Het Zendingsteest. Het 14de Zuider-zendiogsfeest, dat heden (Woens dag) in de boomrijke weiden van de hofstede Valcke- Slot bij Goes gebonden wordt, werd gisteravond ge opend met een bidstond. De Voorzitter der hoofdcommissie, de heer E. W. Heinecken, predikant te 's-Gravenhage, begon na een gebed en het laten zingen van Ps. 6810 met het lezin van een gedeelte uit Lukas 18, om daaruit aan leiding te nemen voor eene opwekking tot gedurig gebed. Na het zingen van Ps. 25 7 sprak de vice-president, ds. J. Van 't Hooft van Koudekerke, over de ware feestviering, die alleen kan bestaan wanneer de feest vierenden Jezus als hun Heiland hebben aangenomen. Hij hoopte dat het veertiende Zuider-zendingsfeest zich daardoor vooral zou kenmerken. Met Gezang 431 werd deze toespraak besloten. Ds. P. Van Wijk Jr. van Rotterdam richtte nu het woord tot de aanwezigen over het slot van het vol maaktste gebed en wenschte dat zich op morgen ook zou openbaren de kracht en de heerlijkheid van het koninkrijk Gods; want dan zou een vruchtbaar Amen het gevolg van dit zendingsfeest zijn. Na het zingen van vers 3 uit het berijmde gebed des Heeren werd deze spreker opgevolgd door ds. C. L. Laan van Goes, die Joh. 7 tot grondslag van zijne toespraak nam, om te wenschen en te bidden, dat morgen Christus ook zou opgaan tot het feest, daar toch diens tegenwoordigheid alleen het feest heiligen kan. Ps. 72: 11 werd tot besluit van den bidstond gezongen. Onder begunstiging van prachtig zomerweder en terwijl de hitte aanmerkelijk getemperd werd door de schaduw in de lommerrijke weide van het zValcke- slot", ving het zendingsfeest hedenochtend te 10 uren aan met eene openingsrede van dr. F. Van Gheel Gildemeester van 's-Gravenhage, nadat vooraf no. 2 en no. 6 der feestliederen waren gezongen, een gebed was uitgesproken en de 100ste Psalm was gelezen door ds. Heinecken, die ook den spreker inleidde Hij verklaarde dat wij allen welkom waren, maar dat nog zooveel menschen maar half gewillig zijn en daarom op de grenzen blijven staan. Onze stelling moet zijn Zijn wil geschiede." Da zending is een blijdschap voor de gemeente. Tegenov-r de macht der duisternis is alleen deze keuze: zich er tegen te wapenen of zelf de duisternis intrgaan. Hij herinnerde aan de liefde van Jezus, die, zelf verstooteD, heengaande en toch zijne zendboden achterliet om hem te prediken. Hij sprak»gij zult mijne getuigen zijn" niet als een gebod, maar als eene belofte. De gansche Heiland is een zendings-Heiland, zijn gansche karakter teekent zich door de woorden»Voor u"hij was nooit voor zich- zelven. Op het Pinksterfeest volgt de zending, die weder gevolgd wordt door het Kerstfeest. Er zijne goede dingen in Goes, mogen er ook goede dingen zijn in ons hart. Laten wij blijde zijn. Het jaarverslag zal ons heerlijke dingen vertellen over de zending. Maar de duivel heeft ook zijne bondgenooten, o. a. de ster kedrank, waaruit blijkt, dat er nog veel voor de zending te doen is. Twijfelt men nog dan leze men het boek vertaald door ds. Riemens uit Middelburg over de - Christelijke zending. Men late aan de navolgers van Jan Salie zien, waar de kracht des levens in gelegen is. Wie tot nutoe weinig aan de zending deden, moesten zich schamen, dat zij niet staan aan de spits der ware beschaving. Jezus leeft niet in ons, wanneer wij alleen egoïstisch roepen»Voor mij". Er is een tiran die de menschen in bedwang houdt, maar éen heffe er het lied van het Paradijs aan en allen zullen ten slotte dat lied mede zingen, evenals het volk te Weenen bij den intocht van Napoleon op het voorbeeld van Haydn het Oostenrijksche volkslied aanhief. Daarna werd nog gezongen no. 8, le en 3e vers en sprak ds. Gilde meester een dankgebed uit. Op spreekplaats no. 2 sprak ds. B. G. De Jonge van Dordrecht na het zingen van no. 3 der feestliederen. Het onderwerp der reds van den spreker was het werk der vending de dure roeping der Chris telijke kerk. Met eene herinnering aan de zendingsreis van Pau- lus wees hij er al dadelijk