4 De eigenaars of bezitters dier huisdieren zijn voor de overtreding van dit verbod verantwoordelijk. Art. 15. Gestorven of afgemaakte huisdieren worden door de eigenaars of bezitters zoo spoedig mogelijk op eene ge schikte plaats, minstens 50 centimeters onder den grond, begraven. HOOFDSTUK III. Tan drenkelingen. Art. 16. Behoudens het bepaalde bij art. 450 van het Wetboek van Strafrecht is ieder, die een drenkeling ontdekt, verplicht de middelen tot redding die in zijn bereik zijn, aantewenden en gehouden van zijne ontdekking zoo spoedig mogelijk kennis te geven of te doen geven aan den Burgemeester, aan den Comm. van politie of aan een agentof ter wachtkamer van politie de hulp in te roepen of te doen inroepen van eenen geneeskundige en zonder de tegenwoordigheid der politie af te wachten, te zorgen, dat de drenkeling zoo spoedig mogelijk worde opgenomen in eene herberg, zoo die in de nabijheid is, of bij gebreke daarvan, in eene der naastbij gelegen woningen of gebouwen. Art. 17. Ieder is gehouden een drenkeling op last der politie in zijn buis te ontvangen. HOOFDSTUK IV. Bepaling-en ter uitvoering en toepassing dezer verordening. Art. 18. De levensmiddelen waarop deze verordening betrek king heeft, zijn al de zelfstandigheden, die tot spijs of drank voor den mensch kunnen strekken of bestemd

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1887 | | pagina bijlage 4