1887. N°. 24.
Donderdag 24 Februari.
74sle jaargang.
WAARSCHUWING.
1
Politiek Overzicht.
GOESCII
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandao, Woensdaoi en Vkijdaoavokd
uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal, zoo binnen als buiten Soes, f 1,75.
Afzonderlijke nommers 5 ct., met bijblad 10 ct.
fn ons land vervoege men zich- voor Rotterdam aan het Algemeen Advertentiebureau
van NIJGH VAN DITMAR, en verder bij alle Boekverkoopers en Postdirecteuren.
COURANT.
De prijs der gewone advertentiën is van 15 regels 50 ct., elke regel meer 10 cent
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs sleebts
tweemaal berekend
Geboorte-, huwelijks- en doodberichten en de daarop betrekking hebbende
dankbetuigingen werden van 18 regels a f 1,berekend.
Dienstaanbiedingenniet meer dan 4 regels beslaande en contant betaald, 20 ets.
Aanvragen om en vermelding van liefdegaven 5 cents per regel.
Den ingezetenen wordt bekend gemaakt dat
de in deze gemeente sedert enkele weken
voorkomende ziekte, zich o. a. kenmerkende
door pijnlijke zwelling van het hoofd en
stijfheid in de ledematen, volgens mededee-
ling van den waarnemend inspecteur van het
geneeskundig Staatstoezicht voor Zeeland moet
toegeschreven worden aan het gebruik van met
TRICHINEN bezet varkensvleesch.
Op grond dat de aanwezigheid dezer dieren
in het menschelijk lichaam voor de gezond
heid hoogst nadeelige gevolgen
kan hebben, wordt men ten ernstigste gewaar
schuwd voor het gebruik van Varkensvleesch,
Ham en Worst, tenzij dat vóór het gebruik
goed gekookt of gebraden zij.
Voornoemde heer inspecteur verzoekt mij
er op te wijzen, dat bij het koken het vleesch
met koud water moet opgezet en langzaam
aan de kook moet worden gebracht, opdat
het door en door gaar worde.
Dit laatste moet bij het braden ook in het
oog gehouden worden.
Goes, 21 Februari 1887.
De Burgemeester van Goes,
J. G. DE WITT HAMER
(1417 Februari.)
De afgeloopen week was voor de 2e Kamer eene
week vol motiën en emotiën. In de eerste plaats toch
kwam Maandag aan de orde eene motie van den heer
Scha- pman, luidende«De Kamer, van «ordeel, dat
Ist wenschelijk is dat in de tabel, opgenomen in art.
VII van het ontwerp tot het in overweging nemen
van e n voorstel van verandering in de Additioneele
artikelen der Grondwet, de toepassing van het stelsel
der enkele kiesdistricten over het geheele Rijk worde
voorgesteld, gaat over tot de orde van den dag".
Deze motie was aanvankelijk (in de zitting van 8
Febr. jl.) in eenigszins anderen vorm ingediend, en
wel in zoodanigen, dat de Kamer aldra eene beslissing
op het belangrijk punt der enkele kiesdistricten zou
hebt, n moeten uitspreken. In de thans voorgestelde
moti- lag volgens dr. Schaepman die bedoeling niet;
zij eaf alleen te kennen, dat het wenschelijk was, dat
de Kamer bij de behandeling van art. VII der add.
artikelen in de gelegenheid gesteld werd over de al
of niet toepassing van het stelsel der enkele kiesdis
tricten over het geheele Rijk eene beslissing te nemen.
Terecht meende de Alkmaarsche afgevaardigde, dhr.
De Bruijn Kops, dat het doel, door deze motie beoogd,
beter kon verkregen worden door overlegging te vragen
van de uitgebreide gegevens, die de regeering omtrent
deze quaestie bezit. Hij stelde in dien geest eene motie
voor, doch dr Schaepman bleef de zijne handhaven,
o. a. op grond, dat door die overlegging van stukken
te veel tijd zou voorbijgaan en men dan bij de behan
deling der add. artikelen wellicht de Grondwetsherzie
ning zou moeten schorsen, teneinde eerst een sectie-
onderzoek intestellen naar een dan misschien van de
zijde der Regeering of van de Kamer ingekomen voorstel.