op hoe het de dure plicht vpn iederen Christen is om werkzaam te zijn aan het werk der zending. Gelijk aan Paulus de Mace doniër verscheen met dat bekende woordkom over en help ons. zoo klinkt nog datzelfde woord uit de Ht-idenwereld. Paulus is de vertegenwoordiger van de kerk, gezonden door de gemeente van Jeruzalem. het voorbeeld voor ieder lid der kerk. En zoo is het werk der zending de dure roeping van de kerk. De kerk is ontstaan uit de Joden en Heidenen door de prediking des Evangelies, en heeft daardoor den lastbrief ontvangen om de handen aan den ploeg te slaan. Dat kan niet anders zijn dan tot zegen voor de gemeente zelf en tot zegen voor de heidenen. Niet zoodra is tot dat werk een aanvang gemaakt of Gods zegen rust er op en niet alleen Joden maar ook alle vreemdelingen en bijwoners wor den, evenals op het eerste Pinksterfeest, te Jeruzalem gevormd tot eene gemeente van Christus. En dan zegt ze, evenals de gemeente ts Jeruzalem tot Paulus, tot hare ledengaat henen en brengt ze van alom tot Christus. Maar ook de inwendige zending moet betracht wor den. Want wat is zaliger, dan dat men ziet, dat velen zich nederwerpen voor en zich vergaderen rondom den troon van genade. Christus zorgt dan voor de zijnen en vuurt ze aan tot ijver en werkzaamheid. De kerk geeft aan de zending gezag en verzekert de toekomst der zending. Spr. schetst nu de moeie- lijkheden, waarmede de zendelingen te worstelen heb ben. Als de zendeling maar zeggen kon, dat hij komt nit da kerk van Jezns Christus, dan geeft dit gezag en waardigheid. De kerk geeft daarbij levensvatbaar heid aan de zending. Gaat de geschiedenis der eerste eeuwen na. Niettegenstaande dat het ma teiaarsblotd met stroomen vloeide bleven de zendelingen werken. Spr. wees op Willebrordus, Bonifacius en andere eerste predikers in ons vaderland, en ontleende uit hunne waring het beeld van de trouwe vervulling der heilige plichten der zending. Wie zijn wij 1 Als men ons het evangelie niet had gebracht, dan zouden wij, evenals onze vaderen, nog knielen voor hout en steen. Doch nu mogen wij niet stil staan. Eerst als de volheid der heidenen zal zijn ingegaan en gansch Israel zal toe gebracht zijn, dan eerst is het werk volbracht. Eene groote verwachting hebben wij van de zending. Toen de zendingsfeesten pas werden georganiseerd, was het nog zeer treurig. China, Japan, de binnen landen van Afrika waren nog bijna geheel gesloten, maar er is verandering gekomen. De velden worden wit om te oogsten. Laat ons dan arbeiders uitzenden, naar Noord en Zuid naar West en Oost. Spr. eindigde met de opwekking, dat naar mate men zaait, men ook zal maaien. Alle volken moeten bekeerd en tot Christus gebracht worden. Alle onder scheid van geslacht en taal moet wegvallen, en het moet worden éene kerk, éene gemeente, de kurk de gemeente van Christus. Te 11 u. 15 m. sprak op de spreekplaats no. 3 dhr. C. Geel van Amsterdam over »de inwendige zendiDg in de achterbuurten". De spreker werd na het zingen van no. 7 vers 1, 3 en 2 ingeleid door ds. Chr. L. Laan uit Goes, nadat deze een gebed had uitgesproken. Spr. begon met te verklaren, dat de menschen in de groote huizen grootendeels te deftig zijn en hunne ware geaardheid verbergen. Zij bekommeren zich niet om hun ziel of die van anderen. De bordeelen en groote koffiehuizen, de duizenden maintenées worden onderhouden door de mannen van geld. Maar achter die grachten heeft men nauwe stegen zonder lucht of licht, welker huizen overbevolkt zijn. Hij schilderde de tooneelen, die daar te zien zijn, en verklaarde dat op de bewoners dier stegen tal van arenden azen, le. de kroeg2e. de snoepwinkel3e. de geldschieterhet pandjeshuisde voddenbaas het danshuis het sosia- lisme. Rome werkt met kracht, o. a. door de kinderen te vragen uit gemengde huwelijken, die in gestichten worden opgevoed. Daardoor worden zij in staat ge steld die paleizen van kerken te bouwen. Rome ijvert voor zijn geloof met een ijver een betere zaak waardig. Ook wij moeten ijveren, niet