1887. N°. 139.
Donderdag 24 November.
74sle jaargang.
G0ESGI1
De uitgave dezer Courant geschiedt Haandag, Woensdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Goes, f 1,75.
Behalve aan ons Bureau worden Abonnementen en Advertentiën voor dit blad
aangenomen bij de heeren NIJGH VAN DITMAR te Rotterdam en verder
bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 cent, elke regel meer 10 cent.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts
tweemaal berekend.
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen worden van 18 regels a f 1,— berekend.
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 90 ot.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 6 cent per regel.
Naar aanleiding van het voorstel betreffende
de Gouvernaments-koffiecultuur.
De kruidenierszaak van Nederlandscb Indië heeft
in de laatste jaren hier te lande weinig de aandacht
getrokken. Zij leverde geen batige sloten op en daarom
wellicht was zij nog slechts voor enkelen, die steeds
vooraan stonden en nog staan in de rij van hen, die
vóór alles het belang van de inlandsche bevolking op
Java op het oog hebben, een voorwerp van belang
stelling. Dezer dagen, bij de behandeling der Indische
begrooting, treedt de koffiezaak weer meer op den
voorgrond. Geen wonder, want zij levert weer een zeer
belangrijk overschot op en het is ons aangenaam te
kunnen zeggen, dat de weder ontwaakte belangstelling
ditmaal direct het belang der inlandsche bevolking
op het oog beeft.
De koffieptantende bevolking op Java krijgt voor
haar werk aan het product een vaste som per picol
14 per picol van 125 Amst. ponden), onafhanke
lijk van den prijs, welken de Staat er voor maakt.
Het gevolg daarvan is, dat er onder de bevolking veel
geld komt als het product groot is, en zeer weinig
wanneer het klein is, terwijl in het laatste geval
nochtans de Staat somtijds even groote winsten kan
behalen als op een groot product.
Ditmaal doet zich die omstandigheid voorhet
product is zeer gering, de marktprijs zeer hoog.
Weinig geld dus voor de inlandsche bevolking; be
trekkelijk veel voor het gouvernement. Dit gaf aan
leiding dat er èn in de pers èn in de Kamer stemmen
opgingen om eene som beschikbaar te stellen men
stelt voor een millioen ten einde daaruit een surplus
te betalen aan de koffieplantende bevolking op Java,
als equivalent voor den schralen oogst.
Dit voorstel getuigt zeker van groote goedhartigheid.
Is het ook praktisch?
Door hen, die eenigszins van nabij bekend zijn met
de koffiecultuur op Java en met de inlandsche bevol
king, zal deze vraag niet onvoorwaardelijk bevestigend
beantwoord worden. De uitkeering toch van dit surplus
kan voor den inlander eenigszins het voorkomen heb
ben van ee» premie op een klein product Weinig te le
veren en toch veel geld te maken, ziedaar iets dat, zoo
niet allen volkeren, ongetwijfeld den Javaanjbehagen zal.
Veel kan er in dezen afhangen van de wijze waarop,
en van den vorm, in welken de uitkeering van het
surplns geschiedt. De mogelijkheid dat de inlander in
het denkbeeld gaat verkeeren dat hij met weinig
koffie, afgescheiden van de qualiteit, evenveel geld
kan maken als met veel koffie, moet met den meesten
takt worden voorkomen. Want de Javaan heeft geen
nieuwe middeltjes noodig om redenen te hebben weinig
werk van de koffietuinen te maken. De groote last,
welken hij van de koffiecultuur ondervindt, de onge
lijke verdeeling van den arbeid en het schrale loon,
dat bij de tegenwoordig nog altijd bestaande regeling
uit de koffie voortvloeit, zijn op zichzelven voor hem
reeds redenen genoeg om er zich niet warm voor te
maken. Wellicht gaan wij er binnen kort toe over om
door eene beschrijving van de cultuur en van den
omvang van het werk daaraan door den inlander, bet
bewijs te leveren, dat er voor hem ook weinig redenen
tot ingenomendheid met deze cultuur bestaan kunnen.
Voor het oogenhlik zou ons deze beschrijving te ver
leiden en wij willen liever een denkbeeld aaDgeven,
dat o. i. althans voor de toekomst tot eene meer
praktische tegemoetkoming aanleiding kan geven.
Vooraf willen wij wel erkennen, geen onvoorwaar
delijk voorstander der gouvernements-koffiecultuur te
zijn. Behalve in de tegenwoordige regeling, ligt die
mindere ingenomenheid daaraan, dat wij het een beden-
kelijken toestand achten, wanneer een Rijk zijne in
komsten afhankelijk ziet van oogsten en marktprijzen.
