheid zal baden, 't Is inder
daad opmerkelijk, zoo iets te moeten hooren uit den
mond van dr. Schaepman, die zelf heeft verklaard dat
alleen het mandement der bisschoppen zijn richtsnoer
was. Vrij. vraagt spr., vrij onder het juk van Rome
en Dordt? De grootste vrijheden zijn juist aan de
liberalen te danken. Door welke paitij hebben de bis
schoppen hunne rechten zien beschermd, door wie
hebben de Christelijk gereformeerden en zooveel andere
kerkgenootschappen hunne vrijheid van samenkomsten
verworven, van welke zijde eindelijk is aangerlro ïgen
op vrijheid van bijzonder onderwijs? Al die vnjheden
'hebben de liberalen verworven voor wie nu hun tegen
standers zijn en durft men dan nog spreken over
liberale tyrannie?
Dezelfde onwaarheid wordt gezegd omtrent de gods-
dienstlojshrid der liberalen. De liberalen zijn niet
goddeloos, al durft de hepr Heemskerk Jr. ze ook
vergelijken bij de slechtste Rom-insche Keizers, met
dit verschil alleen, dat zij de Christenen niet voor de
wilde dieren ter verscheuring werpen. Moet men zich
niet met verontwaardiging en walging van lieden als
dhr. Heemskerk Jr. afwenden? Juist door God bij de
politiek te halen, loopt de godsdienst gevaar; men
gaat minachting koesteren voor hen, die heilige namen
in de onheiligste hartstochten betrekken. De liberalen
houden den godsdienst hoogzij willen hem buiten
aanraking houden met de politiek, om zijn reinheid
niet te bezoed len. Spr. protesteert ten sterkste tegen
de beschuldiging van godsdienstloosheid der liberalen,
Dezen huldigen de hoogste, de edelste politiek, die der
Christelijke liefde.
In een aangrijpend en bezield slot spoorde spreker
aan tot inspaftning van alle krachten om de liberalen
een groote meerderheid te bezorgen en vooral ook
onverschilligen op te wekken tot behartiging hunner
wez'olijke belangen.
Van de gelegenheid tot debat werd gebruik gemaakt
door den heer Buijze, redacteur van De Zeeuw, die
protesteerde tegen het belachelijk mak in van Gods
ordonnantiën, tegen de bewering, dat in het program
van actie uitdrukkingen voorkomen die gebezigd zijn
met het oog op ejne samenwerking met katholieken
en anti-revolutionairen, waarvan volgens dhr. Buyze
nimmer sprake is geweest. IIij herinnert eraan hoe
tegen het voorst*! Gjertsema tot verlaging van den
census ook de Friesche libeialen hebben gpsteund.
Wat voorts betreft dat ook de liberalen voor de
8choolgeldln ffing zijn, zegt de heer Buijze, dat het
schoolgeld toch op veel plaatsen schande goedkoop"
is. Dat vele puoten van het prngiam van actie van
de liberalen zijn gestolen is eene beschuldiging, die hij
op de liberalen terugwerpt, want met rame ten opzichte
vaD bescherming van den arbeid heeft dr. Knijper
jaren geleden reeds aangedrongen op het oprichten
van arbeidskamers, doch hij heeft dat vo >rstël onder
gelach zijner tegenstanders ingetrokken. De heer Bor
gesius heeft den heer Heemskerk verdacht gemaakt,
maar de heer Buijze vraagt of het fair is, dergelijke
verdachtmakingen te gronden op meestal onbetrouw
bare verslagen in nieuwsbladen.
Ook de heer Beenhakker uit Kloetinge sprak een
enkel woord, waarin hij met waavdeeiing erkende,
dat de liberalen veel goeds hebben tot stand gebracht
z. i. voldoet echter de school niet aan de behoeften
van Norland's volk. want behalve de behoeften voor
dit leven hebben wij toch ook te zorgen voor de toe
bereidselen voor het leven hiernamaals.
De heer Borgesius begon zijne repliek met erop te
wijzen, dat er geen enkel b3wijs was aangevoerd voor
de aantijging, dat de liberalen den godsdienst willen
tegenwerken, maar hij wijst erop, dat tal van eer
biedwaardige mannen, niet alleen ds Buijtendijk en
ds. Bronsveld, maar ook een prof. v. Leeuwen, ten
ds. Wildeboer e. a., die in het geloof na aan de antir.
staan, zich aan dr. Kuyper onttrekken, juist omdat
zij dn godsdienst lief hebben. Spr. had verwacht.- dat
dhr. Buyze hem öf zou gelijk geven öf eenig bewijs
zou hebben geleverd, dat hij zich had vergist. Noch
het ee» noch het ander is geschied. Hij verwijt den
heer Borgesius w< 1, dat hij de leiders verdacht maakt,
door zijn aanhalingen te putten uit partijdige bladen.
»Maai", zegt spr., ik wil omtrent het gezegde van
den heer Ii*emskerk, die de liberalen vergeleek bij de
Romeinsche Keizer, thans eens putten uit een aotir.
orgaan. Ik lees hier: y>Nu worden de Christenen niet
voor de beesten geworpen en verscheurd, maar zij
worden toch beschouwd als diegenen, welke gevaarlijk
zijn voor den Staat".