slechts door het evan gelie te verkondigen, maar door het zichtbaar te bren gen door onze ga ven. Weest verder liefderijk; die menschen zijn dsarvoor zoo dankbaarmaar zij moeten gewonnen woiden door het werk der liefde. Er wordt in Am sterdam en elders zooveel gedaan, maar nog niet ge noeg. Spr. deelde verscheidene voorbeelden mede van personen, die daden van liefde hebben verricht en van anderen, die voor God zijn gewonnen. Spr. is vooral werkzaam in den Duivelshoek te Amsterdam, waarin reeds vele goede stichtingen zijn verrezen en langzamer hand wint het Evangelie daar veld, al gaat het er soms nog Spaansch toe. Men vrage zich eerst af of men zelf verlost is en dan kan men zelf uitgaan tot verlossing van anderen. Daartoe wekte spr. op en bij drong erop aan, dat men onderlinge twisten zou staken om aan de groote hoofdzaak te arbeiden, nl. de zielen te redden van hen die afgedwaald zijn. Ten slotte sprak dhr. Geel een dankgebed uit en werd nog ge zongen het 2e vers van no. 18. Op spreekplaats no. 1 gaf te 1 uren de heer W. L. Jens van Utrecht verslag van de Hollandsche zendi ig op Ni uw-Guinea. Sp"., die zelf Zeeuw is als geboortig van Middelburg, deelde mede, dat het 25 jaar is geleden, dat da eerste zendeling uit Utrecht daarheen werd gezonden. Spr. schilderde het land en de bevolking van Nieuw-Guinea, het eerste als weinig herbergzaam, de tweede als heidenen in hun natuur toestand. Doch ook daar wordt het evangelie verkondigd en wel met goede vruchten. Vervolgens gaf spr. eene beschrijving van de reis naar Nieuw-Guinea en van het verschil in gebruiken, zeden en gewoonten bij de heiden- sche en de Christenbewoners. Ook geven de zendelingen daar onderwijs. Het is evenwel niet gemakkelijk het evangelie te verkondigen, want daartoe is eene groote voorbereiding noodig, omdat het volk eerst tot orde en re gelmaat moet worden gebracht, iets waartoe veel geduld noodig is omdat daar geen ordelijke regeeringsvorm is. Op verschillende posten komt een betere orde. Op andere ziet het er spaansch uit, maar dit is niet te ver wonderen, wanneer men nagaat, dat op eene ruimte 3 of 4maal grooter dan Nederland 5 personen werk zaam zijn. Ouk deelde hij mede, hoe de zendelingen dikwerf jeugdige slaven vrijkoopen om ze langs dien weg tot Christenen opteleiden, wat goed gelukt. Daarom moet het volk door zijne giften deze goede zaak steunen en de gelegenheid openen om er meerdere zendelingen heen te sturen. Te 1 uur werd op spreekplaats no. 2 door dr. P. Van Wijk Jr. van Rotterdam een overzicht gegeven van de zending in onze koloniën. Hij zou niet zoozeer een stichtelijk woord spreken, maar hij zou slechts feiten en cijfers noemen. Hij kon die opgaven niet aanvullen met verhalen, maar het was hem verzocht. Hij behandelde nu de verschillende Zendinggenoot schappen, beginnende met het genootschap der Mora vische broeders in West-Indië. Daar wonen de na komelingen van de zwarte slaven, die uit Afrika der waarts zijn gesleept, om de blanken rijk te maken. Te Paramaribo zijn reeds drie kerken naast de oor spronkelijke kerk gesticht. Die kerken hebben 30000 gekost, en daarbij moet men bedenken dat de negers zeer weinig verdienen. In Coronie moet een tweede kerk gesticht worden. Het geld is er. Het land is er zeer ongezond. De zendelingen sterven er meest alle door de gele koorts. In Suriname heerscht groote armoede door de sui kercrisis en daaronder lijden de arbeiders; maar de Christennegers steunen hunne broeders. Dat is een beschamend voorbeeld. Er zijn wel negers, die aan weerspannigheid lijden, maar er zijn er ook velen die Christus in waarheid als hun Heer belijden. In Oost-Indië werkt het Ned. Zendelinggenootschap. In de Minahassa is pen kostelijk arbeidsveld, doch dit veld is aan da Staatskerk overgelaten. Ulfers, Graafkind en De Lange zijn de laatste zendelingen van het Genootschap die daar werkzaam zijn geweest. Buitei de Minahassa heeft het Zendelinggenootschap ook een veld op Java en het heeft daar 4 zendelingen. Graaf Van Limburg