Dit systeem is altijd door de liberalen veroordeeld
en in den tijd toen de oude conservatieve partij nog
in volle heerlijkheid in de Kamer schitterde, heeft dit
systeem steeds een onderwerp van hardnekkigen strijd
uitgemaakt. Reeds destijds verkondigde de minister
Van Bosse de door de ondervinding juist gebleken
stelling, dat Nederland niet te veel moest blijven reke
nen op de Indische baten. Ook de minister Rochusscn
ging, zelfs nog in 1858, vóór hij tot de conservatieven
overstapte, met de denkbeelden van zijn ambtgenoot
mede. Niet langer mochten, met voorbijzien der Indische
belangen, de koloniale baten aangewend worden voor
ome amortisatiën, ome spoor- en waterwegen, onze
afschaffing van belastingen. Gaandeweg moesten de
Nederl. financiën onafhankelijk worden gemaakt van
de Indische baten, die op hare beurt (behalve van de
toeneming der behoeften in Indië zelf) afhankelijk
waren van oogsten en marktprijzen, die wederom af
hankelijk waren van gehenrtenissen of evenementen in
Enropa. Als waarschuwend voorbeeld heeft de heer
Van Bosse meermalen gewezen op het jaar 1848, toen
hij, met de portefeuille van financiën belast, in de
grootste ongelegenheid geraakte, omdat de koloniale
producten, waaruit bet batig slot komen moest, schier
onverkoopbaar waren.
Achtte men toen reeds eene dergelijke financiëele
politiek niet verstandig, de liberale partij is nochtans
steeds uitgegaan van het beginsel, dat Nederland recht
heeft op eene bijdrage uit het koloniaal overschot,
niet alleen als terugbetaling voor de velerlei uitgaven
die het moederland voor de koloniën moet doen, maar
ook uithoofde vao het gemeenschappelijk belang en
van de politieke eenheid. Echter onder deze voorwaarde:
dat vooraf in de redelijke behoeften van Indië met
onbekrompen hand werd voorzien. De liberale partij,
wel verre van de directe, zoo min als de indirects
voordeelen van het koloniaal bezit te versmaden, wil
deze alleen niet ten koste vaD de Inlandsche bevolking,
wier tijd en arbeid óf geheel onvergolden, öf tegen
inhouding van een deel van haar rechtmatig loon wor
den gevergd.
Ter hunner eere zij gezegd, dat een groot deel der
anti-revolutionairen, die gaandeweg de conservatieven
op den achtergrond drODgen, bij hun optreden als
staatkundige partij de liberale denkbeelden op dit ge
bied hebben gehuldigd, en het mag daarom des te
meer verwondering baren, dat niettemin van die zijde
het verdwijnen der Indische baten tegenwoordig zoo
vaak nog aan het liberale systeem ten opzichte der
koloniën wordt toegeschreven. Intusschen zullen wij
ook daarover thans niet uitweiden, en al zijn wij geen
onvoorwaardelijk voorstander van de gouvernements
koffiecultuur in haren tegenwoordigen vorm, wij achten
de tijdsomstandigheden niet gunstig genoeg om tot hare
opheffing en het scheppen van een équivalent voor de
door haar aan het Rijk bezorgde baten overtegaan.
Destemeer echter eischt verbetering van regeling de
aandacht van ieder weldenkende, en daarom verdient
ook de nn voorgestelde bijpassing van een millioen als
tegemoetkoming voor het kleine product ernstige over
weging. Dat kleine product wordt gedeeltelijk veroor
zaakt door de koffiebladziekte en is dus als exceptio
neel te beschouwen. Als exceptioneelen maatregel zou
den wij dan ook de bijpassing niet afkeuren.
De tegenwoordige minister van koloniën ofschoon
evenzeer met goeden wil in dezen bezield heeft
daartegen eenige bezwaren geopperd, o. a. dat het
moeielijk zal zijn, den bijslag aan den rechten man
te brengen. Dit bezwaar komt oos niet onoverkomelijk
voor. De koffiepakhuismeesters schrijven bij de leve
ring de namen der inbrengers en de hoeveelheid in
een register. Wanneer dus in iedere dessa de bijbe
taling plaatsheeft door de Europeesche controleurs ten
overstaan van de districts- en dessahoofden, dan zal het
niet moeielijk zijn de primitieve leveranciers nittevinden.
