Het Zendingsteest.
Het 14de Zuider-zendiogsfeest, dat heden (Woens
dag) in de boomrijke weiden van de hofstede Valcke-
Slot bij Goes gebonden wordt, werd gisteravond ge
opend met een bidstond.
De Voorzitter der hoofdcommissie, de heer E. W.
Heinecken, predikant te 's-Gravenhage, begon na een
gebed en het laten zingen van Ps. 6810 met het
lezin van een gedeelte uit Lukas 18, om daaruit aan
leiding te nemen voor eene opwekking tot gedurig
gebed.
Na het zingen van Ps. 25 7 sprak de vice-president,
ds. J. Van 't Hooft van Koudekerke, over de ware
feestviering, die alleen kan bestaan wanneer de feest
vierenden Jezus als hun Heiland hebben aangenomen.
Hij hoopte dat het veertiende Zuider-zendingsfeest zich
daardoor vooral zou kenmerken. Met Gezang 431
werd deze toespraak besloten.
Ds. P. Van Wijk Jr. van Rotterdam richtte nu het
woord tot de aanwezigen over het slot van het vol
maaktste gebed en wenschte dat zich op morgen ook
zou openbaren de kracht en de heerlijkheid van het
koninkrijk Gods; want dan zou een vruchtbaar Amen
het gevolg van dit zendingsfeest zijn.
Na het zingen van vers 3 uit het berijmde gebed
des Heeren werd deze spreker opgevolgd door ds. C. L.
Laan van Goes, die Joh. 7 tot grondslag van zijne
toespraak nam, om te wenschen en te bidden, dat
morgen Christus ook zou opgaan tot het feest, daar
toch diens tegenwoordigheid alleen het feest heiligen
kan. Ps. 72: 11 werd tot besluit van den bidstond
gezongen.
Onder begunstiging van prachtig zomerweder en
terwijl de hitte aanmerkelijk getemperd werd door de
schaduw in de lommerrijke weide van het zValcke-
slot", ving het zendingsfeest hedenochtend te 10 uren
aan met eene openingsrede van dr. F. Van Gheel
Gildemeester van 's-Gravenhage, nadat vooraf no. 2
en no. 6 der feestliederen waren gezongen, een gebed
was uitgesproken en de 100ste Psalm was gelezen
door ds. Heinecken, die ook den spreker inleidde Hij
verklaarde dat wij allen welkom waren, maar dat nog
zooveel menschen maar half gewillig zijn en daarom
op de grenzen blijven staan. Onze stelling moet zijn
Zijn wil geschiede." Da zending is een blijdschap
voor de gemeente. Tegenov-r de macht der duisternis
is alleen deze keuze: zich er tegen te wapenen of zelf
de duisternis intrgaan. Hij herinnerde aan de liefde
van Jezus, die, zelf verstooteD, heengaande en toch
zijne zendboden achterliet om hem te prediken. Hij
sprak»gij zult mijne getuigen zijn" niet als een gebod,
maar als eene belofte. De gansche Heiland is een
zendings-Heiland, zijn gansche karakter teekent zich
door de woorden»Voor u"hij was nooit voor zich-
zelven.
Op het Pinksterfeest volgt de zending, die weder
gevolgd wordt door het Kerstfeest. Er zijne goede
dingen in Goes, mogen er ook goede dingen zijn in
ons hart. Laten wij blijde zijn. Het jaarverslag zal
ons heerlijke dingen vertellen over de zending. Maar
de duivel heeft ook zijne bondgenooten, o. a. de ster
kedrank, waaruit blijkt, dat er nog veel voor de zending
te doen is. Twijfelt men nog dan leze men het boek
vertaald door ds. Riemens uit Middelburg over de
- Christelijke zending. Men late aan de navolgers van
Jan Salie zien, waar de kracht des levens in gelegen is.
