7
daan, geven de werklieden daarvan kennis aan den
commissaris, die dan mededeeling doet aan de belang
hebbenden en aan de ambtenaren.
Art. 23.
De entreegelden, contributiën en de boeten dienen
a. tot goedmaking van schaden, die de werklieden,
door eigen toedoen, verzuim of nalatigheid, aan de
goederen toebrengen.
b. tot aankoop en onderhoud der gereedschappen en
tot betaling der huur van het vergaderhuis der leden.
c. tot voldoening der belooningen van de commissa
rissen en verdere titularissen of beambten, zoo die er zijn.
d. tot het bepaalde in art. 25 (begrafeniskosten).
e. zoo mogelijk tot onderhoud van die leden, welke
door ouderdom of gebreken buiten staat mochten zijn
geraakt te arbeiden, volgens een vast te stellen reglement.
Art. 24.
De gelden der vereeniging die niet voor den geregel-
den gang van zaken, naar het oordeel van den hoofd
commissaris, benoodigd zijn, worden in de spaarbank
te Goes gestort en mogen zonder zijne machtiging niet
worden teruggenomen.
Art. 24.
Voor het begraven der lijken van de leden en van
hunne vrouwen, wordt, behalve het getal dragers en
volgers, omschreven in art. 26, uit de kas der ver
eeniging verstrekt
a. een kist tot een bedrag van hoogstens acht gulden;
b. het recht, tot zoodanig bedrag, als daarvoor in
de gemeentelijke verordening tot heffing van begrafenis
rechten is aangewezen.
Wie daarvan wil genieten voor zijne overleden na
bestaanden, moet zulks kenbaar maken aan den boek
houder, met opgave van den dag en het uur der begra
fenis, en de plaats waar het lijk zich bevindt. Hierop
is geene aanspraak, wanneer nog contributie en boeten
aan de vereeniging verschuldigd zijn.
Art. 26.
Bij iedere begrafenis zullen uit de leden der ver-