Maar afdoende verbetering voor de toekomst is de
maatregel niet; hij is dit zoomin in het belang der cultuur
zelve als in dat van den inlander en van 't gouvernement.
En waar er nu ook stemmen opgaan tot eene ver
hooging van bet plantloon in het algemeen, zou het
ons meer praktisch voorkomen, wanneer de Javaansche
koffieplanter, evenals dit bij sommige vrije cultures
plaats heeft, naar een vast systeem bij de financiëele
resultaten betrokken werd. Stel dat als minimum
van betaling de tegenwoordige prijs per picol bepaald
blijft, maar dat ieder jaar eene nsder te regelen bij
betaling plaats heeft, naar gelang van de financiëele
uitkomst, dan is het belang van den inlander in
directen zin aan de koffiecultuur verbonden. Dit
systeem werkt bij de vrije cultures allergunstigst. Het
bepaalde minimum-plantloon wordt bij de eeiste be
taling niet ten volle uitbetaald; alzoo heeft er altijd
eene bijbetaling plaats, welke grooter of kleiner is
naar gelang van de opbrengst van het product. De
inlander heeft dientengevolge belang bij een groot,
een goed en een zorgvuldig behandeld product, omdat
dit direct in zijn voordeel is. Deze regeling is, dunkt
ons, ook volkomen loetepassen op de koffiecultuur. Men
beginne b. v. bij de inlevering 10 of/12 per picol te
betalen en behalve dat de gewone inboeking in het
register plaats heeft, geve men den inlander een bewijs
van levering, waarop hij later de bijbetaling bekomen
kan. Die bijbetaling is dan minstens 2 of 4, maar
wordt hocger, naarmate de prijzen hooger of de winst
grooter is.
De grenzen, waarbij zich de bijbetaling zou moeten
bepalen, wagen wij niet aan te geven. Zij zijn, dunkt
ons, daar te trekken waar men met gerustheid zeggen
kan, dat aan art. 56 van het regeerings-reglemeat is
voldaan. Bezwaren van uitvoering, op Java althans,
schijnen ons er evenmin aan verbonden te zijn als aan
de nn voorgestelde exceptioDeele bijpassing.
En voor de berekening van een middelprijs van
opbrengst zal hier te lande weinig moeielijkbeid
bestaan.
Aan eene dergelijke regeling zouden wij de voorkeur
geven boven een verhoogd vast plantloon, ook omdat
zij den band tusschen bevolking en gouvernement ver
sterken en den lust voor de cultuur aanwakkeren zou,
terwijl het tevens eene groote tegemoetkoming zou
zijn in het uit den aard der zaak geheel onvoldoend
Europeesch toezicht, en gunstig op het onderhoud en
den levensduur der koffietu nen werken zou. R.
GOES, 23 November 1887.
De bijeenkomst van secretarissen en ontvangers
der gemeenten in Zuid- en Noord-Beveland, tot het
besprek'n van de meerdere werkzaamheden, die uit
de gewijzigde kieswet voortvloeien en van pogingen,
om ook deelgei echtigd te worden in het pensioenfonds
voor burgerlijke ambtenaren, heeft gistermiddag in de
Trouwzaal ten raadhuize alhier plaats gehad. Aan de
oproeping van de heeren H. G. Hartman Jz. en Z. D.
Van der Bilt La Motthe was door 15 hunner ambt-
genooten gehoor gegeven. De heer Hartman heette de
aanwezigen welkom en wees er op, dat hoe warmen
ijver ieder ambtenaar voor de vervulling zijner taak
moet hebben, de last wel eens wat zwaar kan worden,
die op zijne schouders wordt gelegd, en dat de ijver
wel eens wat verflauwen kan, wanneer de werkzaam
heden gestadig vermeerderen, terwijl de belooning op
dezelfde hoogte blijft. Reeds jaren geleden zijn bij de
regeering pogingen aangewend, en sedert meermalen
herhaald, om voor de vele werkzaamheden, die van
de secretarissen of ter secretarie van de gemeenten
ten behoeve van het rijk gevorderd worden, eene ver
goeding uit 's rijks schatkist te erlangen, doch steeds
te vergeefs. Nu weder, terwijl met de gewijzigde grond
wet ook veranderingen in de kieswet zijn aangebracht,
die eene groote vermeerdering van werk ter secretarie
vorderen, de taak der gemeente-ambtenaren verzwaard
wordt, hadden beide heeren het niet ondienstig geacht,
hunne mede-ambtenaren op te roepen om van gedachten
te wisselen over dit onderwerp.