Dhr. Van Houten gaf zijne instemming te kennen
met de motie van den Bredaschen afgevaardigde, al
erkende hij, dat bij aanneming ervan, de regeering in
een eenigszins moeielijk parket zou komen, daar dan
van haar een voorstel werd gevraagd, waarvoor zij
zelve, uithoofde van de groote bezwaren daaraan ver
bonden, was teruggedeinsd. «Maar", zeide dhr. Van
Houten, »de regeering kan een vooistel doen, doch zij
behoeft het niet te verdedigen." nik vraag u, mijne
heeren'', antwoordde daarop dhr. Van Kerkwijk, »kan
eene regeering dan een voorstel doen zonder het te
verdedigen? Zoover is het gelukkig hier nog niet
gekomen." Bovendien merkte de afgevaardigde uit
Zieriksee op, hoezeer eene verdeeling van eene gemeente
in verschillende kiesdistricten een daad van groote
willekeur kan zijn; tot een daad, die op willekeur
berust, wilde hij de regeering niet provoceeren. De
motie van dr. Schaepman werd echter aangenomen
met 50 tegen 32 stemmen. Hierdoor verviel de motie
De Bruijn Kops en zoo kan van de regeering een voor
stel worden tegemoet gezien tot het verdeelen van de
groote steden in enkelvoudige districten, met deze
eenvoudige toelichting: saaDnemen of verwerpen, even
goede vrienden."
De algemeene beraadslaging over de Grondwetsher
ziening nam daarop een aanvang en daarmede kwam
een nieuwe stroom van motiën de Kamer binnen-
stuwen. Vooraan eene motie van dhr. Vermeulen, strek
kende om aan het voorstel van dr. Schaepman betref
fende wijziging van art. 194 de prioriteit te verleenen
vervolgens kwam dhr. Keuchenius, in het hameren op
eenzelfde aanbeeld zeer zeker ren evenknie van Catc;
aandragen met zijn reeds zoo dikwijls verworpen maar
daarom in zijn oog nog niet verwerpelijk voorstel, om
de Kamer met het oog op haar onvoldoend aantal
leden onbekwaam te verklaren tot het in overweging
nemen van Grondwetsvoorstellen. En eindelijk ver
scheen de heer De Geer Van Jutfaas met eene motie,
waarin de wenschelijkheid wordt uitgesproken om de
herziening tot hoofdstuk III (kiesrecht) te beperken.
Tegelijk met de algemeene beraadslagingen kwamen
deze motiën in behandeling en boewei met bijna wis
kunstige zekerheid kan worden uitgemaakt, dat al de
motiën zullen worden verworpen (dhr. Vermeulen trok
Donderdag de zijne reeds in bij gebrek aan sympathie
daarvoov op dit oogenblik bij zijne medeleden) en of
schoon bet even zeker is, dat schier ieder lid der Kamer
het standpunt heeft uitgekozen, dat hij bij deze her
ziening zal innemen, toch zijn er in de vorige week
reeds vier zittirigen aan de motiën en de algemeene
beraadslaging gewijd, zonder de discussiën daarover
tot een einde te brengen. Wij zullen de verschillende
sprekers in hunne beschouwingen niet allen volgen,
maar ons bepalen tot de meest belangrijke rede
voeringen, nl.die der heeren Lobman en Schaep
man.
Over wat de eerste sprak hebben wij in ons notn-
mer van 17 Febr. reeds eene enkele opmerking ge
maakt en zijne woorden: jzooals in 1848, zoo ook
thans", iaten geen twijfel over omtrent zijne bedoeling.
Waardig was het antwoord van den heer Gleich-
man, die, na op verschillende gronden de onjuistheid
te hebben aangetoond van de geschiedkundige be
schouwingen van den heer Lohman en eraan te heb
ben herinnerd hoe onverdraagzaamheid ten opzichte
van andersdenkenden bij onzen afgevaardigde en zijne
partijgenooten altijd voorzit, aldus eindigde:
sik vind het niet goed, dat men, tot welke partij
men ook moge behooren, het Huis van Oranje en de
gehechtheid daaraan maakt tot een punt van debat;
dat moet men niet doenmen behoorde aantenemen
dat de gehechtheid aan het Huis van Oranje staat
buiten en nog meer staat boven de partijen. Maar
niet ingaande op hetgeen de geachte afgevaardigde
daaromtrent met bet oog op den tegenwoordigen tijd
gezegd heeft, stel ik tegenover de reconstructie van
de geschiedenis door den geachten afgevaardigde uit
Goes, tegenover het standpunt door hem ingenomen
en aanbevolen, deze leus eene leuze waarmede ik
voor mij en ik geloof velen met mij gereed staan en
bereid zijn om het werk der Grondwetsherziening te
aanvaarden, eene leuze waaronder ik denk dat niet
weinigen ook buiten ons zich zullen scharen Met
Oranje voor de vrijheden des volks 1"
De redevoering door dr. Schaepman jl. Woensdag
gehouden was even belangrijk van inhoud als schoon
van vorm. Hoewel sprekende over de Grondwetsher
ziening in baar geheel, nam toch zijne beschouwing
over de uitbreiding van het kiesrecht daarin het groot
ste deel in. Hij wees erop hoe bij de toeneming van
de staatsbemoeiing ook de invloed van het geheele
volk op, niet het deel in, het staatsbestuur moet toe
nemen. Zoodoende verkrijgt men eene echte volks-
vcrtegenwoordiging, zelfstandig, vrij, de rechten en
vrijheden van het volk verdedigende, de belangen van
het volk vertegenwoordigende, maar toch naar eigen
eer en geweten sprekende. Het thans vigeerende kies
stelsel verdient at keuring én om den census, die een
volkomen willekeurigen grondslag vormt, èn om de
plaatselijke gesteldheid, die tot knoeierij moet leiden.
