7
Art. 27.
De eigenaars of bezitters van vee of huisdieren,
welke krachtens de bepalingen van hoofdstuk II dezer
verordening moeten begraven worden, zijn verplicht
aan de politie, op haar verzoek, aanwijzing te doen
van de plaats waar, en de wijze waarop, de begraving
heeft plaatsgehad.
Art. 28.
Afgekeurde levensmiddelen, afgekeurde visch, en
afgekeurd vee zullen op last van Burgemeester en
Wethouders worden aangehouden, opgeruimd en on
schadelijk gemaakt op de wijze als in art. 11 is voor
geschreven.
Art. 29.
In de politiewacht wordt een kist geplaatst, voor
zien van de noodige geneesmiddelen en is aanwezig
een exemplaar van de voorschriften voor de behande
ling van drenkelingen.
Op de plaatsen door Burgemeester en Wethouders te
bepalen en door een uiterlijk teeken aan te wijzen,
worden steeds dreggen of andere doelmatige reddings
middelen voorhanden gehouden.
Art. 30.
Aan de ambtenaren, colleges en commissiën, belast
met de uitvoering of het toezicht op de naleving van
een of meer voorschriften dezer verordening, wordt
de bevoegdheid verleend, en de last verstrekt, om de
woningen der ingezetenen huns ondanks, met inacht
neming der bepalingen van de wet van 31 Augustus
1853 (Stbl. no. 83), binnen te treden en wel voor die
van de artikelen 1, 4, 5, 8 en 17 ten alle tijde en
voor die van de artikelen 2, 9, 11, 12 en 13 tusschen
zons- op en ondergang.