Wie tot nutoe weinig aan de zending deden, moesten
zich schamen, dat zij niet staan aan de spits der ware
beschaving. Jezus leeft niet in ons, wanneer wij alleen
egoïstisch roepen»Voor mij". Er is een tiran die de
menschen in bedwang houdt, maar éen heffe er het
lied van het Paradijs aan en allen zullen ten slotte dat
lied mede zingen, evenals het volk te Weenen bij den
intocht van Napoleon op het voorbeeld van Haydn
het Oostenrijksche volkslied aanhief. Daarna werd nog
gezongen no. 8, le en 3e vers en sprak ds. Gilde
meester een dankgebed uit.
Op spreekplaats no. 2 sprak ds. B. G. De Jonge
van Dordrecht na het zingen van no. 3 der feestliederen.
Het onderwerp der reds van den spreker was
het werk der vending de dure roeping der Chris
telijke kerk.
Met eene herinnering aan de zendingsreis van Pau-
lus wees hij er al dadelijk op hoe het de dure plicht
vpn iederen Christen is om werkzaam te zijn aan
het werk der zending. Gelijk aan Paulus de Mace
doniër verscheen met dat bekende woordkom over
en help ons. zoo klinkt nog datzelfde woord uit de
Ht-idenwereld. Paulus is de vertegenwoordiger van de
kerk, gezonden door de gemeente van Jeruzalem.
het voorbeeld voor ieder lid der kerk.
En zoo is het werk der zending de dure roeping
van de kerk. De kerk is ontstaan uit de Joden
en Heidenen door de prediking des Evangelies, en
heeft daardoor den lastbrief ontvangen om de handen
aan den ploeg te slaan. Dat kan niet anders zijn dan
tot zegen voor de gemeente zelf en tot zegen voor de
heidenen. Niet zoodra is tot dat werk een aanvang
gemaakt of Gods zegen rust er op en niet alleen
Joden maar ook alle vreemdelingen en bijwoners wor
den, evenals op het eerste Pinksterfeest, te Jeruzalem
gevormd tot eene gemeente van Christus. En dan zegt
ze, evenals de gemeente ts Jeruzalem tot Paulus, tot
hare ledengaat henen en brengt ze van alom tot
Christus.
Maar ook de inwendige zending moet betracht wor
den. Want wat is zaliger, dan dat men ziet, dat velen
zich nederwerpen voor en zich vergaderen rondom den
troon van genade. Christus zorgt dan voor de zijnen
en vuurt ze aan tot ijver en werkzaamheid.
De kerk geeft aan de zending gezag en verzekert
de toekomst der zending. Spr. schetst nu de moeie-
lijkheden, waarmede de zendelingen te worstelen heb
ben. Als de zendeling maar zeggen kon, dat hij komt
nit da kerk van Jezns Christus, dan geeft dit gezag
en waardigheid. De kerk geeft daarbij levensvatbaar
heid aan de zending. Gaat de geschiedenis der eerste
eeuwen na. Niettegenstaande dat het ma teiaarsblotd
met stroomen vloeide bleven de zendelingen werken.
Spr. wees op Willebrordus, Bonifacius en andere eerste
predikers in ons vaderland, en ontleende uit hunne
waring het beeld van de trouwe vervulling der heilige
plichten der zending. Wie zijn wij 1 Als men ons het
evangelie niet had gebracht, dan zouden wij, evenals
onze vaderen, nog knielen voor hout en steen. Doch
nu mogen wij niet stil staan. Eerst als de volheid der
heidenen zal zijn ingegaan en gansch Israel zal toe
gebracht zijn, dan eerst is het werk volbracht.
Eene groote verwachting hebben wij van de zending.
Toen de zendingsfeesten pas werden georganiseerd,
was het nog zeer treurig. China, Japan, de binnen
landen van Afrika waren nog bijna geheel gesloten,
maar er is verandering gekomen. De velden worden
wit om te oogsten. Laat ons dan arbeiders uitzenden,
naar Noord en Zuid naar West en Oost.
Spr. eindigde met de opwekking, dat naar mate
men zaait, men ook zal maaien. Alle volken moeten
bekeerd en tot Christus gebracht worden. Alle onder
scheid van geslacht en taal moet wegvallen, en het
moet worden éene kerk, éene gemeente, de kurk de
gemeente van Christus.