Stirum heeft er eene reis heen gemaakt en is daar in aanraking gekomen met broeder Kremer. Wat hij daar gezien en ervaren heeft, heeft hem voor de zending gewonnen en nu doet hij alles voor haar. Met Kremer werkt daar Poensen. Het glanspunt is Modjo-Warno, waar Kt uit werkt en waar voor den bouw vaneen kerk 10000 is bijeengebracht. Kruit arbeidt veel voor zieken. De zendeling van wien het minst te zeggen is, is broeder Hoezoo die in Samtrang werkt. Hij is agent van het Bijbel-Genootschap. Onder de Christenen zijn vele landkrabben, omdat zij hun hart slechtten halve aan dtn Heer geven. Een laatste post is Savoe waar Tr. Her werkt met behulp van een hulpprediker. Naast het zendelinggenootschap werkt het genoot schap van Ermelo. Dit heeft broeder De Boer afgevaar- d gd, die hulp gevonden heeft van broeder Horstman van het Du tsche genootschap te Neukirchen. De doopsgezinde zending heeft een post op Java en daar werken vader en zoon Jansz. De vader is oud en werkt nu alleen aan de bijbelvertaling. Een groote moeielijkheid voor de bekeering van Mohamedanen is de wijze van rechtsbedeeling. Als een Mohamedian Christen wordt, verliest hij alle rtchten, recht op erfenissen enz. Een tweede post is op Sumatra doch zeer gering. Dan ook werkt op Java het Java-comité, gevestigd te Amsterdam. Het doet al wat het kan. De tijd drong spreker om verder slechts zeer vluch- t g te zijn en alleen de namen van de genootschappen te noemen, doch van welke hij geene bijzonderheden kon mededeelen. Ten slotte deelde hij mede dat er weldra eene zen ding-conferentie zal plaatshebben. Met een stichtelijk woord eindigde hij. Te 2 uren sprak dr. H. J. L. Poort van Hendrik Ido Ambacht over »de inwendige zending en het socialisme". Aanleiding nemende uit het woord van Jezus »ik bid u voor de mijnen, niet dat ze uit wereld genomen worden, maar dat zij in de wereld van mij getuigen", wees hij erop, dat de inwendige zending ook tegen over het socialisme de banier des kruises heeft omhoog te heffen en de kracht van het Christendom te toonen. Het socialisme is hetzelfde wat in het staathuishoud kundig systeem wordt gepredikt In drieerlei opzicht staat het Christendom tegenover het socialisme, en wel in de erkennisg der waarde van den mensch, in de verheffing van het gevoel en in de prediking van bet Godsrijk. Een aandachtige, beschouwing van het socialisme driDgt tot het werk van de inwendige zending. Het socialisme ten doel hebbende de omzetting van het privaat kapitaal in collectief kapitaalmoet in de oogen gezien, moet bestreden worden. De menschheid is tegenwoordig in twee groote helften verdeeld, de rijken, die in weelde leven en de armen, die in ellende hun bestaan voortslepen. De inwendige zending wil olie en wijn gieten in de won den der lijdenden. En terwijl het socialisme den rijke verwijt, dat zij ten koste van het bloed der arbeiders zich verrijken, moet de inwendige zending het oog doen richten naar het kruis. Het evangelie moet gebracht worden in de woningen der ellende, om tevredenheid te geven in plaats van wangunst. De kerk deed als de priester in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan en lie. de hulp en leniging over aan de inwendige zending Wanneer het socialisme menige beschuldiging uit bracht dan is er slechts éen wapen tegen en wel het gebed. Het socialisme staat tegenover Christus met zijne prediking voor gelijk recht, van aardsch genot enz. Als de socialist den Christen hoort prediken van den Christus, dan moet hij ten laatste voor dezen bukken. Als we daarover nadenken, dan verstaan wij het, dat wij geen recht hebben op het goed der naasten, maar dan zullen wij trachten om alleen ons over te geven aan God en Christus, en dan wordt er niet meer geklaagd over weinig genot, maar dan hoort men slechts het woordWat baat het ons, of wij de geheele wereld winnen en schade lijden aan onlfe ziel". Dan vindt m°n geen ruste dan in God alleen. Dan voelt men het dat men geen geld moet uitgeven voor hetgeen geen brood is, maar