«Het is", zeide spr., »de mogelijkheid der partijbe
rekening, welke art. 76 schept, die het onmogelijk
gemaakt heeft, dat wij binnen de grenzen van art. 76
tot eene herziening van de kieswet konden komen".
Bovendien zou uitbreiding van het kiesrecht binnen
die grenzen het aantal kiezers van 128000 tot 180000
doen stijgen, wat zeker niet noemenswaard is. Maar
wat erger is deze Kamer bezit niet de sympathie van
het volk. Dit is een feit, waaraan men, hoe onaangenaam
het ook is, niets kan doen en dat dient te worden
weggenomenwanneer tusschen het volk en zijne ver
tegenwoordiging die zedelijke band ontbreekt, die maakt
dat het eerste in de laatste zijn beter deel beschouwt,
dan is hervorming noodzakelijk. Men bewere niet dat
Grondwetsherziening en kiesrechthervovming geen volks-
wensch is, omdat nn nog niet de geestdrift heerscht,
welke in 1848 was waartenemen. Ook to -n was de
geestdrift niet algemeen en waar zij nu nog niet zoo
in het oog spriDgt, daar vergete men niet, dat dan
toch sedert 1848 het volk meerdere vrijheden, meerdere
rechten heeft verkregen.
Zonder in délails te treden over de wijze waarop,
achtte dr. S. uitbreiding van het kiesrecht noodzake
lijk. Men vreeze niet voor de gevolgen. In 1848 was
men evenzeer beducht voor de rechtstreeksche verkie
zingen en is 's lands vergaderzaal niet altijd een plaats
van vrede en orde Maar het tegenhouden van her
vormingen kan noodlottig woiden; nu wij nog in
kalme tijden leven kan de Grondwetsherziening worden
besproken en er zouden toch feiten kunnen plaats
hebben, die den kalmste zijne kalmte deden verliezen.
Ook de vrees dat men met het stelsel der regeering
naar algemeen stemrecht gaat, acht dr. S. ongegrond.
Met het stelsel van 1848 is men ook nimmer tot het
uiterste gekomen, maar «wanneer het algemeen stem
recht komen moet, dan zal men het door een grond
wetsartikel niet tegenhouden integendeel, wanneer
het algemeen stemrecht tegen de Grondwet in komt,
dan behoede God het vaderlandmaar de Grondwet
zal het niet doen."
Ten slotte de quaestie der sociale wetgeving, waaraan
men zich zou kunnen laten gelegen liggen, als de
Grondwetsherziening werd verworpen. Ook dit kan
dr. S. niet beamen. Met eene Kamer, samengesteld en
in het leven geroepen zooats deze is, kan men niet
tot belangrijke sociale wetgeving komen. Men moet
eerst zorgen «niet dat er nieuw bloed in de Kamer
kome, want het bloed is goed genoeg, maar dat de
bloedsomloop worde verbeterd en versneld. Eerst dan
toch wanneer de Kamer ten volle met het volk in
betrekking zal staan, zal zij weten hoe te handelen."
Hij eindigde met de woorden, in 1848 door het Kamer
lid dhr. Mutsaers gesproken»elk kiesstelsel heeft
zijne bezwaren, omdat het absoluut goede niet is van
deze wereld maar het grootste bezwaar is de strijd
met den tijdgeest, de transactie met beginselen, de
miskenning van volksbehoeften en volkswenschen."