Dit is nu geene aanhaling uit de Zierikz. Nieuws-
bode, neen, dit lees ik u voor. mijne heeren. uit
De ZeeuwChris!elijk-historisch nieuwsblad voor
Zeeland. Er is, zegt spr nog geen enkele redevoering
voor het volk gehouden door de anti-rev. of het heet,
dat de liberalen ongeloovigen zijn en dat deze in het
belang van den godsdienst moeten be treden worden.
Maar laat men dan toch het bewijs daarvan eens leve
ren. De heer Buijze ontkenteen bondgenootschap met
de katholieken en anti-revolutionairen. Spr. begrijpt
niet hoe het mogelijk is. Wanneer de zon schijnt kan
men toch niet loochenen, dat het dag is. De heer
Buijze erkent dan ook zelf, dat er in het program
uitdrukkingen voorkomen, die op een bondgenootschap
wijzen. Trouwens in verschillende bladen kan men
lezen, dat dhr. De Savornin Lobman het bondg 'noot
schap als rationeel beschouwt en de heer Heemskerk
heeft ir. Zieriksee ge'egd, dat hij het nog beter vindt
antirevol. kinderen naar de Room^che school te zenden
dan naar de openbare. Heemskerk is een bekeerling.
Juist, maar die worden ten slotte het meest fanatiek.
De uitbreiding Van het kiesrecht hebben de anti-rev.
voorgestaan en haar toch tegengehouden, 't Is waar,
ook sommige liberalen hebben tegengestemd, maar de
anti rev. allen. Met het thans vigeerend kiesreglement
eveneens. De liberalen wilden het veel uitgebreider
hebben, maar daar waien de anti-rev. tegen. Nu deugt
het weder niet. maar toch weet dr. Kuyper ook precies
wat de uitslag der stemmingen zal zijn. Toch zouden
ze eerst de geheele Grondwet hebben verworpen als
de liberalen de add. artikelen niet hadden aangenomen.
En wanneer wilden de anti-rev. census-verlaging? Eerst
toen de liberalen g*heele G-ondwetsherziening eischten.
Het heeft spr. verbaasd, dat de heer Buijze dan
moed had te zeggen, dat de quaestie der arbeiders
wetgeving door de liberalen is overgenomen. Uit meer
dao éen feit heeft spr. reeds bewezen, dat de anti-rev.
stemden tegen iedere poging der liberalen op dat ge
bied. Niet alleen tegen de wet van Van Houten, maar
ook tegen het ontwerp ter verkrijging van rechtsge
lijkheid voor patroon en arbeider heeft de anti-rev.
partij zich verzet. En nu zal men zich verschuilen
achter den uitgesproken wensch van dr. K. omtrent
een wetboek voor den arbeid. Mat woorden wordt
men niet gebaat, maar wel door daden.
Ik had, zegt spr., niet het recht Gods ordonantiën
belachelijk te maken, maar heb ik dat gedaan Als
ik een oogenblik de hilariteit mijner hoorders heb op
gewekt, was dit niet, omdat ik de zaak verkeerd beb
voorgesteld, maar omdat het bij de o itledmg d-r zaak
is gebleken, dat het onwaar is dat de telkens ver
anderde tactiek der antir. steunt op Gods ordonnantiën,
die eeuwig zijn. Spr. heeft als alle liberalen den hoog-
sten eerbied voor de Heilige schrift, maar men kan
daaruit toch niet alle wetten halen en de wetten moeten
toch met de rede worden onderzocht. Wie drijven nu
den spot met Gods ordonnantiën? Immers, de antir.
zelf. die ze te pas brengen bij zaken, waarvoor ze veel
te heilig zijn en er nu eens dit, en dan eens dat uit lezen.
De heffing van het schoolgeld is hier en daar te
laag. Goed, dat men het dan daar trachte te verhoogen,
maar is dat een reden, om, gelijk jhr. Lohman gezegd
heeft, te beweren, dat de liberalen een godsdienst
oorlog willen 9 Vóór 2 jaren hebben de antir. en kath.
eene regeling van art 194 kunnen krijgen, waarbij
alle politieke twistpunten werden opgelost, maar ze
hebben die niet gewild, zij wilden alles of niets. Zij
volgden een tactiek, die meer doet denken aan een zucht
tot het maken van propoganda, dan aan eene poging
om practische maatregelen te nemen. Spr. deelde bij
deze gelegenheid mede, dat in de afdeelingen der 2e
Kamer dhr. Lohman zelf verklaard had, dat de boven
bedoelde wijziging van art. 194 niet genoeg gaf om
het heerlijk middel tot agitatie prijs te geven en dat,
toen in de openbare zitting mr. Borgesius daarop zin
speelde, de heer Lohman naar voren stoof en vroeg
Wie heeft dat gezegd De heer Borg »sius antwoordde
daarop, als weleer Nathan tot Daviddie man zijt
gij. En dhr. Lohman keerde naar zijn plaats terug,
voerde dienzelfden dag nog het woord in de Kamer,
maar op die zaak kwam hij niet meer terug. Wat van
den politieken ernst van zulk een mari te danken?
In lerdaad, wie zoo spreken, hebben niet het recht
I te beweren, dat bij de verkiezing op 6 Maart de
godsdienst in gevaar zal kom an. Dit zal veeleer ge-
bsuren als de politiek der antir. zal triumfearen.