dan is het geen droom meer, neen dan is het werkelijkheid geworden, de eenheid, de gelijkheid, die het socialisme predikt. Het socialisme legt den Christen den wensch op de lippen en in het hart, dat wij ook even ijverig aan de inwendige zending zouden werken als de socialist zijne denkbeelden verkondigt. Een der meest interessante sprekers was heden zeker ds. H. Pierson uit Zetten, de onvermoeide strijder voor de Heldringgestichten, die te 2 uren op spreek plaats no. 2 eene rede hield over «de getuigenis, die van de Heldi inggjstichten uitgaat". Zijne rede weder te geven is schier ondoenlijk, daar zij grootendeels bestond uit talrijke voorbeelden van het goede, dat deze stichting reeds heeft uitgewerkt. Maar uit alles straalde de erkenning door, dat deze resultaten voor alles zijn te danken aan den zegen Gods, die niet ophoudt zich over deze stichting uit te storten en de spreker eindigde met den wensch, dat zijn gehoor het getuigenis, dat van de Heldringgestichten uitgaat zou hebben geboord en dat dit zou medewerken om die stichting den steun te verschaffen, waaraan zij be hoefte heeft. Te 3 uren trad op spreekplaats no. 1 ds. J. Osse- waarde van Sluis op. Hij sprak over de woorden: »Om niet ontvangen, om niet geven." Wij leven in een Christelijke maatschappij; doch dit wordt te weinig bedacht omdat wij steeds meer hooren van goddeloos heid en zedeloosheid. Toch is niet alles nacht, er zijn ook vele lichtpunten. Het evangelie is 18 eeuwen oud er is veel kracht van uitgegaan en dit is nog het geval. Het Christendom heeft zijn stempel op alle zaken in de maatschappij gedrukt. De goddelooze zelfs heeft er iets van in zich opgenomen. Wij hebben vrijheid van geweten, van spreken en denken en veel staat ons ten dienste, omdat wij leven in een Christelijke maat schappij. Dit alles moeten de heidenen en de zende lingen voor een groot deel missen. Wij zijn opgevoed onder de beademing des Kruises. Wij allen zijn gedoopt, wij worden voortdurend uit Gods woord toegesproken. Van dat alles hebben wij veel ontvangen; be duizenden aanhangers van Rome mogen het niet lezen, de Joden gruwen er van, de heidenen zijn er mede onbekend. Zou dan al wat wij hebben ont vangen ons niet dringen tot geven ten bate van de in- en uitwendige zending? Het evangelie is er, de blijde boodschap, dat Jezus een gewillig blijmoedig Zaligmaker is, is bekend. En wat hebben wij gegeven? Immers nog te weinig. Wat wij ontvingen was om niet, het is niet ons werk, dat wij leven in de Christelijke maatschappij en dat wij Gods genade deelachtig zijn geworden. Wat moeten wij geven Verlichting en beschaving maar vooraf moet het hart van den heiden worden gereinigd. Het doel der zending is het hoogste te geven, dat is het evan gelie van Jezus Christus, ja Jezus Christus zeiven. Wij hebben hem zeiven om niet ontvangenwij moeten hem ook om niet geven. In plaats van den heer A. C. 11. Van Bart van Breda, die op spreekplaats no. 3 te 3 uren zou spre ken over de mededeeling en inwoning des Geestes, doch die verhinderd was geworden, trad de heer ds. Troff van Eede op. Een zendingsfeest en een geneeskundige zijn twee zaken die niet met elkaar in verband staan. Hij zou spieken over ziekten en verdeelde die in langdurige en slepende ziekten. Het eerst leidde hij zijne hoorders naar Heemstede, waar zoovele zieken aan epilepsie bij ds. Creutsberg en freule Tedink Van Berkhout behandeld weiden. Soms vallen 5 of 6 tegelijk neer, stuiptrekkende en weenende, als onverwacht eene omstandigheid zich voordoet. De dienende liefde van de beida helpers is dan ook boven allen lof. Het ware wel te wenschen, dat er onder het gehoor waren die hen wilden ter zijde staan. Hij leidde daarna zijne hoorders naar de krank zinnigengestichten in de eerste plaats Ermelo-Veld- wijk, waar 70 lijders verpleegd worden. Een jongen zegtik moet vloeken. Een leeraar heeft zich willen verdiepen in de verborgenheid der Drieëenheid, en nu maar uitroeptDrie is geen éen, éen is geen drie. Wat zou de oorzaak zijn