Te 11 u. 15 m. sprak op de spreekplaats no. 3
dhr. C. Geel van Amsterdam over »de inwendige
zendiDg in de achterbuurten". De spreker werd na
het zingen van no. 7 vers 1, 3 en 2 ingeleid door
ds. Chr. L. Laan uit Goes, nadat deze een gebed
had uitgesproken.
Spr. begon met te verklaren, dat de menschen in
de groote huizen grootendeels te deftig zijn en hunne
ware geaardheid verbergen. Zij bekommeren zich niet
om hun ziel of die van anderen. De bordeelen en
groote koffiehuizen, de duizenden maintenées worden
onderhouden door de mannen van geld. Maar achter
die grachten heeft men nauwe stegen zonder lucht of
licht, welker huizen overbevolkt zijn. Hij schilderde de
tooneelen, die daar te zien zijn, en verklaarde dat op
de bewoners dier stegen tal van arenden azen, le. de
kroeg2e. de snoepwinkel3e. de geldschieterhet
pandjeshuisde voddenbaas het danshuis het sosia-
lisme.
Rome werkt met kracht, o. a. door de kinderen
te vragen uit gemengde huwelijken, die in gestichten
worden opgevoed. Daardoor worden zij in staat ge
steld die paleizen van kerken te bouwen. Rome ijvert
voor zijn geloof met een ijver een betere zaak waardig.
Ook wij moeten ijveren, niet slechts door het evan
gelie te verkondigen, maar door het zichtbaar te bren
gen door onze ga ven. Weest verder liefderijk; die menschen
zijn dsarvoor zoo dankbaarmaar zij moeten gewonnen
woiden door het werk der liefde. Er wordt in Am
sterdam en elders zooveel gedaan, maar nog niet ge
noeg. Spr. deelde verscheidene voorbeelden mede van
personen, die daden van liefde hebben verricht en van
anderen, die voor God zijn gewonnen. Spr. is vooral
werkzaam in den Duivelshoek te Amsterdam, waarin
reeds vele goede stichtingen zijn verrezen en langzamer
hand wint het Evangelie daar veld, al gaat het er
soms nog Spaansch toe. Men vrage zich eerst af of
men zelf verlost is en dan kan men zelf uitgaan tot
verlossing van anderen. Daartoe wekte spr. op en bij
drong erop aan, dat men onderlinge twisten zou staken
om aan de groote hoofdzaak te arbeiden, nl. de zielen
te redden van hen die afgedwaald zijn. Ten slotte
sprak dhr. Geel een dankgebed uit en werd nog ge
zongen het 2e vers van no. 18.
Op spreekplaats no. 1 gaf te 1 uren de heer W.
L. Jens van Utrecht verslag van de Hollandsche
zendi ig op Ni uw-Guinea. Sp"., die zelf Zeeuw is als
geboortig van Middelburg, deelde mede, dat het 25
jaar is geleden, dat da eerste zendeling uit Utrecht
daarheen werd gezonden. Spr. schilderde het land en
de bevolking van Nieuw-Guinea, het eerste als weinig
herbergzaam, de tweede als heidenen in hun natuur
toestand. Doch ook daar wordt het evangelie verkondigd
en wel met goede vruchten. Vervolgens gaf spr. eene
beschrijving van de reis naar Nieuw-Guinea en van het
verschil in gebruiken, zeden en gewoonten bij de heiden-
sche en de Christenbewoners. Ook geven de zendelingen
daar onderwijs. Het is evenwel niet gemakkelijk het
evangelie te verkondigen, want daartoe is eene groote
voorbereiding noodig, omdat het volk eerst tot orde en re
gelmaat moet worden gebracht, iets waartoe veel geduld
noodig is omdat daar geen ordelijke regeeringsvorm is.
Op verschillende posten komt een betere orde. Op andere
ziet het er spaansch uit, maar dit is niet te ver
wonderen, wanneer men nagaat, dat op eene ruimte
3 of 4maal grooter dan Nederland 5 personen werk
zaam zijn.