Hevig is de afgevaardigde van Breda over deze rede
aangevallen door de heeren Brouwers en Van Baar,
inzonderheid door den eerste, en waarschijnlijk zal zij
tot eene, althans tijdelijke, scheuring in de katholieke
partij in de Kamer aanleiding geven. Maar zeker is
het, dat de redevoering van den heer Schaepman een
der merkwaardigste is in dit Kamer-debat en dat hij
door zijne houding bij deze grondwets-discussiën blijk
heeft g> geven het belang van het vaderland vóór alles
op den voorgrond te stellen.
GOES, 28 Februari 1887.
Naar aanleiding van de hier heerschende ziekte
deelt men ons het volgende over trichinen mede
De trichine of haarworm (trichina spiralis) is een
kleine, parasitisch levende, worm, die tot volbrenging
van zijn levensloop twee dieren behoeft, waarvan het
tweede het eerste moet hebben opgegeten. Daarom
komt de trichine alleen bij vleeschetende dieren voor.
Trichineus varkensvleesch bevat in het spierweefsel niet
volkomen ontwikkelde haarwormen, die in een soort
van slaap leven, en omhuld zijn door een verhard be
kleedsel. Wanneer in znlk vleesch niet door zorgvul
dige koking de trichinen gedood zijn, en het wordt
door een mensch gegeten, dan heeft bij de inwerking
van het maagsap op de spijs een oplossing plaats van
het harde omhulsel, dat de trichine omgaf; het vrij
gekomen dier (darmtrichine geheeten) ontwaakt als het
ware, en begeeft zich in het darmkanaal. Na ruim
een week heeft vermenigvuldiging plaats. De talrijke,
kleine draadvormige wormpjes doorboren den darm-
wand en zoeken zich een plaats in het spierweefsel.
Zij schijnen zoowel door den bloedstroom als door de
beweging der spieren door het geheele lichaam ver
spreid te worden. Wanneer zij eenmaal een vaste
plaats verkregen hebben, nestelen zij zich in een spier
vezel, rollen zich spiraalvormig op, en scheiden een
omhulsel af, zoodat zij zich nu ongeveer in denzelfden
toestand bevinden als in het oorspronkelijke varkens
vleesch. In dezen staat, den zoogenaamden ingekap-
selden toestand, kunnen zij lang, jaren lang blijven,
zonder te sterven. Zij heeten dan spiertrichinen.
Wanneer het aantal trichinen groot is, werken zij na-
deelig, omdat ieder wormpje bij zijn inkapseling een
spiervezel vernietigt, en dientengevolge een gansche
spier kan vernietigd worden, hetgeen noodlottig moet
werken, wanneer deze spier een belangrijke verrichting
te vervullen had, bij voorbeeld, dienst te doen bij de
ademhaling De eenmaal ingekapselde, de zoogenaamde
spiertrichinedoet geen kwaad meer, zoodat, indien
de aangetaste persoon de periode der nesteling heeft
kunnen doorstaan, het gevaar grootendeels geweken is.
De spiertrichine van het varken derhalve geeft in
de ingewanden van den mensch aanleiding tot het ont
staan van darmtrichinen, wier jongen op hun beurt,
na doorboring van den darmwand, en nesteling in het
spierwe-feel, in spiertrichinen overgaan.
Van de darmtrichinen is het wijfje 3 m.M., het
mannetje 15 m.M. De spiertrichinen zijn wat kleiner.
Zooals de mensch besmet wordt door het eten van
trichineus varkensvleesch, is het varken zelf besmet
geworden door het eten van trichineuse dieren. Deze
zijn hoofdzakelijkmollen, muizen, en vooral ratten.
Deze laatsten zijn bewaarders van de eenmaal onder
hen bestaande ziekte, wijl zij vaak elkander opeten.
Als voorbehoedmiddel tegen de varkenstrichinose wordt
daarom aanbevolenratten en muizen uit de zwijnen-
hokken te verdrijven; te zorgen, dat de varkens de
uitwerpselen van andere dieren niet kunnen eten,
want ook de uitwerpselen van trichineuse dieren be
vatten vaak trichinen, te zorgen dat doode dieren niet
op de mesthoopen worden geworpen, waar varkens
komen, en diergelijke.
Om besmet varkensvleesch onschadelijk te maken
is langdurig koken noodig. De gewone toebereiding
is, vooral voor groote stukken vleesch, onvoldoende,
wijl het binnenste gedeelte alsdan niet op de tempe
ratuur van het water komt. Groote stukken moeten
minstens twee uren gekookt worden. Langdurig (d. i.
verscheiden maanden) liggen op ijs en zorgvuldige
rooking schijnt de trichinen eveneens te dooden. De
rooking moet echter tien dagen duren en het vleesch
eerst een maand gepekeld wezen.