De heer Van der Bilt La Motthe ontwikkelde nu
nader het doel der oproeping en samenkomst, door te
wijzen op de bepalingen van art. I, 7, lOht's der
gewijzigde kieswet, alsmede op het YlIIste der additio
neels artikelen van de gewijzigde Grondwet, terwijl hij
tot de conclusie kwam, dat even als voor de Rijks
ontvangers door de Regeering eene buitengewone be
looning voor hunne uit gezegde veranderingen der
Kies- en Grondwet voortspruitende werkzaamheden was
aangevraagd, het ook billijk zou zijn, dat zulks voor
de Secretarissen geschiedde. Tot dit laatste bestond
nog meer reden, dewijl de ambtseed den Secretaris
alleen de vervulling der verplichtingen, hem bij de
gemeentewet en zijne instructie opgelegd, vordert,
en het hier een rijkswet is, en bovendien wat
vooral een krachtig argument is, dat door de Rijks
wet rechtstreeks aan den secretaris bemoeiingen worden
opgelegd, zoodat bet Bijk hem in dienst neemt en dus
ook behaort te bezoldigen.
Na wederlegging der vrees, of de poging, die men
zon in het werk stellen niet praematnur is rn of men
niet liever moest wachten tot dat andere wetten, als
uitvloeisel der gewijzigde Grondwet, veranderd werden,
werden de heeren Hartman en Van der Bilt La Motthe
gemachtigd, om, des gewild, met assumptie van een
of meer der andere ambtgenooten een adres aan de
Regeering te ontwerpen, waarin met ontwikking der
gronden gevraagd wordt om eene tegemoetkoming voor
de bedoelde werkzaamheden, even als voor de werk
zaamheden der tienjarige volkstelling verstrekt wordt.
De heer Van der Bilt La Motthe ontwikkelde nu zijne
denkbeelden voor de leden van de bijeenkomst, ten op
zichte van het tweede punt. Blijkens een onlangs oit-
gebracht rapport door de commissie, welke bij K. B.
van 26 Januari 1881 no. 18 was ingesteld, omtrent
de kas van het pensioenfonds voor burgerlijke amb
tenaren, zou deze to'laten, zonder tekort te doen
aan de verkregen rechten van ambtenaren aan de de
partementen van algemeen bestuur, der hooge colleges
van staat enz., ook pensioen toe te kennen aan hunne
weduwen en weezen. Maar nu achtte men het bil
lijker, dat de gemeente-ambtenaren, evenals de onder
wijzers tot deelgerechtigden gemaakt werden. Het fonds
bedroeg op 1 Januari 21 millioen gulden en is dus
naar eene matige becijfering op dit oogenhlik ge
klommen tot 25 millioen gulden.
Hieromtrent had eene uitvoerige gedachtenwisseling
plaats, waarbij ook bet denkbeeld werd geopperd, om
liever voor de weduwen en weezen van de gemeente
ambtenaren te zorgen, daar secretarissen en ontvangers,
tenzij zij getroffen werden door eene zielsziekte, hunne
betrekking wel tot aan hun overlijden zullen blijven
bekleeden, een denkbeeld, dat echter met voor
beelden weersproken werd.
Ten slotte werd machtiging verleend tot het ont
werpen van een adres aan den Minister van Staat
Min. van Binn. Zaken, om bij de wijziging der Ge
meentewet daarin eene bepaling opteDemen, betref
fende een pensioen aan de gemeeDte-ambtenaren in
het algemeen evenals voor het onderwijzend ambte-
naarspersoneel in de wet op het lager onderwijs wordt
aangetroffen.
Na wederzijd'che plichtpleging werd de vergadering
Aan de Universiteit te Utrecht is het kerkelijk
voorbreidend examen afgelegd door den heer P. Snoep.
Bij kon. besluit is benoemd tot lid van het be
stuur der visscherijen op de Schelde en Zeeuwsche
stroomen voor het district Goes dr. F. Leo De
Leeuw, directeur der maatschappij tot oestercultuur
visscherij de Wemeldingsche Compagnie, wonende te
Wemeldinge.
Naar de Z. N. verneemt komt de heer W. D e
Man, ingenieur bij den.Prov. Waterstaat te Zieriksee,
als no. 1 voor op de voordracht voor ingenieur van
Delfland.
Men doet aan de Amh. Ct. de vraag
»In het schrijven uit de hofstad van 17 dezer (Arnh.