Ouk deelde hij mede, hoe de zendelingen dikwerf
jeugdige slaven vrijkoopen om ze langs dien weg tot
Christenen opteleiden, wat goed gelukt. Daarom moet
het volk door zijne giften deze goede zaak steunen
en de gelegenheid openen om er meerdere zendelingen
heen te sturen.
Te 1 uur werd op spreekplaats no. 2 door dr. P.
Van Wijk Jr. van Rotterdam een overzicht gegeven
van de zending in onze koloniën. Hij zou niet zoozeer
een stichtelijk woord spreken, maar hij zou slechts
feiten en cijfers noemen. Hij kon die opgaven niet
aanvullen met verhalen, maar het was hem verzocht.
Hij behandelde nu de verschillende Zendinggenoot
schappen, beginnende met het genootschap der Mora
vische broeders in West-Indië. Daar wonen de na
komelingen van de zwarte slaven, die uit Afrika der
waarts zijn gesleept, om de blanken rijk te maken.
Te Paramaribo zijn reeds drie kerken naast de oor
spronkelijke kerk gesticht. Die kerken hebben 30000
gekost, en daarbij moet men bedenken dat de negers
zeer weinig verdienen. In Coronie moet een tweede kerk
gesticht worden. Het geld is er. Het land is er zeer
ongezond. De zendelingen sterven er meest alle door
de gele koorts.
In Suriname heerscht groote armoede door de sui
kercrisis en daaronder lijden de arbeiders; maar de
Christennegers steunen hunne broeders. Dat is een
beschamend voorbeeld. Er zijn wel negers, die aan
weerspannigheid lijden, maar er zijn er ook velen die
Christus in waarheid als hun Heer belijden.
In Oost-Indië werkt het Ned. Zendelinggenootschap.
In de Minahassa is pen kostelijk arbeidsveld, doch
dit veld is aan da Staatskerk overgelaten. Ulfers,
Graafkind en De Lange zijn de laatste zendelingen
van het Genootschap die daar werkzaam zijn geweest.
Buitei de Minahassa heeft het Zendelinggenootschap
ook een veld op Java en het heeft daar 4 zendelingen.
Graaf Van Limburg Stirum heeft er eene reis heen
gemaakt en is daar in aanraking gekomen met broeder
Kremer. Wat hij daar gezien en ervaren heeft, heeft
hem voor de zending gewonnen en nu doet hij alles
voor haar. Met Kremer werkt daar Poensen. Het
glanspunt is Modjo-Warno, waar Kt uit werkt en waar
voor den bouw vaneen kerk 10000 is bijeengebracht.
Kruit arbeidt veel voor zieken.
De zendeling van wien het minst te zeggen is, is
broeder Hoezoo die in Samtrang werkt. Hij is agent
van het Bijbel-Genootschap. Onder de Christenen zijn
vele landkrabben, omdat zij hun hart slechtten halve
aan dtn Heer geven.
Een laatste post is Savoe waar Tr. Her werkt met
behulp van een hulpprediker.
Naast het zendelinggenootschap werkt het genoot
schap van Ermelo. Dit heeft broeder De Boer afgevaar-
d gd, die hulp gevonden heeft van broeder Horstman
van het Du tsche genootschap te Neukirchen.
De doopsgezinde zending heeft een post op Java en
daar werken vader en zoon Jansz. De vader is oud
en werkt nu alleen aan de bijbelvertaling.
Een groote moeielijkheid voor de bekeering van
Mohamedanen is de wijze van rechtsbedeeling. Als een
Mohamedian Christen wordt, verliest hij alle rtchten,
recht op erfenissen enz.
Een tweede post is op Sumatra doch zeer gering.
Dan ook werkt op Java het Java-comité, gevestigd
te Amsterdam. Het doet al wat het kan.
De tijd drong spreker om verder slechts zeer vluch-
t g te zijn en alleen de namen van de genootschappen
te noemen, doch van welke hij geene bijzonderheden
kon mededeelen.