dat er zooveel krankzin nigen zijn Misbruik van sterkedrank, najagen van genot, wensch naar grootheid. Zij die het volk genot willen schenken, zijn de ware vrienden niet. Geld moet er maar voor zijn en zoo krijgt men al die treurige ervaiingen, die in het hoofd slaan. En nu de snelst verloopende, de acute ziekten, en hierbij komt meer de betrekking van dokter uit. Wat heeft de dokter en wat heeft de zieke te doen De dokter heeft den zieke beter te maken en de zieke heeft de drankjes te slikken. Maar er is meer te doen. God klopt door de ziekte aan de deur en zegtbereid u te sterven. Nu heeft Luther gezegd dat het een uur vóór den dood tijd genoeg is om zich te bekeeren. Een ander zei, dat dit wel wat laat was, maar Luther had gelijk, want wij weten de wijze van onzen dood niet, en dus moe ten wij altijd bereid zijn. Er is geen verkeerder plaats om bekeerd te worden dan een ziekbed, want dan heeft men te veel te doen met het lichaam. De dagen der gezondheid zijn er om ons tot God te bekeeren. Al blijft de dood soms lang uit, ééns komt hij en dan zal het te laat zijn, even als in de dagen van Noach. Noach had 120 dagen gepredikt dat de zondvloed zou komen, en niemand geloofde hem totdat de zondvloed werkelijk kwam. Het is nooit te laat zegt men, maar spreker verze kerde met een herinnering uit eigen praktijk, dat het wel te laat kan zijn. Het moet niet vergeten worden, dat wij met een rechtvaardig God te doen hebben, die ons roept en ons eeren wil. Spr. wilde ook nog iets van de vrouwen zeggen en wel van de vrouwen-dokters. Er is een vrouwendokter die tevens zendeling is in China, uit Amerika. Deze is geroepen om een vrouw van een Chineeschen prins te behandelen en de prinses heeft het evangelie ingedron ken en nu zijn er 26 staatsdames die het christelijk ge loof hebben omhelsd. Verder wees spr. op mrs, Beecher Stowe, door wie de slavernij in Amerika heeft opgehouden, en op de Engelsche dames, die predikten op de vloot en onder de soldaten, alsmede op eene HoUandsche dame van 30 jaar, die in Amerika aan de nachtzending doet. Deze laatste gaat uit om te zien of er hulp noodig is en brengt deze hulpbehoevenden tot God en tot Christus. Met een opwekking tot navolging besloot hij zijne toespraak. Ds. G. B. Oorthuis van Katwijk begon op spreek plaats no. 2 te 4 uren zijne toespraak over het Anker der hoop met de opmerking dat een anker wel niet op eene boomweide te pas komt. Doch spr. heeft sedert hij Zeeland verliet, dat hij nooit vergeten zal, altijd vertoefd aan de wateren, eerst van de Merwede, daarna van de Zuiderzee en nu van de Noordzee. Het is dus geen wonder dat hij een beeld uit de visscherij gekozen had. Maar het anker der hoop is eene bijbelsche uit drukking, en in die beteekenis is de ziel het scheepje, terwijl het anker niets anders is dan de zoendood van Jezus, die onze redding is en die de koorden vastmaakt aan zijne reddende liefde. En zoo zijn wij dan ver zekerd van onze eeuwige zaligheid. Het blijft de groote vraag echter, hebt gij het anker der hope reeds aan boord Want als men dat niet heeft, dan geeft het niets, al hadden wij zelfs duivelen uitgeworpen. Wat doen wij op dezen dag Wij maken een scheepje gereed en leggen in dat scheepje door het gebed al den arbeid der zending. En dan leggen wij daarbij zilver geld, goudgeld, muntbilletten, om het scheepje daarmee uittezenden, om zielen te winnen voor Christus onzen Heer. Maar als onze ziele niet vastzit aan het anker der hoop, dan zal het scheepje behouden aankomen en dan zullen de heidenen het ervaren, welke vruchten de zendingsdag van heden nog zou opleveren. Dit blijft dan ook het uitgangspunt en moet bet blijven. De uitgesproken wil van den Heer is dat men eerst gaat in de wereld om het evangelie te verkondigen aan alle creaturen. Wat zijn de heidenen toch leelijke menschen 1 Men kan begrijpen dat Darwin als hij de heidenen gezien heeft, de» mensch doet afstammen van de apen. En

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1887 | | pagina 2