Gt. van heden) wordt beweerd, dat de plechtige af
kondiging van de nieuwe «Hoogste Staatswet" ook
voor de gemeentehuizen door voorlezing zal plaats
hebben.
«Is dat wel zoo In de publicatie van 15 November
staat toch: aalsmede dat deze publicatie op hetzelfde
uur in iedere gemeente zal worden afgelezenenz.
s Daar er nu worden afgelezen en niet plaats hebben
staat, zou dan hiermede het koninklijk besluit als pu
blicatie niet bedoeld zijn?"
Wij gelooven dat deze opvatting juist is en verheugen
er ons over voor hen, die op 30 November voor de
pui van het raadhuis met de zaak zullen zijn belast.
De laagste gemeentebelastingen, zegt de Land-
wirth, vindt men in Zwaben, en wel daarom, wijl de
gemeenten daar zoo verstandig zijn, dat zij haar w- gen
en dreven met goede ooftboomen beplanten
en deze voorbeeldig verplegen. Er zijn in Zwaben een
heele rij van gemeenten, die jaarlijks meer dan 10,000
florijnen uit den verkoop van ooft trekken. De ge
meente Monheim moest van regeeringswege tot be
planting van hare wegen genoodzaakt worden. Dat
was in 1858. In het jaar 1868 trok diezelfde g-meeDte
3700 fl. uit den verkoop van ooft, in 1878 reeds 8500
fl., in 1885 echter 14,000 fl. Reutlingen had in 1885
een ooft-inkomen van 180,000 mark.
Het Centraal-comité der antirevo
lutionaire part ij is tegen 9 December e. k.
saamgeroepen, en omstreeks 10 dagen later kan de
Deputatenvergadering worden gehouden, die denkelijk
zal worden vastgesteld op Dinsdag 20 December.
Naar de N. R. Ct. verneemt, heeft de heer mr.
J. Van Gennep besloten] na de ontbinding der
tegenwoordige Kamer zich niet weder verkiesbaar te
stellen.
Ook thans zal op den aanstaanden Nieuwjaars
dag gelegenheid bestaan tot overbrenging, per tele
graaf, van nieuwjaarskaarten, in het onder
ling verkeer der Nederlandsche telegraafkantoren. De
formulieren (van 1 December af hij alle Rijkstelegraaf-
ksntoren a 10 cents verkrijgbaar) kunnen op 31 De
cember en 1 Januari zonder verdere kosten ter over
seining van den inhoud worden aangeboden. Eik«
nieuwjaarskaart mag ten hoogste 10 woorden bevatten
(behalve nog de plaats van afzending).
Bij de Tweede Kamer is ingekomen een missive
van den beer Willink Ketjen, waarin hij op
komt tegen de blaam geworpen op zijn waarheids
liefde en volhoudt de ministers op de wijze, als door
hem is geschreven, te hebben bedreigd, tot staving
waarvan hij zich onder meer beroept op het feit, dat
hij sinds dien dag onder politietoezicht is gehouden
en dat hij 3 Nov. over deze zaak voor den rechter
van instructie ter verantwoording is geroepen. Deze
brief werd voor kennisgeving aangenomen. (4f. Gt.)
In de Tweede Kamer is verslag uitgebracht over
een adres uit Zeeland, waarin geklaagd wordt over
de groote en voortdurende schade door de
hazen aan den landbouw toegebracht,
en waartegen de jachteigenaars geen maatregelen
nemen. Men zal zich herinneren hoe ook op de Veluwe
een deel van den oogst door de herten verwoest wordt.
Tegen dieven en plantsoenschenners mag men zich
verdedigen of de bescherming der justitie inroepen,
als het bazen of herten zijn worden deze zeiven be
schermd en zijn de slachtoffers machteloos. Zij worden
zelfs gestraft, wanneer zij de kwaaddoeners vangen of
dooden.
Zou het geen tijd worden, dat in dezen toestand
verandering kwam, in het belang van den landbouw,
dat toch hooger staat dan het pleizier van de jagers,
vraagt de Arnh. Ct.
V lgens een brief uit Kalamazoo, bij Chicago,
van den heer J. Kremer, vroeger uit Wildervank naar
Noord-Amerika vertrokken, moet de aardappel
oogst in den Staat Michigan geheel mislukt zijn.
Gewone aardappelen wordeD ia genoemde plaats betaald
met vier en vijf gulden per HL. en dan zijn ze nog
slecht van qualiteitook de graanoogst moet totaal
mislukt zijn. (F. C.)