Ten slotte deelde hij mede dat er weldra eene zen
ding-conferentie zal plaatshebben.
Met een stichtelijk woord eindigde hij.
Te 2 uren sprak dr. H. J. L. Poort van Hendrik
Ido Ambacht over »de inwendige zending en het
socialisme".
Aanleiding nemende uit het woord van Jezus »ik
bid u voor de mijnen, niet dat ze uit wereld genomen
worden, maar dat zij in de wereld van mij getuigen",
wees hij erop, dat de inwendige zending ook tegen
over het socialisme de banier des kruises heeft omhoog te
heffen en de kracht van het Christendom te toonen.
Het socialisme is hetzelfde wat in het staathuishoud
kundig systeem wordt gepredikt In drieerlei opzicht
staat het Christendom tegenover het socialisme, en
wel in de erkennisg der waarde van den mensch, in
de verheffing van het gevoel en in de prediking van
bet Godsrijk.
Een aandachtige, beschouwing van het socialisme
driDgt tot het werk van de inwendige zending.
Het socialisme ten doel hebbende de omzetting van
het privaat kapitaal in collectief kapitaalmoet
in de oogen gezien, moet bestreden worden.
De menschheid is tegenwoordig in twee groote
helften verdeeld, de rijken, die in weelde leven en de
armen, die in ellende hun bestaan voortslepen. De
inwendige zending wil olie en wijn gieten in de won
den der lijdenden. En terwijl het socialisme den rijke
verwijt, dat zij ten koste van het bloed der arbeiders
zich verrijken, moet de inwendige zending het oog doen
richten naar het kruis. Het evangelie moet gebracht
worden in de woningen der ellende, om tevredenheid
te geven in plaats van wangunst. De kerk deed als de
priester in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan
en lie. de hulp en leniging over aan de inwendige zending
Wanneer het socialisme menige beschuldiging uit
bracht dan is er slechts éen wapen tegen en wel het
gebed. Het socialisme staat tegenover Christus met
zijne prediking voor gelijk recht, van aardsch genot
enz. Als de socialist den Christen hoort prediken van
den Christus, dan moet hij ten laatste voor dezen bukken.
Als we daarover nadenken, dan verstaan wij het,
dat wij geen recht hebben op het goed der naasten,
maar dan zullen wij trachten om alleen ons over te
geven aan God en Christus, en dan wordt er niet
meer geklaagd over weinig genot, maar dan hoort
men slechts het woordWat baat het ons, of wij
de geheele wereld winnen en schade lijden aan onlfe
ziel". Dan vindt m°n geen ruste dan in God alleen.
Dan voelt men het dat men geen geld moet uitgeven
voor hetgeen geen brood is, maar dan is het geen
droom meer, neen dan is het werkelijkheid geworden,
de eenheid, de gelijkheid, die het socialisme predikt.
Het socialisme legt den Christen den wensch op de
lippen en in het hart, dat wij ook even ijverig aan
de inwendige zending zouden werken als de socialist
zijne denkbeelden verkondigt.
Een der meest interessante sprekers was heden zeker
ds. H. Pierson uit Zetten, de onvermoeide strijder
voor de Heldringgestichten, die te 2 uren op spreek
plaats no. 2 eene rede hield over «de getuigenis, die
van de Heldi inggjstichten uitgaat". Zijne rede weder
te geven is schier ondoenlijk, daar zij grootendeels
bestond uit talrijke voorbeelden van het goede, dat
deze stichting reeds heeft uitgewerkt. Maar uit alles
straalde de erkenning door, dat deze resultaten voor
alles zijn te danken aan den zegen Gods, die niet
ophoudt zich over deze stichting uit te storten en de
spreker eindigde met den wensch, dat zijn gehoor het
getuigenis, dat van de Heldringgestichten uitgaat zou
hebben geboord en dat dit zou medewerken om die
stichting den steun te verschaffen, waaraan zij be
hoefte heeft.