Een denkbeeld van het aantal dier dieren kan men
krijgen uit het feit, dat in éen pond vleesch van een
mensch 700,000 trichinen gevonden werden.
De trichine werd in 1832 ontdekt te Londen door
Hilton in het lijk van een mensch en door den grooten
zoöloog Owen onderzocht. Toen werd echter niets van
haar ontwikkelingsgeschiedenis bekend. Deze is eerst
tusschen de jaren 1856 en '58 vooral door d« Duitscha
geleerden Leuckart en Virchow duidelijk gemaakt.
(Naar Schmarda en Van Beneden.)
Aan den heer Z. D. Van der Bilt La
M o 11 h e alhier is bij gelegenheid van het feest van
19 Febr. jl het eerelidmaatschap van het harmonie
gezelschap sConstantia" te Borgerbout aangeboden,
wat door hem dankbaar is aanvaard.
Kapelle. De heer P. Van der Kam, voorganger
bij de vrije Evangelische gemeente alhier, heeft besloten
aanstaanden Dinsdag bij gelegenheid der loting voor
de militie, zijn huis beschikbaar te stellen voor de
lotelingen, die aldaar kosteloos brood en koffie kunnen
bekomen.
Bij kon. besluit zijn benoemdtot dijkgraaf van
den Westerlandpoider G. De Jager; tot dijkgraaf
van den Sluispolder G. J. DeGraaff Az.
Zaterdagmorgen is op de werf der Kon. maat
schappij J De Schelde", te Vlissingen, de kiel gelegd
voor een stalen raderboot, welke voor de pro
vincie Zeeland zal worden gebouwd ten dienste van
den provincialen stoombootdienst op de Wester-Schelde.
De triple compound-machine en d stoomketel worden
op dezelfde fabriek vervaardigd.
De Staatscourant bevat de volgende bekend
making
De Koning heeft den ondergeteekende gelast, om
door middel van de Staatscourant, Zijner Maje-
steits hartelijken dank te betuigen aan autori
teiten, collegiën en particulieren, die aan Zijne Majesteit
hunne gelukwenschen hebben aangeboden ter gelegen
heid van Hoogst Deszelfs zeventigsten verjaardag.
's Gravenhage, 21 Februari 1887.
De Directeur van het Kabinet des Konings
Alewijn.
Onder den titel Oranje sterft niet komt in
het Utr. Dagblad het volgende voor
«Hoe smartelijk het op zich zelf zijn mege, ons
Vorstenhuis zonder mannelijk oir te zien blijven, zoo
moeten wij daaraan toch niet die beteekenis hechten,
alsof daarmede het Huis van Oranje uitstierf. Het
geen thans staat te geschieden, gebeurde waarschijn
lijk in 814 bij, of anders kort na den dood van den
eersten prins van Oranje. Willem met den jachthoorn,
die dit land, donr hem op de Saraceenen veroverd,
van Karei den Groote verkregen bad, en wiens 3
zonen vroeg schijnen gestorven te zijn, daar hij, zoo
ver men weet, aanstonds en anders spoedig door
zijne dochter Herimbrua werd opgevolgd, die Oranje
overbracht in het stamhuis van haren echtgenoot
Rollinus of Grosselinus, volgens sommigen heer van
Baux. Is hij dit niet geweest, dan heeft er later nog
een dergelijke overgang plaats gehad, daar Oranje tot
het einde der 14e eeuw aan dat huis behoorde, het
welk intusschen in 1393 met Raimund V ook uit
stierf, wiens dochter Maria, gehuwd met Johan IV
uit een jongeren zijtak der Bourgondische graven en
Heer van Chalons, het Prinsdom Oraüje aan haren
zoon en dus aan het huis van Chalons overbracht.
Ook deze Bourgondische graventak stierf uit, en wel
in 1530 met Philibert van Chalons, waardoor Oranje
overging op den zoon zijner reeds in 1521 overledene
zuster Claudia, die gehuwd was geweest met Graaf
Hendrik van Nassau. Door het kinderloos overlijden
van dezen hunnen zoon René, kwam, gelijk meer be
kend is. Oranje aan onzen Prins Willem den Zwijger,
zoon van Graaf Willem den Oude, den broeder van
Rer.é's vader, Hendrik. Nog eens ging Oranje na
den dood van Koning Willem III van Engeland op
den Frieschen tak der Nassau's over.
Onze jeugdige Prinses zal dezen titel, naar wij
hopen, evenzoo aan haren zoon kunnen overdragen.
Meer dan een titel is het niet, sinds den overgang
der souvereiniteit van l)et Prinsdom aan Frankrijk,