Te 3 uren trad op spreekplaats no. 1 ds. J. Osse-
waarde van Sluis op. Hij sprak over de woorden: »Om
niet ontvangen, om niet geven." Wij leven in een
Christelijke maatschappij; doch dit wordt te weinig
bedacht omdat wij steeds meer hooren van goddeloos
heid en zedeloosheid. Toch is niet alles nacht, er zijn
ook vele lichtpunten. Het evangelie is 18 eeuwen oud
er is veel kracht van uitgegaan en dit is nog het geval.
Het Christendom heeft zijn stempel op alle zaken in
de maatschappij gedrukt. De goddelooze zelfs heeft er
iets van in zich opgenomen. Wij hebben vrijheid van
geweten, van spreken en denken en veel staat ons
ten dienste, omdat wij leven in een Christelijke maat
schappij. Dit alles moeten de heidenen en de zende
lingen voor een groot deel missen.
Wij zijn opgevoed onder de beademing des Kruises.
Wij allen zijn gedoopt, wij worden voortdurend uit
Gods woord toegesproken. Van dat alles hebben wij veel
ontvangen;
be duizenden aanhangers van Rome mogen het
niet lezen, de Joden gruwen er van, de heidenen zijn
er mede onbekend. Zou dan al wat wij hebben ont
vangen ons niet dringen tot geven ten bate van de
in- en uitwendige zending?
Het evangelie is er, de blijde boodschap, dat Jezus
een gewillig blijmoedig Zaligmaker is, is bekend. En
wat hebben wij gegeven? Immers nog te weinig. Wat
wij ontvingen was om niet, het is niet ons werk, dat
wij leven in de Christelijke maatschappij en dat wij
Gods genade deelachtig zijn geworden. Wat moeten
wij geven Verlichting en beschaving maar vooraf moet
het hart van den heiden worden gereinigd. Het doel
der zending is het hoogste te geven, dat is het evan
gelie van Jezus Christus, ja Jezus Christus zeiven.
Wij hebben hem zeiven om niet ontvangenwij moeten
hem ook om niet geven.
In plaats van den heer A. C. 11. Van Bart van
Breda, die op spreekplaats no. 3 te 3 uren zou spre
ken over de mededeeling en inwoning des Geestes,
doch die verhinderd was geworden, trad de heer ds.
Troff van Eede op.
Een zendingsfeest en een geneeskundige zijn twee
zaken die niet met elkaar in verband staan. Hij zou
spieken over ziekten en verdeelde die in langdurige
en slepende ziekten.
Het eerst leidde hij zijne hoorders naar Heemstede,
waar zoovele zieken aan epilepsie bij ds. Creutsberg
en freule Tedink Van Berkhout behandeld weiden.
Soms vallen 5 of 6 tegelijk neer, stuiptrekkende en
weenende, als onverwacht eene omstandigheid zich
voordoet. De dienende liefde van de beida helpers is
dan ook boven allen lof. Het ware wel te wenschen,
dat er onder het gehoor waren die hen wilden ter
zijde staan.
Hij leidde daarna zijne hoorders naar de krank
zinnigengestichten in de eerste plaats Ermelo-Veld-
wijk, waar 70 lijders verpleegd worden. Een jongen
zegtik moet vloeken. Een leeraar heeft zich willen
verdiepen in de verborgenheid der Drieëenheid, en nu
maar uitroeptDrie is geen éen, éen is geen drie.
Wat zou de oorzaak zijn dat er zooveel krankzin
nigen zijn Misbruik van sterkedrank, najagen van
genot, wensch naar grootheid.
Zij die het volk genot willen schenken, zijn de ware
vrienden niet. Geld moet er maar voor zijn en zoo
krijgt men al die treurige ervaiingen, die in het
hoofd slaan.
En nu de snelst verloopende, de acute ziekten, en
hierbij komt meer de betrekking van dokter uit. Wat
heeft de dokter en wat heeft de zieke te doen De dokter
heeft den zieke beter te maken en de zieke heeft de
drankjes te slikken.
Maar er is meer te doen. God klopt door de ziekte
aan de deur en zegtbereid u te sterven. Nu heeft
Luther gezegd dat het een uur vóór den dood tijd
genoeg is om zich te bekeeren. Een ander zei, dat
dit wel wat laat was, maar Luther had gelijk, want
wij weten de wijze van onzen dood niet, en dus moe
ten wij altijd bereid zijn. Er is geen verkeerder plaats
om bekeerd te worden dan een ziekbed, want dan
heeft men te veel te doen met het lichaam. De dagen
der gezondheid zijn er om ons tot God te bekeeren.
Al blijft de dood soms lang uit, ééns komt hij en dan
zal het te laat zijn, even als in de dagen van Noach.
Noach had 120 dagen gepredikt dat de zondvloed zou
komen, en niemand geloofde hem totdat de zondvloed
werkelijk kwam.
Het is nooit te laat zegt men, maar spreker verze
kerde met een herinnering uit eigen praktijk, dat het
wel te laat kan zijn.
Het moet niet vergeten worden, dat wij met een
rechtvaardig God te doen hebben, die ons roept en
ons eeren wil.
Spr. wilde ook nog iets van de vrouwen zeggen en
wel van de vrouwen-dokters. Er is een vrouwendokter
die tevens zendeling is in China, uit Amerika. Deze is
geroepen om een vrouw van een Chineeschen prins te
behandelen en de prinses heeft het evangelie ingedron
ken en nu zijn er 26 staatsdames die het christelijk ge
loof hebben omhelsd.
Verder wees spr. op mrs, Beecher Stowe, door wie
de slavernij in Amerika heeft opgehouden, en op de
Engelsche dames, die predikten op de vloot en onder
de soldaten, alsmede op eene HoUandsche dame van
30 jaar, die in Amerika aan de nachtzending doet.
Deze laatste gaat uit om te zien of er hulp noodig
is en brengt deze hulpbehoevenden tot God en tot
Christus.
Met een opwekking tot navolging besloot hij zijne
toespraak.
Ds. G. B. Oorthuis van Katwijk begon op spreek
plaats no. 2 te 4 uren zijne toespraak over het Anker
der hoop met de opmerking dat een anker wel niet
op eene boomweide te pas komt. Doch spr. heeft sedert
hij Zeeland verliet, dat hij nooit vergeten zal, altijd
vertoefd aan de wateren, eerst van de Merwede, daarna
van de Zuiderzee en nu van de Noordzee. Het is dus
geen wonder dat hij een beeld uit de visscherij gekozen
had. Maar het anker der hoop is eene bijbelsche uit
drukking, en in die beteekenis is de ziel het scheepje,
terwijl het anker niets anders is dan de zoendood van
Jezus, die onze redding is en die de koorden vastmaakt
aan zijne reddende liefde. En zoo zijn wij dan ver
zekerd van onze eeuwige zaligheid. Het blijft de groote
vraag echter, hebt gij het anker der hope reeds aan
boord Want als men dat niet heeft, dan geeft het
niets, al hadden wij zelfs duivelen uitgeworpen.
Wat doen wij op dezen dag Wij maken een scheepje
gereed en leggen in dat scheepje door het gebed al den
arbeid der zending. En dan leggen wij daarbij zilver
geld, goudgeld, muntbilletten, om het scheepje daarmee
uittezenden, om zielen te winnen voor Christus onzen
Heer. Maar als onze ziele niet vastzit aan het anker
der hoop, dan zal het scheepje behouden aankomen en
dan zullen de heidenen het ervaren, welke vruchten
de zendingsdag van heden nog zou opleveren. Dit blijft
dan ook het uitgangspunt en moet bet blijven.
De uitgesproken wil van den Heer is dat men eerst
gaat in de wereld om het evangelie te verkondigen
aan alle creaturen.
Wat zijn de heidenen toch leelijke menschen 1 Men
kan begrijpen dat Darwin als hij de heidenen gezien
heeft, de» mensch doet afstammen van de apen. En